| |
| |
| |
XI.
Als er concert van ‘Kunstmin’ was in Meerburg, dan rammelden 's avonds de ramen van de oude huizen in de nauwe straten, drie kwartier lang, van het lawaai der rijtuigen.
Die 't maar eenigszins doen kon ging per vigilante er heen; en de rijtuigen der Meerburgsche stalhouders waren zoo ruim, dat gemakkelijk twee of drie families konden combineeren en elkaar op het vijf minuten lange ritje afhaalden, om vervolgens vijf minuten in de queue te staan achter anderen, voor den ingang van de Societeit om daarna de vestibule te betreden, die voerde naar de vestiaire en de daarachter gelegen concertzaal.
De vigilantes ratelden dan weer weg om nieuwe vrachtjes en het geros en gedaver hield aan tot kwart over achten.
Dan kwam er 'n periode van uitgestorvenheid over het stadje, tot half elf, wanneer de rijtuigen op- | |
| |
nieuw lawaai begonnen te maken, tot eindelijk alle Meerburgers weer thuis waren gebracht.
De concerten van Kunstmin stonden in een reuk van deftigheid en degelijkheid, en het moesten wel zeer onafhankelijke naturen zijn, of beklagenswaardige argeloozen, die iets durfden aan te merken op hetgeen geboden werd en hoogelijk geprezen en bewierookt door den criticus van 't Meerburgsche Nieuwsblad.
Op de zaal kon Meerburg en Kunstmin terecht trotsch zijn; het was een bijna vierkante ruimte, hoog, steeds uitmuntend te ventileeren; geheel in 't wit gehouden met gouden biezen langs de paneelen en de muren en de consoles der cariatiden, die het balkon steunden.
De zolder was koepelvormig gewelfd, uit het midden van dien koepel daalde de groote lichtkroon en deze bouworde gaf iets tempelachtigs aan het geheel, dat wel stemmingsvol was.
Op het hooge podium, amphiteatersgewijze gebouwd, stond een rand van coniferen en palmen en daartusschen prijkten de busten van Beethoven, Bach en Schüler, de drie meest geliefde grootheden van Kunstmin.
Bij Zijlmans stonden ze gereed.
Ze zouden ook met een rijtuig gaan, brutaal gedurfde luxe van den vader en de moeder, welke
| |
| |
laatste 't echter goedpraatte in verband met het dure toiletje van Bertha en haar eigen beste kleeren.
Ze zag er bizonder goed verzorgd uit, de moeder; haar vleezig gezicht glom en bloosde van het wasschen met lekkere zeep, het nog dikke haar lag net gescheiden in twee helften daarboven, glansde van de haarolie, die ze er op gedaan had en het nog donkerder deed schijnen, dan het anders nog was.
De zwart satijnen japon spande glanzend over haar buste, waar de fijne gouden ketting op rustte die 't horloge bevestigde, ergens weggemoffeld tusschen de haakjes van het japonlijf. Een glimlach van zelfgenoegzaamheid speelde om haar mond.
Zijlmans, nog magerder dan anders, schonkig en bleek in zijn wat glimmende zwarte jas en 't glansloos gestreken boordje en front, keek bedrukter; hij voelde de zenuwachtigheid van Bertha op hem terugwerken en dat maakte hem stil, deed hem telkens onbewust zuchten.
Bertha's oogen stonden met vreemd-koortsige schittering in het smal-bleeke gezichtje.
De laatste week was een onafgebroken proef op haar zenuwen geweest.
Toen de reactie op het bezoek bij Schüler en diens koud-onverschillige houding wat bedaard
| |
| |
was en ze rustiger haar gedachten kon verzamelen, herinnerde ze zich eensklaps, dat ze in Frankfort onder leiding van Prof. Schwengel al eens een Brahms-concert voor piano had doorgemaakt, maar Brahms had natuurlijk meer dan een Klavier-concert geschreven en ze herinnerde zich opus noch toonaard.
Schüler had beloofd het 's avonds te zenden, maar de avond verstreek, zonder dat er iets kwam; den volgenden morgen kwam er nog niets; Bertha wachtte tot twaalf uur, stuurde toen de meid, die terugkwam met de boodschap, dat meneer nog geen tijd had gehad om te zoeken.
