Een been onder het zand
(1967)–Kees Simhoffer– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 173]
| |
[pagina 175]
| |
De ruitenwissers sloven zich uit, maar het helpt geen flikker. De auto blijft huilen. Tranen met tuiten. Ze rijden gewoon door een aquarium van verdriet. Alle vissen zijn dood, drijven op hun kant. Alleen op de bodem zit nog leven. Allemaal lichtgevende torretjes. Wat zijn auto's onder water anders? De regen stroomt door de sloten en kieren de auto binnen, tot de zaak onder water staat. Hij kan vast beginnen af te tellen. De man naast hem krijgt de zenuwen. Doe toch wat meneer! Ik heb u niet voor niets een lift gegeven, maar dan komt het water al tot zijn lippen. Praten is er niet meer bij, alleen maar gorgelen. Een zachte dood mevrouw, uw man heeft niet geleden. Hij gaat staan, probeert het schuifdak, maar dat zit klem. Verrek, zijn koffer drijft boven de achterbank. Die moet hij in elk geval redden. Rustig blijven! Tegen de tijd dat een auto vol water staat, kan je de portieren openen. Is de druk van buiten gelijk aan die van binnen. Alsjeblieft! Met de koffer boven zijn hoofd zwemt hij de weg op. Daar is de Wegenwacht. Heeft u pech meneer? Waar is uw gevarendriehoek? Jezus! hij moet aan wat gewoons denken. Daar gaat-ie dan: a. in een wagen zit je toch maar lekker droog; b. een mens moet dankbaar zijn; c. als je een lift krijgt, moet je aardige dingen zeggen; d. een sigaret presenteren. - Wilt u een sigaret? - Nee dank u. Nou niet. Neem er een van mij. De man wijst naar het vakje. Caballero. - Da's mijn merk niet. | |
[pagina 176]
| |
Hij bekijkt zijn gastheer. Geen snelle prater. Zit maar verbeten achter het stuur. Krijgt de pest in als er een met groot licht wil passeren. Daar komt weer zo'n coureur. Nu gas op de plank en over drie dagen stapvoets naar het kerkhof. Door een noodlottig ongeval kwam mijn lieve man... Dat weet je vooruit als je een slee koopt. Volgens de borden mag je niet harder dan 110 rijden. Die van hun haalt het niet eens. Is trouwens helemaal een kreng. Je zit kompleet bij de bestuurder op schoot. Hij heeft royalere liften gehad. In Frankrijk een keer een bisschop. Hier zijn het meestal vertegenwoordigers. Die zeggen nooit veel, je krijgt wel een sigaret. Hebben natuurlijk liever meiden, maar met zijn haar zie je het verschil niet op een afstand. Als ze stoppen, is het te laat, dan moeten ze je wel meenemen.
Dat haar gaat er nu natuurlijk af. In het leger moet je fris zijn. Geen haren in je nek. Geen handen in je zak. De knuppel slap in je broek. De vijand moet kunnen zien wie hij vóór heeft. Goed volk. Koest! En dan schiet je ze voor hun raap. De rest is jouw zaak niet. De doden regelen zelf hun begrafenis. De overlevenden hebben het te druk met schieten. Die psychologische meneer op de herkeuring vroeg wat ik zou doen als er ineens een in de struiken tegenover me zou staan met een bajonet. Vragen naar zijn jachtvergunning, zei ik. De vent reageerde niet, bleef sloom naar mijn lui zitten kijken, die als een kanon in stelling lag tussen het struikgewas. | |
[pagina 177]
| |
Kleed je maar weer aan! Ik werd goedgekeurd. De nozem mocht soldaat worden. Hele troost voor de familie. Mijn moeder het trots aan iedereen vertellen: Hans moet in dienst. Da's goed voor de jongens. Worden ze flink van. Leren ze in het gareel lopen. Waar naartoe interesseert ze geen moer, als ze maar lopen. Ze zullen raar opkijken. Morgen de marechaussee op de stoep.
