'Wie schaft er op de woorden?' Over de beschrijving en het beschrijvende bij Stijn Streuvels
(2002)–Tom Sintobin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 392]
| |
‘Over vijftig jaar zijn 't al andere mensen. Nog een pinte, bazinne!’.
| |
[pagina 393]
| |
Avonds maakt Jan kennis met zijn opvolger. Ze delen het bed in de stal tot Jan in de vroege ochtend vertrekt, nadat de boerin hem nog eens heeft binnengeroepen om zijn wonde te verzorgen en afscheid te nemen. De weg naar zijn ouderlijk huis in het zuiden lijkt eindeloos en loopt door onbekende streken. Het geschenkje van Netje is hij vergeten, maar hij durft niet terug te gaan. Pas wanneer hij, rond de middag, op een hoogte komt, begint hij het panorama voor hem te herkennen. Tegen de avond komt hij aan in zijn geboortedorp, waar niemand hem herkent. Hij stapt naar het huis van zijn vader, maar de deur is op slot. Wanneer hij bij Vina aanklopt, vertelt ze hem dat zijn vader al dagen geleden overleden is. Zijn broers hebben Jan het huis gegeven als erfdeel, en ze geeft hem de sleutel. Na een kort bezoek aan het troosteloze lege huis, gaat Jan resoluut naar de herberg. Hij verdrinkt al zijn geld en wordt na een nacht vol vreemde dromen wakker in de schuur van het café. De herbergier biedt hem werk op zijn akker aan voor een tijdje, wat gretig aanvaard wordt. Met het verdiende geld gaat Jan aan de slag in de geërfde woonplaats. Hij ondervindt de voldoening om voor zichzelf te kunnen werken. Elke zondagmorgen vergezelt hij zijn burin naar de kerk. Wanneer haar moeder op sterven ligt, komt Vina een aantal dagen na elkaar niet meer buiten. Tijdens de begrafenis spit Jan, deels uit medelijden, haar stukje land om voor haar. Na verloop van tijd beginnen de mensen te roddelen. De pastoor komt langs met het voorstel Vina ten huwelijk te vragen: “Dat ware niet slecht, me dunkt?!” (768). Jan twijfelt heel lang, maar het vooruitzicht iemand te hebben die voor hem zorgt en een aantal kinderen te kunnen opvoeden, lokt hem aan. Eindelijk verzamelt hij al zijn moed en vraagt haar op vrij stuntelige wijze ten huwelijk. Ze vraagt bedenktijd, maar de zondagavond stemt ze toe. Jan is blij maar gaat na verloop van tijd weer piekeren. Hij besluit bij Sofrenie om raad te gaan. Bij Hoste wordt Jan hartelijk ontvangen, en de boerin vindt het een goed idee om te trouwen: “dan is uw dompelen uit” (794). Nu kan hij met een gerust hart huwen. Hij trekt erop uit om zijn broers uit te nodigen voor het huwelijk, maar omdat ze niet thuis zijn keert hij onverrichter zake terug. Ze vieren dan maar met Dolf en de koeknaap van boer Vorster. Zijn huis breekt hij af en ze wonen samen in dat van Vina. Ze krijgen zes jongens die hen handenvol geld kosten, waardoor ze in geldnood geraken. Op een dag geeft Vina Jan drie vijffrankstukken om de schulden af te betalen bij Vorster. Jan verdrinkt ze in een café en wordt naderhand wakker in de gracht van de beek. De pastoor spoort hem aan terug naar huis te gaan en herstelt de huiselijke vrede. Zij | |
[pagina 394]
| |
krijgen een nieuw kindje, een meisje ditmaal. Jan gaat geld en zaad lenen bij Vorster, die hem na een tijdje voorstelt om zijn land te verkopen, vanaf dan het huis te huren en bij hem in dienst te komen tegen uurloon. Jan en Vina aanvaarden, blij dat ze uit de nood zijn. De vertelinstantie maakt duidelijk “Dat ze hun vrijheid verkocht hadden” (836). Het nieuwe kindje sterft, en kort daarna ook Vina. Jan blijft bij Vorster werken en ziet niet al te veel om naar zijn kroost. Hij hoopt dat Dolf, de boever op die boerderij, vlug doodgaat zodat hij zijn plaats zou kunnen innemen, maar er gebeurt niks, en van zijn moordplannen komt niets in huis. 's Winters ontslaat Vorster al zijn werkvolk, Jan incluis. Hij raakt opnieuw in financiële problemen. Dolf raadt hem aan om aan de boerin te zeggen dat hij de huishuur niet meer kan betalen, en hij krijgt de week daarna al werk aangeboden. Er wordt gestolen op de boerderij. Boer Vorster en Jan gaan 's nachts op wacht staan bij de voorraadkelder. Ze kunnen de dief grijpen, en de boer gaat vlug weg om een lamp om hem te identificeren terwijl Jan hem in bedwang houdt. Terwijl zijn baas weg is, ontdekt Jan dat Dolf de dief is en hij laat hem ontsnappen. De boer denkt dat Jan medeplichtig is en gooit hem van zijn boerderij en uit zijn huis. Jan gaat zich bedrinken en verhuist naar de kelder van een vervallen molen. Zijn zoons gaan weg als seizoenarbeiders in de steenovens. De pastoor komt hem opzoeken met de raad om Pee, de ezel van de net gestorven “ketser” (vrachtrijder), te kopen en Jan neemt deze functie inderdaad over. Hij wordt langzaam maar zeker blind. Elke dag hoopt hij dat zijn zoons hem zullen komen opzoeken en geld brengen. Op een dag is het zoverGa naar voetnoot196. Het blijken echter ontaarde knapen te zijn, die hun vader het leven zuur maken en zijn ezel verdrinken. 's Morgens hebben ze er spijt van, maar Jan besluit om terug te gaan naar de enige plaats waar hij ooit gelukkig is geweest: boer Hoste. Na een lange zwerftocht vindt hij de boerderij eindelijk terug. De boerin lijkt op Sofrenie maar ze herkent hem niet; het is namelijk een van de dochters en de oude boerin is al lang weg. De boer biedt de sukkelaar een slaapplaats “voor deze nacht” (885), en “met voldaan gemoed” (886) valt Jan in slaap in de schuur. |
|