De eerste opwelling van Bertha op deze tijding was, om zich voor goed terug te trekken, maar de moed om 'n stap te doen, die zoo beslissend kon zijn voor haar toekomst, ontbrak haar.
Ze wachtte.
's Avonds om negen uur eindelijk werd de partij thuis bezorgd.
Met bevende handen maakte ze het pakje open; dan ontsnapte haar een kreet van blijdschap; ze herkende het concert, het was hetzelfde.
Meteen herinnerde ze zich nu, dat het bekend stond als een technisch zwaar werk, vol geraffineerde moeielijkheidjes en dat het daarom dikwijls als examenproefstuk voor het einddiploma van conservatoria werd opgegeven.
| |
| |
Destijds had ze het meermalen gespeeld tot groote tevredenheid van Schwengel.
Tegenover haar ouders had ze de teleurstelling niet geheim kunnen houden; haar rood behuilde oogen verrieden te zeer, dat er iets haperde.
Moeder Zijlmans had de portée van de zaak niet heelemaal begrepen, al schudde ze ook meewarig het hoofd, doch Zijlmans was wit geworden, toen hij 't hoorde.
En ineens met z'n vuist op de tafel slaande had hij geschreeuwd: ‘Je zult niet spelen... ik wil niet, dat je speelt, kind... dat... tuig... die schoeljes...!’
Bertha bevend, had hem gekalmeerd zacht betoogd, dat een retraite nu nog erger was voor haar reputatie, dan een desnoods gebrekkige auditie en ze kende dit stuk... wat Schüler niet bevroedde... zou probeeren of 't nog ging... nog zes dagen had ze... en immers als 't niet ging... dan kon ze zich nòg terugtrekken, desnoods op 't laatste oogenblik... aan een volslagen fiasco zou ze zich niet blootstellen...
Juffrouw Zijlmans had met veel instemming geknikt; ze begreep niet waarom haar man nu ineens zoo driftig werd. Als Bertha niet speelde, dan zou dat die goeie meneer Schüler zoo verschrikkelijk spijten en meneer Vergeer ook en meneer
| |
| |
Hasselaar en al die andere heeren, die altijd zoo vriendelijk voor Bertha waren.
Vader en dochter hadden maar gezwegen en Bertha was naar het salonnetje gegaan, had de lamp opgestoken en was gaan spelen.
En met een zucht van voldoening en verlichting was ze dien avond geëindigd; het ging nog... het zat nog in haar vingers... een enkel onderdeel behoefde nog wat speciale studie... en dan zou het gaan.
Alleen... en dat voelde ze met pijnlijke zekerheid... uit het hoofd spelen zou niet mogelijk zijn, ze moest de muziek voor zich hebben.
De volgende dagen hoorde ze niets van Schüler; eindelijk, twee dagen voor het concert, ontving ze een uitnoodiging om op de generale repetitie te komen.
Dus slechts éénmaal voor de uitvoering zou ze gelegenheid hebben om te repeteeren met orkest.
Toch glimlachte ze even als ze het briefje, een simpele kennisgeving, las.
Ze had gestudeerd die laatste dagen, dat haar vingertoppen tintelden, en ze wist nu, dat ze het technisch beheerschte.
Op de repetitie zelf, voor ze begon, was Schüler in 't oogvallend minzaam geweest, hij had haar toegelachen, op den schouder geklopt en vriende- | |
| |
lijkheden gezegd, die de anderen konden hooren.
Dan waren ze begonnen.
Bertha speelde zonder eenige aarzeling of fout met mooien vollen aanslag het eerste deel; een spontaan applaus en luide bravo's gingen op uit het orkest.
Schüler, voor z'n lessenaar, stond wat in elkaar gebogen; hij gaf geen enkel teeken van goed of afkeuring; zijn blik ging even loerend naar Bertha, dan tikte hij, om verder te gaan.
Het Allegro.
Toen kwam er een incident.
Bertha herhaalde een gedeelte, waar een uitdrukkelijk da capo stond, en het orkest repeteerde niet.
Schüler tikte driftig af.
‘Wat doe je...?’ vroeg hij, Bertha aanziende.