Daar komt een tunnel. Lichten aan! Zijn al aan. De man gaat tot Koesloot, heeft hij gezegd. Waar ligt dat? Klaar voor de duik! Adem inhouden. Eén en twintig, twee en twintig. Boven je hoofd harer majesteits vloot. Zo'n tunnel kost geld. Als ze weer boven water komen, krijgt de wagen een stoot zijwind. De man naast hem vloekt binnensmonds. Wat voor soort kerel zou het zijn? Hoe leeft zo'n man? Achter in de auto staat verf, dat heeft hij gezien. De hele achterbank vol bussen. Leg uw koffer er maar op, kan geen kwaad. Heeft hij zelf gezegd. Zou zo'n man nou in zijn eigen waar geloven? Geef uw woning nieuwe fleur met verf van Colorlux. In tientallen frisse tinten. Van lijkbleek tot poepbruin. Vijf dagen per week ouwehoeren en twee dagen om te niksen. 's Avonds drie koppen koffie. Eén flesje pils. De supermarkt vraagt erom. Bij aankoop van twee flesjes, het derde halve prijs. Gordijnen dicht, pantoffels aan, teevee kijken en naar bed. Wakker van de kinderen, plas doen, water drinken, zoet gaan slapen. Waartoe zijn wij op aarde? - Heeft u kinderen? De man naast hem kijkt op. - Ja, waarom vraagt u dat? | |
[pagina 178]
| |
- Zomaar, ik dacht zo. Mijn zus heeft pas een baby. Helemaal lichtgevend. Met anti-radio-aktieve oogklepjes. Handig voor later. De man heeft er niet van terug. Weet ook niet dat zijn zus pas tien is. Heerlijke leeftijd. Grote broer wordt soldaat. In de kazerne wonen, het land dienen, de beschaving beschermen, in de pas lopen voor God, koningin en vaderland, deze drie, maar de grootste daarvan is God want die laat het regenen. Weet zo'n kind veel. Over tien jaar krijgt ze ook een baby. Kunnen ze dan ook soldaat maken. Daar heb je een bord! Koesloot rechtsaf. 1000 meter, 600 meter, 300. Ze minderen vaart, de wagen slipt even, maar blijft overeind. uit. Handig die borden. - Hier moet ik u afzetten. De man zegt het zonder hem aan te kijken. Hij opent het portier en stapt uit. Meteen een vlaag regen. - Goedemiddag en bedankt. De man knikt wat en wil wegrijden. - Ik vergeet mijn koffer! Stom! De man slaat de leuning naar voren en helpt hem. - Die koffer is zwaar!
Natuurlijk is mijn koffer zwaar. Weet ik, maar een kist is te onhandig. Loopt trouwens in de gaten. Met een koffer mag iedereen vrij rondlopen, maar voor een kist heb je een uniform nodig. Zwart met zilver en een steek. Ik had die romp heus wel thuis gelaten, als het kreng niet was blijven bloeden. Hij stond mooi op dat bloementafeltje. Helemaal niet bleek of zo. Mooi roze, net een eta- | |
[pagina 179]
| |
lagepop. Maar etalagepoppen hebben borsten zonder tepels. Deze zijn lekker groot en stevig. Maar het bloed lekte door de vloer. De lui van beneden begonnen te klagen. Anders was hij blijven staan. Burgerlijk natuurlijk. De lui hebben gewoon geen geduld. Als je maar geduld hebt, dan komt er op een gegeven moment geen bloed meer uit. Van marmer mag het, die komen nog in een museum ook. Maar een echte, dat maakt de lui overstuur. - Moet je haar nou echt mee? Kan je niet gewoon een foto...? zei mijn moeder. - Ja, ze gaat echt mee, zei ik.
