| |
| |
| |
Vijfde hoofdstuk.
Uitstap naar Subiaco.
1.
GOMMER heeft het dezen nacht van den man gemaakt. Goed dat er voor Heeroom een kamertje beschikbaar was gesteld verder de gang in, want in het zaaltje met vijf bedden waar Emmelen verder samenligt is er dezen nacht niet zoo heel veel geslapen.
In 't begin, bij 't uitkleeden, had iedereen er pret in. Gommer zong dat het een aard had:
Al is de Paus van Rome groot
Al kust eenieder zijnen voet,
Nog liever ben ik maar een boer
Als rekening voor alle ziel
En al die oude liedjes hadden tien en vijftien koepletten!
Wij ploegen en wij spinnen
En wij zingen uit der macht:
| |
| |
Gommer had zich eindelijk in slaap gezongen. Maar rond middernacht viel hij uit zijn bed met groot lawaai al kreunend:
- Nu hebben ze mij alleen in den fourgon achtergelaten! Helpt!
Bert en Gust hadden hem goed troosten, hij was verdwaasd als een eend in een vreemde bijt:
- Ik moet den President zien!
En 't was maar nadat de President in nachtgewaad zich ook vertoonde dat Gommer weer zijn zinnen kon samenrapen, zich bewust werd waar hij zich bevond en zich met gerustgesteld hart neerlei om voort te slapen.
Hij is vandaag veel stiller en wij gebaren allen van den Keizer geen kwaad te weten, opdat Heeroom van 't geval niets zou vernemen.
* * *
Vandaag rijden wij er op uit, heel den dag!
Na gisteren de Eeuwige Stad te hebben doorkruist in alle richtingen, willen wij nu ook kennis maken met de ‘campagna di Roma’, de geheuvelde vlakte waarvan Rome het middenpunt beslaat, en met de Appenijnsche bergstreek.
Langs de Porta San Lorenzo bollen onze honderd auto's naar een snelaangroeiende buitenwijk, waar in 1908, met giften uit België, door architekt Strocchi een kerk werd opgericht, St. Jan Berchmans ter eere.
Rechts van de baan wuiven donkere cypressen: daar ligt het groote kerkhof van Rome, met zijn duizenden merkwaardige grafmonumenten: daar staat ook het gedenkteeken aan de Pauselijke Zouaven gewijd.
Voorbij de kerk van San Lorenzo kronkelen onze auto's
| |
| |
elk in zijn wolkje stof, met de wegen mee door den Agro Romano.
Aan de banen rond Rome wordt fel gewerkt, mede in verband met de opnieuw-vruchtbaarmaking van gansch de streek, en de schilderij van Hennebicq: Delvers in den Agro Romano, die te Brussel in het Modern Museum hangt, schiet mij dikwijls voor den geest.
Hoe dichter wij de bergen naderen, hoe vruchtbaarder de streek wordt: boom- en wijngaarden zijn beter verzorgd, erwtjes en labboonen staan in de bloem, talrijker worden de vrouwen en de kinderen, de gespannen door ezels of paarden getrokken, die wij voorbijrijden. En gezonde zwarte verkens wroeten met hun snuit in 't stof langs den weg.
Het uitzicht wordt hoe langer hoe schilderachtiger: links verheffen zich beboschte bergen, rechts daalt de vallei van den Aniene, vóór ons, op een hoogte, ligt het stadje Tivoli.
Uit de streek van Bagni, ten tijde van Agrippa reeds gekend om haar solferbaden, komen de witte steenen vandaan, waaruit de Romeinsche bouwmeesters hun gebouwen optrokken: zij heeft ook het materiaal geleverd voor St. Pieterskerk.
Een eindje rechts van de baan wijst men ons de puinen van de Villa Hadriana, een villa - of liever een stad in 't klein - aangelegd door Keizer Hadrianus in 't jaar 138 na Christus. Niet alleen lusthoven, parken en vijvers, maar al wat hem op zijn reizen had getroffen, o.a. een Grieksch theater, het Kanaal van Canope, tot zelfs de Elyseïsche velden en den Tartarus, zooals de dichters die hadden bezongen, liet de Romeinsche Keizer hier in 't klein nabootsen.
- Dat zou ik ook doen als ik rijk was, merkt de President op, alles wat 'k gezien en schoon bevonden heb, laten namaken in 't klein, voor mijn plezier, in mijnen hof.
| |
| |
Na een klimtochtje door schoone velden van olijfboomen bereiken wij Tivoli.
Van hierboven heeft men een prachtig uitzicht op het panorama van Rome in de vlakte.
De 100-meter hooge watervallen van den Aniene hangen als levende witte kant tegen de bruine rotsen, waarop de ronde Tempel van Vesta prijkt met zijn verweerde Grieksche zuilen.
De kathedraal, gebouwd op de plaats waar vroeger een tempel aan Hercules was opgericht, is aan San Lorenzo gewijd.
