32. Appelkoeckjes
neemt een pond blom vyf eyeren klyn geklopt dan langhsamer hand by de blom gedaen en met lauwe soetemelck beslaagen soo dick als een broeder twee leepelen witte wyn een lepel gest laat dit met een warm decksel wat staan reysen dan dubbelde paradyse genoomen en aan dicke schyven gesneden en in't beslag gewentelt en in de reusel of ongesoute boter gebacken