| |
| |
| |
11 Geheim, geheimzinnigheid, mysterie
For each ecstatic instant
We must an anguish pay
In keen and quivering ratio
To the ecstasy...
Emily Dickinson
Wie zich verdiept in de geestelijke wereld van deze oude en verre culturen, kan op een gegeven ogenblik als uit een bizarre droom ontwaken. Hij zal misschien de neiging voelen, deze droom van zich af te schudden, ook wanneer hij ervan overtuigd is dat de drastisch sexuele symboliek, de fascinerend afstotende rituelen en de kannibalistische feesten niet zonder zin en betekenis zijn, en dat in de twintigste eeuw de etnologische en psychologische wetenschappen de enige omwegen zijn waarlangs men de oorsprongen van het mensenbestaan nog kan benaderen, het werk van sommige grote kunstenaars daargelaten. Hij zal dan toch déze droom willen afschudden, omdat de geheimzinnigheid waarmee het geroofde vrouwengeheim wordt omringd, toch al te belachelijk is. Zowel psychoanalytici als Australische autochthonen staan gereed om een dergelijke houding te steunen. Wanneer Bettelheim het geheim der mannengenootschappen kort en goed wil omschrijven, dan komt hij tot de conclusie dat het geheim niets anders is dan ‘the female genital apparatus’. Dit klemt te meer, wanneer we ons herinneren met welk een gemak de Wulamba hun heiligste symbolen gelijkstelden met het ‘genitale apparaat’ van man en vrouw. En in de mythe stelden de Djanggawul-zusters, toen de mannen hun geheimen hadden gestolen, met vrouwelijk realisme vast: ‘Laat die grote kinderen maar
| |
| |
spelen, wij hebben immers toch onze uteri.’ Du sublime au ridicule il n'y a qu'un pas, en het heeft er inderdaad veel van, dat de oud-equatoriale landbouwers die stap hebben gedaan. Zelfs iemand, die zich beroepshalve dagelijks met deze zaken bezighoudt en dus niet - zoals nog maar al te velen in ons landje - bekropen wordt door gevoelens van afschuw en ergernis, kan bij de anus-stoppen der Dsjagga niet nalaten te glimlachen. Hij is geneigd, de partij te kiezen der Dsjagga-vrouwen, die het ritueel der mannen volkomen doorhebben en de farce goedmoedig tolereren.
Maar bij de Wulamba zitten de mannen in meditatie verzonken voor de symbolen van het geroofde geheim, die hen in contact brengen met de eeuwige droomtijd. Tussen deze eeuwige tijd van de droom en Plato's ideeënwereld bestaat geen wezenlijk verschil. En men vraagt zich af of er niet ook slechts één stap nodig is om van het ridicule in het sublieme te komen. Van een Wulamba, van Plato en van de Tibetaanse mysticus Milarepa geldt wat de antropo-bioloog Eiseley van de mens in het algemeen schreef: ‘The creature lives on dreams and is in that sense unique.’ Zijn beschouwingen over evolutie en descendentie vat hij aldus samen: ‘For the first time a creature had appeared in nature who created his own world in his head.’ Daarmee is ook de droom van de oud-equatoriale landbouwers in een geheel ander kader geplaatst dan dat van de kleren van de keizer. Er is zonder twijfel sprake van veel geheimzinnigheid rondom iets dat bij nadere analyse niet meer dan ‘the female genital apparatus’ blijkt te zijn. Maar de mogelijkheid dat ook in deze culturen het met zo veel geheimzinnigheid omgeven geheim betrekking heeft op een mysterie, moet onder ogen worden gezien.
Wie een geheim heeft, leeft in het isolement der kwetsbaarheid, of dit nu een individueel dan wel een collectief isolement is. Geheim is datgene wat niet met fysieke kracht kan worden beschermd en verdedigd. Dat geldt voor liefdesgeheimen, ambtsgeheimen, fabrieksgeheimen, en atoomgeheimen. Wanneer de kwetsbaarheid niet op objecten, maar op de mens zelf als subject betrekking heeft, dan wordt zij als inferioriteitsbesef bewust. Het is in onze psychologistische tijd ieder bekend, dat gevoelens van inferioriteit bijna altijd gecompen- | |
| |
seerd worden door gevoelens van superioriteit. Hoe sterk deze compensatie-dwang kan zijn, kon men in de bezette landen tijdens de tweede wereldoorlog zien, waar soms leden van het geheime verzet, die in vele opzichten machteloos waren tegen de Duitse bezetters, hun eigen leven en dat van anderen niet zelden op het spel zetten, door tegenover outsiders te pronken met hun geheime activiteiten. Het feit dat men ‘er meer van wist’ dan de outsiders, versterkte op aangename wijze het gevoel van eigenwaarde. Dit geldt ook voor de geheime genootschappen: de mannen weten er méér van. Op deze wijze is hun mannelijk tekort tegenover de vrouw gecompenseerd.
