Chronologisch woordenboek
(2001)–Nicoline van der Sijs– Auteursrechtelijk beschermdDe ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen
[pagina 310]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woorden kennen op het gebied van samenstelling, afleiding en betekenisontwikkeling. Het gaat dus niet om de normale klankaanpassing die een leenwoord doormaakt, maar om een verdergaande eigen ontwikkeling. De manier waarop de eigen ontwikkeling (in vorm en/of betekenis) heeft plaatsgevonden, is over het algemeen per woord verschillend. Dat betekent dat ze niet geschikt zijn voor behandeling in dit boek, waarin het juist gaat om de overeenkomsten van reeksen woorden. Er is echter één categorie afgeleiden die wél in aanmerking komt: de pseudo-ontleningen.Ga naar eind124 Pseudo- of quasi-ontleningen zijn woorden die door een gewone taalgebruiker beschouwd worden als leenwoor-d, maar bij nadere beschouwing geen leen-woord zijn, omdat de woorden in die vorm met die beteke-nis niet voorkomen in de taal waaraan ontleend lijkt te zijn. Hieronder zal ik bezien uit welke periode pseudo-ontleningen dateren en welke talen (ten onrechte) als brontalen gelden. Ik kijk alleen naar pseudo-ontleningen die op moderne talen zijn gebaseerd. Het Latijn en Grieks tellen dus niet mee. Het klassieke Latijn en Grieks bestaan al eeuwenlang niet meer, maar woorden en woorddelen uit die dode talen worden tot op de dag van vandaag internationaal gebruikt om nieuwe wetenschappelijke of technische woorden mee te vormen. Dat noemen we geen pseudo-Grieks of pseudo-Latijn, maar Grieks en modern Latijn (modern Grieks is de taal die momenteel in Griekenland wordt gesproken). Om erach-ter te komen of een woord een ontlening of een pseudo-ontle-ning is, moet men nagaan of het woord voorkomt in zowel de ontlenende taal als de brontaal en, als dat het geval is, of de oudste betekenis in de ontlenende taal bestaan heeft in de brontaal. Overigens is het moeilijk met volkomen zekerheid aan te tonen of een bepaald woord (met een bepaalde betekenis) in de brontaal niet bestaat of bestaan heeft. Over sommige leenwoorden melden de Nederlandse bronnen hardnekkig dat het pseudo-ontleningen zijn. Lunchroom is een bekend voorbeeld. Nog in de twaalfde druk van de Grote Van Dale (1992) wordt dit ‘quasi-Engels’ genoemd, terwijl het in werkelijkheid een woord is dat in het Engels wel heeft bestaan maar inmiddels verdwenen is. Datzelfde geldt voor ringel-s en unheimisch, die al genoemd zijn onder de Duitse leenwoorden in 3.2. Ik geef onderstaande voorbeelden dan ook met de nodige reserve. Welke pseudo-ontleningen kent het Nederlands? Mijn bestand bevat er 60:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er zijn 28 pseudo-Franse woorden, 24 pseudo-Engelse, 5 pseudo-Italiaanse en 3 pseudo-Duitse. Tot eind negentiende eeuw zijn alle pseudo-ontleningen gebaseerd op het Frans. De enige uitzondering is de handelsterm manchester, die al uit 1755 dateert! In de twintigste eeuw zijn verreweg de meeste pseudo-ontleningen gebaseerd op het Engels. Dit komt grotendeels overeen met de rangorde in aantallen leenwoorden: uit de moderne talen heeft het Nederlands de meeste woorden geleend uit het Frans (met als hoogtepunt de negentiende eeuw), dan het Engels (vooral na 1950), dan het Duits en op de vierde plaats staat het Italiaans. Dat het Duits in de pseudo-ontleningen slechter vertegenwoordigd is dan het Italiaans, zal het gevolg zijn van de lage status van het Duits in de Lage Landen. Hoe worden pseudo-ontleningen gevormd? Uit de voorbeelden blijkt dat er vier manieren zijn. Ten eerste ontstaan er pseudo-ontleningen doordat in het Neder-lands twee afzonder-lijk ontleende woorden of woorddelen aan elkaar gekoppeld worden, wat een samen-stelling of afleiding oplevert die in de brontaal niet voor-komt. Zo zijn grossier en plafonnière in het Frans niet-bestaande afleidingen van de Franse leenwoorden gros en pla-fond met de uitgangen -ier, -ière; voor ‘grossier’ gebruikt het Frans grossiste, een ‘plafonnière’ noemt men plafon-nier. Home-trainer is een samenstelling van Engels home en trainer; in het Engels heet het apparaat echter home exerci-ser. Kennelijk zijn de afzonderlijke delen van de woorden geleend en heeft de combinatie ervan in het Nederlands plaatsgevonden. Zo ook voor de lat-relatie, waarin het eerste deel een in het Nederlands gevormd letterwoord is van Engels living apart together. Ten tweede worden er verkortingen of ellipsen gemaakt van uitheemse woorden die in de brontaal niet bestaan, bijvoorbeeld camping voor Engels camping site en pocket voor pocketbook. De regel is dat bij de verkorting het eerste relevante deel bewaard blijft en het tweede verdwijnt. In 1.2.3 wees ik al op het feit dat dergelijke ellipsen kunnen samenvallen met leenwoorden, waardoor deze leenwoorden er een betekenis bij krijgen die in de taal van oorsprong niet bestaat: detective story werd in het Nederlands verkort tot detective; het woord detective ‘geheim politieagent’ was al eerder geleend, en dit kreeg er nu (in het Nederlands en niet in het Engels) de betekenis ‘misdaadroman’ bij. