Het Rijk van Nijmegen. Westelijk gedeelte
(1982)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 286]
| |||||||||
Afb. 357. De kadastrale gemeenten Balgoij en Keent. Kaart uit Kuypers Gemeenteatlas, ca. 1867.
| |||||||||
[pagina 287]
| |||||||||
Balgoij
| |||||||||
Toren van de voormalige Rooms-Katholieke kerkOp het verlaten kerkhof aan de Torenstraat nr. 22 staat de uit de 15de en 16de eeuw daterende toren van de in 1914 gesloopte Waterstaatskerk die op haar beurt een middeleeuwse voorgangster verving. De toren en het kerkhof zijn eigendom van de burgerlijke gemeente (afb. 360-367). De toren is in 1980 o.l.v. architect W.A. Heineman gerestaureerd. | |||||||||
Bronnen
| |||||||||
[pagina 288]
| |||||||||
Afb. 358. Het dorpsgebied van Balgoij tussen de voormalige dorpskerk en het kasteelterrein volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
| |||||||||
[pagina 289]
| |||||||||
Afb. 359. Dorpsgezicht; de oude kern van Balgoij gezien vanuit de Torenstraat (opn. 1977).
| |||||||||
GeschiedenisDe middeleeuwse parochiekerk, waarvan buiten de toren geen zichtbare sporen meer over zijn, was een aan de H. Johannes de Doper toegewijd gebouw. De heren van Oyen waren de presentatoren volgens het Xantense Liber procurationum et petitionum. Als kerspel wordt Balgoij voor het eerst genoemd in 1216. De kerspelgrenzen zijn gelijk gebleven aan die van de latere burgerlijke gemeente Balgoij en Keent voor de samenvoeging met Overasselt. De kerk is in 1609 door de gereformeerden in bezit genomen. Tot 1672 gingen de Katholieken voor de uitoefening van hun plichten naar Ravenstein en Velp bij Grave, daarna voornamelijk naar Wijchen, totdat in 1693 in Balgoij een schuurkerk werd geopend. De eerste schuurkerk werd in 1715 door een nieuwe vervangen nabij de Velpse straat. De parochie omvatte toen behalve Balgoij en Keent ook half Nederasselt en twee hoeven op de Weggelaar onder Wijchen. De schuurkerk werd gebouwd op grond, die de kasteelvrouw, Everdina geboren gravin van Weede, prinses van Anholt en Vrijvrouwe van Balgoij en Keent, daarvoor ter beschikking stelde. Zij legde op 15 juli 1715 de eerste steen. Verder droeg zij tot de bouw bij door een deel van het oude kasteel te laten afbreken en de stenen ten behoeve van het te bouwen kerkehuis te schenken. De gemeente Balgoij en Keent droeg f 700, - bij, de grond kostte f 35, - en voor de verder benodigde penningen zorgde Maximilianus Snel, broer van de pastoor Eustachius Snel. De paters Capucijnen uit Velp bedienden de statie gedurende een groot deel van de 18de eeuw. In 1800 werd de oude parochiekerk door de katholieken teruggevorderd. Zij kregen het gebouw weer toegewezen, maar maakten er aanvankelijk alleen gebruik van op zon- en feestdagen. Bovendien zal de staat waarin het gebouw verkeerde niet al te best zijn geweest. Zo was in 1799 de spits van de toren afgewaaid. Pas in 1835 sloopte men de schuurkerk. De oude kerk werd in dat jaar vervangen door een kerk in Waterstaatsstijl, een eenbeukige ruimte met een versmald koor. Volgens het Liber Memoriale werd de kerk in 1852 nog eens vergroot en van een geheel nieuw dak en van nieuwe banken voorzien voor de somma van f 6000, -. De kerk bezat een tamelijk rijke inventaris. Door schenkingen kon het interieur regelmatig worden verfraaid. In 1854 werden twee glazen kronen geschonken. In 1856 en volgende jaren plaatste de | |||||||||
[pagina 290]
| |||||||||
Afb. 360. De middeleeuwse dorpskerk in 1732, getekend door C. Pronk, r.k.d., Den Haag.
Afb. 361. De voormalige r.k. kerk volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
Afb. 362. De huidige situatie met de middeleeuwse dorpstoren op het verlaten kerkhof volgens recent nette plan.
Reekse orgelmaker F.C. Smits een orgel. In 1868 kreeg de kerk een nieuwe communiebank ten geschenke. Diverse mobilia in zilver en koper zijn gedurende de 19de eeuw aan de inventaris toegevoegd. Toen de kerk in 1913-1914 werd vervangen door een nieuw gebouw naar ontwerp van architect J. van der Valk uit Tilburg op een bouwterrein nabij Florenstein en toen tegelijkertijd het oude kerkhof voor begraving werd gesloten, besloot de gemeenteraad van Balgoij om ook de toren maar te slopen en het afkomende materiaal te gebruiken voor wegverharding. Na verzet van de zijde van de provincie Gelderland en andere instanties werd dit besluit in 1914 ingetrokken. Met hulp van het Rijk werd een onderzoek ingesteld en vervolgens een beperkte restauratie uitgevoerd. Het snel toenemende verval van de toren eiste een volledige restauratie, waartoe in 1955-1956 en vanaf 1968 regelmatig pogingen zijn ondernomen, die echter op niets uitliepen. Een krachtige voorjaarsstorm in 1973 heeft opnieuw ernstige schade aan de kap aangericht. In 1974 is het kerkhof overgegaan in eigendom van de burgerlijke gemeente. | |||||||||
[pagina 291]
| |||||||||
Afb. 363. De toren en de voormalige Waterstaatskerk gezien aan de zuidzijde (opn. 1914).
