Tractaten over den doop, het avondmaal, enz.
(1892)–Menno Simons– Auteursrecht onbekend
[pagina 66]
| |
Brief van Menno Simons aan de Broeders en Zusters te AmsterdamGa naar voetnoot*).Jezus zeide tot Martha: Ik ben de opstanding en het leven; die in Mij gelooft, zalleven, alware hij ook gestorven. En een iegelijk, die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Uitverkorene Broeders en Zusters in den Heere! terwijl ik hoor, dat het vuur der pestilentie rondom u al hard begint te branden, zoo ben ik door liefde gedrongen, die ik u en allen vromen toedraag - terwijl ik weet, dat alle vleesch zich voor den dood ontzet en dat het sterven onzer vrienden voor de natuur hard valt - om ulieden, die met het hemelsch licht beschenen en tot de gemeenschap van Christus geroepen zijt, met een kleinen troostbrief te bezoeken; opdat gij toch nu en altijd met alle vlijt des Heeren toekomst moogt afwachten, en uw | |
[pagina 67]
| |
gansche leven, hart, gemoed en doen tot den dood bereiden. ‘Het is allen menschen gezet eenmaal te sterven,’ zegt Paulus Hebreën 9:27, en ‘alle vleesch veroudt gelijk een kleed. Want het verbond van de eeuw is dit: gij zult den dood sterven.’ Jezus Sirach 14:13. Indien wij ons nu met eene nieuwe wedergeborene en boetvaardige ziel vast aan Hem, t.w. aan Christus houden, Zijn woord waarachtig gelooven, Zijne liefelijke voetstappen getrouw navolgen, en ons van zijnen Heiligen Geest regeeren laten en het oude leven der zonde dooden. Ja indien wij wereld, vleesch en duivel op alle wijze afsterven, en Gods rijk en Zijne gerechtigheid, woord, wil waarheid, prijs en eer van ganscher harte zoeken, en zonder aanstoot op al zijne wegen wandelen, dan zullen wij met Hem, in Hem en door Hem eeuwig leven Joh. 11:25. Wij zullen van den tweeden dood niet beschadigd worden’. Openb. 2:11; hoewel wij vroeger, gelijk al de anderen, dood in zonden waren, en vol van gistigheid, onkuischheid, hoovaardij, haat, nijd, afgoderij en alle boosheid kinderen der hel en des duivels geweest zijn. Ephese 2:3 en 12. Maar dit alles is den waren boetvaardigen en rechtgeloovigen door Christus' dood vergeven, met Zijn bloed betaald en met het eenigen vrede-offer Zijns onschuldigen en bitteren doods reeds verzoend ‘Zoo is er dan nu geene verdoemenis,’ zegt Paulus, ‘voor degenen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vleesch wandelen, maar naar den geest. Want de wet des geestes des levens in Christus Jezus heeft mij vrij gemaakt van de wet der zonde en des doods. Rom. 8:1 en 5. Zijt derhalve goedwillig en dankbaar, en geeft Hem lof, die u door het woord Zijner kracht van de macht der zonde en des doods bevrijdt, en door den Geest Zijner genade tot de erfenis Zijner heerlijkheid alzoo geroepen heeft. Andermaal zeg ik, geeft Hem lof en dat met een godzalig, rein geweten, en met een onbestraflijk en heilig | |
[pagina 68]
| |
leven in het geloof; heilzaam, vast en onbesmet in de liefde, en in hope levende, met het gewaad der gerechtigheid versierd en met den schoonen band der volkomenheid omgord; olie hebbende in uwe lampen, opdat wanneer de rechte huisvader, de heerlijke koning en bruidegom onzer zielen, komt, Hij u dan niet slapende vindt, en u, onbereid zijnde, in de eeuwige duisternis stoote, buiten de deur sluite, en uw deel met de huichelaars geve. ‘Daarom zijt nuchteren en waakt.’ 1 Petr. 5:8 en ‘wandelt, terwijl gij het licht hebt, opdat de duisternis u niet bevange. Joh. 12:35. Getrouwe Broeders! zijt sterk in den Heer vrijmoedig en van harte wel getroost, want uw gansche doen, leven en sterveu staat in des Heeren hand. Ja ‘ook de haren uws hoofds zijn alle geteld.’ Matth. 10:30, en zonder Hem kan er geen van uw hoofd vallen. Het jaargetal uwer dagen is voor Hem, ja de tijd uws levens is bij handbreedten afgemeten. Daarom, vreest niet, maar dient elkander gewillig in den nood, en laat het u niet verdrieten de kranken te bezoeken, want zoodoende zult gij in de liefde bevestigd worden, gelijk Jezus Sirach zegt: kap. 7:37 ‘en wij zijn schuldig voor de broeders het leven te stellen.’ 