Een weinig van het andere(1984)– Shrinivási– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] Afro-Aziatisch De neger heeft zijn eigen lot in eigen hand genomen. Hij legt zijn droom uit tegen het weklicht van de morgen hij tooit zich met een feestgewaad en hij vergeet zijn zorgen hij lacht de dag in en de vreugd aarzelend gekomen. Hij werpt zijn net uit en hij wacht zullen de anderen komen hij loopt hij neuriet hij vindt een lied uit dat welft tegen de kruinen dat wentelt in het licht dat spoelt zich in de stroom de wind laat het zich drogen als het lijnwaad van de Heer. Eindelijk wordt het juk dat zoet was en toch sneed bitter nabij zijn nek even hem afgenomen eindelijk ook dragen andere schouders zijn last eindelijk treden anderen hem tegemoet eindelijk begint hij meer en meer te wonen in hun dromen. [pagina 75] [p. 75] Zo wordt herinnering van het oude lijf verast zo wordt uit pijn het nieuwe koren zo groeit hij met hen als nieuw gewas. Dan liggen bij de een van de ander de armen als een warme groet en zij aan zij beluisteren zij de overwinning die opspringt in hun bloed. Zijn hart breekt uit laaiende zon hij vraagt de regen om haar zoete schaduw de tegenwind wordt nú wind in zijn zeilen hij buigt zich naar de aarde met de anderen plant samen eenzamer niet meer het goede zaad in de gezonde grond. Nu wordt zijn waken om beurten waken hij kijkt niet om er is geen muur en zie ik lees in elke stond zijn ogenvuur [pagina 76] [p. 76] waarin de zachte aandrift van een jonge morgen. Duizenden vogels snellen de hemel in hun lied zwermt neer als milde regen; ik kijk naar hem als vriend en vol vertrouwen zeg ik wat van hem afgewend: ‘Wanneer eens zó zo zuiver en zo zonder en wellicht met feller pijn de Surinamers van elkander houden dan moet ons land een weinig van het Andere zijn.’ Vorige Volgende