Beschrijving van het eiland Curaçou
(1868)–G.J. Simons– Auteursrechtvrij
[pagina 100]
| |
Eeredienst, onderwijs en nuttige instellingen.De bevolking te Curaçou bestaat uit Hervormden, Lutherschen, Israëlieten en R.-Katholieken, die er allen gelijke rechten hebben en eene of meer kerken bezitten. Vroeger bezat de Hervormde en Luthersche gemeente ieder een kerkgebouwGa naar voetnoot1), doch toen bij eene vijandelijke landing der Engelschen in 1804 een der gloeiende kogels, waarmede de stad werd beschoten, het kerkgebouw trof en het een prooi der vlammen werd, hadden hunne godsdienstoefeningen voorloopig in het gebouw der Hervormden plaats. Daar de Luthersche gemeente echter te klein was en men geen kans zag om met eigen fondsen een nieuwen tempel te stichten, vervoegde men zich in 1816 tot Z.M. koning | |
[pagina 101]
| |
Willem I, met verzoek dat van 's landswege het vernielde gebouw hersteld mocht worden, doch dit verzoek werd van de hand gewezen, en nu had er dan in 1825 eene vereeniging der beide gemeenten plaats, die later bij koninklijk besluit bekrachtigd werdGa naar voetnoot1). De aldus saamgesmoltene godsdienstige gezindheden, onder den naam van Vereenigde Protestantsche gemeente, heeft twee leeraren, waarvan de een tot het Hervormd, de ander tot het Luthersch kerkgenootschap behoort, en volgens de laatste officiëele opgave in 1862 bevat die gemeente ruim 2055 belijders. Een kerkeraad behartigt hare belangen en bestuurt de eeredienst. Twee der leden van den kerkeraad nemen de betrekking waar van administrateurs der kerkefondsen. Op elken zondag morgen wordt er geregeld te 9 uur godsdienstoefening gehouden, waarbij men het gezangboek der Evangeliesch Luthersche gemeente in Nederland gebruikt. Gewoonte en vooral het klimaat hebben langzamerhand er toe meêgewerkt den kerkdoop af te schaffen, zoodat deze eene groote zeldzaamheid is en altijd aan huis wordt bediend, even als ook de inzegening van het voltrokken burgerlijk huwelijk, die echter ook soms nog in de kerk geschiedt. Met eere moge het gezegd worden dat er tusschen de beide vereenigde gezindheden de grootste harmonie bestaat. | |
De israëlietische eeredienst.Deze is thans te Curaçou verdeeld in eene Portugeesche en in eene Nederlandsch Hervormde Israëlietische eeredienst. Vroeger maakten zij slechts ééne gemeente uit, die in 1862 831 zielen telde, doch voor een paar jaren begon de wensch naar hervorming van den godsdienstigen ritus, die reeds vroeger bij enkelen zich had doen kennen, in meerderen te ontwaken met dat gevolg, dat op den 26sten Mei 1865 26 hoofden van huisgezinnen, te zamen 86 zielen aanbrengende, wegens gemoedsbezwaren zich van hunne andere geloofsgenooten afscheidden. Op den 4den Juni daaraanvolgende constitueerden zij zich tot eene maatschappij, en bij gouvernementsbesluit van den 12den Mei 1865 werd die vereeniging onder den naam van Nederl. Herv. Israël. gemeente als wettig erkend. Zij is meer of min gevestigd op den grondslag der Herv. Israël. gemeente in de Vereenigde staten van N.-Amerika, en de ritus overeenkomende met dien, welke in den tempel Emanuël te Nieuw-York in gebruik is. Het doel dezer gemeente is verheerlijking en uitbreiding van het geloof aan een eeuwigen God; de | |
[pagina 102]
| |
