Het boeck der kuskens(1930)–Janus Secundus– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Het V. kvsken Overgezet bij Ian van Hout Als mij, Neaera lief, deez zalicheyt geluckt Dat ghij uw borstkens stijf tegens de mijne druckt End uw twee armkens blanck om mijn' hals hebt geslagen: Als ghy dat montlyn root lieflyck te mijwaerts buckt: Als ick uw zoet gewicht om mijnen hals moet draghen: Als ooghskens, ende mont malcander dicht belagen: Als ghy my vruntlijck bijt, oick weer gebeten zucht: Oick uw tongh met gebeef tuschen mijn lipkens vucht, End' als mijn spraecklijck lidt van u (lief) wert gezogen, Als ghij mij (voorts) aenblaest deez' ambrosijnsche lucht, Lucht, die mijn laesten dach tot meer mael heeft vertogen; Deez zeer heilzame lucht, welck, vuijt u kompt gevlogen: Als gh'vuijt mijn flauwen geeft mit dijnen aezem treckt De walme dampicheijt, die van mijn hart vuytbreckt Iae, stadelycken smoockt, niet wezende te blussen: Als (zeggh' ick) uwen geest mit meedogen verweckt Mijn gloeijt, mijn smert, mijn pijn verzacht deurt lieflick kussen Met uwen lipkens zoet, en kan ick niet versussen (O aengenaeme koelt) Cupidoos grote macht: Iae zeggh: Der Goden Godt is hij alleen geacht: Men vindt gheen meerder, ziet, in all des Hemels ronden: Oft, isser eenigh Godt voerzien met meerder kracht, Ghij zijt, Neaera lief, voor zulcx alleen bevonden. Vorige Volgende