‘Ik speel, wat er staat,’ antwoordde ze met meer scherpte in haar toon, dan ze wellicht bedoeld had.
Het bloed vloog Schüler naar 't hoofd.
‘Wij repeteeren niet... 't concert is al lang genoeg...’ sprak hij wat heesch, terwijl hij recht voor zich uitzag op het orkest en meteen tikte om door te gaan.
In het derde gedeelte was het orkest een oogenblik in den war; maar Schüler tikte niet af, dirigeerde onverschillig door, ten einde toe.
| |
| |
Een heel zwak applausje brak nog even uit maar 't klonk gesmoord, maar half gedurfd; Bertha stond op, neigde vluchtig; ze zag even het gezicht van Vergeer, die achter zijn cello zat en een blik van verstandhouding wisselde met Schüler, die achter zijn hand gaapte.
Dan rolde ze haar muziek op en ging heen.
Ze beefde van hoofd tot voeten.
Voldoening voelde ze over het spontane applaus en het scherpe antwoord, dat ze gegeven had aan Schüler.
Maar met angstige zekerheid had ze nu ook zijn verklaarde vijandschap gevoeld, zijn haat.
En daarom had ze gebeefd voor den avond van heden.
Bertha herinnerde zich met hoeveel blijdschap ze zich 'n week of drie geleden had zitten verheugen op 't vooruitzicht van dezen tocht per rijtuig naar de zaal.
Een zegetocht had ze zich er van gedroomd, reeds dan, voor 't concert, om het interessante van haar persoonlijkheid, ‘de soliste’ van den avond...!
Nu zat ze naast haar moeder in de donkere vigilante, haar vader tegenover haar, en ze had het gevoel of ze reed in een begrafenisstoet.
Ze spraken geen van drieën, behalve dat juffrouw
| |
| |
Zijlmans een paar opmerkingen had gemaakt over de raampjes, die ze haars inziens wel eens mochten lappen, want 't vuil kleefde er aan en tevens veronderstelde ze, dat er heel wat stof zou vliegen uit de zitkussens van 't rijtuig, als je die es met een mattenklopper zou bewerken.
‘Waarom houen we stil?’ vroeg Zijlmans, die achteruit reed.
Bertha keek opzij.
‘We zijn bij de societeit,’ sprak ze met een beving in haar stem, ‘maar daar zijn andere rijtuigen voor.’
Ze zwegen weer, hoorden 't geratel der rijtuigen, die leeg wegreden om nieuwe vrachtjes, schoven telkens wat op.
Ineens zag Bertha 't licht van den ingang, een concierge deed 't portier open.
Ze wipte er vlug uit, hielp haar moeder, die lang met een dralenden voet zocht naar het uitstaptreedje en daar eindelijk zwaar op neerkwam.
Dan ineens stonden ze alle drie in de vestibule.
Bertha keek vluchtig-schuw rond.
Zou er niemand van het Bestuur zijn om haar te ontvangen?
Maar ze zag geen dier heeren en ze schoven al mee met anderen, de vestibule door, naar de vestiaire; daarachter zag ze door de geopende deur
| |
| |
in de zaal en op 't podium in de verte... den vleugel.
Een huivering trok over haar rug, deed haar kort rillen.
Dan hielp ze haar moeder bij 't afleggen van haar mantel.
Ze hadden gereserveerde plaatsen vooraan op de eerste rij; een solistenkamer was de societeitszaal niet rijk.
De zaal was al goed gevuld en toen ze door 't midden-vak naar voren schreden, hoorde Bertha een paar maal, dat de menschen 't over haar hadden.
‘Kijk... in dat lieve toiletje met die chrysanten... ja... dat is ze...’
Ze had zichzelf thuis ten voeten uit bekeken in den grooten spiegel en toch ook wel met voldoening gezien hoe smaakvol en eenvoudig tevens het toiletje haar stond.
Maar een fel-bittere gedachte welde in haar op, toen ze dat fluisteren nu hoorde.
‘Dat lieve toiletje met chrysanten...’
O zeker, haar optreden zou een succes zijn voor de naaister.
