| |
| |
| |
Eene liefelijke vermaning aan de verstrooide en onbekende kinderen Gods.
Allen uitverkorenen kinderen Gods, die hier en daar verstrooid zijn, geheiligd in Christus Jezus, ofschoon mij van aanzien onbekend, mijn zeer beminden broeders en medegenooten des geloofs zij rijkelijk en veelvuldig Christus' genade en vrede.
Hartelijk geliefde broeders en zusters in Christus Jezus, ik laat u met volle vreugde weten, dat mij van geloofwaardige broeders geschreven wordt, hoe de barmhartige en getrouwe Vader ulieden met de hemelsche gave Zijner goddelijke kennis alzoo begiftigt, en met zijn Heiligen Geest alzoo verlicht, dat uw geloof door de liefde werkende, uwe hoop levend, uwe eenigheid onder elkander christelijk, en de vrede zeer liefelijk is, en dat de Gemeente des Heeren zich nog alle dagen tot grooter kracht en heerlijkheid door Gods genade vermeerdert en uitbreidt, waarvoor ik zijne vaderlijke goedheid met een blij hart dank. En terwijl Hij u tot de gemeenschap van Zijn beminden Zoon geroepen heeft en tot het onvergankelijke rijk Zijner heerlijkheid door Zijn heilig Evangelie; zoo bid ik Zijn genade, dat Hij u ook nu
| |
| |
voortaan met de sterke kracht van zijn goddelijken arm bewaren mag, in uw aangevangen geloof, liefde, leering, waarheid en leven, tot den einde toe heilzaam en zonder eenige ergenis. Hij, die u geroepen heeft, is getrouw en zal het ook buiten allen twijfel doen, indien gij maar vurig in het gebed en onveranderlijk in uw voornemen blijft, niet slaperig, noch traag wordt, en ten laatsten niet, met het wederspannige en ongehoorzame Israel naar de vleeschpotten van Egypte wederom terugziet, waarvoor de genadige, groote Heere ons eeuwig beware.
Terwijl gij dan tot zulk eene hooge en heerlijke genade geroepen zijt, en wij buiten allen twijfel wel weten, met welk zwak en snood vleesch wij arme kinderen, omhangen zijn; en hoe de booze en zondige aard van Adam ons in merg en zenuwen gedrongen is en ons hart en gansche leven verontreinigt; daar weten wij ook uit de Schrift ‘hoe de duivel rondom ons gaat, als een brullende leeuw, zoekende wien hij zou mogen verslinden: 1 Petrus 5:8.
Daarom is mijne getrouwe vermaning aan u, als mijn gelijke medestrijders, in dit kwaadwillig vleesch en lichaam des doods, dat gij toch nauwkeurig acht op u zelven wilt hebben, beide inwendig en uitwendig, dat gij uwe harten door Gods geest en woord besnijdt, leert, reinigt, vermaant en tuchtigt, uw gedachten in toom houdt, uwe onreine, booze lusten in de vreeze uws Gods dempt en uitbluscht: want zalig zijn de reinen van hart’. Matth 5:8
Wandelt waardiglijk den Heer en zijn Evangelie, waartoe gij gekomen zijt. Doet alles, wat u God bevolen heeft, zonder eenige twist of murmureering. Gedraagt u alzoo, dat niemand naar waarheid over u klagen kan: ‘opdat gij moogt onberispelijk en oprecht zijn, kinderen Gods zijnde, onstraffelijk in het midden van een krom en verdraaid geslacht, onder welken gij schijnt als lichten in de wereld.’ Philip. 2:15.
De Heere Jezus Christus stelle u tot een voorbeeld,
| |
| |
en volgt gij zijne voetstappen na, wandelt, gelijk Hij gewandeld heeft; want daarom hebben Mozes en alle profeten gepredikt, daartoe is de Zoon van God uit den hemel nedergedaald en zijn de apostelen uitgezonden en zijn doop en avondmaal door des Heeren mond bevolen, opdat wij, hier door vermaand zijnde, opwaken, boete doen en een onbestraflijk, godzalig leven in gerechtigheid leiden zullen. ‘Zijt heilig, spreekt de Heere, want ik ben heilig’. Levit. 19:2. Gij zijt, zegt Petrus, een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht.’ 1 Petrus 2:9.
Gij zijt tot gasten aan des Heeren tafel geroepen, en tot de bruiloft des Lams ingetreden; ja, zijne uitverkorene vriendin en bruid zijt gij geworden.
Daarom hoort ook gewillig naar Zijne stem, en handelt onderdanig in alles wat Hem behaagt. Versiert u met het schoone blinkende kleed van witte zijde. Zijt Hem getrouw tot in den dood en wacht u van vreemde boelen. Geeft u Hem geheel tot eigendom, dat Hij uw Heer en man zij, en u met zijn Heiligen Geest en Woord leere, tuchtige, regeere, leide en stiere, en Zijn volle werk in u drijve, want gij behoort Hem toe. Hij heeft u door Zijne genade aangenomen en getrouwd, Hij heeft u met Zijn dierbaar bloed gekocht, met zijnen Vader verzoend, tot priesters en koningen geheiligd, en tot erfgenamen van zijn eeuwig rijk gemaakt. Immers is het billijk, dat wij zulk een goeden Heere en man voor zulke groote gaven danken, Hem hooren, Zijn woord wel ter harte nemen, en doen, wat hem welbehagelijk is.