Men kan de vraag stellen of niet al dergelijke geheimen vormen zijn van dat ene geheim, dat menselijk tekort heet. De mens ziet altijd meer mogelijkheden dan hij kan realiseren en die hij daarom droomt. Het begint al in de kinderjaren. Kinderen beweren dikwijls dat zij een geheime kennis bezitten, die zij aan niemand meedelen. Zij scheppen op over dit machtsmiddel, omdat zij zichzelf tegenover de volwassenen zo machteloos voelen. Geheime clubs met geheimtalen vormen dan ook niet zelden de overgang in de ontwikkeling van kind tot volwassene. Hoewel het ‘ergens’ weet van zijn zelfbedrog, gelooft het kind er toch bijna steeds in, juist omdat het de mogelijkheid van méér te weten ziet, en de feitelijke onmogelijkheid ervan niet kan en niet wil erkennen. Ook in dit opzicht is het onmogelijk te stellen, dat het kind tenslotte in de volwassene helemáál verdwijnt. Het feit dat de mens in dromen leeft en zijn wereld in zijn hoofd maakt, betekent tegelijkertijd dat hij pricipieel tot zelfbedrog in staat is en in feite steeds weer zichzelf bedriegt. Alleen als het te erg wordt en niet voldoende wordt gecamoufleerd en geheimgehouden, noemen wij het abnormaal. Het geheim tussen reële inferioriteit en gedroomde superioriteit staat in direct verband met een van de wezenlijke kenmerken van het genus humanum, dat tegelijkertijd meer en minder is dan het dier. De mens móét dromen om als mens te kunnen leven. Als hij nooit gedroomd had van vliegen, zou hij nu niet vliegen.
Het gaat niet aan, simpelweg op grond van ‘de werkelijkheid’ te onderscheiden tussen een waardevolle droom en
| |
| |
waardeloos zelfbedrog. De mens ziet en droomt van mogelijkheden en in een tijd van atoomsplitsing en hersenspoeling zal men niet spoedig over onmogelijkheden willen spreken, of het nu een droom dan wel een nachtmerrie is. In principe geldt hetzelfde voor de dromen waarin niet de buitenwereld, maar de mens zelf veranderd wordt. Er zijn mensen die een ‘onmogelijke’ droom in eigen leven hebben verwerkelijkt. Het bestaan van heiligen en mystieken kan nu eenmaal niet worden ontkend. Hun aantal is weliswaar klein, maar ook het aantal geleerden dat de buitenwereld heeft veranderd, is betrekkelijk gering. In hun geval echter staat er een heerleger technici klaar, die hun uitvindingen toepassen en tot massaal bezit maken, terwijl de dromers over een veranderde mens weinig meer kunnen doen dan hun eigen leven veranderen. Ook zij hebben technici, de predikers, maar als men hun resultaten ziet, kan men gemakkelijk begrijpen, dat Aldous Huxley ook het probleem van de verandering der binnenwereld maar liever natuurwetenschappelijk oplost en daarvoor mescaline aanbeveelt.
Is het geheim dus naar de vorm de magische bancirkel die om de eigen kwetsbaarheid wordt getrokken, het is naar de inhoud transformatie, en wel transformatie van inferioriteit tot symbolische superioriteit, in laatste instantie van menselijk tekort tot menselijke vol-maakt-heid, van tijdelijkheid tot eeuwigheid. Vanuit dit gezichtspunt zijn zowel de gezonde kinderen met hun geheime clubs en hun geheimtalen als de patiëntjes van Bettelheim allerminst ridicuul. Het zijn mensen die weten dat de gedroomde mogelijkheid waar zou kúnnen zijn, maar die deze mogelijkheid niet waar kunnen maken en daarom gedwongen zijn, genoegen te nemen met de werkelijkheid van het symbool. Om dezelfde reden zijn ook de geheime mannengenootschappen niet een uiting van ‘Geheimnistuerei’, die voor buitenstaanders een beetje belachelijk is en de insiders alleen maar sociaal vermaak schenkt. Dit laatste is de mening van Meerum Terwogt, die min of meer de fout maakt van de man die op grond van sinterklaasgedichten het wezen van de poëzie wil omschrijven. Natuurlijk, wanneer het ritueel tot folklore en het geheim tot geheimzinnigheid is geworden, dan hebben de geheime mannengenoot- | |
| |
schappen slechts de oppervlakkige sociale functie, die Meerum Terwogt hun toekent. Maar de Dogon zijn niet tot een laatste vermoeden over leven en dood gekomen terwille van het sociale vermaak alleen. En dat was evenmin het uiteindelijk motief, dat de oude Tenenesk zijn vuist tegen de maan deed opheffen. En wanneer de oude Wulamba zitten te mediteren, dan zou dit vermaak alleen maar hinderlijk zijn. Sociale verklaringen zijn veelal uitermate belangrijk, maar als zij uit de school der principiële nuchterheid komen, zijn het principiële platitudes. Zulke verklaringen zijn te vergelijken met bepaalde psychiatrische genezingen, die - zoals Simone de Beauvoir het beschrijft en analyseert in Les Mandarins - de patiënt van zijn
menselijke grandeur beroven, zodat er niets anders overblijft dan een vegeterend organisme, dat leeft om te eten en eet om te leven.