Na talrijke vergeefse pogingen kon in 1980 de toren worden gerestaureerd onder leiding van architect W.A. Heineman uit Velp.
Ga naar margenoot+ Aangezien op het in archeologisch opzicht ongetwijfeld interessante kerkhof nog geen systematisch bodemonderzoek is verricht, is men om een beeld van de verschillende bouwfasen van de voormalige Balgoijse dorpskerk te krijgen aangewezen op enige oude afbeeldingen. Volgens de tekening van C. Pronk uit 1732 (afb. 360) bestond de kerk in haar laat-middeleeuwse gedaante uit een pseudobasilikaal schip met een ingebouwde westtoren en een laag polygonaal gesloten priesterkoor in gotische stijl, vergelijkbaar met de Hervormde kerk in Bergharen. Tegen de zuidkant van het koor stond nog een aanbouw, onder een zadeldak, mogelijk een sacristie of een grafkapel. Op het kadastraal minuutplan van ca. 1820 (afb. 361) zijn die zijbeuken verdwenen, maar zijn nog wel belendingen aanwezig aan de zuidkant van de toren en van het koor. Het driebeukige schip is stellig voorafgegaan door een of meer eenbeukige schipruimtes. De verwerking van secundair gebruikte tufsteen in de voet van de toren versterkt het vermoeden dat de eerste Balgoijse kerk reeds in de 12de of 13de eeuw op dezelfde plaats stond. Bij de bouw van de Waterstaatskerk in 1835 is het oude gebouw op de toren na afgebroken. Of tussen 1835 en de kerkvergroting van 1852 (afb. 363) het koor nog heeft voortbestaan is niet bekend.
Ga naar margenoot+ De toren (afb. 364-367) is opgetrokken uit rode baksteen, formaat 26/27 × 12/13 × 6/6,5 cm, 10 lagen 72 cm. In de voet is op plinthoogte tufsteen, formaat 28/34 × 8/9 cm verwerkt, één tot vier lagen dik. Dit materiaal is hier secundair verwerkt. In de onderbouw is het muurwerk op diverse plaatsen opgelapt met machinale steen. De torenvoet is bovendien met cement bepleisterd, hetgeen gebeurd is tijdens de bouw van de Waterstaatskerk (afb. 363). Toen is ook de profilering van cementmateriaal aangebracht rond de toegangsdeur aan de westzijde. Deze toegangsdeur is met een bovenlicht gevat in een lancetvormige omlijsting met keelprofiel. De spitsboogvormige doorgang naar de voormalige kerk is na 1914 dichtgezet met een vulmuur d.m.v. een deur (afb. 364, 365). In de tweede geleding zijn rondom drie spitsbogige nissen uitgespaard die naar onderen doorlopen tot op | |||||||||
[pagina 292]
| |||||||||
Afb. 364. De dorpstoren gezien vanuit het oosten (opn. 1977).
Afb. 365. De dorpstoren. Opmetingstekening van de plattegrond genomen over het portaal en de klokkeverdieping, aanzichten van de west- en oostgevels en een doorsnede gezien naar het noorden. Opmeting door W. Scheepens, 1914.
de versnijding. Aan de noord- en de zuidkant bevindt zich in het middelste spaarveld een spleetvenster. In de kop van deze ten opzichte van de flankerende spaarvelden iets bredere middenvelden ziet men de sporen van twee dichtgezette lancetten. In de oostgevel is de oorspronkelijke vorm nog zichtbaar met de middenstijl die staat op een rollaag. Deze rollaag is ook nog aanwezig aan de westgevel waar hij de basis vormt voor een jonger ingebroken venster. Boven de spaarvelden wijkt de kleur van de baksteen af. Inwendig maakt de toren op deze hoogte een versnijding. De klokkeverdieping bezit rondom identieke galmgaten, bestaande uit telkens twee bommelgaten gevat in een segmentboogvormig gedekt spaarveld. Tegen de oostmuur zijn een vage en twee duidelijk zichtbare dakmoeten te ontwaren (afb. 364). De onderste dakmoet die vaag overkomt, houdt verband met een vroeger éénbeukig schip. De middelste moet die met zijn kruin uitkomt bij de top van het middelste boogveld behoorde bij het dak van de middeleeuwse pseudobasiliek. De dakmoet daarboven geeft de dakhelling van de Waterstaatskerk aan. | |||||||||
[pagina 293]
| |||||||||
Afb. 366. De dorpstoren. Opmetingstekening van de plattegrond en doorsnede gezien naar het noorden gebaseerd op een opmeting van W. Scheepens (afb. 365) en eigen waarneming voor 1980.
Afb. 367. De dorpstoren gezien vanuit het westen na restauratie (opn. 1980).
Boven de iets uitgekraagde daklijst is (in 1799 ter vervanging van de toen afgewaaide spits of in 1835) een tentdak aangebracht, dat aan de westzijde was opgewipt ten behoeve van de wijzerplaat van het torenuurwerk. Op de verlaagde spits werd het oude torenkruis met de haan herplaatst. Bij de consoliderende restauratie van 1980 heeft men het bestaande aspect zo veel mogelijk gerespecteerd.