Israëlietische eeredienst van koud formalisme te zuiveren en meer in overeenstemming te brengen met de eischen des tijds. Zij karakteriseert zich niet minder ook daardoor, dat zij aan de rabbinale wetten geen goddelijken oorsprong toekent. Een vasten predikant, evenals hare Portugeesche zustergemeente, bezit zij nog niet. Alleen heeft zij een vasten voorlezer, en van tijd tot tijd treedt op den sabbath deze of gene der leden op, om in de Engelsche, Spaansche of Hollandsche taal tot de vergadering een stichtend woord te sprekon; iets wat aan de verhooring van Mozes bede doet denken: ‘Och! of al het volk des Heeren profeten ware en de Heere Zijn Geest over hen gaveGa naar voetnoot1)’. Hunne zamenkomsten worden tot dusverre nog altijd gehouden in een daartoe ingericht particulier gebouw, doch door de uitbreiding der gemeente, wier zielental nu reeds tot 197 is geklommen, werd er op den 17den December 1865 door den voorzitter der gemeente, den heer I.A. Jesurun, de eerste steen gelegd voor een eigen tempel, wiens aanbouw op pl.m. 40 000 gl. is geraamd en waarvoor in December jl. aan vrije giften, mede van protestanten, de belangrijke som van f 22 240 reeds voorhanden was. Ook is bij gouvernementsbesluit van den 7den Juli 1864 hun toegestaan, om even als de Portugeesche gemeente een eigen begraafplaats te hebben. De eeredienst der Portugeesche gemeente is voor het meerendeel ingericht, gelijk het bij die gemeente in Nederland is. Vroeger meer dan vijftig jaren zonder rabbijn geweest zijnde, is er voor 10 jaren een uit Nederland overgekomen, die aan het hoofd der gemeente staat, de eeredienst bestuurt en bij afwisseling in de Nederduitsche of Portugeesche taal predikt. | |
De roomsch-katholieke eeredienst.De R.-Katholieke bevolking alhier bestaat uit ruim 16 250 zielen, welk getal zeker oneindig minder zou zijn geweest, indien vroegere slavenhouders gevolg hadden gegeven aan het voorstel, om hunne slaven of de kinderen van deze in de Hervormde kerk op te nemen, waaraan zij echter door een kwalijk geplaatsten trots geen gehoor hebben verleend. De R.-Katholieke geestelijkheid vond daardoor voor haren arbeid een ruim en gemakkelijk te bearbeiden veld en heeft daardoor hier ook de talrijkste gemeente. Het apostolisch vicariaat van Curaçou omvat de eilanden Curaçou, Bonaire, Aruba, St. Eustatius, het Ned. gedeelte van St. Martin en Saba. Er zijn 13 statiën met 14 kerken, waarvan 6. op Curaçou met 2 kapellen. Tijdens de Spanjaarden dit eiland in bezit hadden, waren herwaarts kath. missionarissen gezonden, om de Indianen in het christen- | |
[pagina 103]
| |
dom te onderwijzen. Zij bereikten hun doel volkomen, zoodat, toen de Hollanders eene eeuw later deze kolonie innamen, er uitsluitend de R.-Kath. godsdienst beleden werd, en zij twee kapellen vonden, eene in de nabijheid der St. Anna-baai en eene waar zich thans de plantage St. Barbara bevindt. Nadat vele Spanjaarden en Indianen naar de naburige vaste kust waren gevlucht, schijnen er op het eiland geene priesters geweest te zijn, en het is niet waarschijnlijk dat er voor 1704 alhier een bepaalde of door het Hollandsch gouvernement erkende priester geweest is. In dat zelfde jaar kwam echter alhier een geestelijke van de orde der Jezuïeten, gen. Michaël A. Schabel, geboortig uit Boheme, en oefende er de godsdienstige functiën uit. Zeven jaren later werd hem nog een andere priester, Petrus Piquerije, als medehelper toegevoegd, welke laatste door Bruno Pauwels werd opgevolgd, die in 1722 nog in geestelijke bediening wasGa naar voetnoot1). Overigens begint de rij doopboeken, in de pastorie der St. Anna kerk met zorg alhier bewaard, eerst met het jaar 1739 onder den Eerw. heer Petrus Cloeck, die dus de eerste vaste Hollandsche pastoor schijnt te zijn geweestGa naar voetnoot2). Hij werd opgevolgd door Theod. ten Oever, die in 1759 de pastorale functiën nog waarnam. Sedert is de R.