Hij is nu alleen op de weg. In de gietregen. Achter hem de autoweg. Vóór hem moet in de polder ergens Koesloot zijn. Hij had het handvat van de koffer moeten laten maken. Zo sjouw je je rot. Iedere twintig meter stil staan. Koffer naar de andere kant. Waar loopt hij eigenlijk naartoe. Overal is regen. Kan het beste de sigaretten in zijn binnenzak doen. Straks zijn ze zeiknat. Hij loopt een kwartier, maar nog steeds geen Koesloot. Vast weggespoeld door de regen. Die koffer is te vol. Zijn moeder had gelijk. Waarom moet dat allemaal mee, je komt toch elke week thuis? Gisteravond afscheid. Hoe vind je het nou Hans? Hij niks zeggen. Maar toen ze bleef zaniken, heeft hij haar gepest: heb je het niet gelezen, vandeweek in de krant? Ze willen de jongste lichting naar Vietnam sturen, die jongens daar zijn moe. Ik neem niet voor niks alles mee. God jongen, had ze gezegd, je mag niet spotten met die dingen. | |
[pagina 180]
| |
Spot ik? had hij gezegd. Toen ging hij naar bed. Het was niet afgehaald. Het stonk nog naar de vorige nacht. Zijn moeder wordt oud, ze vergeet de bedden. Nou hoeft het niet meer, één zorg minder. Misschien stuurt hij een ansicht. Greetings from Koesloot. Voor een rustige vakantie, come to Koesloot. Wat moet Hans in Koesloot? Ik dacht dat die kazerne... Zeker een oefening. Natuurlijk Koesloot is een mooie oefening. Allemaal met je bek in de modder. Doorgaan! Tijgersluipgang. Niet kokhalzen! Vietnam is ook een moeras. Hij blijft hier. Er is water genoeg. Een mooie sloot uitzoeken. Een brug met een hoge rug. Waar heeft hij dat gelezen? Een brug met een hoge rug over een slome sloot. Hij gaat op de leuning zitten. Eerst de sigaretten oproken die hij nog heeft. De regen valt met bakken uit de hemel. Een man op de brug. Uit het leven gegrepen! Volgens de beste tradities van de Hollandse School. Niet te veel kleur. Niet te veel beweging. De laatste peuk maakt hij uit op zijn arm. Hij voelt niks. Dood, waar is uw antwoord? Maar eerst warm worden. Nog even alles uitstellen, des te fijner is het straks. Als hij in Koesloot komt, stapt hij het café binnen - er is toch minstens een café - en vraagt het stadsplan van Koesloot. Mooie sloot uitzoeken. Hoge brug. Maar geef me eerst nog een kop koffie. Eerst een beetje bijkomen. De dominee komt er ook bij staan. Stelt meneer prijs op geestelijke bijstand in de laatste ogenblikken? Een mooie bijbeltekst doet het altijd. En bovendien is de nabijheid van een medemens... Daarginds wonen mensen. Er is licht. Dichterbij ziet hij het. Een soort café. | |
[pagina 181]
| |
Wanneer de vijand er binnen is, gooi ik hem de koffer naar zijn hoofd. Dan valt hij achterover tegen de toog. Buiten westen. Op je achterhoofd vallen, is gemener dan voorover. Verrek het is een yankee. Of is dat pak camouflage? Hij ligt met zijn ogen dicht. Ik kan zo bij zijn revolver. Achter de bar staat een vrouw met haar blouse open. Een enorm dal waar de hele Vietcong in hinderlaag ligt. Hier, vang op! Hoeveel kogels gaan er in een Amerikaanse colt? Bij de eerste kogel glijdt ze onderuit. Daarna schiet ik de flessen achter haar één voor één kapot. Alle beschikbare bloedgroepen sijpelen in het dal. Het café is nu dood op mij na. Maar ik heb nog één kogel. Loop tegen mijn voorhoofd. Hersens in de puree geeft niet. Mijn hart moet heel blijven. Kan het op sterk water, gaat het weer kloppen. Ogen dicht, een droge klik. Zending volbracht. De dienstplichtig soldaat Hans M. 45.6.08.1533 meldt zich, op zijn rug weliswaar, met de kramp in zijn pik.