Ga naar margenoot+ De torenvoet bezit inwendig aan de noord- en zuidzijde hoge spitsbogige spaarnissen. In de oostelijke helft van deze muurvelden zijn in een latere periode doorgangen uitgehakt, die het torenportaal verbonden met de zijschepen die aan weerszijden van de toren hebben doorgelopen. Het torenportaal is overkluisd door een kruisgewelf waarvan de geprofileerde ribben rusten op kraagstenen. In het zuidelijk gewelfveld is een opening waardoor men naar boven kan komen via een ladder. Tijdens de bewerking van deze uitgave was de bovenbouw niet toegankelijk. De zolderingen waren grotendeels verdwenen. De zolder boven het torengewelf die door de spleetvensters in | |||||||||
[pagina 294]
| |||||||||
de noord- en zuidmuur wordt verlicht, stond via een doorgang in verbinding met de middeleeuwse kerkzolder. Deze doorgang heeft een trapsgewijs gemetselde bovendorpel. Boven deze zolder bevonden zich oorspronkelijk nog twee zolders met een latere tussenzolder. De 15de-eeuwse toren was oorspronkelijk met zijn torenportaal over de volle hoogte geopend naar het kerkschip. Bij de uitbreiding van het schip tot een driebeukige pseudobasiliek heeft men aan weerskanten de zijbeuken doorgetrokken. Vermoedelijk zijn pas bij de bouw van de Waterstaatskerk in de noord- en zuidmuur van de toren spitsbogige doorgangen gehakt.
Ga naar margenoot+ In de toren hingen tot 1942 twee oude klokken. Volgens een aantekening in het Liber Memoriale droeg de oudste het volgende opschrift: Joannes Bourcken van Vechel me fecit. Maria vocor mcccclv. De andere klok was gegoten door de fa. Petit en Fritsen. | |||||||||
De Rooms-Katholieke kerkDe in 1913-1914 aan de Boomsestraat gebouwde nieuwe parochiekerk kwam tot stand onder het pastoraat van Joannes Cornelis Martens. Het is een gecompliceerd opgezette kruiskerk met een dominerende viering, zodat het gebouw inwendig de indruk van een centraalbouw wekt. Uitwendig vormt het kerkgebouw met de toren tegen de linker transeptarm en de sacristieruimtes tegen de koorpartij een tamelijk onoverzichtelijk geheel. Het ontwerp is van de hand van de Tilburgse architect Jan van der Valk. De aanbesteding van kerk en pastorie aan de Boomsestraat nr. 4 vond plaats op 27 februari 1912. Van de acht inschrijvers was M. Smeets uit St.-Oedenrode met f 58 315, - inclusief de uit te voeren grondwerken de laagste. De kerk verrees op een door het kerkbestuur voor f 4500, - van de familie Arts aangekocht land bij Florenstein, ruim een halve km ten zuidwesten van de standplaats van de oude kerk. Zij kon op Passiezondag 1914 in gebruik worden genomen. Op 10 mei 1940 trachtten de Nederlandse militairen de toren op te blazen, die een
Afb. 368. r.k. kerk. St. Antonius Abt, ca. 1852 (opn. 1977).
| |||||||||
[pagina 295]
| |||||||||
oriënteringspunt voor de vijand was. Het is ten dele gelukt. De enorme schade die daarbij werd aangericht is in 1941-1942 onder leiding van architect J.G. Deur uit Nijmegen hersteld.
Ga naar margenoot+ Bij de ingebruikneming van de nieuwe kerk aan de Boomsestraat werd een gedeelte van het meubilair en de inventaris uit de Waterstaatskerk overgebracht. Wel zijn de meeste grote kerkmeubels successievelijk nieuw aangeschaft, zoals het hoogaltaar in 1917, de communiebank en de preekstoel in 1930. In 1924 kreeg het kerkgebouw ook nog een nieuw orgel, gebouwd door de gebroeders Vermeulen uit Weert ter vervanging van het hieronder gememoreerde voormalige Smitsorgel. De belangrijkste mobilia die meeverhuisden zijn enige beelden, liturgisch vaatwerk en gerei en wat paramenten.
Ga naar margenoot+ Het Liber Memoriale verhaalt in caput 2 over het orgel het volgende: ‘In 1855 is er een orgel in de kerk geplaatst welke door F.C. Smits orgelmaker te Reek voor 1500 gulden gemaakt is. Ter voltrekking van het geheele orgel zijn er nog 1000 gl noodig. In 1856 heeft J. Versterren aan het orgel geschonken 260 gulden voor de Bordon en fluit op het manuaal. In 1856 heeft Reynen Pastoor voor het positief van het orgel geschonken 480 gulden en in 1859 voor de als toen nog ontbrekende drie registers de som van 260 gulden. Hiermede is het orgel volmaakt’. In 1914 verhuisde het orgel niet naar de nieuwe kerk, maar werd het na verkoop geplaatst in de r.k. kerk te Velp bij Arnhem. - Literatuur. Van Zuijlen 1978, blz. 82.
Ga naar margenoot+ Drie heiligenbeelden. Hoogte 162 cm; hout; ca. 1852, polychromie 1965. H. Antonius Abt, (afb. 368), staande, in monnikspij, in de rechterhand een geopend boek, in de linker een staf, rechts van hem een varken. H. Johannes de Doper, staande, in kemelharen kleed, de rechterhand in spreekgebaar omhooggeheven, in de linkerhand een kruis met vaan; links van hem een lam. H. Brigida, staande, ruim kleed en sluier; in de rechterhand een kruis met corpus, de linker rust op haar borst; een rund aan haar voeten. De drie beelden staan op voetstukken met acanthusmotief, trigliefen en festoenen. In 1965 gepolychromeerd door Bies, Eindhoven; eertijds wit. Twee beelden van de apostelvorsten. Hoogte 150 cm; eikehout, niet gepolychromeerd; Gebr. Smits, Cuyck; neogotisch; mei 1857. Petrus, staande, rechterhand wijst omhoog, in de linkerhand twee sleutels. Paulus, staande, de rechterhand houdt een boek op de borst, in de linkerhand een zwaard. - Literatuur. Rekeningenboek van Gebr. Smits te Cuyck, in archief van het bisschoppelijk museum van het bisdom 's-Hertogenbosch. Kruisbeeld. Hoogte corpus 25 cm, hoogte totaal 68,5 cm; hout, gepolychromeerd; ca. 1800.
