Een weinig van het andere(1984)– Shrinivási– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 122] [p. 122] [Dit eenvoudig triumviraat] Dit eenvoudig triumviraat de regen de sneeuw de mist kwam ik telkens weer tegen de weg liep telkens verloren hadden wij dan hiervoor onze adem bevrucht binnen de buik van de avond? Eindelijk terug de morgen geketend de avond gewond aan de voet de zee driester tegen het land duisterder en jij jij onoverwinnelijk en jij onverwisselbaar en jij onveranderd buigzaam nog steeds als je bomen eerbaar als het zout van de zee. Geleidelicht boei wanneer ik verloren viel en mijn zool verwondde, doolde in een dode dag en je las terwijl je wenkte ik dacht je en herkende je telkens nergens nergens anders, neen nergens anders ooit vastgelegd nergens anders prijsgegeven. In mijn bloed heb je de koorts gezaaid; jij die mijn adem inbindt zonder te stoten mij leidt [pagina 123] [p. 123] je blinde; langs onze oude wegen langs de ingeslapen cacteeën langs het land van morgen aan het dromen terwijl de zee klimt tegen de kusten het water ontvalt de rotsen en de heuvels waken trouwer dan zovele mensen. Sneeuw en onbestemde koude hielden jou onbederflijk; wanneer ik moedeloos het spoor naar jou wegliep spoelde mijn hersens de regen. Herken ik niet jou in de zweetdoek van Veronica bittere jaren zij zijn gestorven dagen die ik niet meer tellen kan zij zijn mij langzaam ontvallen. Maar ik weet je weet me in je straten ook al ben ik nog in mijn huis ik weet het je voelt mij zo na ook al sta ik een half uur verder ik weet het je hoort mijn stem voor ik je heb aangesproken ik weet het je kent mijn blik voor die naar jou is toegewend ik weet het je weet mijn woorden voordat de adem ze durfde dragen ik weet het midden het spitsuur ken jij mijn typisch handelen. [pagina 124] [p. 124] Mijn zwijgen mijn zacht overreden mijn aandringen in de avond voor mij alleen de komende dageraad op te lichten ik weet het en wie meer dan ik en wie beter en zo onderscheiden. Alle richtingen kan ik nu uit overal loop ik je tegen overal wacht je mij, overal zij wij nu samen wij zijn het licht en zijn schaduw wij hoeven niet meer te spreken dat laten wij de dieren over. Vorige Volgende