In de geesteswetenschappen mag dit geestelijk aspect van homo sapiens, die in de geest boven zichzelf tracht uit te stijgen, die zichzelf wil transcenderen, niet worden weggewerkt, maar moet eenvoudig als een ervaringsfeit worden vastgesteld. Dit betekent allerminst - het zij herhaald - dat het andere ervaringsfeit, de gebondenheid van de mens aan zijn lichamelijkheid en tijdelijkheid, mag worden weggemoffeld. Het betekent wèl dat men dient uit te gaan van de menselijke tweeledigheid, die wij in onze tijd misschién iets scherper kunnen formuleren - men zie De religieuze projectie van schrijver dezes - maar waarvan reeds eeuwen en eeuwen zowel grote denkers als eenvoudigen van geest zich bewust zijn geweest. De mens, die in biologisch opzicht tegelijkertijd een nestvlieder en een nestblijver is, wordt geboren als een hulpeloos zoogdiertje, machteloos overgeleverd aan de honger en dorst van een klein en naakt lichaam, om zich te ontwikkelen tot het wezen dat gekenmerkt wordt door de ‘Hungerleiderei nach dem Unendlichen’ (Plessner). Het is bepaald niet zo dat deze hongerlijderij - denn alle Lust will Ewigkeit, will tiefe, tiefe Ewigkeit - slechts de zegen en de vloek is van enkele mentaal uitzonderlijk begaafde individuen. Kinderen en schizofrenen met hun almachtfantasieën kennen haar, en wij vinden haar in de mythen en riten van primitieve gemeenschappen. Alleen wanneer men van deze eeuwigheids- | |
| |
drift van de aan zijn tijdelijkheid geboden mens uitgaat - hij zij infantiel of schizofreen, dichter of multi-millionair, ontdekkingsreiziger of ruimtevaarder, blank of zwart - kan men het wereldbeeld der oud-equatoriale landbouwers en hun geheim adequaat benaderen.
In hun geheim - bancirkel naar de vorm en transformatie naar de inhoud - worden deze twee-ledigheid en twee-zinnigheid zo veel als mogelijk geïntegreerd. Aan de buitenkant ziet men een indrukwekkende organisatie, angstaanjagende maskers, sinistere geluiden en de superieure houding van hen die er méér van weten; binnen de omheinig vindt men het zoemhout, dat geen andere sterveling mag zien omdat het eigenlijk niet van de mannen is maar afkomstig uit de schoot van de vrouw Yumar, de mythe van het geroofde geheim, dat de mannen dwingt tot het niet zo superieure defensief van de geheimhouding. Het is dit defensieve karakter dat de mannen bijeenhoudt, zoals het geheim de innerlijke dubbelzinnigheid bijeenhoudt. Wanneer er een bres wordt geslagen in deze verdediging, zijn de mannen verloren. Wie zijn gezicht verliest, verliest zichzelf. Toen de blanken aan de vrouwen en kinderen van de Iatmul in Nieuw-Guinea de geheimen van het mannengenootschap hadden verraden, gingen de mannen met tranen van machteloze woede in hun ogen naar het mannenhuis, haalden er zélf de heilige fluiten en andere symbolen uit tevoorschijn en gooiden die voor ieders ogen te grabbel. Mead maakt van deze ‘infantiele’ reactie melding met nauw verholen minachting. Zij vergeet dat de Iatmul-mannen niet alleen voor vrouwen en kinderen, maar ook voor zichzelf hun gezicht hadden verloren. De inferioriteit van hun superioriteit was aan het licht gekomen en het mysterieuze verband tussen beide was weggevallen. De dubbelzinnigheid van die gewone fluiten, die binnen de bankring van het gedeelde geheim toch steeds ongewone fluiten waren geweest, waartegenover zij dezelfde eerbied hadden betracht als die zij van vrouwen en kinderen en andere niet-ingewijden eisten, was ontluisterd.
Men heeft het geheim dus nodig, niet alleen tegenover anderen, maar ook tegenover zichzelf. Dat is het verschil tussen pia fraus en plat bedrog. Natuurlijk zijn er samenlevingen
| |
| |
waarin het geheim door de corruptie van het pia fraus is ontaard. Dan wordt het of aanleiding tot feestvieren zonder meer, of machtsmiddel met behulp waarvan de mannen een min of meer ‘terroristisch’ bewind over de vrouwen kunnen voeren, de vrouwen voor zich laten werken, koken, enz. Maar uit de in dit boek beschreven voorbeelden moge blijken, dat zelfs na vele eeuwen het pia fraus is blijven leven als het geheimzinnige zelfbedrog van de menselijke geest, dat de symbolische verzoening is van de twee zeer reële uitersten, waartussen de mens leeft. Realistisch denken en aangepast gedrag zijn zeer heilzaam, maar mensen moeten niet alleen in het reine komen met de harde feiten van de buitenwereld, maar ook met de werkelijkheid van de ziel. Zonder twijfel kan men zeggen dat de oud-equatoriale landbouwers het menselijk tekort hebben gereduceerd tot het mannelijk tekort, hun bovendien opgedwongen door economisch-sociale omstandigheden; maar het is de menselijke dubbelzinnigheid, waardoor zij principieel in staat zijn, omgekeerd dit mannelijk tekort te transformeren tot het menselijk tekort in het algemeen en zo contact te maken met de eeuwigheid van de droomtijd. Juist omdat de mens - uitzonderingen daargelaten - nooit volledig in de tijdelijkheid en evenmin volledig in de eeuwigheid kan opgaan, slaagt deze transformatie nooit geheel en is hij gedwongen zijn geheim angstvallig te bewaren. Het is het geheim van zijn kwetsbaarheid tussen dier en god.
