| |
| |
| |
Zesde hoofdstuk.
Bij den Paus!
1.
VIDERE PETRUM!
Petrus zien in zijn opvolger Pius XI.
Vandaag zal ons die groote eer te beurt vallen. En 't mooiste van al, niet wij hebben om die gunst moeten verzoeken, 't is de Paus zelf die gevraagd heeft om de Vlaamsche boeren eens te Rome te zien met al hun vlaggen! Wij zijn ‘invités’ en worden op 't Vaticaan verwacht!
Gommer is er gelijk van gepakt en lucht zijn ontroering op zijn Emmelensch:
- Dat zal een slag geven, als 't afgaat!
De ontvangst zal eerst plaats hebben te één uur, doch gansch den voormiddag staat het Vaticaan, het paleis der Pausen, voor ons open.
Eigenlijk een stadje op zichzelf. Een blok paleizen, binnenhoven, kerken, gaanderijen, straten en tuinen. Een stadje tellende 800 inwoners, te beginnen met den Paus en zijn huisprelaten om te eindigen met de Zwitsersche wachten, wier vrouwen op een binnenkoer de kinderwasch te drogen speten.
Hier zegt de President: ‘Zoo wij het spreekwoord toepassen: Geen geld, geen Zwitsers, komen wij tot het besluit dat St. Pieterspenning wel het noodige zaad in 't bakje brengt.’
| |
| |
Van die wachten en het leger van den Paus zouden Gust en Bert het fijne willen weten. Gelukkig kan Heeroom uit zijn notaboekje hun nieuwsgierigheid bevredigen:
Wij hebben te doen met een viervoudige gewapende macht:
1) | de Zwitsersche wacht, |
2) | de Edelwacht, |
3) | de Palatijnsche wacht, |
4) | de gendarmen. |
1. De Zwitsersche wacht. Deze is de oudste, sedert meer dan vier eeuwen in dienst van de Pausen. In 1527 reeds verdedigde zij Paus Clemens VII, die met zijn kardinalen was gevlucht in de onderaardsche gangen van den Engelenburcht, tijdens de plundering van Rome door den Constabel van Bourbon.
Om in de Zwitsersche wacht opgenomen te worden moet men Zwitsersch burger zijn, ten minste vijf en twintig jaar oud, en in het Zwitsersche leger wapendienst hebben gedaan. De kleederdracht is eenvoudig het uniform der Zwitsersche soldaten uit het begin der XVIe eeuw. Ten onrechte wordt dus beweerd dat hun wapenrokken zouden ontworpen zijn door Michel-Angelo.
De Zwitsers houden de wacht bij alle ingangen van het Vaticaan en vormen ook de pauselijke lijfwacht bij de groote ceremoniën in St. Pieter. Zij zijn nagenoeg honderd in getal, maar er is sprake van dit getal te vermeerderen.
2. De Edelwacht bestaat louter uit officieren. Vroeger moest men tot de hoogere Romeinsche aristocratie behooren om er in opgenomen te worden; sedert Benedictus XV is dit voorrecht uitgebreid tot gansch den Italiaanschen adel. De edelwacht vergezelt den Paus en waakt ook bij zijn doodssponde. Hun uniform is een witte broek, een roode lijfrok, een vergulde helm met zwarten helmbos.
| |
| |
3. De Palatijnsche wacht, door Pius IX ingesteld, bestaat uit vier compagnies van 80 man elk. Zij is te Rome zeer populair omdat zij samengesteld is uit de volksklas van Borgho en Transtevere. Zij presenteert de wapens wanneer de Paus zich naar St. Pieter begeeft.
4. De gendarmen of pauselijke ‘carabinieri’ dragen, in groot ornaat, hooge haren mutsen. Zij trekken de wacht op binnen in de apostolische paleizen. Zij zijn tachtig in getal, onder het bevel van een majoor. Ook dit aantal zal moeten verhoogd. Het zijn voor het meerendeel gepensionneerde carabiniers van het Italiaansche leger.