Ga naar margenoot+ Twee wandarmen. Vlucht 48 cm; rood-geel koper; ca. 1852. Ronde geprofileerde wandplaat waaraan gebogen arm met geprofileerde vetvanger.
Ga naar margenoot+ Offerblok. Hoogte 95 cm; eikehout; Gebr. Smits, Cuyck (?); ca. 1850-60. Vaasvormig met tondo, waarop verbondsark met cherubs tussen bloemen.
Ga naar margenoot+ Stralenmonstrans (afb. 369). Hoogte 77 cm, afm. voet 27 × 19 cm; zilver; merken: v in gekroond schild (= import), het cijfer 12 (= Oostenrijk-Hongarije); neobarok; 1866. Ronde voet verdeeld in vier segmenten waarop de vier evangelistensymbolen (opgeschroefd); neobarokke stam met gelobde nodus; onder de lunula: reliëf, Lam op verzegeld boek; rond de lunula: aren, druiven, engelenkopjes, voluten en guirlandes; aan weerszijden van de lunula: engeltje met kruis (geloof) en engeltje met anker (hoop); boven de lunula: God de Vader; kroon met crucifix op de top. Inscriptie onder de voet: H. Arts Keent 1866 A. Rogmans Clerc. Volgens Reg. Mem., cap. 1 en 9 kostte de monstrans destijds f 438, -. Ciborie. Hoogte met deksel 31,5 cm, hoogte zonder deksel 21 cm, diam. voet 13 cm; zilver; geen merken; ca. 1800. Ronde geprofileerde voet; peervormige nodus; op het deksel een beugelkroon met bol en kruisje. | |||||||||
[pagina 296]
| |||||||||
Afb. 369. r.k. kerk. Stralenmonstrans, geschonken in 1866 (opn. 1977).
Afb. 370. r.k. kerk. Ciborie, 3de kwart 19de eeuw (opn. 1977).
Afb. 371. r.k. kerk. Miskelk met pateen, respectievelijk ca. 1500 en 17de eeuw (opn. 1977).
Afb. 372. r.k. kerk. Miskelk met pateen, respectievelijk ca. 1500 en 17de eeuw (opn. 1977).
Afb. 373. r.k. kerk. Miskelk, door Chr. Rijke, Boxmeer, 1784-1785 (opn. 1977).
| |||||||||
[pagina 297]
| |||||||||
Afb. 374. r.k. kerk. Twee ampullen, door B. Rijke, Den Bosch, 1812-1813 (opn. 1977).
Afb. 375. r.k. kerk. Wierookvat met scheepje, zilver, 1824 (opn. 1977).
Afb. 376. r.k. kerk. Wierookvat met scheepje, koper, gedateerd 1813 (opn. 1977).
Ciborie (afb. 370). Hoogte met deksel 41 cm, hoogte zonder deksel 28 cm, diam. voet 17,5 cm; zilver; merken: v in gekroond schild (= import); neobarok; xixc. Voet: door drie voluten gedeeld in drie segmenten waarop ingelaste plaquettes met: laatste avondmaal - Christus in olijfhof - Christus valt onder het kruis; nodus met drie engelenkopjes; tegencuppa: medaillons: Christus in olijfhof - Ecce Homo - kruisdraging; hiertussen drie engelenkopjes; op het deksel drie voluten en drie cartouches omgeven door aren en druiven, bekroond met bol en kruisje. Kelk met pateen (afb. 371; 372). Hoogte 19 cm, diam. voet 14 cm; verguld zilver; gotisch; kelk ca. 1500, pateen xvii. Kelk: zeslobbige voet met hoge opstaande rand, waarin een parelrand, op een van de lobben een gegraveerd kruisje; ronde stam met getorst lijnornament en parelrandjes; nodus met acht vierkante knoppen waarop de letters e.l.i.s.a.b.e.t en getorst open traceerwerk; onversierde cuppa. Onder in de voet staat gekrast: Balgoij. Pateen: op de onderzijde gegraveerd: Christuskop tussen de lijdenswerktuigen en vier engelenkopjes. Kelk (afb. 373). Hoogte 26 cm, diam. voet 15 cm; zilver; merken: stadsteken: naar rechts lopend bokje (= Boxmeer), meesterteken: cr (= Christiaan Rijke 1727-1811), jaarletter k (= 1784-85). Ronde voet met rand van gestyleerde bladeren en een parelrand; op de welving druiven, bladornament en laurierfestoenen; vaasvormige nodus met lambrequins; tegencuppa: omlijste, langgerekte knorren en rand van godrons. - Literatuur. Knippenberg 1965 a, blz. 166. Kelk. Hoogte 27 cm, diam. voet 15 cm; verguld zilver; merken in pateen: meesterteken: ib in vierkant (= J. Blom, werkzaam 's-Hertogenbosch 1816-1821), zwaardje; in voetrand van de kelk: 1. leeuwtje 2. minerva; stam en cuppa ca. 1820, voet: neobarok; xixc. Ronde voet door drie voluten met druiven versierd verdeeld in segmenten, daartussen drie ingezette reliëfs: olijfhof - voetwassing - val onder het kruis; peervormige nodus met laurierbladeren; tegencuppa: drie ovale medaillons met allegorische gestalten van Geloof met kelk, Hoop met anker en Liefde met kinderen, tussen laurierbladeren. | |||||||||
[pagina 298]
| |||||||||
Afb. 377. r.k. kerk. Missaalbeslag, zilver, door B. Rijke, Den Bosch, 1813 (opn. 1977).
