Chronologisch woordenboek
(2001)–Nicoline van der Sijs– Auteursrechtelijk beschermdDe ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen
[pagina 19]
| |||||||||||||||
Hoofdstuk 1
| |||||||||||||||
Etymologie in het computerloze tijdperkEtymologie is een jonge wetenschap. De grondslag voor etymologie als wetenschap werd eind achttiende eeuw gelegd, toen men het bestaan van taalfamilies ging beseffen. Vóór die tijd legde men verbanden tussen woorden op basis van toevallige klankovereenkomsten. In 1767 onderkende een Franse priester, le père Cœurdoux, de overeenkomsten tussen het Sanskriet, Grieks en Latijn. Onafhankelijk van hem stelde Sir William Jones, opperrechter in Calcutta, in een jaarrede voor de Asiatic Society, dat deze talen en het Perzisch, Gotisch en Keltisch zoveel met elkaar gemeen hadden, dat zij wel een gemeenschappelijke oorsprong moesten hebben.Ga naar eind2 Dit betekende het begin van het onderzoek naar de Indo-europese taalfamilie (later ook naar andere taalfamilies) en de beschrijving van de overeenkomsten in woordenschat, structuur en klanken van de verschillende Indo-europese talen. Men ontdekte dat een gedeelte van de woordenschat van de Indo-europese talen gemeenschappelijk is, de zogenaamde erfwoorden. Weliswaar kennen de erfwoorden in de verschillende talen klankverschillen (vergelijk oog, oor met Engels eye, ear en Latijn oculus, auris), maar deze zijn voor een groot deel regelmatig en kunnen worden beschreven in zogenaamde klankwetten. De moderne etymologie is dus gebaseerd op taalvergelijking, waarbij de klankwetten als uitgangspunt dienen. Na de ontdekking van het bestaan van de Indo-europese taalfamilie werden er voor de meeste Indo-europese talen etymologische woordenboeken geschreven waarin de relaties van de woorden met die in de andere Indo-europese talen werden vastgelegd. De wetenschappelijke etymologie wordt in het Nederlandse taalgebied pas ruim hon- | |||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||
derd jaar beoefend. Startpunt vormt de publicatie van het Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal door de Belgische taalgeleerde Jozef Vercoullie. Van dit woordenboek verschenen drie drukken: in 1890, 1898 en 1925. Hoewel het woordenboek inmiddels verouderd is, is het nog steeds waardevol vanwege de vele dialectwoorden en verouderde woorden die Vercoullie erin heeft opgenomen.Ga naar eind3 Na Vercoullie hebben nog enkele andere etymologen een woordenboek geschreven.Ga naar eind4 In 1892 gaf de Duitse taalkundige Franck een Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal uit, dat vooral een bewerking was van het negen jaar daarvoor verschenen Duitse etymologische woordenboek van Kluge.Ga naar eind5 Francks woordenboek kreeg pas waarde door de bewerking van de slavist Van Wijk in 1912 en het in 1936 toegevoegde supplement van de neerlandicus Van Haeringen. Sommigen beschouwen dit tot op heden als het beste Nederlandse etymologische woordenboek.Ga naar eind6 In 1958 zag een beknopt Etymologisch woordenboek van Jan de Vries als Prisma-pocket het licht. In 1971 verscheen van dezelfde auteur een groter etymologisch woordenboek onder de titel Nederlands etymologisch woordenboek. Van de beknopte Prisma-pocket verschijnen nog steeds nieuwe edities; de laatste drukken zijn bewerkt door oud-wnt-redacteur De Tollenaere. In 1989 publiceerden Van Veen en Van der Sijs een Etymologisch woordenboek (ewb) bij Van Dale. Hiervan verscheen in 1997 een tweede druk. Bijzonder vanwege het onderwerp ten slotte was de verschijning van het Etymologisch dialectwoordenboek van de dialectoloog Weijnen in 1996. Genoemde woordenboeken zijn alle exclusief gewijd aan de herkomst van de Nederlandse woordenschat. Dat geldt niet voor het Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt) en het Middelnederlandsch Woordenboek (mnw). Beide werken zijn desalniettemin van groot belang voor de etymologie. Zij geven namelijk bij een reusachtig aantal trefwoorden in het kort de herkomst aan. Dit levert een schat aan gegevens op, die belangrijke aanknopingspunten kunnen bieden voor te etymologiseren woorden. Tot nu toe is namelijk de herkomst van slechts een klein gedeelte van de Nederlandse woordenschat beschreven: de etymologische woordenboeken tot het ewb beschreven gemiddeld ongeveer 8.000 woorden, en het ewb bevat ruim 30.000 trefwoorden. Het ewb is het eerste woordenboek waarin veel, deels jonge, leenwoorden zijn opgenomen.Ga naar eind7 De nadruk in de etymologische woordenboeken tot het ewb ligt op de erfwoordenschat, en dan nog vooral op de ongelede woorden. Daarbij worden telkens uitgebreid de Germaanse en Indo-europese verwanten opgesomd