Het spreekt daarom vanzelf, dat degenen die in het geheim delen, er nooit tegenover niet-ingewijden over mogen spreken. Dit zou immers aan de ene kant betekenen dat het geheim der inferioriteit wordt prijsgegeven, aan de andere kant dat alle sublimatie en vergeestelijking voor niets is geweest en dat de eigen waarheid ineenstort tegenover de waarheid van anderen. Het is nu eenmaal zo dat iedere bloem boven een vuur verschrompelt, omdat water verdampt bij hoge temperaturen - een wet van lager ‘niveau’ dan het ‘niveau’ van bloemen, maar daarom niet minder reëel. Ook wanneer men niet zou willen weten van vergeestelijking bij primitieven - een onzinnig uitgangspunt overigens - dan nog is het duidelijk dat schennis van het geheim niet alleen desorganisatie van de samenleving ten gevolge zou hebben, maar ook vèrgaand
| |
| |
verval van muziek, dans, toneel en plastische kunsten, zoals die in de geheime mannengenootschappen tot bloei zijn gekomen als uitdrukkingsvormen van een religieus wereldbeeld. Dit wereldbeeld is het fundament van het bestaan. Daarom geldt: wie binnen is blijft binnen, wie buiten is blijft buiten, en degene die de grens in de ene of de andere richting overschrijdt blijft nergens. Insiders die het geheim verraden, wacht de doodstraf of sociale excommunicatie, die weinig minder ernstig is dan de dood. Het geheim betekent: hoge spanning, levensgevaarlijk. Loslippigheid schijnt echter zelden voor te komen, en dit laat zich begrijpen wanneer men denkt aan het defensieve karakter van het geheim. De man die het geheim van het mannengenootschap verraadt, verraadt daarmee zichzelf.
Veel vaker komt het voor dat een buitenstaander onopzettelijk dan wel opzettelijk een glimp of meer van de geheime rituelen en/of voorwerpen opvangt. In dat geval wacht hem de dood of de zogenaamde trespass-initiation. Deze gedwongen initiatie van een infiltrant, die men in alle werelddelen vindt, levert het bewijs dat de psychologische wetten van het geheim overal dezelfde zijn. Zij laat tevens zien dat dit geheim absoluut is. Trespass-initiation betekent, dat, ook wanneer een buitenstaander onopzettelijk de onschendbare grens van de bancirkel overschrijdt, de cirkel zich als het ware onmiddellijk achter hem sluit, zodat geen terugkeer mogelijk is. Hij wordt ook ingewijd. Het simpele feit dat hij in aanraking komt met het geheim, heeft tot gevolg dat hij voor de rest van zijn leven in het geheim wordt opgenomen. De cirkel is dan weer hermetisch gesloten. Soms is deze hij een zij, maar ook wanneer een vrouw onopzettelijk deelgenote wordt, wordt zij ingewijd. Over de aard van het geheim zegt deze trespass-initiation meer dan de doodstraf. De moord op een onschuldige vrouw zou men nog kunnen opvatten als een drastische vorm van sinterklaasvermaak, als een teken van ongebreidelde agressiviteit en machtsdrift, die men liever aan primitieven dan aan blanken toeschrijft. De trespass-initiation bewijst echter dat het sacrale spel diepe ernst is. Ook als men er niet aan denkt de overtreder - man of vrouw - te doden, is er de dwingende noodzaak van de trespass-initiation, om- | |
| |
dat door een ‘lek’ in het geheim alle sacrale macht zou wegstromen. De hoogspanning van het geheim - spanning tussen womb-envy en de kwetsbare werkelijkheid van het symbool - kan alleen door volstrekte isolatie bewaard blijven.
Bij de Aranda van Centraal-Australië kent men nog een ander middel om een lek te dichten. Wanneer daar een vrouw toevallig ziet dat een man zijn geheelde subincisie-wond opnieuw opent, zodat het symbolische menstruatie-bloed kan vloeien als teken van zijn zelf-genoeg-zaamheid en twee-ledigheid, dan laten de Aranda de vrouw in kwestie de keus: of zij wordt onmiddellijk gedood, of zij moet toestaan dat tijdens het mannenritueel een groot aantal mannen ritueel met haar cohabiteert. Het is niet moeilijk, in de laatste mogelijkheid een ordinair chantage-middel te zien, waardoor de mannen zich wat aangename ontspanning verschaffen. Maar in de religie heeft de mens nu eenmaal ontdekt dat het leven niet ordinair is, maar een geheim verbergt. In individuele gevallen kan een cynicus aan een ordinaire levensopvatting de voorkeur geven. Dat komt in de beste families voor, zoals bijvoorbeeld in Noord-Australië. Het is bekend dat daar soms een man aan een vrouw tegen haar wil een sacraal voorwerp laat zien en dan zegt: ‘Suppose you no come alonga me, me kill you’. Ook elders gebruiken de cynici de godsdienst als opium voor het volk.