Op het podium waren ze al aan het stemmen; een paar der meespelenden, die ze kende, bogen; ze neigde terug, glimlachte even, triefelde dan wat verlegen aan haar handschoenen.
| |
| |
Ineens hoorde ze een gedruisch achter zich, boven de murmeling der pratende menschenstemmen uit en toen ze omkeek, zag ze in 't middenvak de Hasselaars komen met Stephan Wirski.
Overal stonden menschen op, om ze te zien passeeren.
Mevrouw Hasselaar was in 't wit satijn met een voor Meerburg ongehoord laag decoletté; ze had een schitterende parure in het haar en ze droeg zichtbaar de partituur, waaruit ze zingen zou, gebonden in rood marokijn.
Achter haar schreed Stephan Wirski, in rok, een ridderorde in het knoopsgat, klein, zelfbewust, met een glimlach als van vooruit geweten succes.
Daarachter volgde de groote figuur van Hasselaars professorale verschijning met zijn witte lokken en dikke brilleglazen.
Hij droeg de lila satijnen, met witte struis afgezette sortie van zijn vrouw over den arm, en de partituur van Wirski in de hand.
Mevrouw Hasselaar voerde al loopend een luid Duitsch gesprek met Wirski achter haar, die echter niet hoorbaar antwoordde en ze neigde en lachte en knikte onderwijl links en rechts naar de vrienden en kennissen.
Toen ze vooraan was gekomen bij de eerste rij
| |
| |
stoelen, zag ze vluchtig naar rechts, waar Bertha zat, draaide zich dan erg bewegelijk en schokkerig om en zei tot den zanger: ‘Ich glaube es ist am Besten, wir setzen uns hier...
Zu Befehl... gnädige Frau,’ sprak Wirski die glimlachend zijn tanden liet zien.
Ineens schoot Vergeer van 't podium op de Hasselaars en Wirski af; keurig correct in rok, onberispelijk gekapt en met een extra glans in zijn lorgnetglazen.
Een erg lacherig druk gesprek volgde; mevrouw Hasselaar's stem was hoorbaar door de heele zaal; Vergeer en Wirski stonden er glimlachend bij, wreven aldoor in hun handen.
Meneer Hasselaar stapte het podium op, om zijn contrabas te gaan stemmen.
Mia Melius verscheen, nog lichtelijk trekkend met haar eene been; ze stevende dadelijk af op Vergeer en de anderen, en bijna gelijktijdig kwam ook Schüler opdagen.
Hij doorliep het middenvak in de kalme bewustheid van zijn onwankelbare populariteit, groette en glimlachte naar alle zijden, tikte hier een leerlinge op den schouder, kneep er daar een glimlachend in de hand, bleef even staan bij de Beelmansen, met wie hij een kort praatje maakte en ging dan recht door naar voren, sloot zich ook aan bij Vergeer en de anderen, maakte 't
| |
| |
gesprek een oogenblik nog luider en lacheriger.
Maar zijn dirigententaak eischte hem dadelijk op; hij besteeg de trapjes van het podium; halverwege wendde hij zich eensklaps om, scheen in de zaal te zoeken, keek dan plotseling naar Bertha en knikte haar vriendelijk en verstandhoudingsvol toe.
Bertha neeg terug met een strak gezicht, keek dan dadelijk voor zich, zag een oogenblik later haar vader aan, die met z'n oogen vroeg. Bertha haalde haar schouders op.
Haar moeder begon te fluisteren over de japon van mevrouw Hasselaar en schatte het satijn op twaalf gulden de el.
Toen Bertha even later opstond, om te gaan verzitten, wijl haar moeder vreesde voor valsche plooien in haar rok, wierp ze een blik in de zaal achter zich.
't Was stampvol geworden, en nog kwamen er steeds menschen binnen; ze zag kolonel Verduyn met het briefje van de besproken plaats in zijn hand, zoeken; daarachter meneer en mevrouw Holkens, die blijkbaar erg in de achterhoede hun plaatsen hadden.
Toen ze weer zat, ging het schelletje al, dat orkest en koor naar boven riep en dadelijk stroomde
| |
| |
een bonte menschenmassa langs de podiumtrappen omhoog.