Het is inderdaad een café. Hoeveel centen heeft hij eigenlijk? Zijn portemonnee is nat. De regen slaat in zijn rug. Meestal word je van voren nat. Nu niet. Zijn billen voelen klam aan. Café-Friture in verlichte letters. Ernaast een boerderij. Gedroogde stalmest staat er op een stuk karton naast de poort. Mooie kombinatie. In den beginne schiep God hemel en aarde. Maar de aarde was nog ledig en onvruchtbaar, ook Koesloot. Sterker nog, God was nog niet eens op de naam gekomen. Toen schiep God het rund en het varken, elk met een reet om de aarde te bemesten. En het werd avond en morgen, de achtste dag. | |
[pagina 182]
| |
Gisteren heeft hij nog in een gekke bui in de bijbel zitten bladeren. Waarom weet hij zelf niet. Misschien nieuwsgierig hoe het allemaal begonnen is. Cafés zijn meestal familie van elkaar. Een juke-box. Aan een tafeltje een oude man met een bord patat. En God die zag dat het goed was, rustte uit van het werk zijner handen. Zit de patat met zijn vork fijn te maken. Heeft natuurlijk geen tanden meer. Achter het buffet staat een meisje in een dikke trui. De vijand is nergens, of hij is naar de w.c. Je kan de stilte snijden. Eerst een dubbeltje in de juke-box voor een plaat. Het apparaat is aan pensioen toe. When the saints go marching in. Ondertussen zijn jas weghangen. Hij staat kompleet te lekken. - Legt u de jas maar over een stoel bij de kachel, hoort hij dat kind. In een hoek bij de oude man staat een oude hoge kachel. Zoals vroeger op de lagere school. Met zo'n koperen stang eromheen. Als ze sneeuwballen hadden gegooid, mochten alle wantjes erover. Tot ze begonnen te dampen. Daar gaat de sneeuw, dacht hij dan. Fijn was dat, het leven van een kind. De plaat is gauw op. Het is weer stil. De oude man smakt. Hij krijgt honger. Sinds vanmorgen niks meer gehad. Die anderen eten nu in de kazerne. Om tien uur had hij binnen moeten zijn. Naar de foerier. Pakje passen. Kamers bekijken. Slaappie uitzoeken. Brits opmaken. Blote meid met punaises in je kast. Kan ze niet weglopen. Eten. Ieder een blikken po. Een grote schop. Alsjeblieft. Rats, kuch en bonen. Thuis neem je een banaan, als een sinaasappel te veel werk is. Het meisje staat vragend te kijken. Hij moet bestellen. | |
[pagina 183]
| |
Als ze aardig is, rekt hij zijn galgemaal. - Een portie patat en wat kost een frikandel? - Hebben we niet meneer. (Meneer zegt ze) Wel gehakt. Moet u een bal? Hij neemt wel een bal. De patat moet nog in bad. Er slaat blauwe walm vanaf.
Kruitdamp. We hebben een heel dorp opgeblazen. Mensen, beesten, de hele boel. De dynamiet zat in mijn koffer. Loodzwaar. Om de beurt dragen. Dienstplichtig soldaat Johnson net zo goed. Oh when the saints... Straks trekt de damp op en komen de overlevenden uit het moeras kruipen. Een magere gele moeder met een baby. Ik heb het in de krant gezien. World Press Photo. Number One. Een prijs voor de journalist. Die vrouw was niet bij de uitreiking. Die baby is amper een paar maanden, maar in de hel duurt een maand een eeuw heeft de kapelaan vroeger gezegd. Nou niet sentimenteel worden. Zo'n kind kan gaan gillen en de boel verraden en die vrouw kan een verklede scherpschutter zijn. Richten, tot je ze hebt ingelijst in je vizier. Petsss... Het moeras heeft gegeven, het moeras heeft genomen. Zondag weer een brief naar huis: zitten in een moeras, zien zelden of nooit een vrouw, stuur nog tijdschriften, er is hier enorme behoefte aan tijdschriften, wij zijn niet bang, vijand zakt weg in de bagger, da's het voordeel van een moeras.