De rituele geslachtsgemeenschap der Aranda als ‘reparatie’ van het geschonden geheim behoort bepaald niet in deze cynische sfeer thuis. Daarom vindt er rituele cohabitatie plaats. Immers, wanneer een vrouw ziet dat een man zijn subincisie-wond opnieuw opent en dusdoende de menstruatie imiteert, dan botsen symbool en werkelijkheid op elkaar, zoals in de Dogon-mythe, als de man met zijn rode raffia-rok zijn achtervolging van de vrouw moet staken wanneer deze in de menstruatie-hut vlucht. Men kan de gevolgen van deze botsing redresseren door de werkelijkheid ten gunste van het symbool te elimineren, d.w.z. door de vrouw te doden, of door de werkelijkheid in de symbolische realiteit op te nemen, d.w.z. door trespass-initiation. De Aranda geven er echter de voorkeur aan, de werkelijkheid van het symbool aan de werkelijkheid van alledag te bewijzen. In de cohabi- | |
| |
tatie bewijzen de mannen de vrouw de werkelijkheid van hun tweegeslachtelijke viriliteit, waarbij eraan herinnerd kan worden, dat de Aranda zelf de subincisie-wond als het equivalent van het vrouwelijk genitale beschouwen en dus hun eigen genitale als tweegeslachtelijk. De vrouw zal als het ware aan den lijve ondervinden, dat het geheim geen kletspraat is, maar berust op superieure viriliteit, die voortkomt uit de lichamelijke en de symbolische werkelijkheid. Dat deze wil-tot-bewijzen ook het protest van de zich niet geheel zeker voelende man verraadt, is uitermate waarschijnlijk, vooral in de Aranda-cultuur, waar de mannen wat al te verachtend over de vrouwen spreken, en dromen van vrouwelijke geesten die op hen gaan zitten en hun penis breken. In laatste instantie is deze rituele cohabitatie dan ook een vorm van een tijdelijke en uitdagende trespass-initiation. De Aranda nemen de vrouw in kwestie tijdelijk in hun midden op en laten haar zien dat de mannen deel hebben aan de lichamelijke werkelijkheid en bovendien nog participeren aan de geestelijke
werkelijkheid, waaraan de vrouwen part noch deel hebben. Van de ene kant gezien: fallische agressiviteit dient om de gedroomde tweegeslachtelijkheid te bewijzen. Van de andere kant gezien: de religieuze werkelijkheid wordt met de alledaagse werkelijkheid geconfronteerd en bewijst in die werkelijkheid zijn geldigheid. De Aranda weten namelijk dat hun riten en symbolen, dat hun hele leven zijn oorsprong vindt in de eeuwige droomtijd, die ook nog in het heden zichzelf spiegelt in de tegenwoordige tijd. De eeuwige stroom loopt langs de kust van ons bestaan - om een prachtige regel van de dichter Obe Postma vrij te vertalen.
Australiërs en Papoea's trachten in de tweegeslachtelijkheid de eeuwigheid symbolisch te verwerkelijken. Tibetaanse mystici gaan nog een stap verder en gebruiken het symbool der bisexualiteit hetzij door identificatie met een (vrouwelijke) dakini, hetzij door identificerende meditatie voor een beeld van een god in coitu met zijn vrouwelijke complement, om de via mystica te kunnen aflopen, die daar eindigt waar tijd en eeuwigheid, samsara en nirvana, zinloze begrippen geworden zijn. Ook deze mystieken houden hun transformatie zorgvuldig geheim. De laatste vingerwijzingen naar de waar- | |
| |
heid worden door de leermeester in het oor van de leerling gefluisterd, omdat alleen directe ervaring geldigheid bezit, en riten, symbolen en woorden slechts ‘hints’ zijn voor hen die reeds de weg naar het inzicht hebben ingeslagen. Ook de oud-equatoriale landbouwers hebben die weg ingeslagen en haltgehouden bij het symbool dat voor mystici slechts een halte is die zij achter zich laten. Het feit dat Dogon en Wulamba dezelfde weg van vergeestelijking en transformatie hebben ingeslagen als Tibetaanse mystici, is veel belangrijker dan de omstandigheid dat de laatsten op die weg verder gaan dan de eersten. Mystiek is altijd en overal een aangelegenheid van een zeer kleine élite, en is bovendien alleen mogelijk op basis van een bepaalde economische en sociale constellatie.
Daar dit slothoofdstuk niet een systematische en definitieve analyse is, maar slechts een voorlopige schets van aard en functie van het religieuze geheim in de vorm van enkele kanttekeningen, kan het verschil tussen oud-equatoriale landbouwers en mystieken buiten beschouwing blijven, al is het natuurlijk van principiële betekenis dat mystiek in de strikte zin van het woord niet in primitieve culturen gevonden wordt. Hier is slechts van betekenis dat de mystiek - en niet alleen de Tibetaanse - herhaaldelijk de opheffing van het menselijk tekort tot uitdrukking brengt in sexuele of sexueel gekleurde beelden. Op ieder niveau van psychisch leven ervaart de mens die zichzelf tracht te transcenderen, deze transcendentie veelal als een transformatie, de alchemistische omzetting van natuur in geest. Dat de sexualiteit in dit verband van grote betekenis is, spreekt vanzelf. In de eerste plaats ligt de sexuele drift, waarzonder het leven geen voortgang zou hebben, zo diep in de mens verankerd, dat men althans kan begrijpen waarom realistische waarnemers - phycho-analytici zowel als boeddhistische mystieken - haar min of meer met de levensdrift zelf hebben geïdentificeerd. In de tweede plaats ervaart de mens in de cohabitatie een complementering waarin de beperkingen van la condition humaine althans tijdelijk wegvallen. De mens is man-en-vrouw. En passant kan hier nog worden verwezen naar de beschouwingen van de bioloog Portmann, die laat zien hoe in het wezen van de mens besloten ligt dat sexualiteit en geest elkaar doordringen.
| |
| |
Er is vaker op gewezen dat in het symbool twee ‘werkelijkheden’ samenvallen. Het symbool van het geroofde vrouwengeheim is daarvan wel een bijzonder karakteristiek voorbeeld. Het is aan de ene kant inderdaad ‘the female genital aparatus’, en het menselijk tekort is in deze samenlevingen inderdaad een mannelijk tekort: de inferioriteit van mannen die door economische en sociale ontwikkelingen hun vanzelfsprekende superioriteit over de vrouwen bedreigd zagen en zelf uitgerangeerd dreigden te worden, zodat zij hun heil moesten zoeken in het geheim, dat men ook het (zelf)bedrog van de geest kan noemen. Maar aan de andere kant postuleert men met dit geheim de werkelijkheid van de geest, die vanuit de werkelijkheid van het lichaam een onbeschaamde aanmatiging schijnt te zijn, maar die niettemin zo reëel is, dat Wulamba-mannen rustig kunnen zeggen dat hun heiligste symbolen natuurlijk penis en vagina zijn, maar even natuurlijk de tekenen van de eeuwige droomtijd, die alle verstand te boven gaat. Wie dit onzin zou willen noemen, zal er genoegen mee moeten nemen dat het menselijk leven überhaupt onzinnig is en dat deze onzinnigheid er eenvoudig ís. Door zijn tweede natuur kan de mens niet alleen raketten bouwen en afschieten, maar desgewenst ook de volkomen vrede van het hart - de ‘Meeresstille der Seele’ - vinden, al schijnt hij daar steeds minder waarde aan te willen of te kunnen hechten.