De dirigentenplaats was nog onbezet en Bertha zag nu ineens een lauwerkrans om den lessenaar hangen met witte linten er aan.
Zoodra koor en orkest hun plaatsen hadden ingenomen, besteeg mevrouw Hasselaar aan den arm van Vergeer, het podium, gevolgd door Stephan Wirski.
Bertha zag het eensklaps met een schok.
Mevrouw Hasselaar had bloemen gekregen.
Een applaus brak los in de zaal toen ze boven was gekomen; de zangeres glimlachte, neigde, legde haar bloemen naast zich, ging dan naast Stephan Wirski zitten, die weinig notitie scheen te nemen van het publiek en in zijn partituur bladerde.
Toen kwam Schüler uit de zaal naar boven, trad op zijn lessenaar toe, vond blijkbaar met groote verrassing en aandoening de lauwerkrans.
Een applaus daverde onmiddellijk bij zijn verschijnen uit de zaal en het orkest; ook de solisten applaudisseerden.
Schüler, met de krans in zijn hand, boog en glimlachte naar alle zijden, hief als met een vermaning een vinger op tegen Vergeer, wien hij als president van Kunstmin deze ongedachte verrassing weet, schudde dan blijkbaar nog even geroerd het hoofd en tikte.
| |
| |
‘Waarom krijgt-ie die lauwerkrans?’ hoorde Bertha achter zich fluisteren.
‘'t Is de negen en dertigste maal, dat hij op Kunstmin dirigeert,’ klonk 't antwoord.
Even later had de uitvoering van Brahm's Requiem een aanvang genomen.
Kunstmin beschikte over goede krachten, het koor was terdege geoefend, vooral de sopranen en alten waren voortreffelijk, terwijl de tenoren en bassen door toewijding en ambitie trachten aan te vullen, wat hun door numerieke zwakte ontbrak; het dilettanten orkest, versterkt met eenige beroepsmusici verrichtte verdienstelijk zijn zwaren taak en zoo was de uitvoering voor koor en orkest er ditmaal ook eene, waar Kunstmin eer mee inlegde.
Stephan Wirski voldeed goed, maar naast zijn vol mooi geluid, klonk het sopraantje van mevrouw Hasselaar pijnlijk schraal en scherp.
Wat ze aan stemmateriaal miste, trachtte ze goed te maken door de voordracht; telkens wierp ze al zingend het hoofd schuddend achterover en gilde zoo de noten er uit.
Een oogenblik was ze mis, doordat ze teveel bladen tegelijk van haar partituur omsloeg, maar Schüler redde handig, Wirski hielp, viel ineens zingende in, één maat slechts, dan was mevrouw Hasselaar weer terecht en zong ze verder.
| |
| |
Na die aria juichte het publiek dubbel, zooals het dit ook pleegt te doen, als een kunstemaker zijn zwaarste toer eerst een paar keer laat mislukken, om ten derde maal het blijkbaar dan toch wel ongehoord moeielijke, schitterend te volbrengen; maar bovendien was aan een groot deel van het publiek het ongelukje van mevrouw Hasselaar ontgaan.
Bertha, die, muzikaal als ze was, door de muziek weer dadelijk geboeid werd, had de fout mee gevoeld als een vergissing van zich zelf; ze kleurde er van en bewonderde tevens de koelbloedige en handige wijze waarop Schüler het had weten te redden.
In de pauze, toen de zaal voor driekwart was leeggeloopen naar de koffiekamer, trad Vergeer als president van Kunstmin op Bertha toe, groette wat beschermend en uit de hoogte de moeder, want Zijlmans zelf was ook een glas bier gaan drinken, en maakte een praatje; vroeg of ze er erg tegenop zag... en of ze soms iemand naast zich wilde hebben voor 't omslaan?
Maar Bertha bedankte, sloeg liever zelf om, zei echter, dat ze het aanbod waardeerde, en heel vriendelijk vond.
Toen, na een oogenblik, ging Vergeer weer heen.
| |
| |
‘'n Vriendelijke man toch altijd...’ zei juffrouw Zijlmans.
Bertha knikte zwijgend.
De pauze duurde niet lang en voor alle menschen weer op hun plaatsen zaten, was de kindersymphonie van Haydn al begonnen.
