Een weinig van het andere(1984)– Shrinivási– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Pravās ka prayās Dag en nacht op de wanden van het hart de harde slagen; de benauwenis wurgt mij aan alle zijden is het hart door donkere wolken belegerd. Hoe zal ik mijn dorst lessen? Van de honger sterf ik; waar zal ik leniging vinden, wanneer zal de grote vreugde in mij verwoordbaar worden? De ogen zijn van het licht beroofd in elk tijdsdeel verkeert de dood; de mond is afgegrendeld, het trommelvlies acuut ontstoken. Pravās ka prayās manastāp hai die mijn horizon heeft weggevaagd. Wanneer zal de oversteek plaats vinden wanneer de lotus in bloei staan de wanhoop voor goed vernietigd, wanneer zal ik uw bescherming genieten? Wanneer zal de melkwitte dageraad vol gratie voor mij uitgaan? Verward ben ik. Waarheen zal ik mij wenden? Hoe zal ik dit hart vermaken? Bezorgd ben ik. Mij kwelt het sterke verlangen. Mezelf ben ik niet meer. [pagina 35] [p. 35] Met smekende handen sta ik op de brandende bergen. Laat mij uw schone spraak toch horen; stuur mij een enkel woord een stil verborgen glimlach opdat in het hart een nieuwe dageraad en een morgenteder lied zal opgaan; openbaar wordt onze taal de donkerte verdreven door de levende Ontmoeting! Vorige Volgende