Limburgsch sagenboek
(1938)–J.R.W. Sinninghe– Auteursrecht onbekend
[pagina 319]
| |
3. Weerwolven.De weerwolf (man-wolf) was reeds aan de oude Romeinen bekend: Virgilius spreekt er van dat een herder zich door middel van kruiden die aan de Pontus (Zwarte Zee) groeiden in een wolf kon veranderen. In onze sagen is van kruiden geen sprake, zij zijn vervangen door den weerwolfsriem of weerwolfshuid, die door den duivel verschaft wordt.
In 1609 liet de schepenbank van Roermond zekeren Johan van Uffelt, bijgenaamd Bijster, in hechtenis nemen, daar het gerucht liep dat hij een weerwolf was. Met Johan Prickelken, die eenige jaren tevoren te Maeseyck als weerwolf was verbrand, zou hij op pad zijn geweest, zoo zeide men. De schout van dat stadje legde echter voor de schepenbank de volgende verklaring af, waaruit blijkt dat men Prickelken gepijnigd heeft om meer van hem los te krijgen. ‘Ten tijde hij Scholtis is geweest te Maeseyck heeft hij doen apprehenderen eenen genant Johan Prickelken, welcher aldaer voir eenen werwolff gericht ende executeert is worden ende dat hij denselven ter pijnbancke gebracht hebbende, nijet alleen bij sijne bekentenisse van anfangh totten eijnde geweest sonder oick selver den voornoemden Prickelken alle d'interrogatorien heeft vorgehalden; verclaert verner dat derselver misdediger in sijne bekentenissen nijet ter werelt van den voirss. Johan van Uffelt heeft bekandt, daer vuyt men eenichsins denselve solde moegen suspect halden, dat hij oick een weerwolff sijn muchte.’ Hierop werd de gewaande weerwolf op vrije voeten gesteld.1) Dit is de eerste en laatste maal dat wij een weerwolf voor een Limburgsche rechtbank ontmoeten; het volk bleef echter voor en na aan hun bestaan gelooven.
*** | |
[pagina 320]
| |
Een jager was in het Fazantenbosch onder Ohé en Laak op de jacht, toen plotseling een vervaarlijke wolf uit het struikgewas op hem afkwam. De jager weerde zich dapper en het gelukte hem den wolf in de zijde te steken, waarop het beest de vlucht nam. De jager volgde de bloedige sporen van den gewonden wolf en die brachten hem naar een hutje in het bosch, waar een vrouw bezig was haar man, die aan de zijde gewond was, te verbinden. Dadelijk begreep hij, dat hij met een weerwolf te doen had gehad. Hij leverde hem over aan het gerecht, de man-wolf bekende en werd eenige dagen later levend verbrand.2)
***
In Kessel en op de Reuver trof men in de vorige eeuw ook den ‘weirwouf’ aan. 't Is nog al eens voorgekomen dat hij veulens, die 's nachts in de weide liepen, verslond.Ga naar voetnoot*) Ook liet hij zich dragen. Voor hij er op bedacht was voelde de eenzame wandelaar, die 's avonds door het bosch moest, een paar klauwen over z'n schouders, een loodzwaar gewicht op den rug en een heeten adem vlak bij zijn gezicht. Bij de mannen sloeg de weerwolf 't eerst zijn klauwen op de vestzakken, want daarin droegen zij gewoonlijk hun ‘kniip’. Slaagden ze er in het mes te grijpen en den weerwolf in de pooten te snijden, zoodat er bloed vloeide, dan verloor het dier zijn macht.3)
't Is omstreeks 1885 gebeurd. Een sterke kerel uit Einighausen werd in den nacht plots door den weerwolf overvallen, die zich wilde laten dragen. Maar hij greep 't beest uit alle kracht vast en droeg 'm de eerste, de beste boerderij binnen. Hier wist het zich los te rukken en kroop onder de kast. Met stokken en knuppels begon men er toen op los te beuken. 't Baatte niet. Eerst toen hij een flinken prik met een hooivork had gekregen viel zijn | |
[pagina 321]
| |
wolfshuid af en.... de stalknecht van een nabije hoeve stond voor hen.3)
Aan Vanbeulkenshof in Weert hing de weerwolf zich eens aan iemands schouders; hij was wel zoo zwaar als een kalf. De man, niet mis, nam zijn mes en stak stillekens 't beest in den buik. 't Bloed vloeide uit de wond en op 't zelfde oogenblik veranderde de weerwolf in een mensch. ‘Goddank,’ riep hij, ‘ik ben verlost.’4)
***
Te Blitterswijk woonde eens een weerwolf. Wanneer hij 's nachts uit weerwolven ging, deed hij een zwart haren wolfsvel om, dat hem om klokslag middernacht werd gezonden. Eenige vrienden wilden hem eens betrappen. Ze gingen daarom op een avond naar zijn huis en zette zich om den haard. De tijd verstreek. 't Liep tegen middernacht en daar niemand sprak van naar huis gaan, zweette de weerwolf water en bloed van benauwdheid. Hij wilde de deur uit, maar zijn kameraden hielden hem stevig vast, zoodat hij zich niet los kon rukken. Opeens, met klokke twaalf, viel het wolfsvel uit den schoorsteen op het vuur. De weerwolf begon te schreeuwen als een bezetene, maar 't hielp hem niet, en onderwijl brandde het wolfsvel. Toen er niets meer over was dan een handvol asch, riep de weerwolf: ‘Laat me nu maar los, want ik ben Goddank verlost.’ Het huis waar zich dit heeft afgespeeld is omstreeks 1870 gesloopt.2) Bronnen: 1) Maasgouw, I. 2) H. Welters, Limburgsche Legenden, I, blz. 38-39. 3) Jef Notermans in Nedermaas, VIII, blz. 72. 4) A. Harou in 't Daghet in den Oosten. XXI, blz. 61. | |
[pagina 322]
| |
|
|