Bertha voelde zich telkens huiveren.
Als dit nu voorbij was, en ze wist het, het duurde niet lang, dan moest zij optreden en daar aan dien vleugel plaats nemen; ze begon al met haar handschoenen uit te trekken, humde even een kriebeling weg in haar keel.
Dat gezicht van Schüler gisterenavond, toen ze zoo bruusk antwoord gaf... ze moest er nu vooral om denken, dat ze niet repeteerde... dat gedeelte... verbeeld je, zoo'n intermezzo op een uitvoering... op een debuut nog wel... om te sterven... want 't publiek begrijpt niet aan wie de fout ligt... geeft dadelijk de schuld aan de solist, als er iets hapert.
Ineens schrok ze op door 't losbarstend applaus: de kindersymphonie was uit.
Ze zag Schüler buigen en lachen... lachen... 't was immers maar een muzikale scherts... daar paste geen strak gezicht bij.
Bertha moest even diep ademhalen.
| |
| |
‘Nou jij kind...’ sprak haar vader zacht, terwijl hij haar even in den arm kneep.
De jongens en meisjes, die mee hadden gewerkt aan de symphonie, verlieten luidruchtig met groote sprongen het podium.
Het praten der menigte roesde weer door de zaal.
Bertha voelde, dat ze steenkoude handen had; ze wreef ze over elkaar, kneep in haar vingertoppen om ze te laten gloeien, probeerde of ze wel lenig waren.
Telkens kneep er iets in haar, wat de adem deed stokken, dan rilde ze met een schokje.
Hoor, daar ging het belletje voor het orkest! Nu ging het komen.
Moest ze opstaan?
Ze zag naar opzij, waar 't bestuur zat, met de familie Hasselaar en Wirski en Mia Melius.
De orkestleden klommen op, begonnen te stemmen.
Ineens voelde Bertha, dat ze klappertande.
‘'k Ben zoo koud,’ sprak ze zacht met een rillinkje.
Zijlmans knikte haar bemoedigend toe: ‘'t Gaat wel over als je speelt...’
Schüler beklom de trappen van het podium ging voor zijn lessenaar staan.
Plotseling zag Bertha toen Vergeer voor zich; de schittering van zijn lorgnetglazen vlak bij haar
| |
| |
gezicht; hij had een bouquet van witte asters en tuberozen met venushaar in de hand, bood haar dat aan, presenteerde meteen zijn arm.
Juffrouw Zijlmans siste van bewondering over de prachtige blommen; Zijlmans slikte een paar maal iets weg.
Bertha voelde zich gaan naast Vergeer langs de menschen van de eerste rij, de enkele trapjes van het podium op, tot bij den vleugel. Daar zette hij haar muziek op den lessenaar, maakte een buiging en liet haar alleen.
Even stond ze rechtop, zag in de groote zaal beneden haar, tegen de honderde gezichten, vreemd rood en wit, die haar aanstaarden.
Een vriendelijk applaus brak er uit los: ze boog even, neigde ook nog naar Schüler, die wat stuursch terugknikte.
Bijna dadelijk daarna liet hij het orkest beginnen.
De orkestpartij stond met kleine nootjes in haar eigen partij aangegeven.
Ze volgde met strakke aandacht.
En ineens had ze forsch in de toetsen gegrepen en speelde ze de introductie.
Een gevoel van vreugde kwam over haar... wat had ze ook te vreezen... ze beheerschte het immers... maar niet denken... niet denken...!
De prachtige Ibachvleugel van Kunstmin sprak makkelijk aan en de mooie klank van het instru- | |
| |
ment riep haar muzikale begaafdheid vanzelf wakker... ze durfde zich geven, en de welluidende muziek zong heerlijk in de groote zaal.
Na 't eerste deel klaterde even een applaus op; een stem riep luid: ‘Bravo!’ maar dadelijk werd er gesist om stilte: Schüler was onmiddellijk met het allegro begonnen.
Bertha voelde zich rustiger, moest even glimlachen om Schüler's truc om applaus te smoren... 't kwam wel terecht... straks aan het slot, dan kon hij 't niet meer beletten...