- Smakelijk meneer. Het meisje schuift een bord frites onder zijn neus. Van dichtbij valt ze mee. Heeft heel wat onder die trui zitten. | |
[pagina 184]
| |
Zou ze voelen voor een spelletje pand verbeuren? Hij heeft een koffer vol. Beginnen met een knipoog. Ze reageert niet. Vrouwen zijn raadsels. Het hangt aan de muur en het tikt. Ze is al weer bezig, staat met haar rug naar hem toe. Aankomend rekruut vergrijpt zich aan boerendochter te K. Het anders zo vredige K. werd gisteren wreed opgeschrikt door een lafhartige poging tot. Tot wat? Verkrachten is een huiskamerspelletje vergeleken met oorlog. Iemand een bajonet door zijn strot jagen, dat is verkrachten en dat mag van de minister. Hij trekt er twee jaar van je leven voor uit. Wordt verzocht zich voor eerste oefening te melden enz. Die patat is taai en de gehakt week. Dat varken heeft beter verdiend. Hij probeert te kauwen zonder te proeven. Lukt niet. - Ik ga me verzuipen. - Zo. De oude man is naast hem aan de bar komen zitten. Kinds, dat is duidelijk. - Ik ga me verzuipen, herhaalt hij, vanavond nog. Het klinkt niet erg overtuigend. Gelooft klaarblijkelijk zelf niet meer in zijn plan. Evengoed jammer. Heeft zo'n man misschien voor het eerst van zijn leven een lumineus idee, durft hij het niet in daden om te zetten. Blijft het bij praten. - Mijn kamer is opgeruimd. De kachel is nog niet eens aan. Ze hoeven me niks te verwijten. Maar ze kletsen toch, van een dooie kletsen ze altijd. - Moet u zich niks van aantrekken opa. Flink zijn. Gewoon erin springen. Als de Chinezen dan straks komen, doen ze u niks, waar of niet? | |
[pagina 185]
| |
Opa zegt niks meer. Dat heb je altijd. Als je er serieus op in gaat, worden ze kopschuw. Nou begint hij tegen dat meisje over wat anders. Het vervolg van een vroeger gesprek. - Hij kan niet verpleegd worden door die zus, want die is zelf behoevend. Wat krijg je van me? Hij rekent gelijk met de oude man af. Houdt zeventig cent over. Het meisje schrijft alles op. Met een rode balpen. Zeker aan de deur gekocht. Laatst hebben ze hem ook besodemieterd. Van de jeugdbeweging. Acht in een zakje. Ballpoints in eight colours. Stond op die zakjes. Maar ze schreven allemaal rood. Hij heeft ze allemaal geprobeerd, maar het bleef rood. Schoften zijn het die lui langs de deur. De oude man moet eerst nog een plas. Hij zal maar gaan. - Wel bedankt en tot ziens. Hij trekt zijn jas aan, hijst de koffer op zijn schouder. Het ding wordt steeds zwaarder. Lang mag het niet meer duren. Had hij maar een touw om een soort handvat te maken. Touw is altijd makkelijk. Nog even flink zijn. Rechtdoor is Koesloot.
Waarom moesten al die boeken ook mee? Ik lees er toch niet meer in. Maar je hecht aan de krengen, da's waar. Je hele verleden zit erin. Drie gym: Gallia est omnis divisa in partes tres. Je vergeet het nooit meer. Vijf gym: La poésie symboliste s'oppose à l'exactitude minutieuse et à la beauté du Parnasse. Ik kende de hele rotzooi van buiten op het examen. Als die vent gevraagd had: wat zeg je? had ik met mijn bek vol tanden gestaan. De kolonel | |
[pagina 186]
| |
zal wel opkijken als ik met al die boeken kom aandragen. Kolonel, wilt u de generaal vragen, of hij me 's avonds wil overhoren? Studeren wordt immers gestimuleerd in het leger. De dienst kan leerzaam zijn voor jongens met fut. Sergeant, kan u misschien een naakte vrouw voor me op de kop tikken? Ik zou graag anatomie... De spier is omgeven door een bindweefselvlies: de schede en bestaat uit spierbundels die van elkaar gescheiden zijn door bindweefsel. Iedere bundel bevat spiercellen, deze bezitten in het protoplasma de fibrillen. Welke vent die een hoer bezoekt, zou zich dat realiseren? Ik weet in elk geval wat ik doe als ik een goede plaats zoek voor mijn bajonet. Maar eerst moet ik van die boeken af. Zal ze in Koesloot uitpakken. Muffe antieken voor een kwartje! Er moet toch een gek te vinden zijn die op de geur afkomt.