Ziezoo, nu kunnen we veilig en gerustgesteld onzen ontdekkingstocht ondernemen in dien doolhof van kunstwonderen en kostbaarheden.
In het Vaticaan is ondergebracht gansch het bestuur der H. Kerk: bureelen, archieven, bibliotheek; daarbij de musea, waarin al de door de Pausen verzamelde kunstschatten zijn uitgestald, voor 't meerendeel giften van vorsten en rijken, aan het hoofd der Kerk als huldeblijk geschonken.
Vóór de XIIe eeuw betrokken de opvolgers van Petrus het Paleis van Lateranen. 't Is maar in de XIVe eeuw, na den terugkeer uit Avignon, dat de Pausen zich voorgoed op het Vaticaan hebben gevestigd.
Sinds de Kerkelijke Staten - en Rome zelf - in 1870 aan Pius IX werden ontroofd, hebben de Pausen, ten teeken van protest, het Vaticaan nooit meer verlaten.
't Is nog altijd Heeroom die aan 't woord is, maar hier wordt hij onderbroken door den President:
- Däarmee zal 't nu wel amen en uit zijn. Ik heb in de gazet gelezen dat Pius XI een Fiat, een groote luxe-voiture in ontvangst genomen heeft. Dat zal wel niet zijn om in zijn hof rond te rijden.
| |
| |
Aan de zalen, vol boeken, van de Vaticaansche Bibliotheek, komt maar geen einde.
- Wie is er veroordeeld om al die boeken uit te lezen? vraagt Gommer.
Pius XI, die tot in 1911 als bibliothecaris verbonden is geweest aan de Ambrosiaansche bibliotheek te Milaan en daar een heel stuk van zijn levenstaak heeft afgewerkt, zou natuurlijk aan de bibliotheek van het Vaticaan, de eerste ter wereld, een kommervolle liefde wijden. Op den eersten dag van dit, zijn priesterlijk jubeljaar, heeft hij de nieuwgebouwde en nieuwingerichte zalen willen inhuldigen, die hij aan de bibliotheek heeft toegevoegd.
Gedurende de enkele jaren van zijn Pontificaat heeft hij reeds met schatten van boeken en handschriften de Vaticaansche verzamelingen verrijkt.
In 1926 kon Hij, met behulp van de Carnegie Foundation, een specialist, den heer Henry J. Pritchett, ontbieden, die de hand heeft gelegd aan het herclasseeren, naar de laatste wetenschapsmethoden, van al de rijkdommen van de Vaticaansche bibliotheek: een werk dat een twintigtal jaren vergen zal.
- Maar wat doet zoo 'ne Paus den heelen dag? vraagt Gommer nieuwsgierig.
Heeroom dient hem van antwoord:
- Pius XI staat op te half zeven, verwijlt een tijd in gebed en leest mis te half acht. Zijn er bijzondere gasten tot het bijwonen van die H. Mis toegelaten, zoo houdt hij daarbij gewoonlijk een korte toespraak. Volgt het ontbijt, waaronder zijn secretarissen hem de post voorlezen. En welk een post! Keizer noch koning ontvangen zulke omvangrijke en belangrijke correspondentie. Ook uit de dagbladen wordt voorgelezen.
Tegen negen uur melden zich in het pauselijke werkka- | |
| |
binet aan: staatssecretaris Kardinaal Gasparri, gevolgd door ondersecretaris Pizzardo en Mgr. Borgongini-Duca, secretaris der Congregatie voor buitengewone kerkelijke aangelegenheden. Te tien uur begint de ontvangst van andere kardinalen, die alle verslag uitbrengen over hun onderscheiden arbeidsveld. Bisschoppen, prelaten en abten uit alle werelddeelen komen aan de beurt, met de bij de Curie geaccrediteerde diplomatische vertegenwoordigers.