en worden reconstructies gegeven van de Germaanse en Indo-europese wortels waarop het Nederlandse woord teruggaat. De vorm- en betekenisveranderingen binnen het Nederlands worden veelal afgedaan in ten hoogste één regel, vooral gewijd aan de Nieuwnederlandse en de Middelnederlandse vorm(en). Ook bij leenwoorden ligt de nadruk op de geschiedenis van het woord voordat het geleend werd.Ga naar eind8 Aan woordcategorieën zoals tussenwerpsels en functiewoorden (lidwoorden, telwoorden, voegwoorden, voornaamwoorden en voorzetsels) wordt in de etymologische woordenboeken minimale aandacht besteed. Een opvallende overeenkomst tussen alle Nederlandse etymologische woordenboeken is dat zij geen of nauwelijks aandacht besteden aan de zaakgeschiedenis.Ga naar eind9 Ten onrechte, want de verklaring voor een vorm- of betekenisverandering of voor de over- | |||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||
name van een woord ligt dikwijls buiten de taalkunde. Zo kan een betekenisverandering een weerspiegeling zijn van een maatschappelijke, technische of wetenschappelijke verandering. Het woord vliegtuig werd aanvankelijk gebruikt voor alles wat het luchtruim in kon, ook voor ballonnen; pas na de uitvinding van vliegende apparaten die zwaarder waren dan lucht, werd de betekenis beperkt. De reden dat de Fransen hop en bier uit het Nederlands overnamen, is dat de bereiding van bier met hop een nieuw procédé was, dat de Fransen van de Nederlanders leerden; de Fransen kenden wel een woord voor ‘bier’, cervoise, maar daarmee werd ‘hoploos bier’ aangeduid. Een tweede overeenkomst tussen de Nederlandse etymologische woordenboeken is dat er geen of nauwelijks verbanden tussen woorden worden gelegd, behalve tussen in oorsprong verwante woorden. Ieder woord wordt apart beschreven, maar de onderlinge woordrelaties blijven onderbelicht. Bij de beschrijving van een woord als druppel bijvoorbeeld wordt vermeld dat -el oorspronkelijk een verkleiningsachtervoegsel was, maar er wordt niet verwezen naar andere woorden die met dit achtervoegsel zijn gevormd, en we krijgen geen idee van de periode waarin dit achtervoegsel werkzaam was of is. Hier wreekt zich het feit dat etymologen (en lexicografen in het algemeen) in de periode voordat computers op het toneel verschenen, in principe het alfabet afwerkten: ze begonnen ergens, dikwijls bij de A, en werkten letter voor letter hun kaartenbakken door totdat ze met een zucht van verlichting bij zzz of zythum ophielden. Hierdoor was het leggen van dwarsverbanden moeilijk, zo niet onmogelijk, en vooral aan het toeval of het goede geheugen van de lexicograaf te danken.Ga naar eind10 Het was dus in de praktijk vrijwel ondoenlijk om alle woorden met het verkleiningsachtervoegsel -el bijeen te zetten. Evenmin plaatsen de etymologische woordenboeken de herkomst van een leenwoord in een groter verband. Bij bank ‘geldbank’ vermeldt men wel dat het om een leenwoord uit het Italiaans gaat, maar onvermeld blijft dat het Italiaans vele leenwoorden op het gebied van de (geld)handel heeft geleverd, wanneer dit is gebeurd en wat de reden daarvan was.Ga naar eind11 Semantische verbanden worden al helemaal niet gelegd, hoe verhelderend die ook kunnen zijn. Wanneer we alle namen voor bier, wijn en de soortnamen daarvoor bijeenplaatsen, blijkt dat het Nederlands geen énkele eigen benaming heeft, maar dat alle woorden op dit terrein zijn geleend. Het feit dat de etymologische woordenboeken niet voorzien in het leggen van verbanden tussen woorden, heeft verschillende auteurs er de laatste decennia toe gebracht te schrijven over bepaalde categorieën woorden, zoals de leenwoorden in het Nederlands, eponiemen en geoniemen (woorden die afgeleid zijn van een eigennaam respectievelijk geografische naam), verwensingen en vloeken, scheldwoorden, borrelnamen, gevleugelde woorden en citaten. Uit deze boeken is gebleken dat het bekijken van een dwarsdoorsnede van de Nederlandse woordenschat kan leiden tot nieuwe inzichten. | |||||||||||||||
DateringenTot voor kort werd maar weinig aandacht besteed aan de precieze datering van het eerste voorkomen van een woord in het Nederlands. Dit eerste voorkomen is echter een belangrijk moment bij de beschrijving van de etymologie, omdat dit het beginpunt is | |||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||
