Toen de man Gods alles vernomen had, sprak hij: ‘Blijf dezen nacht bij mij, ik zal God bidden, dat Hij mij openbare, wat gij doen moet om voor zulk een groote misdaad vergiffenis te verkrijgen.’ Na deze woorden knielde hij voor het altaar neer. Reginald knielde naast hem en zoo baden zij tot het begon te schemeren.
Toen de morgen aanbrak, zei de kluizenaar: ‘De hemel heeft mij dit ingegeven: gij zult, als een ootmoedig pelgrim, van hier uit gedurig naar het noorden gaan, tot gij geen aarde meer onder uw voeten hebt; daar zal u een teeken verder raden.’ Reginald antwoordde deemoedig ‘amen’, vroeg den heiligen man zijn zegen, trad voor de Godslamp, waar hij op bevel van den kluizenaar de haarlok van Alix in de vlam hield en tot asch liet verteeren.
Nu verliet hij de kapel en ging als pelgrim verder en verder, altijd naar het noorden. Met hem gingen twee gedaanten, aan zijn linker een zwarte en aan zijn rechter een witte. De zwarte hield hem de verlokkingen van de wereld voor, terwijl de blanke gedaante hem versterkte in zijn goede voornemens van boete en hem tegenover de genietingen van de wereld, de eeuwige vreugden van den Hemel stelde.
Vele weken waren er reeds verloopen, toen hij op zekeren morgen de groote wereldzee voor zich zag. Tegelijkertijd naderde een bootje, dreef aan den oever en een gestalte, die er in zat, wenkte hem en zeide: ‘Wij verwachten u!’ Daaraan herkende Reginald het teeken; hij steeg in het bootje, gevolgd door zijn twee begeleiders. Zoo voeren zij naar een groot schip.
Toen zij op het schip kwamen, verdween de gedaante en voer het schip weg, terwijl Reginald met zijn begeleiders in het ruim afdaalde. Daar stond een tafel met drie stoelen. Aan die tafel namen de gestalten plaats; de zwarte haalde ivoren dobbelsteenen te voorschijn en nu begonnen die twee te dobbelen om de ziel van Reginald.
Reeds zes eeuwen ijlt het spookschip zonder stuurman of roeiers over de groote wereldzee en even lang doen de beide gedaanten de dobbelsteenen rollen om Reginald's ziel. En zij zullen niet ophouden voor den Jongsten Dag aanbreekt.