Het dank-offer der verloste Kerk voor de verheffinge van hare Koninglijke Majesteiten William de III en Maria de II tot koning en koninginne van Engeland, Schotlant, Vrankryk, en Yrlant. enz. (1680)
Opdragt aan den Eerwaerden, Godzaligen, Hooggeleerden Heer, de Heer Johannes Vollenhove.
Dr. der H. Godgeleerdtheit, en Bedienaar des Goddelijken Woordts in s'Gravenhage.
OVollenhove! gy verschaft een vollen Hof
Van deugdelijke soort vn bloemen, welker stof
Het schrale Hippokreên tot zanglust op doet wekken.
Het hof, en stadt, en kerk, staag zuiv're honingh trekken
Uit uw doorwrogte leer, uw wijsheit en verstandt
In 't preêken, schrijven, klinkt alom door Nederlandt:
Uw yver, godtvrucht om Godt tempel-bou te stigten
Met waarheids liefde, en deugt, voor niemandt hoeft te swigten:
Uw digt-geest roemt elk een, vol swier, en hoogen trant
En saak op saak daar by, dat recht de kroone spant.
De aloude vrientschap met uw Amptgenoot gehouden,
(Mijn zaal'ge Vader) die wy meer als eens herbouden,
En die mijn 's Moeders huis noch daaglijks ondervindt,
Gunt my vrymoedigheit, O man, van elk bemindt!
[pagina 2]
[p. 2]
Om uw dees blad'ren als een dank-pligt opo te dragen:
Mijn Heer! soo gyze dult: wat hoef ik veel te vragen
Na viesheit van dees tijdt, die doch wat knib'len moet,
En meest in Poêzy, al was die noch soo goet.
De stof, ik twijfel niet, of sal uw wel vermâken
't Is van d'Oranje Vorst, dien niemant oit kan lâken,
En Godts alwijs bestier, en vinger, en sijn handt
In Wilhem, Henrik's reis van hier na Brittenlant,
Hoe hy van Rykx-voogt na verdienste heen ging strijken
Met Kroon, en Scepter van drie weergaloze rijken
Met zijne Gemalin, die brave Rijcx-Princes,
Die haren wandel richt na d'Opper-Koning's les.
Leef lang aan 't Haagsche Hof, en dan hier namaals boven
In't eeuwigh Paradijs, in't Hemelsch Hof, der Hoven.