| |
| |
| |
Elfde hoofdstuk.
Milaan.
1.
BUITEN de stad beginnen al aanstonds de wijnranken te slingeren van esschentronk tot -tronk.
Na een paar tunnels te hebben doorgekropen, zien wij het stadje Vicenza met domkerk en klokketoren op een berg liggen. Een rij cypressen klimt over de flank naar de kerk toe, van uit groene, met wissentronken afgeboorde velden.
Verona komt even uitkijken boven den morgenmist.
Stad van 100.000 zielen, in tweeën verdeeld door de Adige, wordt Verona voornamelijk bezocht om zijn merkwaardige arena, niet zooveel kleiner dan het Roomsche Coliseum, uit de Ie eeuw tot op heden en in zeer goeden staat bewaard. Met haar 72 booggewelven en haar 43 rijen zitplaatsen, cirkelvormig boven elkaar aangebracht, in blauwen arduin, kon zij 25.000 toeschouwers opnemen. Men geeft er thans nog tooneelfeesten. Onze kameraden, die hier hebben overnacht en zich thans bij ons aansluiten, hebben die kans op ons vóórgehad.
Zij waren gelogeerd in hotels met mooie namen: Torcolo (In de wijnpers), Colomba d'Oro (In de gulden duif), Gabbia d'Oro (In de gulden muit),... zij hadden den mond vol over de Piazza delle Erbe, het oude forum met een
| |
| |
fontein en kolommen, omgeven door Venetiaansche paleizen. Op de kleinere piazza dei Signori staat Dante in marmer op een voetstuk, Dante die, uit Firenze verbannen, een tijdlang een onderkomen vond te Verona.
Om naar de mis te gaan 's morgens hadden ze de keus tusschen kerken en nog kerken: Ste. Anastasia, in Gothischen stijl uit de 14e eeuw; de Dom, oorspronkelijk Romaansch uit de 12e eeuw, later herbouwd, met de rijk gebeeldhouwde grafplaats van Ste. Agatha; St. Joannes ter Doopvont, met haar werkelijk mooie vonten; St. Fermo de Meerdere, twee boven elkaar gebouwde heiligdommen; H. Zeno de Meerdere, de merkwaardigste Romaansche kerk (1117) van gansch Noord-Italië; St. Joris de Meerdere (1447) met koepel van Sammicheli en kostelijke schilderijen, o.a. van Tintoretto en Veronese.
Bewonderenswaardig nog de oude Romeinsche Porta Borsari, het Castel Vecchio, uit de 14e eeuw, dat tot stadsmuseum werd ingericht, de Porta dei Leoni, uit de 1e of 2e eeuw na Christus, het Palazzo Pompeï, waarin de rijke pinacotheek is ondergebracht en de Giardino Guisti, het fraaie park, met zijn donkere cypressen en mooie uitzichten.
Te Verona heeft de wieg gestaan van Cornelius Nepos - berucht om zijn ‘schoolboekje voor de vijfde Latijnsche’, waarop wij zooveel zweet hebben gelaten - van Plinius den Oudere, van Vitruvius en... van Skakespeare's Romeo en Juliette. Voor ‘una lira’ heeft men toegang tot Juliette's graf. Arme Romeo!
Ieder neemt zijn pakje middagmaal in ontvangst, de locomotief heeft water ingedaan en vooruit nu naar Lombardije!
Even voorbij Desenzano schemert ons de bleeke waterspiegel tegen van het Gardameer, met zijn eilandjes als
| |
| |
notedopjes en zijn schilderachtig schiereilandje Sirmione.
Langzaam klimmen wij uit deze moerassige streek op, steken de Chiese over, een wilde bergrivier met vele watervallen, en zijn te Brescia weerom dicht bij de Alpen. Roode dorpjes hangen tegen de bergen, waarin witte kalkgroeven als open wonden blekkeren.
De nacht was vol gekweel van nachtegalen.