Rond één uur beginnen de speciale verhooren, zooals vandaag voor ons het geval is. Dag voor dag gaat de Paus dan de lange vlucht der verhoorzalen rond en laat eenieder zijn hand kussen. Hij spreekt daarbij een vriendelijk woord, links en rechts, hetzij in het Italiaansch, Duitsch, Engelsch of Fransch. Dat hij zou Vlaamsch spreken heb ik nog niet vernomen, ofschoon hij, dank zij zijn grondige kennis van het Duitsch, onze taal zeer wel leest en begrijpt.
Te twee uur wordt het middagmaal gebruikt, waaronder zijn twee geestelijke kamerheeren Gonfalonieri en Bernini verslag uitbrengen over de ingekomen aanvragen, verzoeken en smeekbeden. Daarna maakt de H. Vader een wandeling in de Vaticaansche lusthoven, te voet, per rijtuig of ook wel per auto, President! We zullen aanstonds de gelegenheid hebben om zelf een toertje te doen door de tuinen en daarbij ons kunnen vergewissen dat een auto daar best bij kan worden te pas gebracht.
De recreatie eindigt met een kwartiertje gebed in de privaatkapel en opnieuw beginnen de audienties van kardinalen, bisschoppen en andere vooraanstaande persoonlijkheden, die onafgebroken worden voortgezet tot half tien. Volgt weer een half uurtje gebed in de privaatkapel en slechts na tien uur wordt het avondeten opgediend.
Nu eerst worden de dienstdoende kamerheeren afgelost en vindt de H. Vader eindelijk tijd voor persoonlijk werk,
| |
| |
private correspondentie, studie, en om schikkingen te treffen voor de volgende dagen.
Wie te middernacht wil opkijken op St. Pietersplein naar de groote hoekkamer van het derde verdiep zal er gewoonlijk nog licht zien: de Paus is nog steeds aan het werk...
De President loost een zucht.
- Meneer Pastoor, dat is nog andere peper dan zielezorg voor één parochie, al zijn er te Emmelen ook twee partijen...
- En niet vergeten, President, dat ik vóór mijn 70-jarigen leeftijd al lang op mijn pantoffels in 't Begijnhof rentenierde... Pius XI is al een eindje de 70 voorbij en geeft nog vollen stoom.
En dan heb ik nog niet eens gewaagd van de ontvangst van groote bedevaarten en deputaties, van feestelijkheden in St. Pieterskerk, Consistories, zittingen in de pauselijke Academie van wetenschappen, zittingen van de drie Congregaties waarvan de Paus zelf voorzitter is. Neen, voor den H. Vader is er nooit sprake van vacantie, villegiatuur, gezwegen dan van gepensionneerd te worden.
Nu wordt de volle aandacht gewijd aan schilderijen en kunststukken en aldra is Heeroom het hoofd, niet meer alleen van het Emmelensch gezelschap, maar van een groep van wel vijftig man, aan wie hij uitleg geeft met dezelfde vaardigheid als toen hij nog college-leeraar was. Hoe stond hij daar in vervoering voor Laocoon! Hoe meesleepend wees hij zijn toehoorders op het beeldschoone van een kleinen gevleugelden Eros, een Diana met pijl en boog, een strijdlustige amazone, een dansende nymf en een dronken Bacchus, van Vader Nijl, goedig neergelegen en door guitige goodjes beklommen. Hij voelde zich ineens veertig jaar verjongd en schreef achteraf in zijn dagboek:
‘Bij het bezoek aan de bibliotheek met de duizenden
| |
| |
boekdeelen, handschriften en zegels; aan de Sixtijnsche kapel met het Laatste Oordeel van Michel-Angelo; aan de Stanze van Rafaël, is het opgevallen hoe het gevoel voor schoonheid en de kunstzin onze Vlaamsche boeren aangeboren zijn. Met wat een eerbied hebben zij bewonderd! Met wat een frischheid aangevoeld en genoten! Geen wonder dat er uit dat ras, bij elke gunstige conjunctuur, een school van schilders en kunstenaars opbloeit die de bewondering der wereld afdwingt en alle schoonheidsminnaars doet opkijken naar Vlaanderen. Al gebeurt het ook wel dat Vlaamsche kwezels, na een vluchtigen oogslag in de Vaticaansche musea, verergerd wegloopen naar St. Pieterskerk om er te gaan bidden voor de zielezaligheid van den Paus...’