Reeds ten tijde van het Keizerrijk was Tivoli het zomerverblijf der voorname Romeinsche families. De villa d'Este is wel de mooiste die er uit de middeleeuwen is overgebleven.
Maar de tijd ontbreekt en wij schieten voort in de richting van Subiaco.
| |
| |
| |
2.
Wij volgen stroomopwaarts de vallei van den Aniene met haar vruchtbare landschappen.
De nachtegaal zingt in de bosschen.
Kort geschoren schapen grazen, bij kleine kudden, langs de baan; kasseiers werken aan den steenweg, beschut tegen de zonnestralen door een goedkoopen zonhoed... in dagbladpapier. Vrouwen komen van de bron met op het hoofd een waterkruik of een pak waschgoed; andere uit het bosch met op het hoofd een houtbussel.
- Schilderachtig! zeg ik tegen den chauffeur, die terzelfder tijd cicerone speelt.
- O! antwoordt Giuseppe, hier moeten de Vlaamsche schilders niet komen om Italiaansche vrouwen te schilderen. Viterbo, de stad der schoone fonteinen, is ook de stad der schoone vrouwen! Maar waar de mooiste meisjes vandaan komen: van Saracineso in de bergen. Dat zijn schildersmodellen! Mijn vrouw is ook van daar...
Ginder ligt Subiaco op een verhevenheid, naast hoogere bergen met sneeuw op hun kruin. Een stadje met een middeleeuwsch uitzicht: op een rots, midden in de stad, rijst een versterkt kasteel, vroeger buitenverblijf der pausen, dat gansch den omtrek beheerscht. 't Is ook een stadje vol kinderen en als wij onder de middeleeuwsche stadspoort binnenschieten, scheelt het geen haar of een bambino, aan de waakzaamheid van zijn moeder ontsnapt, komt onder de wielen terecht. Maar handig en met alle kracht slaat Giuseppe zijn klemmen toe en stopt juist tegen den kleine, waarna hij uitstapt om gewetensvol den bambino en zijn moeder duchtig de les te spellen.
Wij stappen ook uit en klimmen naar het klooster van Ste. Scholastica en naar ‘Sacro Speco’, de heilige grot, waar- | |
| |
in St. Benedictus zich in 494, op veertienjarigen leeftijd, terugtrok om er gedurende een tijdperk van vijf en dertig jaar als kluizenaar te leven. Het stadje dankt zijn oorsprong aan de neerzetting van Benedictijnen die volgde.
Wij gaan langs de puinen der villa van Keizer Nero, die hier den Aniene liet afdammen en zoo drie kunstmatige meren schiep, waaraan het stadje later zijn naam zou ontleenen. Sublaqueum: bij de meren. 't Is in deze villa dat Nero tijdens een onweer neergebliksemd werd en slechts nipjes aan den dood ontsnapte.
Langs kleinere kapelletjes klimmen wij naar het klooster van Ste. Scholastica, van de twaalf kloosters, die St. Benedictus in de vallei van den Aniene stichtte, het eenige dat overblijft. Het groote gebouwencomplex omvat: een modern klooster, een ander uit de jaren 1052, de kerk van Ste. Scholastica, gesticht in 975 en herbouwd in de XVIIIe eeuw, en een derde klooster uit de jaren 1255 met een stemmigen Romaanschen kloosterhof. Er is hier veel kunstwerk van de oudere Cosmaten te bewonderen.
Om Sacro Speco te bereiken zullen wij nog een half uurtje klimmen, in de hitte, maar omgeven door prachtig natuurschoon. De heilige grot hangt daarboven als een adelaarsnest tegen de rotsen. Beneden ons glijdt de Aniene met zijn zilveren waterstreep in een nauwe kloof tusschen twee groene berghellingen. Sacro Speco ligt 640 meter boven de zee! Het is weer een heele gebouwengroep: de hoofdkerk uit het jaar 1166 met oude schilderijen; de St. Gregoriuskapel met het oudst gekende portret van St. Franciscus, tusschen 1223 en 1226, tijdens zijn leven dus, geschilderd; de kapel van St. Laurentius met den tuin waar St. Franciscus rozen griffelde op de dorenstruiken, waaruit St. Benedictus zijn geeselroeden vlocht.
| |
| |
Die laan steeneiken stond er reeds, volgens de overlevering, in 1223, toen St. Franciscus hier verbleef.
Aan de kloosterpoort verkoopt een zachtzinnige pater kleine kartonnen emmertjes met lekkeren honig.
Gust is de eerste klant.
- Lekker! mimeert hij met oogen, mond en handen.
Voorbeelden trekken. En allen dragen wij van ons bezoek aan Sacro Speco de zoetste herinnering mee... in potjes!
| |
| |
| |
3.
Op onzen terugweg hebben Bert en Gust de gelegenheid om koeien, die hier in de bergen met een bel aan den hals te grazen loopen, te bewonderen en te betasten.
Op het terras van het Belvedère-hotel laten wij ons het noenmaal duchtig smaken.