vanwaar af de geschiedenis van een woord beschreven kan worden - alles wat daarvoor ligt, is prehistorie, en derhalve gereconstrueerd. Het oudste voorkomen van een woord is belangrijk omdat het houvast geeft bij de bepaling van de herkomst van het woord. Dat Nederlands kolder ‘onzin’ ontleend is aan Duits Koller ‘hersenziekte bij paarden, razernij’ en niet rechtstreeks aan middeleeuws Latijn c(h)olera, blijkt uit het feit dat de oudste Nederlandse vorm, uit 1763, koller was, met als betekenis ‘hersenziekte bij paarden’ (de d werd later ingevoegd). Ook voor erfwoorden is het oudste voorkomen verhelderend; we kunnen er onder andere van leren of het woord al in de oudere, Germaanse periode bestond of dat het een latere afleiding is. Alle auteurs van Nederlandse etymologische woordenboeken hebben het belang van dateringen ingezien, maar zij hadden te kampen met praktische problemen.Ga naar eind12 Belangrijke bronnen voor het dateren van woorden, zoals (de cd-rom van) het Woordenboek der Nederlandsche Taal en de Cd-rom Middelnederlands, zijn immers pas in de laatste decennia beschikbaar gekomen of voltooid. Vercoullie nam in zijn woordenboek uit 1890 de Middelnederlandse vormen op, daarmee een indicatie van de ouderdom gevend. Zijn opvolger Franck/Van Wijk uit 1912 gaf iets meer informatie over de ouderdom. Zo vermeldde dit woordenboek systematisch of een woord ‘sedert Kiliaan’ dan wel ‘nog niet bij Kiliaan’ voorkwam. Hiermee werd verwezen naar het Etymologicum Teutonicae Linguae, sive Dictionarium Teutonico-Latinum van Cornelis Kiliaan uit 1599, een woordenboek Nederlands-Latijn en tegelijkertijd het eerste (wetenschappelijk bedoelde) etymologische woordenboek van het Nederlands. Dit woordenboek is een belangrijk ijkpunt, omdat het op de grens ligt tussen het Middelnederlands en het Nieuwnederlands. De Prisma-pocket van De Vries uit 1958 had een te beperkte omvang om veel dateringen te geven. Het grote etymologische woordenboek van dezelfde auteur uit 1971 schonk meer aandacht aan dateringen, maar bleef veelal steken in globale aanduidingen als ‘sedert de 17de eeuw’ of ‘in de 16de eeuw overgenomen’. Pas De Tollenaere heeft in zijn vele bewerkingen van de Prisma-pocket systematisch precieze(re) dateringen toegevoegd, maar desondanks bleef het aantal min of meer exact gedateerde woorden beperkt tot enkele duizenden. In de tweede druk van het Etymologisch woordenboek van Van Dale uit 1997 zijn voor het eerst alle opgenomen woorden, ruim 30.000, voorzien van een datering van hun eerste voorkomen in een schriftelijke bron.Ga naar eind13 Bij het dateren van het eerste voorkomen van de woordvorm vindt dus sinds kort een inhaalslag plaats. Aan de datering van de betekenis(sen) is tot op heden veel minder aandacht besteed dan aan die van de woordvorm. Het eerste voorkomen van de huidige betekenis van een woord is even belangrijk voor de etymologische beschrijving als dat van de woordvorm. Wanneer bekend is wanneer een bepaalde betekenis opduikt, kan dat een indicatie geven van de herkomst van woord of betekenis. Met asfalt werd oorspronkelijk een bepaalde minerale hars bedoeld; toen deze hars vervolgens werd gebruikt om wegen mee te verharden, kreeg asfalt de betekenis ‘mengsel gebruikt voor plaveisel’. Beide betekenissen bestaan zowel in het Frans (de brontaal) als in het Nederlands (de ontlenende taal). De vraag doet zich dan voor of het woord door het Nederlands tweemaal is geleend, of dat in beide talen dezelfde betekenisontwikkeling | |||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||
onafhankelijk heeft plaatsgevonden. De datering van de betekenissen in beide talen kan daarover uitsluitsel geven. Het is belangrijk in het oog te houden dat het eerste optreden van de huidige betekenis niet behoeft samen te vallen met dat van de huidige vorm: de vorm schi(c)k kwam voor het eerst in 1561 voor in de betekenis ‘iets behoorlijks’; de betekenis ‘pret’ dateert van 1802. Haveloos betekende in 1302 ‘zonder geld of goed, arm’; in 1677 werd pas de betekenis ‘armoedig’ opgetekend. En durven betekende in 1200 ‘nodig hebben, behoeven’; pas in 1568 is de huidige betekenis ‘wagen’ gevonden. In het algemeen kan gesteld worden dat woordvormen stabieler zijn dan betekenissen. Dat komt onder andere doordat betekenissen over het algemeen vaag zijn en meegaan met de steeds veranderende maatschappij. Het dateren van de dialectwoordenschat is nog moeilijker dan die van het Standaardnederlands, omdat dialectwoorden vaak pas laat zijn opgeschreven (zie ook 1.2.2). Weijnen schenkt in zijn Etymologisch dialectwoordenboek geen aandacht aan dateringen. In de inleiding van zijn boek Oude woordlagen wijst hij op de betrekkelijke waarde van dateringen voor met name de oude dialectwoordenschat, en probeert hij de oorsprong van zuidelijk-centrale dialectwoorden te herleiden tot vóór hun eerste schriftelijke voorkomen. Zo reconstrueert hij een relatieve chronologie, waarbij hij vooral de geografische verspreiding van een dialectwoord bekijkt, de aanpassing van een leenwoord (hoe meer aangepast, des te ouder het woord is) en de verwanten van een woord in andere Germaanse talen (hoe meer verwanten, des te ouder het woord is). Hij merkt daarbij op dat het ondanks al deze mogelijkheden vaak moeilijk blijft de ouderdom van een woord zelfs maar relatief vast te stellen.Ga naar eind14 | |||||||||||||||