1 Joh. 3:16. Want dit weet gij, dat een deugdelijke zoon, knecht en bruid voor de komst des Vaders, des Heeren en van den Bruidegom niet vreezen, maar er alleen verlangen en hope is, zoolang zij er niet zijn. ‘Er is in de liefde geene vrees, zegt Johannes, maar de volmaakte liefde drijft de vrees buiten.’ 1 Joh. 4:18. Gij weet ook, dat een vermoeide arbeider naar zijn rust, en een vermoeide ziel naar vertroosting zeer begeerig is. En ik twijfel niet, of gij, mijne lieve kinderen, zijt met een gerust geweten in God verzekerd, dat Hij, uw Vader is, en gij zijne kinderen zijt, dat Christus Jezus uw Heer is en gij zijne dienstknechten zijt, dat | |
[pagina 69]
| |
Hij uw Bruidegom is en gij zijne bruid zijt. Om zijns gezegenden en heerlijken Naams wille, welke gij tot onderwijzing, leering en bestraffing der gansche wereld ongeveinsd op uwe voorhoofden draagt en hem bekend maken zult, opdat zij zich tot hunnen God met eene waarachtige boete bekeeren mogen, moet gij, gelijk overal gezien wordt, zoo boven mate veel ellende, moeite, benauwdheid, laster en schande van de ontaarde en trage geslachten lijden. Daarom behoorden wij voor den dood, die toch maar een rust van de zonde en een ingang tot een beter leven is, niet zoozeer te vreezen, noch ons over onze vrienden, die in God ontslapen zijn, zoozeer te bedroeven, als zij doen, die het loon der heiligen niet verwachten. Maar laat ons onze hoofden met volle vreugde opheffen en de lendenen onzes gemoeds omgord hebbende met de waarheid, naar het hemelsche Kanaän reikhalzen; om alzoo met onzen eenigen en eeuwigen Jozua, Christus Jezus, het erfdeel en koninkrijk, dat ons verordineerd is, in te nemen; en alsdan bevrijd zijnde van den arbeidzamen en moeilijken weg onzer harde pelgrimstocht, die wij in de ongebaande woestijn van deze wilde wereld moeten betreden, in eeuwige vrede te rusten. O! uitverkorene Broeders en Zusters, hoe hoog en heerlijk zijn zij van God begiftigd, die hier in genade van het lichaam der zonde ontbonden, van het ijdele wezen aller vergankelijke dingen verlost, en, in de heilige hutten des vredes opgenomen, tot dezen eeuwigen, grooten en heiligen Sabbathdag geroepen zijn! Daar zal de oude en kromme slang hen niet meer in de hielen steken, ja geen pijn, noch kwaal zal hen meer aanraken, en de laatste vijand, de dood, zal dan overwonnen en verslonden zijn. Dan zijn hunne tranen afgewasschen, en hunne zielen in een veilige rust en vrede, in het Para- | |
[pagina 70]
| |
dijs en lusthof der genade in den schoot van Abraham, onder het altaar Gods, Openb. 6:9. Zij zijn op den berg Sion, uit groote verdrukkingen gekomen, in een blinkend, wit kleed, dienende voor den stoel Gods en het Lam, ‘en hun wordt aangezegd, dat zij nog eenen kleinen tijd rusten zullen, totdat ook hunne mededienstknechten en hunne broederen zouden vervuld zijn. Openb. 6:11, om alsdan met de heerlijkheid van Christns verklaart te worden en te blinken gelijk de zon: Matth. 13:43, om alzoo tot de eenige bruiloft, die allen uitverkorenen in den hemel door Christus bloed en dood bereid is, in eenige vreugde in te gaan. O! hoe gansch heilig eu zalig zijn zij, die tot dezen feestdag van Christus geroepen en met onbesmette en reine kleederen daartoe gekomen zijn! Zingt dan het hartelijk vreugderijk Hallelujah! in uwe harten en dankt Hem, die dit aldus door den geest Zijner liefde in eeuwige genade aan hem beschikt, en u met hem tot hetzelfde deel verkoren heeft; denkt het na, en zijt getroost op dezen tijd. Nu niet meer, maar vreest uwen God van harte dient Hem in waarheid, houdt onder elkander eenigheid liefde en vrede; voert uwen strijd geduldig, tracht naar het beste en jaagt het goede na. Zijt onder elkander vriendelijk, onderwerpt u gewillig aan uwe voorgangers en gehoorzaamt hen, en gedenkt hun en mij in uwe gebeden. De groote God des vredes, onze barmhartige Vader, door zijnen gezegenden Zoon Christus Jezus, die zegene u nu en voor immer tot meerdere gerechtigheid en tot volle liefde. Menno Simons. | |
[pagina 71]
| |
Niemand kan een ander fondament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus. 1 Cor. 3:11. |
|