verzoeken; ja, naast mijn vrouw en mevrouw Beelmans... zoo... hm waar is de pianiste...?’
Hij bracht de hand aan zijn brilleglazen, tuurde kippig rond.
‘De pianiste... juffrouw Zijlmans... Waar is die... Die hebben we toch zeker ook gevraagd...?’
‘Die is al naar huis meneer...’ zei een bediende, die met champagne aan kwam dragen.
‘Och ja, die is natuurlijk maar gauw heengegaan na zoo'n fiasco...!’ riep Mia.
‘Och... ik had bepaald met haar te doen,’ zei mevrouw Hasselaar. ‘Bepaald... ik vond het zòò zielig...’
‘'t Was niet te redden,’ sprak Schüler.
‘Dat 's ook eens, maar nooit weer!’ riep Vergeer.
Schüler haalde zijn schouders op.
‘Ik heb 't je wel gezegd... ze is een leerling van Schwengel... maar jullie wilden het...’
‘Nee dat schaap presteert nies...’ zei mevrouw Beelmans, ‘ze knoeit... en 't ging soo falsch, ik werd er koud van... betoel betoel koud...’
Ze zaten nu allemaal.
Hasselaar gaf een wenk.
Bedienden schoten toe en presenteerden champagne.
Hasselaar hief zijn glas op, tikte er tegen, begon te toasten.
‘Dames en heeren...’
Voorjaar 1913.