Etymologie in het digitale tijdperkNa de introductie van de computer hebben lexicografen hun kaartenbakken in laten typen of lezen in een database of gestructureerd bestand. Dat is een digitaal bestand waarin de gegevenssoorten expliciet zijn gemaakt door middel van velden.Ga naar eind15 Ieder lemma is op identieke wijze ingedeeld in velden. Gelijknamige velden bevatten gegevens van gelijke aard, dus alle trefwoorden staan in veld <trefw>, alle definities in veld <defi>, leenwoorden staan in veld <leen>, etymologische informatie staat in veld <etym>, etc.Ga naar eind16 Dankzij de veldstructuur kunnen verbanden gelegd worden, niet alleen tussen de trefwoorden, maar ook tussen gelijksoortige gegevens binnen de trefwoorden. Er kan informatie gezocht worden in een of meer velden. Het zoeken gebeurt niet lineair en betreft niet alle tekst, maar alleen die delen die daarvoor zijn uitgekozen. Zo wordt het mogelijk alle leenwoorden uit het Duits te vinden door in veld <leen> te zoeken naar ‘Duits’. Een van de voordelen van het werken met een database is dat de lexicograaf niet meer alfabetisch hoeft te werken, maar op eenvoudige wijze gelijksoortige gegevens bijeen kan zetten en met elkaar kan vergelijken. Zo kunnen de definities van bijvoorbeeld dierennamen op elkaar afgestemd worden, of alle leenwoorden uniform worden behandeld. Hierdoor winnen woordenboeken aan kwaliteit.Ga naar eind17 Van de etymologische woordenboeken staat alleen het ewb in een database. Dat was | |||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||
al zo bij de eerste druk, maar toen is daar inhoudelijk betrekkelijk weinig mee gedaan. Voor de tweede druk is er veel meer profijt van getrokken. Er zijn bijvoorbeeld selecties gemaakt van een groot aantal talen, die aan specialisten zijn voorgelegd ter controle. Zo heeft iemand alle Keltische woorden nagekeken die bij de verschillende trefwoorden staan vermeld, een ander heeft alle Arabische woorden bekeken, etc. Verder zijn er statistieken gemaakt van de eerste voorkomens van de woorden: hoeveel woorden zijn gedateerd in de dertiende, zestiende, twintigste eeuw en dergelijke. En ten slotte zijn de erfwoorden van de overige woorden onderscheiden; dit gegeven is benut bij de statistieken (hoeveel woorden zijn er in de twaalfde, dertiende, etc. eeuw geleend) en tevens bij de samenstelling van de registers van leenwoorden achter in het woordenboek. Het ewb heeft dus kunnen profiteren van het feit dat het in de vorm van een database is opgeslagen. Tevens heeft het zijn voordeel kunnen doen met het feit dat in korte tijd een groot aantal gedigitaliseerde bestanden beschikbaar is gekomen. Het belang van de cd-rom van het wnt en de Cd-rom Middelnederlands voor de dateringen is al gememoreerd. Sinds enige jaren zijn grote woordenboeken en grote tekstbestanden van diverse talen digitaal en full-text raadpleegbaar. Aanvankelijk stonden deze veelal op cd-rom, maar het aanbod op internet neemt steeds meer toe, en mogelijk zullen in de toekomst de cd-roms verdwijnen. Er staan niet alleen grote woord- en tekstbestanden óp internet, internet is zélf een enorme verzameling woorden. Via zoekmachines kan men in deze verzameling zoeken naar vindplaatsen, citaten en gebruiksmogelijkheden van woorden, maar ook naar informatie over de herkomst en de ouderdom. Er bestond zelfs enige tijd een concordantieprogramma dat de gezochte woorden van context voorzag en chronologisch ordende.Ga naar eind18 Zo kan men achterhalen wanneer het woord Pokémon bedacht is (1999), of sinds wanneer de Stichting Slow Food in Nederland bestaat en daarmee het verschijnsel slowfood (1990). | |||||||||||||||
Hypothese, werkwijze en doelstellingDe meest recente vernieuwing binnen de etymologie vormt, zoals gezegd, het feit dat het eerste voorkomen van een omvangrijk deel van de Nederlandse woordenschat bekend is. Tot op heden werden deze dateringen slechts op woordniveau bekeken, en werd er geen aandacht besteed aan het inzicht dat dateringen kunnen bieden in de opbouw, groei, herkomst en verandering van de gehele woordenschat van een taal, van de oudste overlevering tot de dag van vandaag. Hoe kunnen de dateringen daarvoor worden gebruikt? In eerste instantie lijkt het mogelijk inzicht te verkrijgen door de trefwoorden niet in alfabetische volgorde te zetten, maar in chronologische. Het resultaat daarvan is te zien in de chronologische woordenlijst achter in dit boek. Daaruit blijkt de ouderdom van de Nederlandse woorden en hun betekenissen, en de aanwas van woorden in de loop van de tijd. Deze lijst is voor een deel een afspiegeling van maatschappelijke en culturele veranderingen. Het nadeel van deze lijst is de veelheid van de gegevens, en de ongelijksoortigheid ervan. Het aantal nieuwe woorden in bijvoorbeeld iedere kwart eeuw is erg groot (gemid- | |||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||
