Wortoe d'e tan abra(1970)– Shrinivási– Auteursrechtelijk beschermdBloemlezing uit de Surinaamse poëzie vanaf 1957 Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Bernardo Ashetu baleh-baleh Och, dat ik rijk ware dat ik water had en land en wolken, dat ik rijk ware en de macht had om zon en duister, bloed en adem te zetten naar mijn wil - Och, dat ik rijk ware en het beter had alleen maar om lang te rusten om lang en zoet en lang te rusten een baleh - baleh met klamboe van rode zijde. onkruid Bespot mij niet vandaag nu 't mis is met m'n kleurkrijt. De tonen zijn te zwak van m'n mooie klarinet. Bespot mij niet vandaag nu ik met de spade omwoel m'n tuin vol bitter onkruid. [pagina 34] [p. 34] roet Ik was tot aan de grens van de zee bijna bij het einde toen een loktoon mij terugvoerde naar dit veren bed op gras dat reeds lang verdord is. Iedere avond kom jij dan nog in 't half-duister schuivend aan en gooit roet in m'n kleurloos eten weemoedig Het was in deze winter dat de neger met z'n lange rode mond mij zijn bananen aanbood. De barre besneeuwde weg waarop hij eindeloos voortsjokte, had hij volgestrooid met miljoenen blokjes ananas. En toen ik hem betaalde met een schitterend stukje tropenzon, lachte hij zacht en zeer weemoedig. [pagina 35] [p. 35] pias Juist toen jij voorbij moest was 't rijverkeer gestremd. Vanwege een rossige demonstratie waarbij als pias ik bont stond opgesteld. Verschrikt keek een agent naar 't bittere teken op je auto die keerde en stuivend wegreed. waterdrager Ik ben een waterdrager, slaags geraakt en ontevreden. Stoffig zijn de bloemen langs m'n weg, stoffig zijn ze en baast verwelkt. Ik was een minnaar van m'n mes trots was ik en nooit tevreden. Ik draag 't water als een prins, machteloos en ontevreden. Vorige Volgende