Opnieuw de auto's in om een der schoonste bergtoertjes te maken, die men in Italië doen kan. De weg kronkelt berg op, berg af, door groene olijfvelden, over bruggen, over ruischende bergstroomen, langs wijngaarden die heele vlakten bedekken. De dorpen die wij doorkruisen heeten Olevano, Genazzano, een bekend bedevaartplaatsje waar O.L. Vrouw van Goeden Raad wordt aangeroepen, Palestrina, de geboorteplaats van den beroemden componist Giovanni Pierluigi da Palestrina... en wij komen uit op de Groote Markt te Frascati.
Hier is het plicht den wijn van de streek te proeven. Wie zou tegen dien plicht mopperen?
Onder de boompjes weerklinkt weldra een opgewekte ‘Vlaamsche Leeuw’.
Wij hebben hier een uurtje poos, waarvan Heeroom wil gebruik maken om een wandeling te doen langs de mooie landhuizen in de wijngaarden, de ‘Castelli Romani’ waarvan de mooiste heeten: Villa Aldobrandini met haar klare fonteinen en de villa Falconieri, vroeger eigendom van Keizer Willem II, thans zetel van de ‘Filmuniversiteit’.
Wij drinken allen ons glas leeg en volgen hem.
- Daar, wijst ons Heeroom, staat de villa van M. Micara, een broer van den pauselijken nuntius te Brussel.
Terwijl we voorbij een rij kleine werkmanswoningen stappen, komt er een vrouw buitengestormd en richt zich tot Heeroom met een vloed van woorden en jammerklachten.
| |
| |
Uit haar gebaren is makkelijk wijs te worden dat binnen in het huis iets niet in den haak is en de hulp van den priester wordt ingeroepen.
Haar man lag op sterven.
Reeds maanden was hij ziek; zij kwam zoo pas van 't veld terug en vond hem, onverwacht, reeds met den doodsreutel in keel en borst.
Heeroom had nog juist den tijd om hem de absolutie mee te geven voor zijn reis naar de andere wereld.
Zoohaast hij den laatsten adem had uitgeblazen, begon zijn vrouw te jammeren, zich de haren uit het hoofd te rukken en uit al de woningen in de buurt kwamen weenende vrouwen toegeloopen.
Al het Italiaansch van Heeroom vermocht niet hier troost te brengen: het scheen wel een geplogendheid die haar beloop moest hebben.
Dit voorval brak bij ons de stemming en wij keerden op onze stappen terug.
Lang evenwel duurde het niet of Gommer kreeg de kans om de stemming te doen omslaan.
Ergens in de buurt waren ze een weg aan 't vermaken en karren zwaar met steenen beladen dokkerden ons voorbij. Gust had al een paar malen omgezien:
- Kijk eens, zei hij toen, 'k geloof dat ginder een voerman met zijn wiel in 't zand zit en er niet uit kan. Willen we eens gaan kijken?
Ja, zoo was het. Van den steenweg gesukkeld in een zandput. De Italiaansche voerman had goed alle uitroepingen te vermorsen, 't hielp geen spier.
- Laat mij eens doen, zei Gommer, ik ben van den stiel.
De Italiaan begreep dat wij het goed met hem meenden en ging op zij staan.
En Gommer commandeerde:
| |
| |
- Bert en Gust, ieder aan een wiel; de andere vrijwilligers, van achter aan de kar en stooten als ik roep!
Maar eerst moest hij nog een goed woordeke doen bij Heeroom, die met zijn zakdoek zijn brilglazen te poetsen stond:
- Meneer Pastoor, zei hij, twintig jaar geleden hebt gij gepredikt in Emmelen kerk dat het toch geen vloeken meer zijn... en... als ge er een mensch mee kunt helpen...
En zonder Heerooms antwoord af te wachten, gaf hij een snuk aan de teugels, riep een geweldig ‘Hu!...’ gevolgd door een Emmelenschen kraker, waarin de g, de d's, de v en de r verdrievoudigd tot hun recht kwamen.
Bij het sonore ‘oemme!’ sprong het paard in de ketting, de wielen draaiden den steenweg op en Gommer gaf triomfantelijk de zweep over aan den Italiaan, die even groette met zijn hoed om te bedanken.
Heeroom schuddebolde en lachte:
‘De Vlaamsche tale is wonderzoet...’
- Maar bijzonder krachtig! was het oordeel van Gommer. Als zelfs Italiaansche paarden er van opspringen!...
- En ze zou geen internationale taal zijn! deed er de flamingant Bert bij; het bewijs is toch geleverd...
Daar werd een nieuwe flesch ontstopt ter eere van Gommer. De taxi's toeterden: tijd om in te stappen en terug te keeren en... door den Agro Romano, waar labboonen bloeiden in de wijnvelden, langs Vermicino met het groote radiostation, langs de Via Tusculana met het groote Aquaeduct van Claudius, reden wij terug naar onzen thuis te Rome.
|
|