De vrede van het hart is een geheim, dat geheim wordt gehouden omdat het uitermate kwetsbaar is. Alles wat meer gedifferentieerd en hoger ontwikkeld is, is kwetsbaarder dan wat op een eenvoudiger en lager niveau ligt. Wanneer men steen-plant-dier-mens eenvoudig naast elkaar zet, staat men voor een mysterie waarover de grootste geesten - in onze tijd Nicolai Hartmann en Teilhard de Chardin bijvoorbeeld - hun hoofd hebben gebroken. In de mens is er de nieuwe mogelijkheid, die wij bij gebrek aan beter ‘geest’ noemen, die nog nooit volledig verwerkelijkt is, en waarvan velen zich afvragen of zij ooit volledig gerealiseerd zal worden. Maar de mogelijkheid is er met al haar kwetsbaarheid, en daarom is alle religie in wezen esoterisch. Deze laatste uitspraak schijnt in strijd te zijn met de feiten, want de boeddha heeft bijvoorbeeld gezegd dat hij niets in zijn vuist verborgen hield, en
| |
| |
ook in godsdiensten als de Islam en het calvinisme schijnt niets geheim te worden gehouden. Niettemin veronderstelt iedere religie een realiteit, die schuilgaat achter de werkelijkheid van alledag, en waaraan de gelovige ‘anders’ deel heeft, door middel van een masker, een droom, een liturgie, of een gebed in de binnenkamer. Al deze dingen zijn in laatste instantie voor outsiders geheim.
Op het eerste gezicht schijnt er in de religie van een primitieve samenleving die geen geheime genootschappen kent, geen geheim te bestaan. De oorzaak hiervan is het gesloten karakter van deze samenlevingen. Dat merkt de veldwerker die ter plaatse zo veel mogelijk inlichtingen over de materiële en geestelijke cultuur van zo'n samenleving tracht te krijgen. In het bekendste handboek voor etnologische veldwerkers wordt de raad gegeven, bij het eerste contact belangstelling te hebben en te tonen voor de materiële cultuur, voor kano's huizen, bogen enzovoort, omdat dit een goede verstandhouding bevordert. Dit laat zich gemakkelijk begrijpen. Uitleggerkano's, huizenconstructies, finesses van pijlen en bogen zijn immers de bewijzen dat men zijn wereld onder de knie heeft. En men zal de veldwerker graag en uitvoerig vertellen hoe men een en ander heeft gemaakt, omdat men al vertellend zijn menselijke competentie en superioriteit bewijst. Dit is een bekend verschijnsel, maar even bekend is het dat de leden van primitieve samenlevingen in hun schulp kruipen wanneer de veldwerker vragen stelt over hun religie. De triomfantelijke mededelingen dat men een volk zonder religie had gevonden, waren eertijds niet zelden het gevolg van dit verschijnsel. Zoals echter een uitleggerkano en een kruisboog de tekenen zijn van menselijke superioriteit over zijn wereld, zo zijn de mythen en riten de tekenen van zijn inferioriteit tegenover hetgeen àchter die wereld verborgen is. En geen mens laat graag zijn achilleshiel zien. Hoe vast men zelf ook gelooft in de mythen en de riten, men is er diep weg evenzeer van overtuigd dat die mythen en riten slechts betekenis en waarde hebben voor hen die er deel aan hebben. Juist omdat de buitenstaander er geen deel aan heeft, zou hij slechts het kwetsbare geheim belachelijk kunnen maken, en daarom hóúdt men het geheim. In meerdere of minder mate is de re- | |
| |
ligieuze mens zich ervan bewust, dat zijn
hoogste en laatste werkelijkheid ridicuul is, tenzij een ander die werkelijkheid met hem deelt.
In de culturen der oud-equatoriale landbouwers wordt het menselijk tekort uitgedrukt als mannelijk tekort. Daarom is het nu eens zeer diepzinnig, zoals bijvoorbeeld bij de Dogon, dan weer verrukkelijk komisch, zoals bij de Dsjagga. Daarom zijn verklaringen die het geheim psychoanalytisch willen reduceren tot het vrouwelijk geslachtelijk apparaat, of die het op het sociologische procrustesbed willen leggen en er slechts een aanleiding tot vermaak en gezelligheid in willen zien, eenzijdig en dus onjuist. Juist wanneer men deze theorieën als partiële verklaringen volledig overneemt, kan men glimlachend én gefascineerd staan voor l'homme, cet inconnu, die steeds weer boven zijn wereld en zichzelf wil uitstijgen. Het is onthullend voor onze cultuur en wetenschap dat - voorzover mij bekend - slechts één culturele antropoloog deze keerzijde van de medaille heeft gezien, nl. de Nederlander Held. Hoewel hij uiteraard het geheim van de mannengenootschappen der Papoea's in de termen van zijn eigen calvinistisch geloof vertaalt, noemt hij man én paard, geest en natuur, zodat de volgende passage een oase in de cultureel-antropologische literatuur mag worden genoemd: ‘Het geheim kan tenslotte niet onthuld worden. Deze situatie heeft voor de Papoea's al meer dan eens tot onaangename misverstanden aanleiding gegeven, omdat er onderzoekers zijn, die geen genoegen nemen met de onthulling van een zo onnozel geheim. Zij blijven volhouden, dat het eigenlijke geheim nog niet is geopenbaard, wanneer zij er met list of geweld eindelijk in geslaagd zijn, een glimpje te zien van de heilige fluit of van het sacrale zoemhout. En zij hebben gelijk, er zit nog een ander “geheim” achter: niet het geheim van gruwelen, moorden, vergiften en orgieën, maar het geheim van de hemel, die namelijk op aarde niet kan bestaan. Daarom is het godsdienstig ritueel in zekere zin ook bedrog, maar juist dit bedrog moet
geheim blijven.’