Twee ampullen (afb. 374). Hoogte 13 cm; zilver; merken: meesterteken: b.r. onder lampje (= B. Rijke, 's-Hertogenbosch 1796-1825), kopje en haan (= keurtekens 1812-1813). Ronde voet met palmettenrand; tegen het lichaam: bladmotief; voluutvormig oor; op het deksel: laurierbladeren en knop. Wierookvat en scheepje (afb. 376). Vat: hoogte 27 cm, diam. 16 cm, scheepje: hoogte 13,5 cm, lang 16 cm; geel koper; gedateerd: 1813. Vat: ronde voet, plat geprofileerd lichaam met hoog geprofileerd deksel met twee opengewerkte randen. Onder in de voet van het vat ingeslagen: gg / 18 13. Scheepje: ronde geprofileerde voet; plat ovaal lichaam met knopje op het dekseltje; ronde greep waarop aan beide zijden een rozet. In het scheepje ingeslagen: g.g / past: / s: / 1813. Wierookvat en scheepje (afb. 375). Vat: hoogte 23 cm, diam. 12 cm; scheepje: hoogte 10,5 cm, lang 14,5 cm; zilver; merken (in vat): l. leeuwtje 2 en jaarl. p (= 1824), (in scheepje): l. leeuwtje 2 en minerva, jaarl. p (= 1824). Vat: ronde voet; op het lichaam knorren en parellijst waarboven band met drie rozetten; deksel: koepel met knorren op hoge uitgesneden rand. Scheepje: ovale voet; greep: voluutvormig; gewelfd deksel. Missaalbeslag (afb. 377). Schilden: hoogte 18 cm; zilver; merken: meesterteken: br waarboven een lampje in staande ruit (= B. Rijke, 's-Hertogenbosch 1796-1825); 1813. Schild voorzijde: Antonius van Padua; schild achterzijde: Moeder Gods met scapulier; hoekstukken: acanthusbladeren. Inscriptie aan de binnenzijde van een der sloten: J Sengers Pastor tot Balgoey.
Ga naar margenoot+ Drie kroontjes en scepter. Mariakroon: diam. 20 cm, kronen voor Kind: diam. 12 cm en 10 cm, lengte scepter 34 cm; zilver; merken: Mariakroon: jaarl. i (= 1868); kroon voor het Kind: jaarl. i (= 1868) en meesterteken: cr (= Christiaan Rijke, Boxmeer); scepter geen merken. Twee scapulier-plaatjes. Hoogte 8 cm, breedte 6,5 cm; zilver; geen merken; xixc. Omkranste en bekroonde ihs met opschrift: laudetur jesus christus - omkranste Maria met Kind en opschrift: mater decor carmeli. | |||||||||
[pagina 299]
| |||||||||
Afb. 378. r.k. kerk. Kandelaar, koper, 1860 (opn. 1977).
Afb. 379a-b. r.k. kerk. Drie kandelaars, gegoten brons, respectievelijk 17de en 15de eeuw (opn. 1977).
Ga naar margenoot+ Twee kandelaars (afb. 378). Hoogte 69 cm; rood en geel koper; m. xix, verm. 1860. Hoge driezijdige voet met ingezwenkte zijden op voluutvormige pootjes; stam met meerdere insnoeringen; hoge vetvanger. - Literatuur. Reg. Mem., cap. 9. Twee kandelaars (afb. 379a). Hoogte 24 cm; gegoten brons; xvii. Ronde geprofileerde voet op drie bolpootjes; stam met meerdere insnoeringen en een platte knoop; platte wijde geprofileerde vetvanger. Staat: bij een kandelaar ontbreekt een bolpootje, is de rand van de vetvanger een weinig beschadigd en de punt met tin gesoldeerd. Twee knoopkandelaars (afb. 379b). Hoogte 25 cm; gegoten brons; xv. Hoge, ronde, geprofileerde voet; stam aan de onderzijde zeszijdig, hogerop rond met twee platte knopen; brede geprofileerde vetvanger; hoge originele punten. Staat: pootjes onder de voet verdwenen, punten met tin gesoldeerd. Vier kandelaars. Hoogte 78 cm; rood en geel koper; m. xix, verm. 1860. Hoge driezijdige voet met ingezwenkte zijden op hoge voluutvormige pootjes; stam met meerdere insnoeringen; hoge vetvanger. - Literatuur. Reg. Mem., cap. 9. Acht kandelaars. Geel koper. Zes exemplaren; hoogte 90 cm; 1864. Driezijdige voet op klauwtjes, op de voet drie cartouches waarin: Alziend Oog - Christus - God de Vader; balustervormige stam; vaasvormige bobêche. Schenking van Hent van Haaren. Twee stuks; hoogte 176 cm; 1863. Idem, maar op de voet drie cartouches waarin drie reliëfs: Dominicus ontvangt de rozenkrans - Jozef - Christus. Geschonken door Hent Arts uit Keent. - Literatuur. Reg. Mem., cap. 9. Twee kandelaars. Hoogte 37,5 cm; zilver; merken: v in gekroond schild (= import); neobarok; 1870. Gecontourneerde rand op drie klauwpootjes; op de welving tussen drie voluten gevleugelde engelenkopjes; hoge neobarokke stam; vetvanger versierd met omlijste knorren. | |||||||||
[pagina 300]
| |||||||||
Volgens het Reg. Mem., cap. 9: in 1870 geschonken voor het O.L. Vrouwebeeld door Anna Maria en Petronella Arts: f 200, -.
