en levenden God moogt toevertrouwen. Zijt dan in Cristus Jezus getroost, want na den winter komt de zomer en na den dood het leven.
O! mijne zuster, verheugt u, dat gij eene dochter uws lieven Vaders zijt! Welhaast zal het toegezegde erf zijner heerlijke beloften hier zijn, het is nog om een kleine wijl te doen, spreekt des Heeren woord, en Hij, die komende is, zal komen, en zijn groot loon zal met Hem zijn.
De almachtige, barmhartige God en Heere, voor Wien gij uwe knieën te Zijner eere gebogen, en Hem naar uwe zwakheid gezocht hebt, geve u een lijdzaam en geduldig hart, een dragelijke pijn, eene liefelijke verkoeling, eene genadige wederoprichting of godzalige ontbinding, door Jezus Christus, dien wij te zamen met u, lieve zuster, en kind in Christus Jezus alle dagen verwachten.
Vervolgens versta ik, hoe gij dikwijls door een geweten vermoeid wordt, omdat gij niet in zulke volkomendheid wandelt noch gewandeld hebt, zooals de Schrift het ons aanwijst. Waarover ik dit navolgende tot u, getrouwe zuster, schrijf, tot eene broederlijke vertroosting, en dat met het eeuwige woord des Heeren en Zijn eeuwige waarheid; nl. ‘de schrift, zegt Paulus, heeft alles onder de zonde besloten’. Gal. 3:22.
‘Voorwaar, daar is geen mensch op aarde, zegt Salomo, die goed doet en niet zondigt.’ En op eene andere plaats: ‘De rechtvaardige zal zevenmaal vallen, en opstaan’: Spreuken 24:16. Ziet ook Exod. 34:6; Psalm 143:2.
‘Wij allen zijn als een onreine en al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed’, zegt Jesaja, en Jezus Christus betuigt: ‘Niemand is goed, dan een, namelijk God,’ Matth. 19:12. ‘Dat ik niet wil, doe ik,’ spreekt Paulus, en ‘wij struikelen allen in vele’. Jakobus 3:2, en Johannes zegt: ‘Indien wij zeggen, dat wij geen