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een uitzondering op de regel dat bij verkorting het tweede deel van het woord verdwijnt, vormt het woord cello. Dit is een in het Nederlands gemaakte verkorting van violoncel. In het Italiaans luidt het violoncello, een verkleinwoord van violone (op zijn beurt een vergrotingsvorm van viola ‘viool’); -cello is dus een achtervoegsel dat in het Nederlands een zelfstandig woord is geworden (hetzelfde is in het Duits gebeurd). Een interessant geval zijn de pa-tates frites, die op twee verschillende manieren zijn verkort: in Nederland tot patat, volgens de regel dat bij verkorting het tweede deel verdwijnt. In Vlaanderen stuitte dit echter op een probleem, want hier bestond het woord patat al voor de aardappel (een leenwoord uit Spaans patata). Daarom werd in het zuidelijk Nederlands patates frites verkort tot frites/friet.Ga naar eind125 Ten derde ondergaan uitheemse woorden (onregelmatige) klankveranderingen, waardoor ze nog steeds uitheems lijken, maar een vorm krijgen die in de brontaal niet voorkomt. Voorbeelden zijn bellettrie voor bel-les-let-tres, modinette voor midinette (in het Nederlands onge-twijfeld beïnvloed door mode) en daadwerkelijk voor Duits tatsächlich. Modinette is door een Amsterdams reclamebureau verzonnen als een van de middelen om personeel voor de ateliers aan te trekken.Ga naar eind126 De laatste soort pseudo-ontleningen zijn uitheemse woorden die in het Nederlands een betekenis gekregen hebben die in de brontaal niet bestaat, en waarvan de betekenis in het Nederlands niet te verklaren is als betekenis-ontwikkeling van een oudere, geleende betekenis. Zo betekent jacket in de tandheelkunde in het Nederlands ‘kroon’ (in het Engels alleen ‘omhulsel’, een kroon heet crown). Een subgroep hiervan be-staat uit epo-nie-men die in de brontaal alleen voor-ko-men als per-soons-naam, maar in het Nederlands een voor-werp aandui-den, zoals colbert voor een bepaald jasje, molière voor een bepaalde schoen en jaeger voor een bepaalde stof. In het Frans worden met Colbert en Molière alleen een Franse staatsman respectievelijk schrijver aangeduid, en in het Duits is Jaeger alleen de naam van een arts. De meeste Franse pseudo-ontleningen zijn in het Nederlands gemaakte samenstellingen of afleidingen van twee Franse woorden; de meeste Engelse pseudo-ontleningen zijn ellipsen; de Italiaanse woorden vallen vooral op door hun ‘Italiaanse’ uiterlijk op -o of -i. Uit de vier manieren waarop pseudo-ontleningen gevormd worden, kunnen we de oorzaken afleiden voor het ontstaan van pseudo-ontleningen. Ten eerste gebrek aan kennis van de brontaal: men meent dat een bepaald woord in de vreemde taal bestaat, terwijl dat niet het geval is. Dat zal gelden voor de verkortingen en de onregelmatige veranderingen. De tweede oorzaak is dat men bewust een woord schept naar het voorbeeld van de vreemde taal, dat men deze taal dus creatief gebruikt. Dat zal gelden voor een deel van de woorden die een eigen betekenis gekregen hebben en voor een deel van de in het Nederlands gevormde samenstellingen en afleidingen. Vaak gaat het dan om reclametaal of modieuze termen. Zo is de ladyshave in Nederland bedacht. De bedenkers veronderstellen dat dergelijke woorden door hun buitenlandse uiterlijk een hogere status krijgen. Dat betekent dus dat de taal waarnaar het nieuwe woord wordt gemodelleerd, een hoge status heeft. Tot slot is het interessant om op te merken dat verschillende pseudo-ontleningen ook | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in andere talen voorkomen. Smoking bijvoorbeeld bestaat in het Frans, Duits, Noors, Deens en Zweeds, en camping bestaat in het Frans, Spaans en Zweeds. Natuurlijk is het mogelijk dat verschillende talen onafhankelijk van elkaar volgens hetzelfde proces een pseudo-ontlening hebben gemaakt, maar waarschijnlijk lijkt dat niet. Het ligt meer voor de hand dat deze woorden in één taal als pseudo-ontlening zijn gemaakt, en dat andere talen de pseudo-ontlening vervolgens uit die taal geleend hebben. Dan is de pseudo-ontlening in die andere talen toch een gewoon leenwoord, maar niet uit de taal die de brontaal lijkt. Het zou interessant zijn de bron van de pseudo-ontleningen te achterhalen, maar momenteel bieden de etymo-logische woordenboeken van de verschil-lende talen geen aanknopingspunten; bij smoking en camping bijvoorbeeld vermelden ze allemaal alleen dat het pseudo-Engelse woorden zijn. Wanneer op den duur de pseudo-ontleningen in alle talen zijn gedateerd, kunnen we wellicht de bron achterhalen: de taal waarin de pseudo-ontlening het eerst voorkomt, is dan waarschijnlijk de bron. |
|