-Kath. gemeente alhier geregeld bediend geworden. De eenige R.-Kath. kerk, die zich vroeger op het eiland bevond, was niets anders dan een klein onbeduidend huisje in de nabijheid der tegenwoordige St. Anna-kerk. Deze werd in 1752 onder den pastoor Michel Grimon begonnen en kon eerst, wegens gebrek aan fondsen, in 1769 door den toenmaligen pastoor Arnold Maubac voltooid wordenGa naar voetnoot3). Het getal katholieken der St. Anna-parochie wordt op p.m. negen duizend zielen gerekend. De tweede Katholieke gemeente, die op Curaçou is opgericht, ligt in het westelijk gedeelte des eilands, op 6 uur afstands van de St. Anna-baai. Deze kerk is aan den H. Joseph toegewijd en dagteekent van 1829. De R.-Kath. bevolking aldaar wordt op 2200 zielen geschat. De derde alhier gebouwde kerk, gelegen in het oostelijk gedeelte | |
[pagina 104]
| |
des eilands, is toegewijd aan den H. Rosa en is in 1840 voltooid geworden en bevat ongeveer 3000 R.-Katholieken. De overige drie gemeenten op dit eiland zijn in het midden en in het westen gelegen: nl. die van St. Marie, in 1847 opgericht, met 2100 katholieken; van St. Willebrordus in 1849 met 1000 katholieken; van St. Petrus, opgericht in dat zelfde jaar, met een gelijk getalGa naar voetnoot1). Bij de kerken in de buitendistrikten zijn gewijde kerkhoven, evenals die aan den Rooden weg en in de nabijheid van Pietermaai en den berg AltenaGa naar voetnoot2). Behalve door een geestelijke van den 1sten rang, die als bisschop aan het hoofd staat, worden de belangen der R.-Katholieke bevolking nog waargenomen door 6 geestelijken van den 2den rang, door 7 onbezoldigde priesters en 54 zusters uit het hier gevestigde gesticht van liefdadigheid. | |
Onderwijs.In deze kolonie vindt men 3 lands- en verschillende particuliere scholen, die door een aanzienlijk getal leerlingen worden bezocht. Het onderwijs op de landsscholen, waarvan circa 450 kinderen gebruik maken, is kosteloos en wordt door het gouvernement betaald. Ook zijn er enkele bewaarscholen, alsmede scholen bij elke kerk in de buitendistricten, waarin door zusters van liefdadigheid aan de kinderen gratis onderricht wordt gegeven in het lezen, schrijven, rekenen en aan de meisjes ook in de noodzakelijke handwerken. Buitendien heeft de R.-Katholieke gemeente - gelijk reeds gemeld is - aan de Spaansche zijde nog een gesticht met kapel, waarin zij aan kinderen van het vrouwelijk geslacht van onderscheidene godsdienstige gezindten onderwijs geven. Vroeger bestond hier nog een R.-Katholiek seminarie met eenige jeugdige theologanten, doch dit schijnt opgeheven te zijn. In het Hebreeuwsch wordt aan de kinderen der Israëlieten onderwijs gegeven door een Israëlietisch onderwijzer, daartoe voor eenige jaren uit Holland overgekomen. In 1863 werden de verschillende scholen door 795 jongens en 1055 meisjes bezocht. Op de private scholen werd aan 244 jongens en 94 meisjes onderricht gegeven. De dagschool van de Soeurs de Charité werd door 319 meisjes en de zondagsschool door 130 bezocht. | |
[pagina 105]
| |