deld enkele honderden woorden) en bestaat uit allerlei verschillende categorieën woorden die in de chronologische volgorde dwars door elkaar komen te staan: erfwoorden, leenwoorden (uit taal X, Y, Z), woorden met zeer verschillende betekenissen (dus behorend tot verschillende woordvelden), woorden van verschillende woordsoort, etc. Kortom: de veelheid van gegevens bemoeilijkt het verkrijgen van een overzicht en het trekken van conclusies. Dat betekent dat er een nadere ordening in de chronologische lijst moet worden aangebracht. Kennelijk moeten er meer elementen bij worden betrokken om tot een overzichtelijk resultaat te komen. Het lijkt zinnig reeksen woorden met gemeenschappelijke kenmerken te bekijken. De hypothese die ten grondslag ligt aan dit boek, is: Als de woorden van een welomschreven woordbestand worden gegroepeerd naar ouderdom, (huidige) betekenis en herkomst, kunnen er nieuwe inzichten in de opbouw en ontwikkeling van de Nederlandse woordenschat worden verkregen. De moderne computertechnieken maken de toetsing van deze hypothese mogelijk. Daarvoor moeten de verschillende elementen - trefwoord, betekenis, datering en herkomst - in een database worden ingevoerd. Dankzij de veldstructuur van de database kunnen de woorden vervolgens op iedere gewenste wijze gecombineerd worden, en kunnen etymologische zoekvragen gesteld worden naar verbanden tussen woorden - vragen die in het verleden onmogelijk beantwoord konden worden. Vragen zoals: In welke periode en op welke gebieden zijn leenwoorden uit een bepaalde taal overgenomen? Wanneer was een bepaald achtervoegsel productief? Welke woorden op het gebied van de muziek zijn in de zeventiende eeuw uit het Italiaans geleend? In concreto heb ik de volgende werkwijze gehanteerd. De gemaakte keuzes worden in het vervolg van dit eerste hoofdstuk in detail uitgewerkt. Uitgangspunt vormden de gegevens uit het ewb, omdat dit van alle etymologische woordenboeken het meest geavanceerd is - het staat in een database, het bezit dateringen en het heeft het grootste trefwoordenbestand. Ik heb de gegevens ervan echter eerst kritisch doorgelicht. Gegevens die uit het ewb komen, zijn in de database ingelezen; de overige gegevens zijn ingetypt. Daarbij zijn de volgende stappen doorlopen:
| |||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||
Hiermee was het werkgereedschap klaar. Nu was het mogelijk een middelgroot Nederlands woordbestand chronologisch, thematisch en alfabetisch te presenteren, zoals in het vervolg gebeurt, en aldus de hypothese te toetsen. Het gestelde doel is:
Een laatste opmerking. Dankzij de veldstructuur van de database kunnen nieuwe etymologische zoekvragen gesteld worden naar verbanden tussen woorden - vragen die in het verleden onmogelijk beantwoord konden worden. De informatie zelf is meestal niet nieuw; nieuw is de zoekvraag en het feit dat een dergelijke vraag ook tot een antwoord leidt. Veel informatie - zoals de datering, de herkomst, de betekenis van woorden - staat bijvoorbeeld in het wnt. Maar het wnt kan alleen handmatig en woord-voor-woord geraadpleegd worden, ondanks het bestaan van de full-text raadpleegbare cd-rom. De structuur van het wnt is er namelijk in principe niet op berekend verbanden tussen reeksen woorden te vinden.Ga naar eind19 Het wnt is in eerste instantie geschikt voor het nemen van een close-up, niet voor het zichtbaar maken van patronen en samenhangen. | |||||||||||||||
Over de opzet van dit boekIn paragraaf 1.2 van dit hoofdstuk zal ik de inrichting van de etymologische database beschrijven die de basis van dit boek vormt en de theoretische keuzes die daarbij zijn gemaakt. In 1.2.1 wordt beredeneerd hoe het trefwoordenbestand is samengesteld. In 1.2.2 wordt verteld hoe de dateringen tot stand zijn gekomen. In 1.2.3 wordt uiteengezet | |||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||