Ga naar margenoot+ Kazuifel en twee dalmatieken (afb. 380, 381). Goudbrokaat; ca. 1800. Met acanthusranken en rozen in zilverdraad; op rugzijde kazuifel Lam Gods op boek, in zilverdraad en rood fluweel. | |||||||||
Voormalige Hervormde kerkIn een ca. 1963 gebouwd woonhuis aan de Torenstraat nr. 26, de weg van Balgoij naar Lunen, is het gemetamorfoseerd restant opgenomen van het in 1847 ten behoeve van de hervormden gebouwde zaalkerkje. Het is de achterste travee van het kerkgebouwtje en de lage consistoriekamer. In het muurwerk zijn de dichtgezette rondboogvensters nog waar te nemen. Toen in 1839 de heerlijkheid Balgoij overging in handen van een rooms-katholieke eigenaar, moesten de hervormden, die na de overgave van de dorpskerk aan de katholieke dorpsbewoners in het koetshuis van kasteel Balgoij hadden gekerkt, voortaan voor het gebruik huur betalen. In 1845 nam de kerkeraadsvergadering het besluit om aan de koning en aan de synode een verzoek te richten om subsidie voor de bouw van een eigen kerk. Toen beide aanvragen werden gehonoreerd met een bedrag van f 1500, - vond op 3 maart 1847 de aanbesteding plaats in het gerechtshuis te Balgoij. Op 17 oktober daaropvolgend werd het kerkje (afb. 382) ingewijd. Het was een zaaltje van 4,5 bij 9 el binnenmaats (3,5 × 7 m). De voorgevel werd bekroond door een driehoekig fronton. Tegen de achtergevel was een kleine consistoriekamer met een portaal gebouwd. - Literatuur. Van Schevichaven 1846, blz. 80-81; W.A. Poort, Dominees Hoogtij, Numaga iv (1957), blz. 90-93; Van Zuijlen 1978, blz. 61, 62.
Afb. 380. r.k. kerk. Kazuifel van driestel, goudbrokaat, ca. 1800 (opn. 1977).
Afb. 381. r.k. kerk. Dalmatiek van driestel, ca. 1800 (opn. 1977).
| |||||||||
[pagina 301]
| |||||||||
Afb. 382. Reconstructie van de in 1847 gebouwde voormalige Hervormde kerk aan de Torenstraat.
| |||||||||
De oude Rooms-Katholieke pastorieAan de Torenstraat nr. 20, ten noorden van de dorpstoren staat een woonhuis met verdieping en zolder onder een afgewolfd met pannen gedekt zadeldak tussen zijtopgevels. De westelijke gevel bezit drie venstertraveeën en vormt thans de voorgevel. De oostgevel heeft eertijds als frontgevel dienst gedaan. Blijkens twee gedichte vensters op de verdieping heeft deze gevel in eerste aanleg vijf vensterassen gehad. Beganegronds zijn later wijzigingen aangebracht. De oorspronkelijke toegangsdeur met gesneden panelen en dito bovenlicht is sedert de recente sloop van een later aangebouwd portiekje in het zicht gekomen. Het pand is gebouwd als woning voor de Rooms-Katholieke pastoor in de onmiddellijke nabijheid van de oude kerk in het midden van de 19de eeuw. Na de bouw van de nieuwe r.k. kerk bij Florenstein is het pand in particuliere handen gekomen en heeft het lange tijd dienst gedaan als smederij, waarvoor een smidse tegen de zijgevel aan de straatkant is toegevoegd. - Literatuur. J. van Schevichaven 1846, blz. 78. | |||||||||
BegraafplaatsTen zuiden van de toren op het in 1913 buiten gebruik gestelde kerkhof staat nog slechts een hardstenen grafmonument ter nagedachtenis van de Balgoijse oud-burgemeester J. de Bruyn. Het monument bestaat uit een omfloerst ruw kruis op een steenhoop waarop een banderol met de tekst: hier rust / onder de schaduw / des kruises / het tijdelijk / overschot / van onzen / geliefden vader / den heer / johannes de bruijn / echtgenoot van / hendrika van eldonk / in leven heemraad / van het polderdistrict / rijk van nijmegen / en oudburgemeester / der gemeente balgoy / geboren aldaar / den 8 november 1821 / en overleden / den 6 mei 1893 / r.i.p. | |||||||||
Het voormalige kasteel of Huis te BalgoijOp een afstand van ongeveer hemelsbreed een kilometer ten noorden van de dorpstoren heeft het kasteel van Balgoij gestaan, waarvan in 1941 bij egaliseringswerkzaamheden de burchtheuvel is afgegraven en het grachtentracé is gedempt (afb. 383-387). | |||||||||
Bronnen
| |||||||||
[pagina 302]
| |||||||||
Afb. 383. Het voormalig Huis te Balgoij omstreeks de eeuwwisseling (repro naar oude foto).
Afb. 384. Het kasteelterrein van het Huis te Balgoij volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
Afb. 385. De terreinsituatie ter plaatse van het voormalig Huis te Balgoij volgens recente kadastrale opname.