| |
| |
| |
2.
Twaalf uur!
Nu is 't een leven en een geloop op Ste. Marta! De vlaggen worden aan de stokken gebonden: er zijn er een heel eind over de honderd! Wie een kleerborstel heeft meegebracht, moet hem aan wel twintig handen te leen reiken, schoenen worden gepoetst: 't is de groote schoonmaak vóór de parade.
De President, met Gust en Bert, steken een handje toe waar hulp kan verleend worden. Gommer is veilig in een hoekje gekropen op een stoel: ‘Oppassen is de boodschap,’ zegt hij, ‘want wat ge niet kunt tegenhouden, dat is een jonge dochter die verlangt te trouwen, een oude schuur die brandt en... een boer die de vlag draagt. En ik zie er hier wel honderd!’
Heeroom loopt bewonderend langs de vlaggen en betast ze één voor één, terwijl hij verzen opzegt uit Rodenbach's ‘Wandeling langs de Vaart.’
- Hier zou Rodenbach vlag vóór vlag mogen keuren: geen enkel opschrift is in 't Fransch!
Ze komen stilaan klaar, de muilezelboeren uit de hopstreek van Poperinge en de koeboerkes uit de Limburgsche heide, de paardenfokkers uit Brabant en de hengstenboeren uit de Vlaanders, de heereboeren uit het Bloote en de pachters uit het Meetjesland, de bietenboeren uit Haspengouw en de zandboeren uit de Antwerpsche Kempen.
Door commissarissen met wit-blauwen band wordt het ordewoord gegeven: ‘Op rijen van vijf!’
Heeroom knikt gemoedelijk toe en praat vóór zich heen: ‘Ja, aan die mannen gehoorzamen de boeren gemakkelijk: mannen die ze kennen en vertrouwen, die hun spaarkas
| |
| |
komen nazien, hun aanraden hun hoeve van den kasteelheer af te koopen en er hun geld voor bezorgen, mannen die trachten hun fierheid en onafhankelijkheidszin in te pompen...’
De opgestelde stoet krijgt al aanstonds een uitzicht van orde en tucht. Mooi de vlaggen in de Italiaansche felle zon, niet echter zoo mooi als in onze Vlaamsche vochtiger luchten.
Vooruit! 't Is Palmen-, neen Vlaggenzondag!
Zoohaast de eerste vlaggen op St. Pietersplein hun kleuren vertoonen, komen uit al de belendende straten de bambino's aangespoeld. Vele groepjes vreemdelingen vormen de haag om die glinsterende, flappende zijden doeken te be wonderen in hun reuzelend kleurenspel. Waar vindt men ook zoo iets buiten Vlaanderen?
- St. Pieter vergeve het ons, roept Gommer, ik geloof dat heel zijn kerk leegloopt!
- Dat we niet mogen zingen! jammert Heeroom.
Een paar carabinieri met Napoleonshoeden, stijf in 't zwart met witte handschoenen, banen den weg. Statig kronkelt over het weidsche St. Pietersplein de lange Vlaamsche stoet met de wapperende vlaggen.
In processiestap wordt de Bronzen Poort bereikt.
De Zwitsersche wacht, in groot ornaat, biedt ceremonieel de wapens!
Nu vooruit de trappen op.