Hier is 't vruchtbare grond. Er wordt reeds gehooid, de rijstvelden staan onder water, de weiden schitteren van gouden paardebloemen en liggen vol bonte koeien, en de tienduizenden moerbezieboomen worden er verzorgd met liefde en met kennis van zaken.
| |
| |
| |
2.
Milaan! De stad met haar marmeren Domkerk met haar 135 torentjes - en er is nog plaats voor zooveel meer! - haar 2300 beelden en haar gekleurde glasramen, waarvan de drie achter het hoogaltaar de grootste zijn ter wereld. De Dom biedt ruimte voor 40.000 personen.
Wij hebben er de hoogmis bijgewoond, uitgevoerd volgens den Ambrosiaanschen ritus, en in de krypte het lichaam vereerd van den H. Carolus Borromeus.
Milaan wil doorgaan voor de hoofdstad van modern Italië. Rome is maar een provinciestad en een museum, zeggen de Milanezen. Hun stad telt de talrijkste bevolking, de schoonste straten, de grootste handelshuizen, de rijkste winkels, de weelderigste hotels. Milaan is het centrum van bankwezen en nijverheid, de hoofdzetel der groote verzekerings- en scheepvaartmaatschappijen. Gebouwd wordt er te Milaan als nergens in Italië: als reusachtige vangarmen worden nieuwe straten bij honderdtallen uitgestoken in de vlakte.
Hier wordt geld gewonnen en.... verteerd. Een abonnement op een loge in La Scala - de beste opera van Italië en misschien van de wereld - kost eventjes 32.000 lire voor het seizoen. En er wordt om gevochten!
Het kerkhof van Milaan is ook weer het grootste van Italië: het doet aan als een openluchtmuseum. Betreurde afgestorvenen en treurende levenden staan er met pathetische gebaren in marmer geconterfeit. ‘Liefde blijft onafgebroken sterk’, doet de weduwnaar beitelen op het graf van zijn ontslapen echtgenoote en ‘flens ac gemens’ laat hij zichzelf geknield op den grafzerk afbeelden, in radelooze droefheid... ‘als het toch kan gebeuren’, zegt Gommer, ‘dat hij over een paar jaren hier voorbij zal komen gewandeld,
| |
| |
in de nieuwe lente, met aan zijn arm een nieuwe, tweede vrouw’... ‘Liefde blijft onafgebroken sterk’. Ja, dat is ook op meer dan één wijze te verklaren. Vóór het graf van een pachter, waarop een ploeg en twee ossen zijn uitgehouwen, twee prachtdieren! is President noch Gommer, Bert noch Gust weg te slaan.
Het kasteel der Sforza en Visconti, waarin een paar kunstverzamelingen zijn ondergebracht, is ook een bezoek overwaard.
En dan de basiliek van St. Ambrosius! Daar heeft bisschop Ambrosius den toegang tot de kerk versperd aan Keizer Theodosius, die het uitmoorden van Thessalonika nog versch op zijn geweten had.
Onder de toehoorders van den grijzen bisschop heeft daar de jonge Augustinus gezeten, met zijn moeder Monika; daar heeft hij zich bekeerd en in die basiliek werd hij gedoopt!
Achter het hoogkoor, in een krypte, onder een baldakijn van zilverwerk, ligt de H. Ambrosius begraven tusschen de twee martelaren Gervasius en Protasius.
Links, bij het binnenkomen in de kerk, toont een Italiaansche gids ons de koperen slang van Mozes. In Italië hebben ze werkelijk alles bewaard wat maar eenigszins kon bewaard worden... ‘en nog zooveel meer!’ zegt Heeroom.
In de buurt van de basiliek, in den vroegeren refter der Paters Dominicanen naast de kerk van Santa Maria delle Grazie, zijn wij het Laatste Avondmaal van Leonardo da Vinci gaan bewonderen. De vochtige muur heeft reeds meerdere restauraties noodzakelijk gemaakt. Gommer moest maar weten waar Judas zat. ‘Wie is het, die O.L. Heer verraden heeft?’