'n Oogenblik later parelde het allegro onder haar rappe vingers; opwekkend, tevens lustig thema, dat ze speelde met voorliefde, om de blijheid, die er uit klonk.
Even flitste het door haar geheugen, dat ze er nu vooral om denken moest, niet te repeteeren. Dadelijk na de point-d'orgue forsch, attaca, overgaan op het scherzando.
Ze speelde.
Maar eensklaps, toen ze 't aanvangs thema van dat scherzando forsch liet uitzingen, hoorde ze dat het orkest mis was... nog even speelde ze door... Wat gebeurde er...?
Plotseling zag ze Schüler van zijn lessenaar afvliegen terwijl 't orkest bleef doorspelen.
| |
| |
Hij boog over den vleugel heen; ze zag zijn gezicht vlak bij het hare en ze hoorde z'n stem scherp en gejaagd fluisterend:
‘Repeteeren...! M'n God, repeteer dan toch dat allegro...! Het staat er immers...!’
Ze werd doodsbleek.
‘Repeteeren...?’ stamelde ze bevend, ‘en u zei...!’
Maar hij sloeg al driftig haar muziek terug, siste... ‘Nee... nee... nee...! Hier... hier...! Gauw maar...’ dan was hij weg.
Bertha staarde op de muziek, hoorde 't geluid van 't orkest als een onontwarbare kakofonie... dan weer de sissende stem van Schüler... luider nu en ongeduldiger...
‘Letter F... Letter F...!’ en 'n oogenblik daarna, als ze totaal er uit bleef, nog boozer en luider: ‘Letter G... G... letter G...!’
Ineens zag ze die letter in de muziek en daar dadelijk, als mechanisch, greep ze weer in de toetsen en speelde ze door... maar 't orkest was nog achter... het sloot niet... ze zag, dat Schüler ophield met dirigeeren,... z'n schouders ophaalde... ze speelde nog door, het derde deel ten einde toe, maar ze was alle zelfbeheersching kwijt, struikelde in de vlugge passages, sloeg telkens mis; het orkest kon niet meer volgen, was dan een kwart voor, dan achter...
| |
| |
Zoo kwam het einde.
Bertha bleef even als verwezen zitten.
Dan stond ze op, hoorde een zwak, dadelijk verstervend applausje in de zaal... even boog ze nog,... zag de menschen al opstaan, in jacht om weg te komen. Dan daalde ze alleen de podiumtrapjes af, moest zich grijpen aan de leuning, voor een plotselinge duizeling.
Onderaan stond haar vader, die toe was geloopen, zijn hand uitstak om haar te helpen en haar dan zachtjes meevoerde naar haar moeder.
Door de leegstroomende zaal woei al een kille tocht van buiten.
‘Kom... weg... weg...’ sprak Bertha, als haar moeder, toen ze naderde, nog even glimlachend bleef zitten en bewonderend zei: ‘'t Was prachtig kind... prachtig...!’
Ze schreden terug door de middengang, achter de anderen aan.
‘Je bloemen... je vergeet je bloemen...!’ sprak juffrouw Zijlmans stilstaande.
‘Nee...’ antwoordde Bertha, bijna onhoorbaar en ze duwde haar moeder zachtjes verder.
Tien minuten later reden ze in hetzelfde rijtuig naar huis.
Juffrouw Zijlmans was trotsch en tevreden, be- | |
| |
greep alleen niet, dat Bertha die bloemen nou liet liggen... maar 't was prachtig geweest en die dames achter haar hadden nog gezegd: ‘Wat een mooi toiletje heeft ze an... waar zou dat gemaakt zijn?...’ en ik zee dadelijk: ‘Bij juffrouw Geering mevrouw... nou daar keken ze van op... bij de eerste naaister van Meerburg... dat weten ze allemaal... dat kost item zooveel...!’
Bertha sprak niet.
Het licht van een straatlantaarn viel even op haar weggetrokken bleek gezichtje.
Zijlmans keek naar zijn dochter, zag, dat ze haar oogen gesloten had, maar onder de wimpers uit zakten de tranen op haar wangen.
Hij zocht in het donker van het rijtuig haar hand en hield die vast, tot ze stilhielden voor hun huis.
|
|