De vlaggedragers vatten post langs de wanden van de Consistoriezaal, versierd met rood en goud.
In de Clementinazaal daarnaast, bemuurschilderd en sober verlicht, en in de aanpalende gangen, insgelijks op rij langsheen de muren, wachten de overige bedevaarders op de komst van Zijn Heiligheid.
| |
| |
Emmelen staat bijeen in een hoekje - behalve Heeroom, die mee met de priesters en de vaandeldragers opgeroepen werd naar de Consistoriezaal.
Bert en Gust vinden dat het lang duurt en weten geen blijf met hun handen.
De President houdt zich stokstijf als te Emmelen in 't gestoelte onder 't Evangelie en mompelt: ‘Als ge hier geen geduld hebt, wat zult ge dan in 't vagevuur doen?’ waarop Gommer het opneemt voor de jeugd en antwoordt:
- Daar zal onze beer niet meer dansen...
Werkelijk, het is veel later geworden dan één uur zooals was aangekondigd.
Eindelijk een geruisch: ‘Knielen... knielen!...’
Daar is Hij!
Zegenend gaat Zijn hand over de menigte.
Met een glimlach neemt Hij de vlaggen in oogenschouw en gaat dan langzaam langsheen de rijen om aan elk toe te laten Zijn ring te kussen.
't Gaat eenvoudig en gemoedelijk.
Af en toe houdt Zijn Heiligheid even op om een vraag te stellen, waarbij een of ander Nederlandsch-sprekend prelaat uit zijn gevolg optreedt als tolk.
De schrik slaat Bert om het hart als hij merkt dat 's pausen oog op hem is gevallen en er een vraag op komst is aan zijn adres. Geen twijfel. Een tolk spreekt hem aan:
- Vriend, waarom zijt gij naar Rome gekomen?
Alles draait voor Bert's oogen. Al het bloed is uit zijn aangezicht weggevloeid. Wat zal hij antwoorden? Hij is er niet op voorbereid. 't Is een zachte stem die tot hem spreekt als in den biechtstoel. En voor hij weet wat hij gezegd heeft, is 't er uit, gelukkig op even zachten toon:
- Omdat ik met de kermis heb gedanst.
| |
| |
Intusschen was de H. Vader verder gegaan, zoodat het antwoord niet terug moest worden vertaald.
Gommer alleen had het gehoord en die heeft gezwegen... tot op de bruiloft van Bert en Fientje... maar ja, 't is nu de tijd niet om zoover vooruit te praten.
| |
| |
| |
3.
In de Consistoriezaal, waar allen nu vergaderd zijn, neemt Pius XI plaats op zijn troon, overschouwt een wijle die schaar kloeke Vlamingen en spreekt hun dan toe in dezer voege:
‘Welkom, dierbare kinderen, uit het diepste van ons vaderhart... Welkom, gij Vlaamsche boeren, die den grond bewerkt, die de vruchten der aarde schept en aldus medewerkers zijt van Gods Voorzienigheid, van Gods weldadigheid... De landbouw is de koningin van alle menschelijke bedrijvigheid.
Als goede christenen zijt gij naar Rome gekomen om de groote Romeinsche basilieken, de meest eerbiedwaardige plaatsen van de Heilige Stede te bezoeken - want, ja, Rome is heilig, waarlijk heilig - en gij vindt er de schatten van het jubeljaar.
Als goede zonen, zijt gij ook gekomen om u met uw Vader te verheugen over de genade van Zijn priesterjubileum.
En - waarom er niet op gewezen? - gij komt u ook verheugen met den Vader van alle geloovigen over de laatste gebeurtenissen welke door een bijzondere bezorgdheid van de Voorzienigheid en de Goddelijke goedheid een gunstig midden hebben geschapen, om dat jubileum van den ouden priester te vieren. Die laatste gebeurtenissen, welke de gansche wereld hebben verheugd, zullen zonder twijfel bijdragen tot den algemeenen vrede.
