Beknopte geschiedenis der Nederlandsche letterkunde
(1826)–Matthijs Siegenbeek– Auteursrechtvrij
[pagina 230]
| |
Derde boek.
| |
[pagina 231]
| |
achterd vinden. Het ontbrak echter, gelijk ons mede blijken zal, nimmer geheel aan dichters, die dien veelbeteekenenden naam met regt mogen voeren; en bijzonderlijk mogen wij ons beroemen, dat de dichtkunst tegen het laatst van dit tijdperk tot eene hoogte opsteeg, waarbij zij voor die van het gulden tijdperk onzer letterkunde niet, of naauwelijks behoeft te wijken. Ook de welsprekendheid of beschaafde prozastijl maakte in dit tijdperk geene grootere vorderingen, dan in het voorgaande; en het is niet voor het laatste gedeelte daarvan, dat wij een noemenswaardig aantal van prozaschrijveren ontmoeten zullen, die op den roem van welsprekendheid aanspraak kunnen maken. Dan, gaan wij tot de ontvouwing der geschiedenis over, waarbij wij echter ons nog meer, dan bij de voordragt der vroegere gedeelten, op kortheid bevlijtigen, en tot de enkele aanstipping der hoofdpunten bepalen zullen. |
|