Te Milaan hebben wij dan ook kennis gemaakt met de inrichting ten gunste der arbeidende klas, geheeten Opera
| |
| |
di Cardinale Ferrari. In een der spijshuizen voor werklieden en studenten hebben wij het middagmaal gebruikt.
Over het Opera di Cardinale Ferrari vindt Heeroom in den ‘Osservatore Romano’ volgende bijzonderheden:
‘Dit aan den godsdienstijver en naastenliefde van wijlen kardinaal Ferrari, aartsbisschop van Milaan, te danken liefdewerk is pas 3 jaar oud. In dien korten tijd gelukte het dit werk, behalve te Milaan, ook te Rome, Venetië, Parijs en te Jeruzalem op te richten en uit te breiden.
Kardinaal Ferrari verzekerde zich de hulp van de meest bekwame medewerkers, vooral leeken, die de zoogenaamde “Compagnia di San Paolo” vormden, welke een afdeeling voor mannen en één voor vrouwen telt. Zij leggen, telkens voor één jaar, bepaalde beloften af.
Ingenieurs, dokters, advocaten, geleerden en niet-geleerden behooren tot deze vereeniging.
Het werk zorgt voor het behoud van het familieleven, poogt gescheiden echtgenooten weer tot elkaar te brengen, verschaft werkgelegenheid aan de mannen, huisarbeid aan de vrouwen, bezorgt kinderen een onderdak, enz.
Het lot van zieken en ontslagen gevangenen trekt het zich aan. Ook worden er volksgaarkeukens door het werk ingericht.
Voorts heeft het vele voortreffelijke scholen doen verrijzen, verstrekt het juridische adviezen, voorlichting bij beroepskeuze, inlichtingen voor arbeidersverzekeringen e.d.
Op het gebied van ziekenverpleging verricht het werk onnoemelijk veel goeds. Eerste hulp en gezinsverpleging worden met succes toegepast.
Armen worden van ondergoed en bovenkleeding voorzien, kinderen worden verzorgd en onderwezen en in Rome wordt een pensionaat in stand gehouden voor Italianen uit alle deelen des lands, die zich aan hoogeschoolstudies
| |
| |
wijden. In deze inrichting wordt in aardige, frissche kamers onderdak verstrekt, benevens pension tegen zeer lagen prijs.
Het werk beschikt over een zeer groote drukkerij, waar behalve een groote hoeveelheid propagandamateriaal, ook het officieele orgaan der Curie, de “Osservatore Romano”, gedrukt wordt.
Het moeilijkste en vruchtbaarste werk verricht het “Opera” in de wijk “Monte San Gallo” te Rome, ook het “Abessinische dorp” genaamd, waar zich een arme, verwaarloosde bevolking bevindt en waar in houten barakken circa 3500 menschen wonen, gezinnen van tegelbakkers, die in het nabijgelegen “Valle d'Inferno” in tegelfabrieken werken. In geneeskundig en moreel opzicht hebben deze menschen het meest hulp noodig.
Hier zorgt het “Opera” voor verwaarloosde kinderen, leert de onwetende moeders, verschaft den mannen werk, onderhoudt scholen, kinderbewaarplaatsen en volksgaarkeukens. Ook een klein kerkje is er voor de arme menschen opgericht. Op gelijke wijze werkt het “Opera” in den “Colle Vaticano”. Verder heeft het liefdewerk te Rome den bouw ondernomen van een groot studentenhuis, speciaal voor studenten in de medicijnen.
De financeering van dit alles berust geheel en al op de liefdadigheid! Alleen degenen, die niet arm zijn en van de diensten van het “Opera” gebruik maken, moeten een laag tarief betalen, dat dan weer den armen ten goede komt.