Het regent niet meer, het is bijna donker. Hij zal zijn jas open laten, kan die uitwasemen. Na een kwartier lopen geeft hij het op. Koesloot bestaat niet. Even uitrusten. Op de koffer maar. Sigaretje roken. Hij heeft er nog twee. Die weg loopt natuurlijk nergens naartoe. Koesloot is een vergissing van de knak-wegen-informatie-dienst. Ergens is de zee, dat wel. Daar ligt een roeiboot klaar. Schipper mag ik overvaren ja of nee? De oude man is nog steeds armoe troef. Geen c.a.o. in de onderwereld. - Dag meneer Charon, hoe staan de zaken? - Er mag niemand meer mee. De zaak is vol. Logisch, zitten natuurlijk nog met een achterstand van de oorlog en nou Vietnam erbovenop. Niks aan te doen, | |
[pagina 187]
| |
dan gaat hij maar, volgende keer beter. Daar heb je een auto. Dat is een aanwijzing. Hij moet hier weg. Duim omhoog. Laten ze nog stoppen ook. De militaire politie had niet sneller kunnen gehoorzamen. De raampjes zijn beslagen. Als hij het portier opent, slaat hem een golf parfum tegemoet. Meteen gaat zijn fantasie op hol. Het is een vrouw, een mokkel, een teef. Er zit nog leven in de polder. - Moet u ver? Ik ga niet verder als... Hij verstaat niet waarheen. - Moet ik ook naartoe. Hij zal het lot braaf gehoorzamen. Kan niemand na afloop zeggen dat het aan hem lag. De juffrouw is ouder dan hij dacht. En rijdt als een vent. Die moet de weg goed kennen of ze wil in de krant. 80, 100, 110, bocht! Hij schuift tegen haar aan, ze reageert niet. Hij kijkt. In een strak rokje kan je eigenlijk niet achter het stuur, da's wel duidelijk. Als ze een tijdje rijden, presenteert ze een sigaret met gouden mondstuk. Wijst hem de aansteker. Duw. Klik. Het ding valt op de vloer. Blindelings grijpt hij ernaar, verbrandt zijn vingers, vloekt. Dat geeft een blaar. De juffrouw accepteert slingerend vuur. Straks liggen ze in een sloot. Als ze slippen redt hij haar, nogal logisch. Allebei natuurlijk kletsnat. Held zoekt slachtoffer. Haar blouse plakt tegen haar lichaam, je ziet de beha door de natte stof heen. Hij pakt haar bij benen en romp als de sterke man van de film. Maar ze slippen niet, alleen een beetje slingeren. Wanneer ze hem afzet in een of ander dorp, is het donker genoeg. Er brandt een lantaarn. Is er een hotel? Hebben ze kamers voor zeventig cent? Hij bedankt als een nette | |
[pagina 188]
| |
middelbare scholier, zet de koffer naast zich neer en kijkt de auto na die in een wolk van parfum wegrijdt. Iedere soldaat in Vietnam heeft zijn eigen droom, ver van huis. Het is weer gaan regenen. Het plein waar hij staat is verlaten. Om de hoek zal de zee wel zijn. Kan niet missen. Heb je in Zandvoort ook. Charon zal wel naar bed zijn. Hij moet het alleen opknappen. Hier kan het. Een badplaats in de winter is goed voor zijn doel. Geen bikini om je af te leiden. Geen middenstanders die eraan willen verdienen. Niet eens een verslaggever. Eerst terrein verkennen. De laatste sigaret. Het water staat in zijn schoenen. Kousen kletsnat. Zal hij droge aandoen, of maar laten? Hij heeft er genoeg in zijn koffer.