| |||||||||
[pagina 303]
| |||||||||
GeschiedenisOmstreeks het midden van de 14de eeuw moet men met de bouw van het kasteel in de bedding van een oude afgesneden Maasarm zijn begonnen. In 1367 verkocht Diederik van Horn, heer van Perwys, Duffele en Cranenburg, namens de graaf van Kleef zijn heerlijkheid en goed aan Baudekin Lauwart, een Nijmeegs burger, tegen een wederinlossen van 1250 oude schilden over een periode van zeven jaar en de onkosten der timmering aan het huis. Dit laatste bedrag zou niet hoger zijn dan 200 Nijmeegse ponden. Renaud merkt op, dat dit bedrag te hoog is voor normale onderhoudswerkzaamheden en meent, dat tijdens de overdracht aan Lauwart de bouw nog niet was voltooid. In 1370 werden het kasteel en de z.g. Hof te Balgoij, in bezit van de proost van St. Jan in Utrecht, maar in erfpacht uitgegeven, in een hand verenigd, doordat Diederik van Horn Balgoij en Keent verkocht aan jonkvrouw Jutte van Balgoy en haar zoon Claes Trouweloos. Laatstgenoemde droeg het ‘huys tot Balgoyen mitten voorgeborchte, graven ende veste’ (afb. 386) op aan hertog Eduard van Gelre en ontving het daarna terug in leen. Van de 15de tot en met de 17de eeuw was de heerlijkheid in bezit van de families Van Ooi, Maschereel en d'Oultremont. In 1584 werd de burcht door de Spanjaarden ingenomen. De Fransen hebben in 1672 het huis verwoest. Het is niet duidelijk of het daarna nog bewoond werd. Op de puinheuvel die de gracht tussen het hoofdgebouw en de voorburcht vulde, werd in de tweede helft van de 18de eeuw een nieuw huis gebouwd. In 1687 was de heerlijkheid verkocht aan George van Weede, die gouverneur was van Grave. Diens dochter Everdina van Anholt erfde de heerlijkheid in 1712. Zij is weldoenster van de r.k. schuurkerk, waarvoor zij een stuk bouwgrond schonk. Haar dochter Wilhelmina, gehuwd met Wilhelm van Hessen Philipstal, kreeg de bezittingen in 1724. Hun kleinkinderen verkochten het adellijk huis met hof, boomgaarden en een schone tuin in 1770 aan Judocus Daniël van Laren, die op zijn beurt dit alles weer in 1780 doorverkocht aan Bernhard van Rappard. Het is niet zeker dat de nieuwe eigenaars ook in het bezit waren van alle grond. Rappards zoon Konrad Willem, gehuwd met Alida Maria de la Court, werd vervolgens eigenaar. Na diens dood in 1824 ging het Huis te Balgoij over aan de familie De la Court, die het doorverkocht aan Louis Machen. Na diens noodlottig overlijden volgde de familie Zuynderhoudt. Bij een openbare verkoop van het huis en de restanten van de inmiddels versnipperde heerlijkheid, werd de kasteelruïne gekocht door Albert Spann, de dorpsveldwachter van Balgoij en Keent. Het huis wordt in de Voorloopige Lijst omschreven als zeer bouwvallig. Een van de twee oude foto's (afb. 383) die er van het tot een karkas vervallen huis bekend zijn, maakt duidelijk dat het was gesitueerd in de zuidwest-hoek van het omgrachte kasteelterrein. Op de brug stond een gesmeed ijzeren toegangshek, laat 18de-eeuws werk. Het enige restant van het kasteelcomplex dat nog over was, het buiten de omgrachting staande koetshuis (afb. 388), is in 1979-80 ingestort.
Ga naar margenoot+ In april 1941 werd bij egaliseringswerkzaamheden van het voormalige burchtterrein de fundering van het middeleeuwse kasteel teruggevonden. Het complex bleek te hebben bestaan uit een voorburcht met poortgebouw en een ten zuidwesten daarvan gelegen hoofdgebouw (afb. 386). De voorburchtfunderingen waren gemetseld van baksteen, formaat 28,5 × 14 × 7 cm; de jongere zuidoost-hoek was opgetrokken in baksteen van iets kleiner formaat, 27 × 13 × 6 cm. De voorburcht, die uit de eerste helft van de 15de eeuw dateerde, omvatte een terrein van ongeveer 40 × 30 m. De poort, waarvan nog een gedeelte van het muurwerk resteerde, stond in het midden van de korte zijde met de ingang gericht naar het zuiden. Het in het tweede kwart van de 14de eeuw opgetrokken hoofdgebouw was in eerste aanleg een rechthoekige woontoren van 20 × 16 m uitwendig en een muurdikte variërend van 2 m tot 2,50 m. De ruimte werd door twee binnenmuren van ongeveer 70 cm in drieën verdeeld. Tegen de noordwestelijke en noordoostelijke hoek bevonden zich twee diagonaal op het huis geprojecteerde beren, die niet met het muurwerk in verband waren gemetseld en voorzien waren van talrijke versnijdingen. De noordoostelijke beer was waaiervormig uitgemetseld. In het midden van de lange zijde die parallel loopt aan de voorburcht is een wel in verband gemetseld massief blok aangetroffen, waarschijnlijk de onderbouw van de ingang. Ten zuiden daarvan lagen een kleine en grote kelder respectievelijk met een ton- en | |||||||||
[pagina 304]
| |||||||||
Afb. 386. Huis te Balgoij. Opgravingsplattegrond van de hoofdburcht en de voorhof. Recente bewerking naar opmetingstekening van J.G.N. Renaud uit 1941.
| |||||||||
[pagina 305]
| |||||||||
Afb. 387. Het kasteelterrein volgens het minuutplan van 1820 met daarin geprojecteerd de vermoedelijke ligging van hoofd- en voorburcht binnen het grachttracé.