In Milaan was er bij den dood van kardinaal Ferrari een belangrijk fonds, waartoe verschillende weldoeners hadden bijgedragen: bankiers, fabrikanten, handelslieden en anderen.
Er zijn weldoeners, die jaarlijks 10, 25, 200 en 1000 lire betalen.
Zeer waardevol is de hulp van een aantal groote, Ro- | |
| |
meinsche kooplieden, die deels giften in natura schenken, deels tegen bescheiden prijzen hun waren aan het “Opera” leveren.’
In de Lombardische velden bezochten wij een boerderij, te Linate. Een boerderij met 120 melkkoeien, van Zwitsersch ras, en 15 paarden, waaronder twee Brabanders. De boer bewint met zijn werklieden niet min dan 150 Ha.; de vorm van exploitatie is een soort coöperatief, de arbeiders hebben, buiten hun loon, nog een aandeel in de winst.
De Vlaamsche boeren zijn er seffens thuis, loopen in stal en schuur, klimmen op de schelf - Gust viel zelfs door 't hooi vlak op een kalf! - en zijn blij weer eens hun handen te kunnen leggen op de schoft van een paard of den rug van een koe. Dat was wat anders dan de verbleekte Cena van da Vinci!
Wij hebben daar ook marcieten en rijstvelden van dichtbij bezichtigd: marcieten, 't is te zeggen blijvende graslanden, die af en toe bevloeid worden en tot acht sneden gras per jaar geven, de eerste reeds einde Februari- begin Maart. Rijstvelden legt men aan voor twee jaar: een stuk grond wordt afgedijkt, goed bemest, en blijft na 't zaaien van de rijst onder water staan tot aan den oogst.
Als wij, in de statie te Milaan, terug in onzen trein zitten, kijk ik door 't raampje en hoor in den trein, die naast ons spoor staat, twee heeren tot elkaar zeggen: ‘Ja hier werd in 313 het Edict van Milaan door Keizer Constantijn uitgevaardigd, dat vrijheid gaf aan de Kerk!’
En ginder in de voorste wagens heffen onze mannen den ‘Vlaamschen Leeuw’ aan en de andere trein zingt mee!
- Een volle trein Vlamingen?
- Van over den Moerdijk, wordt mij geantwoord.
| |
| |
- O, Hollanders!
- Ja, Hollanders ook, maar meest Brabanders en Limburgers.
't Is de Noord-Nederlandsche bedevaart naar Rome. En een kwartier lang verbroederen Noord en Zuid.
Onze Noorderbroeders hebben Milaan zeer mooi gevonden. ‘Reusachtig!’ De dames geraken niet uitgepraat over de mooie winkels onder de overdekte ‘Galerijen Victor Emmanuel’; de heeren geven hoog op van de Ambrosiaansche bibliotheek, een der meestberoemde ter wereld en van de ‘Brera’, het museum voor schilderkunst. Ja, alles hebben wij niet kunnen in oogenschouw nemen...
Zij zijn op de heenreis naar den Paus; wij, helaas, op de terugreis!
De stoomfluit gaat.
- Addio! Goede bedevaart!
| |
| |
| |
3.
Stilaan begint de klimvaart naar de Alpen.
Wij rijden voorbij den autodroom van Monza. Hier hebben jaarlijks de groote internationale autowedstrijden plaats. Monza is ook beroemd om zijn weefsels en, getuige van vroegere grootheid, om zijn Domkerk uit de XIIe eeuw, waarin de ijzeren kroon van de vroegere Duitsche Keizers wordt bewaard.
In een kom van bergen ligt schilderachtig het meer van Como. Het stadje zelf troont op een hoogte en een tandradbaan verbindt het met het meer. Roode huizen onder zonnig loover, blauwe hemel beloopen met witte wolkjes, bruine beboschte bergen, droomgroene waterspiegel: ziedaar welke chromo ons treinraampje omsluit.