Allemaal vuile sokken. Een koffer vol. Ik gap altijd sokken in alle warenhuizen, met de prijsjes eraan. Ik draag ze tot ze stijf zijn als een plank en dan gooi ik ze in de koffer. Het stinkt te erg in de wasmand. Ik heb behoorlijke zweetpoten. Ik kan sokken hoogstens twee dagen aan. Toen ik tien was, gapte ik mijn eerste paar. Je raakt eraan verslaafd. Een ander spaart speldjes. Er zijn ook nylons bij, maar er is nooit een vrouw geweest die ze wou. Voor mijn zeven dubbeltjes neem ik vanavond een kamer in een sjiek hotel. Met een lichtgroen bad. De stop erin. Keer de koffer om en de heetwaterkraan op de sokken. Ik was ze, wring ze uit en hang ze in het raam met uitzicht op zee. Dan weet de vijand dat de kust veilig is. Ik trek de stop uit het bad en laat het vuile water weglopen. Er blijft vettige drab achter. Het loopt niet hele- | |
[pagina 189]
| |
maal weg. Als ik morgenochtend vertrokken ben en het meisje komt de kamer doen, dan denkt ze dat er een neger in bad is geweest. Waarom niet? Het zijn ook mensen. Geven net zo goed af.
Dacht hij het niet, achter het plein is de zee. Aan het begin van de boulevard staat het gebruikelijke standbeeld. Ter dankbare herinnering aan... Over de naam hebben de meeuwen gescheten, kan je niet lezen. Waarschijnlijk een burgemeester die onsterfelijk is geworden door de boulevard honderd meter te verlengen. Komt met ambtsketen en al in de kist. Staat God op het kerkhof te wachten, achter een boom. Edelachtbare wat hebt gij gedaan om het rijk te bezitten. Ik heb de boulevard honderd meter langer gemaakt, kolonel. Welaan dan goede en getrouwe knecht, omdat ge over weinig getrouw zijt geweest, zal ik u stellen over veel: gaat in in mijn vreugde. Kan zo'n man de hele eeuwigheid boulevard lopen. Melkweg op, melkweg af. De burgemeester past op de koffer. De zee klotst moedeloos. Er is een hond op het strand. Wacht natuurlijk op een stuk hout om achteraan te gaan. Als hij begint te fluiten, is het beest zo weg. Het fluiten klinkt onheilspellend. Is er hier geen mens? De winkeltjes op de boulevard zijn dood. De ruiten zijn hartstikke vuil van de zeewind. Je kan er niet door kijken. Hij veegt met zijn natte mouw ergens over het glas. Er ligt een kartonnen reklameplaat, da's alles. Boven de zee zit nog licht van de zon. Hij kan het water in lopen. Eerst de burgemeester op zijn hart drukken dat de koffer... en dan de zee in. Gewoon doorlopen. Een | |
[pagina 190]
| |
koud kunstje. Voor thuis ook simpel. Hij is gewoon niet in die kazerne aangekomen. Daar hebben ze nu appèl. Allemaal naast het bed. Waar is de dienstplichtig soldaat Hans M.? Heeft zich in de kast verstopt sergeant, zegt een leukerd. De kerel gaat nog kijken ook. Kapitein wordt erbij gehaald. De molen komt langzaam op gang. Ze doen maar wat ze niet laten kunnen. De burgemeester heeft braaf op de koffer gepast. Welbedankt edelachtbare. Misschien wil hij hem wel houden. Om ook op reis te gaan. Nu kan het. Het is laag water.
Ik heb die koffer niet per se nodig. Hoef alleen het hoognodige mee. Warme sokken voor als ik natte voeten krijg in het moeras. Mijn paarse hemd voor het weekend, als we de rimboe niet in hoeven. Om je af en toe mens te voelen, moet je een paars hemd. De hoertjes in Saigon zijn kleurenblind van al dat kaki. Een paars hemd maakt indruk, scheelt je de helft in de prijs. De gezangenbundel heb ik ook nodig. Met kerstmis komt er een bestand, dan zal er wel een nachtmis zijn. Met de bundel erbij kan ik de woorden meezingen. Chokola moet ik ook niet vergeten. Daar doe je de verminkte kindertjes van Vietnam allicht een plezier mee. Die verkopen gewoon hun lijf voor een reep chokola. En er komen er steeds meer bij. Die Amerikaanse dokters hebben echt geen tijd om al die armen en benen er weer aan te zetten. Een verminkt kind zet trouwens meer om met bedelen. Stond laatst in de krant. Je kan zo moeilijk oordelen, als je er zelf niet geweest bent. Sokken, hemd, liederenbundel en chokola. Dat is het wel zo'n beetje. O ja, een identi- | |
[pagina 191]
| |
teitsbewijs. Anders heb je kans dat ze je in een massagraf kieperen. Of je krijgt een kruis met unknown. Paraderen ze eeuwen later nog over je lijk. De onbekende soldaat die sneefde in de strijd, is het levend symbool geworden van allen die om recht schreeuwen. Die lol gun ik ze niet.