Om die reden alleen moet dat grootsche feit algemeene vreugde verwekken. Maar Wij weten het wel, gij, die de trouwe kinderen zijt van de Roomsch-Katholieke Kerk, de oude en eerbiedwaardige moeder van alle kerken, gij ziet daar heel wat meer in. Gij ziet daar de erkenning in van
| |
| |
rechten, sinds lang door de katholieken der gansche wereld, inzonderheid door de Belgische katholieken, opgeëischt voor Christus' Stedehouder, voor den oppersten leider der zielen.
Daarom is uw deelneming aan deze troostende gebeurtenis zoo innig en zoo sterk, en zij is ten zeerste opbeurend voor Ons, uw Vader, want Wij kunnen het niet vergeten, dat België voor de onafhankelijkheid, de vrijheid en de waardigheid van Christus' Stedehouder en van den H. Apostolischen Stoel, edelmoedige, tot den dood toe heldhaftige verdedigers heeft geschonken.
Daarom, gij ziet en voelt het, zegenen en groeten Wij u met een bijzondere vreugde. Wij willen dat de zegen dien gij Ons zijt komen afsmeeken als bekroning van uw bedevaart, zich uitstorte over u en uw familiën.
Geliefde kinderen, dat Onze vaderlijke, Apostolische zegen over u nederdale. Hij moge u helpen om in de heilige plaatsen de overvloedige vruchten van uw pelgrimstocht te oogsten; Hij moge u voorspoed brengen in al uw ondernemingen; Hij moge u aanzetten om altijd beter te doen.’
De H. Vader sprak Fransch: zoo vonden zijn woorden geen rechtstreekschen weerklank bij de Vlaamsche bedevaarders. Maar de goedheid en de belangstelling die straalden uit Zijn oogen, die trilden in den klank van Zijn stem, waren voldoende om onze Vlaamsche menschen in vervoering te brengen. De Paus die tot hen sprak, die hen na Zijn toespraak, terwijl zij eerbiedig de knie bogen, tot driemaal zegende!
In het scenario was voorzien dat de bedevaarders hun geestdrift zouden uitzingen in het lied: ‘Wij willen God!’
Maar Gommer, die van uit den tijd toen Bollansée nog koster was te Emmelen, al de waarde had onthouden van
| |
| |
een energiek Attaca! Gommer, die maar wist van één lied om in de groote omstandigheden zijn vervoering uit te schreeuwen, Gommer, zoohaast de daartoe aangestelde priester den arm ophief, Gommer, zonder rekening te houden met het klassieke ‘une mesure pour rien!’ zette met zulke kranige beslistheid in
dat heel de zaal meesloeg in het lied van het Vlaamsche vaderland
Daar is gezongen!
Zelfs in het Vaticaan kon de Vlaamsche Leeuw niet meer getemd worden.
- Ik zou wel eens willen weten, knikt Heeroom, of Son Excellence Monsieur Max van Ypersele de Strihou, ambassadeur extraordinaire et plénipotentiaire de la Belgique près le Vatican, - oef! - dàt in zijn rapport zal zetten!
Terwijl de H. Vader de zaal verlaat, klinken Hem hartstochtelijke kreten na - zoo geestdriftig als Vlamingen maar kunnen roepen - ‘Leve de Paus! Leve Pius XI!’
- Ik mag honderd jaar oud worden, zei Gommer, zijn indrukken samenvattend en vertolkend wat er in aller gemoed zinderde, dat vergeet ik nooit, dat is de schoonste dag van mijn leven!
| |
[pagina t.o. 96]
[p. t.o. 96] | |
IX. - Algemeen zicht op het klooster en de Basiliek te Assisi.
| |
[pagina t.o. 97]
[p. t.o. 97] | |
X. - Het kapelletje van Portiuncula in de Basiliek van O.L.V. ter Engelen te Assisi.
|
|