Lieve kinderkens, vreest niet, maar zijt wel getroost in den Heer. Want Hij is zulk een goede en getrouwe Koning, dien gij gezworen en voor wien gij uwe knieën gebogen hebt; het allerminste woord Zijner beloften
| |
| |
zult gij niet missen. Hij wil ons schild en zeer groot loon zijn. Daarom twijfelt, noch wankelt, want het is eene kleine zaak, dat wij nu den brand der zon, benauwdheid, angst, druk, aanvechting, berooving, vervolging, gevangenschap, ja, ook den dood voor een zoo korten tijd lijden en dragen moeten. Reeds staat de bode voor de deur, die ons zeggen zal: ‘Komt, gij gezegende mijns Vaders! beërft dit Koningrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld.’ Matth. 25:34. Alsdan zal deze korte treurigheid in een eeuwig lachen, en onze vergankelijke smart in eene eeuwige vroolijkheid veranderd worden.
De tirannen met hunne bloedige plakaten zullen dan een einde nemen, en het zal met al onze vervolgers en beulen gedaan zijn. Het Lam zullen wij volgen, bekleed met blinkende kleederen, hebbende palmtakken in onze handen en kronen op onze hoofden; Openb. 7:9. Geen kwaad, noch smart, noch pijn des doods zal ons meer aanroeren; maar wij zullen Hem, die op den troon zit en het Lam in onuitsprekelijke vreugde en heerlijkheid groot maken, prijzen en eeuwig danken.
Ziet, mijne kinderen, met deze toekomende verandering vertroosten zich alle rechtgeloovige, vrome harten, waarmede zij hunne zielen in lijdzaamheid bezitten, wel wetende, dat hun loon groot is in de hemelen en dat daarentegen het deel van alle goddeloozen het eeuwige, onuitblusschlijke vuur is, onder het onverdragelijk, verschrikkelijk oordeel Gods, indien zij zich niet bekeeren en van ganscher harte boete doen. O, wee, wee! dat arme volk, voorwelken boozen dag zijn zij geboren!
Mijne kinderkens, zijt vrijmoedig in Christus en vertraagt niet Want, zoolang wij God met, vollen ernst meenen, zoeken, vreezen, liefhebben, eeren en dienen, en met eenen oprechten en reinen ijver in de waarheid wandelen; zoo kan ons geen wereld, vleesch, tirannie,
| |
| |
duivel, zonde, hel noch dood belagen; maar de overwinning, die met een vast geloof in Christus' bloed geschiedt, zal door Gods genade onverhinderd aan onze zijde staan, en dat door den geest van Christus, die in ons woont. ‘Met mijnen God spring ik over eenen muur.’ Psalm 18:30 betuigt David en Paulus zegt: Ik vermag alle dingen door Christus, die mijn kracht geeft’. Philip. 4:13. ‘Heb goeden moed, zegt Christus, Ik heb de wereld overwonnen’. Joh. 16:33.
Alzoo winnen ook allen, die bij Christus blijven, gelijk men niet alleen aan de profeten, en aan de apostelen zien en bespeuren kan, maar ook aan vele vrome harten nu in onzen tijd, in zoo groote kracht en duidelijkheid. Nu dan alzoo, ziet toe, dat gij wijsselijk wandelt, uw aangetrokken bruilofskleed bewaart en dat gij altijd olie in uwe lampen hebt, opdat de Heere u niet ten ontijd kome, beroofd en naakt bevinde, en buiten de deur sluite of in de diepste duisternis verstoote.
Met eene onvervalschte en waarachtige broederlijke liefde, hebt elkander vuriglijk lief uit een rein hart. Gij die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad door het levende en eeuwig blijvende woord van God, dat in eeuwigheid blijft’. 1 Petrus 1:22, 25.
Want de liefde is uit God en van goddelijken aard. Zij handelt voor God en menschen oprecht, zij is lankmoedig, medelijdend en vreedzaam; zij doet niemand ongelijk. Met een woord, de liefde is onbestraffelijk, zij baart hare vruchten christelijk, zij is de geestelijk gestikte gordel van Aäron en zijne zonen, zij is de gordel der volmaaktheid en de schoone band des vredes.
O! hoe gansch zalig is hij, die met dien band omgord is! want hij is uit God geboren, hij is in God, en God in hem. Ja, waar deze liefde is, daar is een waarachtig, onvervalscht en echt Christen. Daarom neemt dezen band wel in acht; want, indien gij hem verliest, zoo
| |
| |
verliest gij Christus Jezus en het eeuwige leven. Wacht u dan voor alle valsche leer, voor alle oneenigheid, twist en tweedracht, en houdt u, zonder wankelen, aan Christus geest, woord en voorbeeld, zoo gij onbedrogen wilt zijn.
Want een iegelijke geest, die zich niet met Christus' geest, woord en voorbeeld vergenoegen laat, en zich in zijne zwakheid daarna niet schikt, die is niet uit God, maar het is de geest van den antichrist, die u en alle vromen gaarne wederom berooven zoude van het dierbare licht der openbare waarheid, hetwelk onzen armen kinderen nu in dezen boozen en laatsten zoo genadig verschenen is; en u alzoo op den verkeerden eu krommen weg des doods, onder eenen goeden schijn der Schrift zou voeren en leiden.
Mijne kinkerkens in Christus, zijt gewaarschuwd, met getrouwe broederlijke liefde schrijf ik u. De barmhartige en genadige Heer gunne u, dat gij het met een zoodanig hart moogt lezen, hooren en verstaan, dat het vele vruchten onder u brenge, en uwe vruchten mogen blijven tot in het eeuwige leven. Bidt voor uw armen (en naar het aangezicht) onbekenden broeder, die u lief heeft in waarheid. Wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden’. Matth. 24:13. De zaligmakende kracht en vrucht van het verzoenend bloed van Christus zij met u, en met al mijn uitverkorene, lieve Broeders en zusters, tot in eeuwigheid. Amen.
|
|