Een weinig van het andere(1984)– Shrinivási– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 135] [p. 135] Quito '72 [Je vraagt mij een gedicht te schrijven] Je vraagt mij een gedicht te schrijven en ik zie je schim de schaduw van een hinde je haar een vlucht donkere vogels tegen een hemel die de avond nadert even kan ik mezelf nauwelijks geloven en we schrijven regels naast en onder elkaar en nergens lukt het meer verder te schrijven want als ik je stem hoor en je verlangens zien mijn ogen het leed van kinderen slapend in vodden op roosters der straten zie ik een man met een kast op zijn rug bergafwaarts het lastdier in de twintigste eeuw; zie ik de oude vrouw met blauwe nagels een ei openbreken etend met de laatste hoop der armen en je blijft vragen naar nieuwe regels en ik eet met mijn vriend in de gevangenis die mij vraagt of ook ik ooit heb gezeten als ik neen zeg, weet ik mij toch niet onvolledig daar ik de gevangene ben van de gemeenschap binnen de muren van zijn leugens, haat, vijandschap zijn onliefde, laster en hypocrisie zijn traditionalisme, politiek gemodder, slavernij; voor de kinderen van vandaag na alle bloed alle leed en verminking in Vietnam kent de toekomst de donkere dagen die zij gewoon zullen vinden maar ik kan dit niet verkroppen noch de kleine schare van rechtvaardigen die met mij de leugen zullen tarten en in een grenzeloze drift en haat alles wat mooi schijnt niet meer zullen zien [pagina 136] [p. 136] verwond in eenzame uren je schaduw misschien heel in de verte de dromen van een groene jeugd heel in de verte jou met jouw geluk even dichtbij onbegrijpelijke tederheid maar dan, dan slaan wij weer af naar vandaag lachen en praten opgewekt met de krantenjongens kopen oude groenten bij de boerin die naar India wil en vergeet dat ze acht kinderen heeft eten van de druiven van de jonge vrouw zonder kroost bewonderen de vrouwen die rund per gewicht uitmeten en minachten de leugenaars en cretinos die in de ijdele waan de waarheid menen te bezitten maar de aarde stoort zich niet aan zijn bewoners de grootmachten snoeven en tellen elkanders passen en het proletariaat groeit zienderogen aan hun voeten ook jouw kinderen zullen met de armsten der armen vechten om een stuk brood, een dronk zuiver water kruimels zullen wij rapen van de kapitalisten en ons dood eten bij een feestmaal in deze vervuilde aarde zullen wij de vergiftigde lucht inademen en ons zalig prijzen dat wij nog leven zonder angst misschien de doden begraven gestorven voor de tijd aangegeven die stierven omdat zij dit voorzagen; je vraagt mij een gedicht te schrijven en ik schrijf de moord en de zelfmoord der komende generaties en de doodsangst die mij belet lief te hebben. Vorige Volgende