Heeroom slaat zijn handen in mekaar en bidt:
- Heere, laten wij hier drie tenten bouwen... Neen, nu kan 't niet zijn, maar Heere, zegen onzen porte-monnaie opdat wij later hier mogen weerkeeren om een vacantie door te brengen. Geef ons time en money; voor de rest weten wij wel waar Uw Schepping mooi is en waar wij U dankbaar zullen loven!
Zelfde gebed stijgt op uit ons hart, wanneer wij, een eindje voorbij Chiasso en de Zwitsersche grens, het meer van Lugano in de zon zien blikkeren in zijn omlijsting van groenbegroeide bergen, die met villa's en lusthuizen zijn bezaaid. Als het Aardsch Paradijs nog verrukkelijker was, wat heeft Adam een flater begaan! ‘En dat voor 'nen appel!’ stottert Gommer verontwaardigd.
Lugano heeft er eenig recht toe haar mooiste wijk het ‘Paradiso-kwartier’ te heeten.
- Ik wensch u dat ge in den hemel komt! zegt Gommer.
- En dat ik u daar mag zien! antwoordt Gust gevat.
| |
| |
Verrassend is de tocht, een kilometer lang, dwars over het Luganomeer, op den hoogen dijk Ponte Diga.
Onder de vele tunnels die nu volgen is er ook een - die bij Lugano - die Paradiso-tunnel heet. ‘Wij rijden dus onder het Paradijs door!’ stelt de President vast.
Als wij den tunnel onder den berg Generi uitkomen, ligt daar onder de mooie kastanjebosschen een stukje van het Maggioremeer met een stukje vallei van den Ticino. Zeer mooi! Enkele kilometer verderop is de ‘geest van Locarno’ geboren.
Wie zou er ook in zulke mooie omgeving nog blijven wrokken?
Heeroom steekt een speech af:
‘Was dat misschien geen oplossing? Telkens er donkere wolken aan den diplomatischen hemel dreigen, de ‘machtigen dezer aarde’ uitnoodigen op een retraite in deze natuurgeneugten. Hier zouden zij misschien afkoelen en er tweemaal over nadenken alvorens weer millioenen stakkerds, die elkander nooit hebben gezien, laat staan kwaad gedaan, een bajonet in de handen te duwen om mekaar, volgens al de regels der moderne oorlogstechniek, den buik open te rijten ‘voor God en vaderland!’
Een eind voorbij het toeristenstadje Bellinzona, wiens muren en burchten vroeger de St. Gothardbaan, den verkeersweg tusschen Italië en Zwitserland, beheerschten, slaan wij af van den weg die stroomop Noordwaarts leidt naar het befaamde St. Bernardusklooster.
De welbebouwde vallei van den Ticino, met haar wijnstokken, kastanjeboomen, notelaars en moerbezietronken, lijkt nog een stukje Italië.
Nu is het een opeenvolging van tunnels, rechte en draaiende, met tusschenin uitzicht op hooge beboschte bergen met sneeuwvlagen en watervallen. En altijd gaat het ‘Excel- | |
| |
sior!’ Van Faido tot Rodi Fiesso klimmen wij niet min dan 187 meter op een stukje baan van slechts 4 Km.
Hier ligt de sneeuw van boven op de bergtoppen tot beneden tegen onzen trein, schoone, witte, verblindende sneeuw. Onder de dennebosschen smelt hij reeds en komt in beekjes naar beneden gesijpeld.
Vele dennen staan er met rosse naalden, dennen die doodgaan. Zijn zij te hoog geklommen? Was de winter te streng of is er een ziekte mee gemoeid?
Eindelijk te Airolo, op 1145 meter hoogte, stoppen wij vóór den ingang van den St. Gothardtunnel.
| |
[pagina t.o. 160]
[p. t.o. 160] | |
XV. - Kanaaltje te Venetië.
| |
[pagina t.o. 161]
[p. t.o. 161] | |
XVI. - De Domkerk te Milaan.
|
|