welke keuzes er zijn gemaakt bij de opname, beschrijving en datering van de betekenissen van de trefwoorden. In 1.2.4 wordt uitgelegd welke vormveranderingen woorden in de loop van de tijd kunnen ondergaan en welke vormen gedateerd zijn. In 1.2.5 wordt een overzicht gegeven van de herkomstindeling van de trefwoorden. In 1.2.6 ten slotte beargumenteer ik de gehanteerde thematische indeling, die is gebaseerd op de betekenissen van de trefwoorden. De paragrafen 1.2.2, 1.2.3 en 1.2.4 samen vormen een analyse die leidt tot een methode om controleerbaar te dateren. Tevens bieden zij een overzicht van de soort betekenis- en vormveranderingen die woorden in de loop van de tijd kunnen ondergaan. Daarbij wordt telkens een groot aantal voorbeelden ter illustratie gegeven, want in het vervolg komen de details per woord niet meer aan bod. Paragraaf 1.3 is gewijd aan de relatie tussen de datering van een woord en de werkelijkheid. Paragraaf 1.4 handelt over de aandacht voor nieuwe woorden in het Nederlands en voor nieuwe woorden en dateringen in andere talen. In paragraaf 1.5 tenslotte wordt het voorgaande samengevat. In de volgende hoofdstukken neem ik telkens een ander veld als uitgangspunt (bron, herkomst, thema), gecombineerd met de datering, en laat ik zien tot welke resultaten selecties op basis van de twee gecombineerde velden leiden. De resultaten worden altijd in chronologische volgorde gepresenteerd. Alleen in hoofdstuk 1, waar niet de chronologie, maar de gekozen uitgangspunten centraal staan, wordt het jaartal van eerste voorkomen telkens achter het woord vermeld. Hoofdstuk 2 draait om de vraag wat de oudste bronnen voor het Nederlands zijn en welke (soort) woorden op basis van deze oudste bronnen gedateerd kunnen worden. De woorden in dit deel zijn geselecteerd uit het veld <datering> en uit het veld <bron van de datering>: waar, in welke tekst, is het oudste voorkomen gevonden? In hoofdstuk 3 wordt gekeken naar de herkomst van de Nederlandse woorden. Dit hoofdstuk volgt de indeling van de herkomst van Nederlandse woorden zoals in 1.2.5 vermeld, en is voornamelijk gebaseerd op het veld <herkomst>. In 3.1 wordt de vorming van inheemse woorden bekeken en worden vragen beantwoord zoals: Zijn er verschillen tussen de manier waarop vroeger samenstellingen werden gevormd en waarop dat momenteel gebeurt? Tot wanneer waren bepaalde, momenteel improductieve, achtervoegsels productief? In 3.2 bekijk ik welke talen wanneer en op welke terreinen invloed hebben gehad op het Nederlands. In 3.3 worden de pseudo-ontleningen opgesomd als voorbeeld van afgeleiden van leenwoorden. 3.4 bevat een overzicht van de in het Nederlands gevormde letterwoorden en lettergreepwoorden en 3.5 noemt de woorden waarvan de herkomst onbekend is. In hoofdstuk 4 wordt bezien wat de ouderdom en herkomst is van woorden die behoren tot eenzelfde thema of woordveld, ongeacht de herkomst van de woorden. Dit hoofdstuk volgt de thematische indeling van 1.2.6. Het doel van dit hoofdstuk is meer inzicht te krijgen in veranderingen in het woordgebruik op specifieke terreinen. Het hoofdstuk bestaat uit vier paragrafen. In paragraaf 4.1 komen inhoudswoorden ter sprake: er worden een groot aantal geselecteerde thema's of woordvelden bekeken van zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden en werkwoorden. In paragraaf | |||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||
4.2 komen de functiewoorden aan bod: de lidwoorden, telwoorden, voegwoorden, voornaamwoorden en voorzetsels; dit zijn 300 woorden (van de telwoorden is uiteraard slechts een kleine selectie opgenomen). In paragraaf 4.3 worden 200 tussenwerpsels opgesomd (de 18 klanknabootsende tussenwerpsels staan in 3.1 vermeld). In paragraaf 4.4 ten slotte worden drie ontstaansbronnen van nieuwe woorden en betekenissen bekeken, die dwars door de semantische indeling van de thema's lopen: woorden of betekenissen die hun ontstaan danken aan eufemisering, versterkende bijvoeglijke naamwoorden en gemunte woorden, dat wil zeggen woorden waarvan de bedenker bekend is. In hoofdstuk 5 ten slotte zal ik een korte samenvatting van de bevindingen geven en vervolgens bezien of de hypothese die ten grondslag lag aan dit boek, juist was en er inderdaad nieuwe inzichten in de opbouw en ontwikkeling van de Nederlandse woordenschat zijn verkregen door de woorden te groeperen naar ouderdom, (huidige) betekenis en herkomst. Een belangrijk deel van de bevindingen vormen ook de gegevens zélf, het materiaal, dat in de voorgaande hoofdstukken is gepresenteerd. Vervolgens ga ik in op de manieren waarop de resultaten binnen het etymologisch onderzoek gebruikt kunnen worden en tot slot doe ik aanbevelingen voor vervolgonderzoek. Tot slot worden álle woorden uit de database - en dat zijn er aanzienlijk meer dan die welke in de diverse hoofdstukken zijn genoemd - in chronologische en in alfabetische volgorde