Op de scholen in de buitendistricten werd er door 115 jongens en 132 meisjes, op de bewaarscholen door 196 jongens en 310 meisjes en op de landsscholen door 240 jongens en 70 meisjes onderwijs genoten. Vooral bepaalt zich het onderwijs, dat op de scholen gegeven wordt, tot het aanleeren der Engelsche, Spaansche en Fransche talen. Tot dusverre waren dan ook velen, die hunne kinderen middelbaar of hooger onderwijs wilden laten geven, in de noodzakelijkheid hen naar Europa te zenden. Of de eerlang te openen nieuwe inrichting van onderwijs, onder den naam van Collegium Nederlandicum, in die behoefte geheel of gedeeltelijk zal voorzien, zal de tijd moeten leeren. Ook hiervoor zal het noodig zijn dat men zich de spreuk concordia res parvae crescunt bestendig herinnere. De scholen staan onder toezicht van eene schoolcommissie, die verplicht is ze van tijd tot tijd te bezoeken en ook de examina moet afnemen dergenen, die alhier eene school willen openen, indien zij daartoe van elders nog geene acte bezitten. Vergelijkt men het tegenwoordig getal scholieren bij dat van voor 10 jaren, dan is er een belangrijke vooruitgang zichtbaar, daar het bijna de helft meer is. Zeker een gelukkig teeken des tijds! | |
Nuttige instellingen.Onder de instellingen, die inzonderheid bijdragen tot de vermeerdering van het volksgeluk, geloof ik de Weeskamer en Spaar- en Beleenbank wel het eerst te mogen noemen. Het collegie der Weeskamer is samengesteld uit één lid van den kolonialen raad, die als president fungeert en jaarlijks door den gouverneur benoemd wordt, wijders den administrateur van financiën, een ingezeten en den weesmeester als leden, terwijl de boekhouder tevens secretaris van het collegie is. Minstens eenmaal in de maand komt het bijeen, ter behandeling van zaken; in spoed vereischende gevallen wordt de behandeling bij non-cessie afgemaakt. De weesmeester aanvaardt namens het collegie alle onbeheerde en abintestato-boedels, waarvan de erfgenamen of onbekend zijn, of zich buitenslands bevinden. Onder de administratie der Weeskamer komen alle gelden van minderjarigen of daarmede gelijkstaande personen, tenzij door de erflaters eene andere administratie is aangenomen. Ter administratie bovendien worden in ontvangst genomen alle gelden van particulieren, zoo er nl. gelegenheid tot plaatsing is. De ambtenaren der Weeskamer worden door het bestuur der kolonie benoemd, doch door de kamer zelve bezoldigd. De inkomsten der Weeskamer bestaan uit 2 pct. van de te | |
[pagina 106]
| |
beleggen kapitalen, uit 5 pct. commissie van boedels en uit ½ pct. overwinst van particuliere kapitalen. Alle gelden ter Weeskamer in administratie, worden uitgezet tegen 6 pct. rente p. jaar, terwijl door de Weeskamer van die uitstaande hypotheken aan den lande 1 pct. als belasting wordt betaald. Aan de particulieren wordt echter maar 4½ pct. p. jaar betaald, zoodat het half percent overwinst ten bate der kas van de Weeskamer is. Op den 1sten Januari 1866 werkte de Weeskamer met een kapitaal van f 1 099 090.74. Het gebouw, dat in 1862 geheel hernieuwd is, behoort aan de instelling, en het archief bij haar berustende loopt sedert het jaar 1709. Bij de Nederl. Portugeesche gemeente alhier bestaat ook een Weeskamer, die voor de Israëlieten gelijke strekking heeftGa naar voetnoot1). Zij staat onder het bestuur van twee directeuren, door den gouverneur te benoemen, en drie parnassijns, die door de gemeente gekozen worden. Na de scheiding der Portugeesche en Ned. Herv. Israëlietische gemeente is bij koninklijk besluit, d.d. 6 Juli 1865, no. 399, aan laatstgenoemde vrijheid gegeven, de belangen harer leden bij voorkomende gelegenheid aan de Algemeene Weeskamer toe te vertrouwen. Spaar- en beleenbank. De directie bestaat uit een president, die ieder jaar gekozen wordt, een vast bezoldigden boeken bankhouder en 18 leden, waarvan 5 tot den raad van admistratie behooren. Bij aandeelen van f 15 in 1850 opgericht, hebben deze binnen den tijd van 16 jaren de waarde