| |
I.
Icarus
(Icarus) Daedalisch, ellendig, stout [driest], onbesuisd, onbedacht [onbesuisd], gevleugeld, zot, ongelukkig, onvoorzichtig, zees [van de zee], hoogvliegend, onbeleefd, vermeten [driest], ongehoorzaam, vliedend, gevederd.
Hij was de zoon van Daedalus. Zij beiden vlogen met de vleugels die de vader gemaakt had, en die met was aangeplakt waren, weg van het eiland Kreta, waarop zij gevangenzaten. Maar omdat Icarus te hoog vloog, smolten zijn vleugels door de hitte van de zon, en hij viel in de zee, die naar hem de Icarische Zee is genoemd.
| |
Idaei
[ideeën] (Idaei) hoog, verborgen, Platonisch, imaginatief, heimelijk.
Dit zijn voorstellingen van de dingen die wij in onze ziel inprenten; soms staan de ideeën ook voor die dingen zelf.
| |
idioot
(idioot) slecht [simpel], mal, onvernuftig, belachelijk, vuil, zot, onbekwaam [onaangenaam], bot, arm, onaardig [ontaard], grof, donker, ruw, ongeleerd, ezel, onverstandig, ongemanierd, boers, plomp, onzedig, dorpers [onbeschaafd], veelsprekend.
| |
Idomeneus
(Idomeneus) kloek, stout [dapper], Kretiaans, strijdbaar, Minoïsch.
Koning van Kreta, was een zoon van Deucalion en kleinzoon van Minos. Toen hij na de oorlog tegen Troje naar zijn land terugkeerde, overviel hem een storm op zee die zo uitermate zwaar was dat hij de goden beloofde om als hij er levend uit kwam, hun het eerste wat hij tegenkwam te offeren. Nu geviel het dat hij als eerste zijn zoon tegenkwam, en omdat hij die wilde offeren, werd hij door de bevolking uit zijn rijk verdreven. Hij vluchtte naar Calabrië, waar hij een stad bouwde op kaap Salentini.
| |
iebenboom of iebenhout
[taxus] (ibenboom oft ibenhout) dodelijk, dodend, venijnig [giftig], gegraand [uitgebot, vruchtendragend], periculeus, altijdgroen, boos [slecht], Cyrniaans [van (de handelsstad) Cyrene], pestig [verderfelijk], vijand, schadelijk, ongelukkig.
Deze boom, die in het Latijn Taxus heet, is de onaangenaamste boom die de aarde voortbrengt, en hij is zo giftig dat iemand die zich in zijn schaduw te rusten of te slapen legt, in groot gevaar verkeert en de kans loopt te sterven.
| |
ijdelheid
(ydelheyt) werelds, zot, belachelijk [vermakelijk], mal, prachtig [pronkzuchtig], smekend [aanlokkend], aanlokkend, overvloedig, leugenachtig, geveinsd, lichtvaardig, vals, ongestadig, hovaardig, klapachtig [kletserig], onnut.
| |
ijs
(ys) koud, gevrozen [bevroren], onnut, dik, hard, droevig, duister, winters, hangend, sneeuwend, smartend [pijnlijk], killend [verkillend], effen [glad], kristallijnen, blinkend, onbrekelijk, stil, grillig, slibberig, verhard, glad, vergankelijk, schadelijk, -schollen, vervrozen [bevroren], geweldig [vernielend], glazig.
| |
ijver
(yver) zorgvuldig, vurig, gewillig, moedig, geheel [volkomen], genegen, hartelijk, heftig, curieus [zorgvuldig], razend, inwendig.
| |
ijzer
(yser) mineraal, wreed, brandend, hard, gestaald, verweerlijk [beschermend], snijdend, gegoten, blinkend, victorieus, sterk, onmenselijk, zwaar, overlastig, moordend, schadelijk, bloedig, scherp, gewet, glinsterend, dodend, Spaans, gepolijsterd, metalig, verroest, klinkend.
| |
| |
| |
ijzerwerk
(yserwerck) oud, verroest, vuil, kwaad, onnut.
| |
Ilia
(Ilia) Romulus' moeder, Vestaalse, onkuis, onrein, Rooms [Romeins], Dardanisch [Trojaans].
Ook Rhea geheten, dochter van koning Numitor van Alba. Nadat Numitors oudste broeder Amulius hem uit zijn rijk verdreven had en ook zijn zoon had gedood, opdat er niemand van dat geslacht over zou blijven die hem het koninkrijk zou betwisten, liet hij haar met geweld als een Vestaalse maagd bewaken. Mars (zo was hem in een droom geopenbaard), of een andere, onbekende, man zou Ilia bevrucht hebben. Zij baarde twee zonen, Romulus en Remus geheten.
Amulius liet haar daarom levend begraven en de twee kinderen in de Tiber gooien. Maar deze bleven leven, en toen ze volwassen geworden waren, lieten ze hem ook doden.
| |
Indië
(Indien) Oost-, West-, rijk, welriekend, vruchtbaar, zwart, barbarisch, groot, gepareld, wijd, vergelegen, kostelijk [prachtig], wonderlijk, uitenwege [afgelegen].
