buitenlandse aanwezigheid in de Lage Landen, maar ook de verschijning van woordenboeken en leerboeken van vreemde talen, de eerste hooglerarenbenoemingen voor vreemde talen e.d.
Bij belangrijke historische gebeurtenissen die van invloed (kunnen) zijn geweest op de taal, valt te denken aan (ingrijpende) veranderingen in de maatschappij, zoals de Romeinse overheersing, de oprichting van de voc, de val van Antwerpen (waardoor velen van Zuid- naar Noord-Nederland vluchtten), maar ook: de invoering van de dienstplicht (waardoor militairen uit allerlei gewesten, met allerlei dialecten als moedertaal, bijeenkwamen) en zaken die contacten over grotere afstanden mogelijk maakten, zoals de telefoon, radio, televisie en vervoermiddelen als de trein, bromfiets en auto (zie ook 4.1.10 en 4.1.17). Anders dan in de ‘normale’ geschiedenisoverzichten spelen heersers en ministers-presidenten nauwelijks een rol.
Wanneer we de chronologische lijsten van woorden en taalfeiten met elkaar vergelijken, blijkt soms een directe relatie tussen het taalfeit in de ene kolom en het opduiken van nieuwe woorden in de kolom erboven. Zie bijvoorbeeld in 1595 de eerste tocht naar Indië en in 1596 de publicatie van Van Linschotens reisverslag naar de Oost, met daarboven allerlei leenwoorden uit het Spaans, Portugees, Indonesisch, Javaans, Hindi en Sanskriet. Maar vaker bestaat er geen duidelijke relatie tussen de twee kolommen; de meeste taalfeiten worden met vertraging weerspiegeld in de woordenschat, en bovendien is niet van alle taalfeiten helder waaruit hun invloed op de woordenschat bestond en hoe groot deze was. Hoe groter het aantal gelijksoortige, tegelijkertijd optredende taalfeiten, des te groter de kans dat ze de woordenschat beïnvloeden. Vergelijk de vele vernieuwingen en maatregelen die de Fransen in de Franse tijd (1795-1813) doorvoerden en het grote aantal Franse leenwoorden in en direct na die tijd.
Uiteraard moesten voor de taalfeiten keuzes gemaakt worden, die per definitie aanvechtbaar zijn; zo kan er getwist worden over de relevantie van sommige gebeurtenissen voor de taalontwikkeling. Iedere lijst met losse feiten heeft iets willekeurigs, omdat de feiten niet uitgewerkt worden in een analyse en beschrijving van de betreffende periode. Veel van de gegevens komen echter direct of indirect in de verschillende hoofdstukken aan bod, in een bepaalde context.
De lijst van taalfeiten loopt, net als de chronologische woordenlijst, tot en met het jaar 2000. Voor de volledigheid noem ik nog de taalfeiten die in 2001 plaatsvonden: de benoeming van de eerste streektaalfunctionarissen voor het Zeeuws en Limburgs en van een bijzonder hoogleraar Gronings, de indiening van een aanvraag om erkenning van het Zeeuws binnen het Europees Handvest voor Regionale of Minderheidstalen, de oprichting van een Nederlands Instituut te Madrid, de verschijning van drie delen Aanvullingen van het wnt, en ten slotte de verschijning van neerlandistiek.nl, het eerste wetenschappelijke tijdschrift over Nederlandse taal- en letterkunde in elektronische vorm. Voorts is 2001 door de Raad van Europa en de eu uitgeroepen tot het Jaar van de Minderheidstalen. De erkenning van de Nederlandse Gebarentaal laat nog op zich wachten; als voorwaarde is gesteld dat er een gestandaardiseerde gebarentaal moet komen - hieraan wordt gewerkt.
Over sommige jaartallen bestaat in detail verschil in de bronnen; dat kan komen doordat de jaartellingen niet altijd helemaal gelijkgelopen hebben, of doordat men bij