Als koema is het geheim bij de Papoea-stam der Marind-anim de onderwereld waaruit de zon wordt wedergeboren, de kokosnoot waaruit de boom ontspruit, en de vagina waaruit
| |
| |
de man wordt geboren en wedergeboren. Mens, natuur en kosmos zijn afhankelijk van het geheim van de moederschoot, waartegenover de man zijn menselijk tekort als castratie-angst ervaart, maar dat men daarom niet als sexuele symboliek kan afhandelen, laat staan als aanleiding tot feestelijkheden. In één van de centrale mythen van dit volk wordt verhaald, hoe Waba, de zonnedema, zijn vrouw Walimamb begeert en deze na haar weigering achtervolgt en tenslotte in het nachtelijk donker de hut waar zij verblijft binnensluipt. 's Morgens vindt men hem daar echter ‘stöhnend und jammernd mit Walimamb im Kopulationsakt aus dem er sich nicht mehr befreien konnte’. Wie deze mythe alléén sexueel wil interpreteren, vergeet dat een Papoea ‘penis’ kan zeggen en ‘god’ bedoelen, terwijl een mystica ‘God’ kan zeggen en ‘penis’ bedoelen. Van het een en het ander zijn voorbeelden te geven. De Marind-anim zijn een volk dat buitengewoon sexueel, om niet te zeggen hypersexueel geaard is, en men kan bezwaarlijk volhouden dat zij in dit opzicht uitgehongerd zijn en hun honger in een sexuele wensdroom bevredigen. Hun geheim is meer dan alleen het vrouwelijk genitale en hun eigen castratie-angst. Hun geheim is het levensgeheim, en hun castratie-angst is de vorm waarin zij het menselijk tekort, de menselijke ‘Hälften-haftigkeit’ (Plessner) beleven. Menselijk tekort en menselijke grandeur zijn nauw verbonden, en van het ridicule naar het sublieme is slechts één stap, vice versa.
Onbevooroordeelde observatie - ook Frank Waters heeft daarop gewezen naar aanleiding van het geheim der Pueblo-Indianen - had behalve Held ook de andere etnologen op dit spoor kunnen brengen. Er is veel te weinig aandacht aan geschonken dat de mannen in het rituele ‘bedrog’ blijven geloven en dat dit blijkt bij de initiatie van de manbare jongens. Die jongens wordt namelijk slechts bij uitzondering verteld dat de hele geschiedenis van het geheim maar boerenbedrog is om de vrouwen onder de duim te houden. Meestal krijgen zij te horen dat het bedrog van masker en zoemhout slechts inzoverre bedrog is, als deze symbolen tekenen zijn die verwijzen naar de goddelijke werkelijkheid, die bepaald geen bedrog is. De jongens leren namelijk dat de maskers die zij vóór de initiatie in vol geloof als bovennatuurlijke wezens
| |
| |
beschouwden, in feite door hun vaders en ooms worden gedragen, maar dat de maskers ‘tekenen’ zijn van de onzichtbare en zeer reële goden. Door een masker te dragen zullen zij voortaan ook zelf deel hebben aan de goddelijke werkelijkheid. Het geheim der oud-equatoriale landbouwers is dus - het zij nogmaals herhaald - het geheim van homo sapiens, die zijn biologische inferioriteit symbolisch transformeert tot superioriteit, en die deze symbolische superioriteit als een uiterst kwetsbare werkelijkheid, maar niettemin als realiteit ervaart. Alszodanig is het - ook dit mag nog eens worden herhaald - het religieus geheim bij uitstek, het mysterie dat in meerdere of mindere mate in alle religies de mens fascineert en beangstigt. Het is het banale geheim van een slecht geweten en het is het mysterie buiten het bereik van het laatste woord. Dit essentieel esoterisch karakter van de religie komt tenslotte ook nog tot uitdrukking in een verschijnsel dat door de godsdienstpsychologie nog niet voldoende is onderzocht: de twijfel. De diepst gelovigen en de scherpste denkers hebben aan de rand of in het centrum van hun bewustzijn altijd geweten wat onder anderen Van der Leeuw met zo veel woorden uitsprak: dat de twijfel aan het geloof inherent is. Geen geloof zonder twijfel, geen twijfel zonder een spoor van geloof. Dat geldt niet alleen voor de zgn. hogere godsdiensten, zoals algemeen wordt verondersteld; het geldt ook voor de zgn. primitieve religies, waar de oud-equatoriale landbouwers in hun geheime symbolen en mannenhuizen aan de twijfel concrete vorm geven.
