me zo vaak en hartelijk uitgenodigd dat ik, verhinderd door gezondheid of omstandigheden, toch de indruk heb, niet alleen van relazen en foto's, er ook te zijn geweest.
Toen onze Vereniging van Oostvlaamse Letterkundigen in de knoei kwam bij gemis van voorzitter (ieder bestuurslid had een ander excuus om te bedanken), herinnerden we ons dat de te Brugge wonende Jan Oostvlaming is geboren. Zonder pruttelen aanvaardde hij de karwei en we hopen hem tot in lengte van jaren te behouden. Tegelijk is hij sinds onheuglijke tijden secretaris van de nationale Vereniging, bovendien lid van het presidium der Westvlaamse. Hij doet het allemaal even goed, omdat met de ijver der liefde.
Ontelbare keren heb ik hem feestvergaderingen zien voorzitten, gehuldigden horen toespreken, doden herdenken, altijd geestig en gevoelig. Geen kleine literator was hem ooit te min, van groten speelde hij nooit de lakei. Politieke kleuren zijn voor hem hoogstens een schilderachtige nuance. Hij dient de letterkunde in de mensen die haar maken. En buiten alle officieels, hoevele zijn de bezoeken die hij binnenskamers aflegde aan beproefde confraters? De afstand Brugge-Deurle is hem nooit te groot om, weer of geen weer, aan het hoofd van een paar schrijvers die hij heeft bijeengebeld, de blindgeworden Gaston Martens een uur van vriendschappelijk samenzijn te gaan schenken.
Goede Jan. Als hij geen gecommitteerde is, draagt hij nu veeleer moderne sportpakken. Je moet zijn brilleglazen zien schitteren wanneer hij vertelt van zijn Griekse reizen, al werd zijn beklimming van de Akropolis veeleer een afkukeling! En als hij rose van trots vermeldt dat hij félibre is geworden door zijn vertaling van Mistral, is dat geen hovaardij. Het is het enthousiasme van de jeugd, dat alleen in dichterlijke mensen, in menselijke dichters blijft leven.
Indien hij een zwak hart krijgt, komt het door zijn vele werk, eigen werk en voor anderen, niet door zich op te vre-