gepresenteerd. De chronologische lijst toont de aanwas van de woordenschat door de eeuwen heen en is de afspiegeling van maatschappelijke en culturele veranderingen in de woordenschat. Om de chronologische lijst in perspectief te plaatsen, is eronder een lijst geplaatst met de belangrijkste feiten/gebeurtenissen binnen de Nederlandse taal, zoals de verschijning van de eerste Nederlandstalige grammatica, de Statenvertaling e.d., de belangrijkste feiten op het gebied van taalcontact en de belangrijkste historische gebeurtenissen binnen en buiten de Nederlanden die invloed (kunnen) hebben gehad op de taal, zoals de Romeinse overheersing. De chronologische lijst kan allerlei wetenswaardigs opleveren voor taalkundigen, historici en andere wetenschappers die zich met het verleden bezighouden. In het alfabetische woordregister is achter ieder woord de betekenis, het jaar van eerste voorkomen van de huidige betekenis en de herkomst gegeven, en tevens de bron van de datering, zodat deze verifieerbaar is. Via deze alfabetische lijst kunnen gebruikers de ouderdom nazoeken van woorden die niet in het thematische hoofdstuk behandeld zijn. In deze lijst staan bovendien de verschillende betekenissen van de woorden - met hun respectieve dateringen - onder elkaar. Hier kan dus tevens bekeken worden welke woorden meerdere betekenissen bezitten, en in hoeverre de dateringen van de betekenissen uiteenlopen. Tot slot kan in dit woordregister opgezocht worden welke woorden in de voorafgaande hoofdstukken zijn genoemd. | |||||||||||||||
Algemene opmerkingenTot besluit nog enkele algemene opmerkingen die van belang zijn bij lezing van dit boek. Sommige van deze zaken komen in het vervolg nog ter sprake, maar het is belangrijk er hier al op te wijzen. Het uitgangspunt van dit boek is de woordenschat en wat deze ons vertelt over de | |||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||
werkelijkheid. Dit is een semasiologische aanpak, dat wil zeggen dat de woorden en hun betekenissen centraal staan. Een onomasiologische aanpak is ook mogelijk: uitgaan van de zaken en begrippen en vandaar bekijken met welke woorden deze benoemd zijn. Dat zou een heel ander boek opleveren. In de thematisch-chronologische benadering van hoofdstuk 4 worden de twee methodes gecombineerd. In boeken die de neologismen van een bepaald jaar of een bepaalde periode beschrijven, worden vaak als uitgangspunt de zaken (uitvindingen, gebeurtenissen, debacles, hypes van dat bewuste jaar) genomen, en wordt bekeken welke nieuwe woorden deze zaken opleverden. Dat kan omdat het aantal actuele zaken in een bepaald jaar gemakkelijk te overzien is. In dergelijke neologismenboeken of -lijsten staan enkele tientallen tot enkele honderden nieuwe woorden die verbonden zijn met de nieuwe zaken van dat jaar. Deze woorden zijn veelal samenstellingen die een kort tot ultrakort leven is beschoren, zoals uit 2000 deukdij ‘geribbelde dij die zou zijn ontstaan door werken achter de pc’, plofzone ‘gebied waar geen bebouwing is toegestaan vanwege ontploffingsgevaar’ of vlinderbiljet ‘vlindervormig formulier gebruikt bij de presidentsverkiezingen in de vs’. Dit levert een mooi, maar vluchtig tijdsbeeld op, en het kan eigenlijk alleen uitgevoerd worden voor een heel korte periode, een jaar of enkele jaren. Mijn uitgangspunt vormden echter juist niet de vluchtige woorden, maar de blijvende. Sterker nog: dit boek gaat uit van de gebleven woorden. Ik bekijk namelijk vanuit het heden hoe en wanneer de huidige woordenschat is ontstaan, wat de wortels ervan zijn. Hiermee combineer ik een synchrone aanpak - uit welke woorden bestaat de huidige woordenschat en wat betekenen ze op dit moment? - met een diachrone - sinds wanneer bestaan deze woorden met hun huidige betekenis en wat is hun herkomst? Een andere methode is om vanuit het verleden te bezien wat er nog over is aan woorden. Men kan bijvoorbeeld nagaan hoeveel erfwoorden er nog over zijn in het huidige Nederlands. Dat is het uitgangspunt van de glottochronologie of lexicostatistiek, een onderzoeksmethode uit begin jaren vijftig van de vorige eeuw. De glottochronologie gaat ervan uit dat de centrale woordenschat van iedere taal onderworpen is aan een vaste verandering gedurende een bepaalde tijd. De centrale woordenschat bestaat uit circa 250 woorden (er worden ook andere aantallen gehanteerd) voor de alledaagse, onmiddellijke, voor alle tijden en plaatsen geldende belevingswereld van de mens, zoals woorden voor lichaamsdelen (arm, neus, oog, oor), voor bomen (berk, beuk, den), voor dieren (eend, hond, geit), en woorden als dag, maan, nacht, zon, lang, kort en horen, voelen, zien. In de praktijk gaat het