Indië ligt in het oosten aan de grens van Azië en strekt zich zo ver uit dat men meent dat het eenderde van de wereld beslaat. Dit grote land strekt zich uit van zonsopgang langs de Oosterse Zee, tegenwoordig China genoemd, naar het westen langs de rivier de Indus, waarnaar het genoemd is en die tot grens dient, en zuidwaarts langs de Indische Zee, tot het koninkrijk Gambayo en het Taurus-gebergte, die als noordgrens dienen. Het land is heel vruchtbaar en draagt twee keer per jaar vrucht. Er groeien veel kaneel, peper en andere medicinale en welriekende specerijen, net als in Arabia Felix [Jemen] en Ethiopië. Ook zijn er vele paarlen en kostbare gesteenten.
| |
ingewand
(inghewant) diep, vet, bevreesd, vuil, vervaarlijk, rokend [dampend], roerend [bewegend], daverend [trillend], levend, warm.
| |
injurie
[belediging] (injurie) schimp- of smaadwoorden, woorden, lasterlijk, overdadig [buitensporig], moeilijk [onaangenaam], leugen, onverdraaglijk, snood, dreigend, bitter, roepend, berend [schreeuwend], smartelijk, uitgespogen, twistig, onaardig, nijdig [vijandig], kwellijk [kwellend], onverwacht, onverdiend, schandelijk, ondraaglijk, blasfemisch, onbehoorlijk, oneerlijk [onfatsoenlijk], straf [hard], boos, gruwelijk.
| |
inkt
(inct) bijtend, sterk, zwart, gegomd [met gom gemengd], vast, lopend [vloeiend], vloeiend, dik, doordringend, ros, blinkend, bleek.
| |
intitulatie
[betiteling] (intitulatie) naamgeving, hoofd-, opgeschreven, epigrammisch, hoog, blijkelijk [duidelijk].
| |
inventeur of vinder
[uitvinder] (inventeur ofte vindere) scherpzinnig, subtiel, wonderlijk, eerst, vermaard, doorknauwend [die de stof door en door bestudeert], Athenisch, nieuw, spitsvondig, denkend, bouwmeester.
| |
Iris
(Iris) geschakeerd, wolkachtig, luchtig, geverfd [gekleurd], vochtig, watergevend, wankelbaar, geschilderd, Junonisch [van Juno], voorzeggend [voorspellend], licht, gekromd, gebogen, haastig [snel opkomend], nevelachtig, Juno's bode, krom.
De dichters zeggen dat zij de dochter van Thaumas is en de bode van Juno. Om de waarheid te zeggen, zij is de regenboog die men in de lucht ziet staan en die slechts een weerschijnsel is van de zonnestralen tegen de wolken. Als men onder Juno de lucht verstaat en zegt dat Iris de bode is, dan bedoelt men daarmee dat ze regen voorspelt, en soms ook de regenboog.
| |
Italië
(Italien) geweldig, gebiedend, vruchtbaar, hovaardig, rijk, getemperd [met een zacht klimaat], volkrijk, metaalrijk, schoon [mooi], vruchtenrijk, vermaard, Saturnisch, lustig, oorlogs, edel, gelukkig.
| |
Itys
(Ithijs ofte Itile) Thraciaan, onnozel [onschuldig], droevig, Ismarisch [van (de Thracische stad) Ismarus].
Hij was de zoon van koning Tereus van Thracië en van Procne, dochter van de Atheense koning Pandion. Omdat Procne wraak zocht voor het feit dat haar man haar zuster Philomela verkracht had, sneed zij haar zoontje in stukken, die ze haar man als voedsel voorzette. Vanaf die tijd hebben de goden haar in een fazant [zwaluw] veranderd.
| |
ivoor
(yvoor) wit, effen [glad], blinkend, Indisch, koninklijk, olifants-, gebruineerd, Assyrisch, rein, schoon [mooi], zeer blinkend, geëffend [gepolijst], sneeuwwit, wittend.
| |
Ixion
(Ixion) meinedig, ellendig, Thessalisch, trouweloos, boos [slecht], ontrouw, vermeten [hoogmoedig], onkuis, ongelukkig, stroper, dwalend.
Was zoon van Jupiter, huwde ene Dia, wier vader was genaamd Deioneus. Deze vader stierf door ver- | |
| |
raad van zijn schoonzoon op ellendige wijze in een groot hol dat gevuld was met brandende kolen. De gruwelijkheid van deze daad maakte Ixion zo gehaat door goden en mensen dat hij lange tijd ronddoolde en niemand vond die hem wilde ontvangen. Ten slotte erbarmde Jupiter zich over hem, en zuiverde hem van deze misdaad. Hij liet hem toe in de hemel, waar hij zich zo vol zoop en zo dronken werd van de drank der goden, en waar hij zich zo vol vrat met hun spijs, dat hij verbeelding kreeg en zo vermetel werd dat hij Juno trachtte te onteren. Juno werd hierover zeer vertoornd en lichtte Jupiter in, die, om de waarheid te achterhalen, een wolk nam waarvan hij een sterk op Juno gelijkend beeld maakte. Toen Ixion zijn misselijke daad bij haar volbracht had, werden de Centauren uit hen geboren. En dus zond Jupiter, die hem niet kon doden omdat hij van de spijs der goden had gegeten, hem levend naar de onderwereld en liet hem met handen en voeten vastbinden aan een eeuwigdraaiend rad.
|
|