Waar is Uw geheim?, vraagt de veldwerker aan een Papoea, zoals Held ons vertelde. Waar is Uw God?, vroegen de ongelovigen in oude tijden aan een psalmdichter. En een der oudste christenen wist eeuwen later geen beter antwoord op deze vraag te geven dan dat het geloof een vaste grond is van de dingen die men hoopt, en een bewijs van zaken die men niet ziet. Het is een antwoord van verbluffende openhartigheid, waarin de mogelijkheden van geloof en twijfel beiden liggen opgesloten. Ook uit niet met de onze verwante cultuurkringen zouden voorbeelden gegeven kunnen worden van geloof en twijfel, die in één bed slapen, maar het verwante is in dit geval wellicht ook het duidelijkste. Het geheim van de
| |
| |
saamhorigheid van geloof en twijfel is het geheim van de menselijke dubbelzinnigheid, waardoor ook een van de groten der aarde, de dichteres Emily Dickinson, zich gedwongen zag zich uit de wereld terug te trekken in het geheim van haar afgezonderd bestaan en haar poëzie. Zij leefde voor de droom van een hemelse vereniging met de man die haar op aarde was ontzegd. Aan de hemel, waarvan haar ziel en zaligheid afhing, geloofde zij het ene ogenblik even sterk als zij er het andere ogenblik aan twijfelde. Weinigen hebben dan ook zo indringend en onbarmhartig de gebrokenheid en dubbelzinnigheid van het mensenbestaan doorzien en geformuleerd als zij het in haar meest lucide ogenblikken heeft gedaan. Zo min als men het geheim der oud-equatoriale landbouwers kan reduceren tot de ‘the female genital apparatus’, kan men het kryptische leven en werk van Emily Dickinson herleiden tot de simpele projectie van een ongelukkige liefde. Aan de ene kant ‘this brief tragedy of flesh’: aarde, lichaam, zintuigelijkheid, tijdelijkheid en dood. Aan de andere kant haar vriend ‘Eternity’: hemel, geest, bovenzinnelijkheid, eeuwigheid en onsterfelijkheid. Beide aspecten waren voor haar, zoals samsara en nirvana voor boeddhistische mystieken, ‘concave and convex witness’ van het ondoorgrondelijk geheim:
I felt a cleavage in my mind
As if my brain had split;
I tried to match it, seam by seam,
But could not make them fit.
Voor ons is het geheim ont-maskerd. Dat menen wij tenminste. Over diegenen die in die mening verkeren op grond van de technische prestaties van de westerse mens, behoeft niet lang gesproken te worden. Zij hebben eenvoudig het inzicht verloren van de bioloog die zei: ‘Och, het leven is zo'n groot wonder, daar kan best nog een evolutie-theorie bij’, een uitspraak die door niet-specialistisch vermagerde fysici mutatis mutandis gemakkelijk zal worden overgenomen. Er zijn echter anderen, die menen met behulp van Freud en een psychologische projectie-theorie het geheim volledig ontmaskerd te hebben. Zij hebben gelijk, want bij de huidige stand van zaken kan redelijkerwijs aan het bestaan van Penis- | |
| |
neid, womb-envy, castratie-angst en de in dit verband relevante psychische mechanismen als achtergrondmotieven in deze en andere vormen van religie niet worden getwijfeld. Hun gelijk wordt echter bedreigd door een misverstand. Het is het oude misverstand van de mens die meent zich door zijn eigen theorieën te moeten laten inmetselen. Wie echter de religieuze projectie verklaard heeft of verklaard meent te hebben, staat nog altijd voor het mysterie van de projecterende mens die er méér van weet, maar die zich kwetsbaar en hulpeloos voelt als hij tracht dit ‘meer’ te realiseren. Mysterie is een woord dat een hygiënisch denkend mens niet spoedig zal gebruiken, maar het verdient in zijn oude betekenis gehandhaafd te worden. Immers, een geheim roept vragen en verklaringen op, een mysterie wekt geen enkele vraag, alleen verwondering en niet zelden ontzette verwondering.
Wie meent dat projectie-theorieën en aanverwante zaken het geheim als aspect van het mysterie zullen ontluisteren, zal - als zulke theorieën hem als vanzelfsprekend vertrouwd geworden zijn - bemerken, dat hij zonder moeite met de oud-equatoriale landbouwers kan mee-geloven. Hun geheim is zijn geheim. Hij zal beginnen te begrijpen, waarom de mystieken in Tibet zeggen dat de goden niet werkelijk zijn, maar dat ze wel bestaan. Het is niet onmogelijk dat langs de weg der mystiek ook de beste wetenschappelijke oplossing voor het geheim der oud-equatoriale landbouwers en voor dat van de religie in het algemeen gezocht moet worden. Het grote struikelblok op deze weg is voor verschraalde westerlingen echter de omstandigheid dat mystiek in de eerste plaats een aangelegenheid is van zijn, in de tweede plaats van kennen. Hoe dit zij, het geroofde vrouwengeheim is ons minder vreemd dan we op het eerste gezicht geneigd waren te denken. Twee-in-een is één van de antwoorden op een van de laatste vragen die de mens zich stelt, zoals ook een ziek kind die stelde: ‘Why can't I have both?’ Zij die weten spreken niet, zij die spreken weten niet. Naar aanleiding van deze woorden van Lao-tse heeft de dichter Slauerhoff de opmerking gemaakt, dat Lao-tse zelf rijkelijk veel geschreven heeft.
|
|