dan om erfwoorden. Men meent dat de centrale woordenschat in gelijk tempo gedurende een langere periode verandert, en dit gegeven gebruikt men om verwantschappen tussen talen en de ouderdom van talen vast te stellen. Als twee talen veel woorden gemeen hebben, zijn ze volgens deze theorie nauw verwant en recent uit elkaar gegroeid.Ga naar eind20 Een ander belangrijk uitgangspunt van dit boek is dat telkens de woordenschat van het Nederlands centraal staat, zowel in vorm als in betekenis. Alle vermelde verschijnselen zijn algemeen en komen ook in andere talen voor. De indeling van woorden in inheemse woorden en geleende woorden maakt een strikte scheiding nodig tussen veranderingen of verschijnselen die in het Nederlands zijn opgetreden en die welke we uit | |||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||
andere talen hebben geleend. Dat houdt in de praktijk bijvoorbeeld in dat horeca en doka als (in het Nederlands gemaakte) letterwoorden gelden, terwijl pc en radar onder de leenwoorden en niet onder de letterwoorden vallen. Accu en hum ‘(goed) humeur’ zijn (Nederlandse) verkortingen, terwijl bus, foto en kilo leenwoorden zijn: de verkorting is in een andere taal gemaakt. Tjiftjaf en koekoek gelden als klanknabootsende vogelnamen, maar oehoe geldt als leenwoord: hoewel de oehoe zijn naam uiteraard ook te danken heeft aan klanknabootsing, is die naam niet in het Nederlands maar in het Duits gevormd, en vervolgens door ons overgenomen. Samenvattend: in dit boek staat de geschiedenis van woorden binnen het Nederlands centraal, en wel vanaf het moment van eerste voorkomen (in de huidige betekenis). Bij dat eerste voorkomen moet telkens nog het volgende worden bedacht: de datering geeft aan wanneer het woord voor het eerst bij mijn weten in een schriftelijke bron werd genoemd. Voor de oudste dateringen, die van de dertiende eeuw of eerder, geldt dan meestal dat het woord al veel langer in het Nederlands voorkomt; het Nederlands is echter relatief laat opgetekend, later dan bijvoorbeeld het Duits of Engels. Dat geldt niet alleen voor erfwoorden, maar ook voor leenwoorden. De datering van ezel op 1240 moet dus níét geïnterpreteerd worden als (ik citeer): ‘Wij hebben het woord ezel sedert de helft van de dertiende eeuw’. Het woord ezel is in de Romeinse tijd, dus uiterlijk in de vierde eeuw na Chr., geleend uit het Latijn. Het woord is voor het eerst aangetroffen in de dertiende eeuw, omdat pas vanaf dat moment omvangrijkere schriftelijke bronnen van het Nederlands beschikbaar zijn. Het woord werd toen echter al eeuwen in het Nederlands gebruikt.Ga naar eind21 Uit het feit dat herfst, lente en winter in 1050 zijn gedateerd en zomer ‘pas’ in 1236 moet geen andere conclusie worden getrokken dan dat het woord zomer toevalligerwijs pas laat in een schriftelijke bron vermeld is; het woord zelf is beslist even oud als de andere seizoensnamen. Dit boek toont de aanwas en veranderingen in de woordenschat, niet de veranderingen in zinsbouw of woordvorming (hoewel dat laatste in 3.1 wel aan de orde komt), en al helemaal niet veranderingen in spelling of uitspraak. De woordenschat is maar een beperkt onderdeel van taal, hoewel een opvallend en tevens belangrijk onderdeel, dat bovendien, veel en veel meer dan de andere genoemde onderdelen, de invloed van buitenaf - veranderingen in de maatschappij, techniek, politiek - weerspiegelt. Woorden zijn de bouwstenen van zinnen, en ze zijn inwisselbaar. Zinsbouw en woordvorming vormen de structuur van de taal, en zijn veel minder aan verandering onderhevig dan woorden - hoewel ze wel degelijk veranderen, langzaam maar heel zeker. Er zijn taalkundigen die menen dat veranderingen in de woorden, de bouwstenen, veel minder interessant zijn dan veranderingen in de structuur. Leken daarentegen zijn zeer gespitst op veranderingen in de woordenschat, bijvoorbeeld een toename van Engelse leenwoorden, en menen al gauw dat deze de taal bedreigen; zij zien daarbij andere taalveranderingen over het hoofd. Ik hoop dat dit boek, dat geheel gewijd is aan veranderingen in de woordenschat, taalkundigen ervan overtuigt hoe interessant ook dit aspect van taal is, en leken doet inzien dat veranderingen in de woordenschat een normaal verschijnsel zijn en een resultaat van de creativiteit van de taalgebruiker vormen. Tot slot een opmerking over de publicatiewijze. Het is een bewuste keuze om het | |||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||
materiaal alleen in de vorm van een boek te publiceren en niet tevens als cd-rom, en om slechts een deel van de database te publiceren. De database is namelijk slechts hulpmiddel of gereedschap, geen doel op zich. |
|