Afb. 388. Bijgebouw van het Huis te Balgoij, staande buiten het omgrachte terrein (opn. 1976).
een kruisgewelf gedekt en omstreeks 1600 aangebracht. De grote kelder was vanuit het hoofdgebouw te betreden via een trap in de muurdikte. Op de zuidwest-hoek werden twee uitmetselingen aangetroffen, die evenals de muren van de grote kelder op mergel waren gefundeerd. Tussen huis en voorburcht is verder de fundering van een waterpoort uit de eerste helft van de 16de eeuw opgegraven. Bij het bodemonderzoek zijn talrijke vondsten gedaan, bestaande uit gebruiksaardewerk, ijzerwerkfragmenten en bouwfragmenten, waaronder onderdelen van 17de-eeuwse zandstenen kruisvensters en de gebeeldhouwde wang van een zandstenen schoorsteen. | |||||||||
Bijgebouw van het Huis te BalgoijWestelijk van het kasteelterrein stond een in baksteen opgetrokken gebouwtje onder een met pannen gedekt zadeldak tussen twee topgevels, waarvan de westelijke vlechtingen en de oostelijke gezwenkte contouren vertoonde (afb. 388). In oorsprong is het bouwsel lager geweest, hetgeen blijkt uit de in beide eindgevels aanwezige vlechtingen, die op een oudere dakhelling wijzen. Het in eerste aanleg 17de-eeuwse gebouwtje is waarschijnlijk in de 19de eeuw in zijn totaliteit met een halve meter verhoogd, van een zolder voorzien en uitwendig gepleisterd. In de winter van 1979-1980 is het in zeer slechte staat verkerende, als schuur dienst doende pandje ingestort. Volgens de overlevering zou het gebouw het koetshuis zijn van het Huis te Balgoij. In oorsprong zal het stellig een andere bestemming hebben gehad en eerder een bakhuis annex schuur zijn geweest. Als het inderdaad een tijdlang koetshuis is geweest, dan heeft de kleine hervormde gemeente voor de bouw van hun kerkzaaltje aan de Torenstraat (deels nog bestaande in het huidige pand nr. 26) hier in de eerste helft van de 19de eeuw gekerkt. - Literatuur. J. van Schevichaven 1846, blz. 80-81; Tweestromenland nr. 30 (1979), blz. 27. | |||||||||
FlorensteinNabij de huidige r.k. kerk heeft een adellijk huis gestaan, dat in het verpondingskohier van | |||||||||
[pagina 306]
| |||||||||
Afb. 389. Boomsestraat nr. 13. Boerderij (opn. 1963).
Afb. 390. Veldsestraat nr. 30. Boerderij met jaarankers 1783 (opn. 1977).
| |||||||||
[pagina 307]
| |||||||||
de heerlijkheid Balgoij, opgemaakt 21 juni 1650, voorkomt en dan in het bezit is van Jhr. Bartholomeus van Golstein. Deze verpachtte het huis aan Henrick Dircks. In 1660 behoorde het huis aan Ludolph van Steenhuys, heer van Oploo, Florenstein enzovoort en diens vrouw Anna van Randwyck. In 1677 komt het huis bij de boedelscheiding aan hun zoon Walraven van Steenhuys, die heer van Heumen, Malden, Oploo en Florenstein wordt. Na diens dood vererft het huis op zijn dochter Genoveva Maria, die is gehuwd met Bernard baron van Welderen. Laatstgenoemde heeft het huis waarschijnlijk verkocht aan de Balgoijse schepen Paulus Artz, die zich Artz van Florenstein laat noemen. Zijn afstammelingen voerden echter de naam Paulussen. Een van zijn dochters gehuwd met Peter van Haren kreeg in 1783 Florenstein uit haar vaders goederen. Hierna ging Florenstein over in bezit van het geslacht Van Haren. Het huis heeft zijn bestaan voortgezet als boerderij. - Literatuur. J. van Schevichaven 1846, blz. 78; J. van Florenstein, Florenstein, in: De Navorscher xxxv (1886), blz. 499-500. | |||||||||
BoerderijenIn de omgeving van de Balgoijse toren bevinden zich een aantal historische boerderijen, waarvan sommige een hogere ouderdom hebben dan hun uiterlijk doet vermoeden. Van betekenis zijn een aantal panden aan de Torenstraat, met name de nrs. 12, 14 en 16; aan de Houtsestraat de nrs. 2 en 7. Aan de weg naar Nederasselt, de Eindsestraat staan voorts een aantal ondanks verminkingen nog interessante specimina van landelijke bouwkunst.
Ga naar margenoot+ Boomsestraat nr. 13. t-boerderij (afb. 389) met zorgvuldig afgewerkt woongedeelte waarin beganegronds sedert de in 1977-78 door ir. N. van de Rijt uitgevoerde restauratie nieuw aangebrachte twintigruits vensters en op de verdieping de oorspronkelijke negenruits schuifvensters zijn opgenomen. Boven de toegangsdeur van de symmetrische voorgevel bovenlicht met levensboom. Houten deuromlijsting. Datering xixa.
Ga naar margenoot+ Torenstraat nr. 24. t-boerderij met voorhuis onder een met pannen belegd zadeldak, hoekverzwaringen, houten deuromlijsting en gietijzeren bovenlicht. Datering xix c.
Torenstraat nr. 8A. Boerderij van het langgeveltype onder een aan de smalle zijde afgewolfde met riet gedekte kap. Het woongedeelte links bestaat uit vijf traveeën, waarbij de deurpartij door twee vensters met klampluiken aan weerszijden wordt geflankeerd. Het bedrijfsgedeelte is verbouwd. Datering xix c-d.
Torenstraat nr.23. Boerderij op t-vormig grondplan met lage verdieping boven het met een rieten schilddak gedekt woongedeelte. In haar huidige gedaante voornamelijk xix a met latere wijzigingen. Het bedrijfsgedeelte heeft een met riet en pannen gedekt, afgewolfd zadeldak. Bij de boerderij die karakteristiek is gelegen in de dorpskom tegenover het kerkpad, staat een vrijstaande schuur.
Ga naar margenoot+ Veldsestraat nr. 30. Klein gepleisterd boerderijtje (afb. 390) met jaarankers 1783 in de voorgevel, zesruits schuifvensters met klampluiken en afgewolfd zadeldak met rietdekking. |
|