van f 375 p. stuk verkregen. De spaarbank heeft over 2500 boekjes een kapitaal van meer dan f 200 000. Zij geeft 3½ pct. interest p. jaar en neemt 6 pct. De beleenbank neemt panden van f1-100 waarde tegen 12 pct., van f100-500 waarde tegen 8 pct., boven de 500 tegen 6 pct. terwijl zij ook voor laatstgenoemden interest hare kapitalen weer uitzet. Wijders kan men onder de nuttige instellingen rekenen de verschillende maatschappijen van weldadigheid. Zoo bestaat er eene bij de Israëlieten, in 1839 opgericht, eene onder de Protestanten die, in 1856 opgericht, 89 leden telt en eene onder de R.-Katholieken sedert 1830. Aller doel is weldadigheid uit te oefenen, zooveel mogelijk in de behoeften der armen te voorzien, en inzonderheid wordt door de eerste gezorgd dat de kinderen der armen gekleed en gratis goed onderwijs ontvangen. Uit vrijwillige giften en bijdragen heeft in 1852 de R.-Kathol. gemeente zich ook nog een fonds verschaft, waaruit men bij over- | |
[pagina 107]
| |
lijden der armen de onkosten voor begrafenis en kist bestrijdt. Onder alle loffelijke en voor het volk nuttig werkende instellingen kan men ook de drie Protestantsche begrafenisfondsen alhier rekenen. Zij verkeeren in bloeienden staat, worden goed geadministreerd en hebben aan menig huisgezin reeds groote diensten bewezen. In 1807 werd er door den heer Paddenburg, destijds onderwijzer alhier, ook nog een departement tot Nut van 't Algemeen opgericht, dat uit 25 leden bestond, doch toen in 1827 de dood hem wegnam, is ook de instelling, die door verspreiding van geschriften, voordrachten enz., nuttig en aangenaam werkte, weder te gronde gegaan. Dan moet ik nog noemen de beide vrijmetselaars-loges de Vergenoeging en de Igualdad, waartegen de R.-Katholieke geestelijkheid wel zeer onverdraagzaam schijnt, maar die toch ook haar nut hebben, al was het maar hierin, dat zij hen verbroedert, die licht in het gewone leven elkander anders vreemd zouden blijven. Ten slotte wijs ik op de onlangs opgerichte kostelooze maatschappij, onder de zinspreuk: ‘Let op uw einde.’ Zij heeft ten doel afschaffing en vereenvoudiging van de kostbare en kostelijke begrafenissen, waardoor menigeen zich soms diep in schulden steken moet. Hoogst wenschelijk is nog de inrichting van een wees-, een oude mannen- en vrouwenhuis, alsmede een beter etablissement voor krankzinnigen en de met de vreeselijke ziekte der melaatschheid besmette personen. Doch wat het stichten van de beide eerste inrichtingen betreft, zulks stuit op zoovele moeielijkheden af, dat daaraan vooreerst niet te denken valt, en men zich voor alsnog maar moet te vreden stellen met weezen en ouden van dagen bij bijzondere personen te besteden. Wat de beide laatste gebouwen betreft, daaromtrent zijn betere uitzichten geopend. Voor een nieuw krankzinnigengesticht heeft de regeering nl. f 30 000 toegestaan. Over datgene sprekende wat bijdraagt tot volkswelvaart en volksgeluk, is het misschien ook hier de plaats om de alhier bestaande geneeskundige commissie te noemen. Zij heeft het toezicht op en regelt alles wat met de geneeskunde in betrekking staat, neemt examina af van degenen die het vak van geneeskunde willen uitoefenen, terwijl ook het bestuur in vereeniging met deze commissie, bij voorkomende gelegenheid, maatregelen tot quarantaine neemt. Aan een geschikt quarantaine-etablissement is evenzeer behoefte als aan de oprichting eener medische politie. Moge de nieuw benoemde gouverneur zich den dank der weldenkende bevolking verwerven door beiden in het leven te roepen! |
|