Hij verbrandt zijn vingers aan de laatste peuk, laat hem vallen voor de voeten van het beeld. De rook kringelt tussen de burgemeester zijn tenen. Straks wordt hij hip, wordt hij high, total loss en begint te orakelen. In naam der wet, doe die koffer open. Gemeenteverordening. Moment! Hij gaat ervoor zitten aan de voet van het beeld. Doet de koffer open. Verrek, dat valt tegen, er zit bijna niks in. Had hij kunnen weten. Twee stelletjes ondergoed. Zakdoeken. De das van twee meter die zijn moeder heeft zitten breien toen hij op school bij de hockeyclub wou. Oranje-wit-blauw. Dat is wat voor de burgemeester! Voor hij het weet, is hij in het beeld geklommen. De edelachtbare houdt voorbeeldig zijn stenen handen op als steun. O schitterende kleuren wat wappert gij fier langs de kust. De rest van de koffer is gauw verdeeld. De groene pyjama is het beeld wel te klein maar kleurt goed bij het bescheten gezicht. Er zijn ook een paar blikjes eetwaar. Zijn moeder altijd bang dat hij tekort komt. De geest van de burgemeester zal best makreel lusten. De mensen hebben wel vaker in de geschiedenis eten geofferd aan de goden. De lege koffer gaat over de balustrade, rolt naar beneden het strand op, blijft open liggen in het zand. Wachten op vloed. | |
[pagina 192]
| |
Nu is hij vrij. Rechtdoor is de zee. Achter hem is het plein. Daar is hij vandaan gekomen. Maar er zijn meer uitwegen. De eerste de beste auto mag beslissen aan welke kant Vietnam ligt. In elk geval buiten het dorp zien te komen. Tegen de tijd dat ze merken dat de burgemeester niet meer van steen is, kan hij het beste een eind weg zijn. De weg slingert door de duinen. Hij loopt een half uur, maar geen auto. Alleen af en toe geritsel in het duin. Konijnen of Vietcong, hij zou het niet weten. De sigaretten zijn op, straks komt de nasmaak. Eigenlijk moet hij nou pissen, maar je zal zien, dat er net een auto komt als je met je broek open staat. Hij is zeiknat, kan het net zo goed laten lopen, merkt geen mens. Hij is allang bekaf als er eindelijk een bundel licht het duin af komt, maar de wagen rijdt door. Hij zal midden op de weg gaan staan. Dan kunnen ze hem niet missen. Zakt hij ook niet weg in het moeras aan beide kanten, want dat helmgras is natuurlijk nep. Daar kunnen ze hem niet mee besodemieteren. Ze mogen wel opschieten, hij krijgt het koud.
Ik had die koffer niet weg moeten doen. Kon ik nu zitten. Ik heb ook niet gekeken of er nog wat in zat. Wie weet. Het was donker. Nu ligt hij in het zand. De romp is er uit getuimeld. Er komt een of andere strandjutter. Schrikt zich rot. Een halve zeemeermin. Gaat het meteen aan zijn vrouw vertellen. Een zeemeermin op het strand. De droom van elke strandjutter. Die denkt meteen aan een meermin als hij blote borsten ziet. Maar als hij goed had gekeken, had hij kunnen zien dat | |
[pagina 193]
| |
het net zo goed een gewone vrouw kan zijn. Als ik hem tegenkom, zal ik het zeggen. Ik kom hem tegen op het strand en dan zeg ik het ijskoud: Heb je ooit een zeemeermin met een koffer gezien, sufferd. Je moet trouwens je ogen gebruiken. Is dat schaamhaar? Dat zijn toch zeker schubben. Hé vader, nou moet je niet meteen kwaad worden. Schijnt me godverdomme met zijn lantaarn midden in mijn gezicht. Nog een lantaarn! Ik zie geen pest meer. Schei nou uit! |
|