138. Geley van appelen
in vier en een half pint sap van appelen gerijft met schel en klockhuysen soo geheel alsse sijn dat sap dan daar uyt gewrongen en een en een half pond suyker en laatent soo maar kooken tot een geleij het sap van vyf a ses citroenen met een wynig citroen snippers die eerst in water muruw gekoockt zyn op het laast daar by gedaan en dan nog eens opgekoockt is seer goet