Het dank-offer der verloste Kerk voor de verheffinge van hare Koninglijke Majesteiten William de III en Maria de II tot koning en koninginne van Engeland, Schotlant, Vrankryk, en Yrlant. enz.
(1680)–Simon Simonides jr.– Auteursrechtvrij
[pagina 34]
| |
Tot Koning en Koninginne van Engelant, Vrankryk, en Yrlant. &c.
| |
[pagina 35]
| |
Soo vast aan een gestrengt, dat list, noch boos gewelt
Dien bandt verbreken sal! Juight Gode: nu dien Helt,
(Die sonder bloedt, den kaal-geschooren hoop deed' wyken,
Wet-schennis, dwinglandy, en Dagon uit uw Ryken)
Van Rijcx-Voogt Koning werdt, en sijne Gemalin
Maria Stuart der drie Ryken Koningin
Van 's Rijcx-vergadering werdt vreugdig uitgeroepen.
O Neerlant! looft uw Godt, die door uw Oorlogs-troepen,
En Scheeps-magt uwen Lant en Zee-voogt soo verheft,
Dat gansch Euroop' door hem, haar heil, en doel-wit treft.
De Leeuw' schud sijne maân, sal moedig 't hooft opbeuren,
Te water, en te lant, den Haan sijn kam afscheuren,
(Soo 't Hem behaagt by wien is d'opperheerschappy)
Europa wert verlost van Vrankryk's tiranny,
En bondt-breuk; schep maar moedt, o trouwe bondt-genôten!
Soo temtmen den Louis, den Stouten met den Groôten.
Dat wist die Wilhem wel, die op sijn luymen legt,
En als een Fabius dien Annibal berecht.
Juygh Distel, Harp, en Roos! Juygh Britten! Juygh Hollanders!
Uw vreugt is algemein; wel aan! plant eere-standers
Ter eer van Isrels Godt, en hem, dien elk ontmoet
Met eerbiedt, en ontsag, en Koninklijke groet.
O Hoog-gedugte Godt! die wond'ren doet op wond'ren
Soo groot, met kragt, die als veel donder-slagen dond'ren
In's waereldts oor! uw wil alleen maakt arm, en ryk,
Vernedert en verhoogt, stort neder in den slyk
| |
[pagina 36]
| |
En tilt weer uit den kuil, kan van den troon afstôten,
De Koningen van kroon en scepter haast ontblôten,
Om and'ren in hun plaats te setten op den Troon;
Vliet Jakob Stuart weg, verwerpt hy volk, en kroon,
Sy sal d'Oranje-Vorst met sijn Mary wel passen:
De nydt, die mag van spyt, en raserny wat bassen,
En snaterbekken, O! de Kroone-deeler vraagt
Naar al dat keffen niet, dewijl 't hem soo behaagt.
Gelukkig Brittenlant! wie kan uw heil bepâlen
D'Oranje vreugde-son met koninklijke strâlen
Op Withal schijnen sal: buigt uw vry voor hem neer,
Die gloôr van Neerlants staat, uw Koning, Opperheer.
Gesegent Londen! dat nu daaglijkx sult aanschouwen
Uw schoone Koningin, dat hooft-sieraad der Vrouwen
Wier deugd en Godvrugt is de waereld door vermaart,
Maria Stuart in de naam, maar niet in aart,
En by Elisabet met regt te vergelijken:
(Soo gaat de deugt ten laast met de eer-prijs heenen strijken)
Maar Hollants Leeuwe-tuin de Oranje bloem is quydt,
En Britze roos; wat raad? 't geluk werdt niet benydt
Dit Vorstelijke Paar, dat noit ons sal vergêten
Noch dulden, dat door magt van 't Beest wert afgesmêten
Den hoet der vryheit van ons vry-gevogten hooft,
Of Gods-dienst, 't waardste pant van Staat, en Kerk verdooft.
't Naburig Englant singt met Hollant vreugde-sangen,
Europa na den dag der kroning sal verlangen,
| |
[pagina 37]
| |
De Kerk sal bidden, dat o Koning! Koningin!
Uw Rijk bestendig zy veel jaaren uit, en in,
Dat Yrlant sonder bloet te storten neer mag buigen
Voor uwen Scepter, en met diep eerbiedt betuigen
Uw Koninklijk gesag, en met sijn harp-geklank
D'aarts-konink in sijn Hof toebrengen lof, en dank:
Dat Hy, die 't al bestiert den hoogmoet wil bedwingen
Van Land'- en Kerk-vyant door uwe dappre klingen,
O trouwen Gideon, Heldhafte Josua!
O Moeder Israëls, getrouwe Debora!
O juistgevoegde tweê! Jehova wil uitstorten
Sijn Geest in beider hart, en spaâ u leven korten
Tot Sions tempel-bouw; en soo 't na wenschen gaat,
Hy schenk u Koninklijk, en God-geheiligt zaat,
Hy doe des levens-kroon hier namaals soo bestrâlen
U beider hooft, dat gy voor 't Lam moogt zege-prâlen
Op saal'ge troonen in der uitverkoornen staat
Met onverderffelijk, en eewig vreugt-gewaat.
|
|