Het Rijk van Nijmegen. Westelijk gedeelte
(1982)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 296. De kadastrale gemeenten Over- en Nederasselt. Kaart uit Kuijpers Gemeenteatlas, 1867.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Overasselt
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Onroerende archeologische monumenten in de gemeente OverasseltIn het gebied, behorend tot de gemeente Overasselt, bevinden zich op enige plaatsen overblijfselen van bewoning, daterend uit de prehistorie, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. De prehistorie is uitsluitend vertegenwoordigd op de hogere stuifzandgronden in het noorden en het uiterste oosten. Het betreft een drietal grafheuvels, alsmede resten van een nederzetting en een grafveld uit de voor-Romeinse IJzertijd. De oudste bewoning van het rivierkleigebied van de Maas, in het zuiden en westen van de gemeente, bevindt zich voor zover aan de hand van de vondsten kon worden vastgesteld, voornamelijk op de plaatselijke zandopduikingen. In een terrein aan de Heumenhofseweg-Heideweg bevinden zich de resten van Romeinse gebouwen, welke waren gelegen aan een voormalige weg van Nijmegen naar Wijchen en verder westwaarts langs de Maas. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 297. De kern van het dorp Overasselt volgens het kadastraal minuutplan van 1820. Zie blz. 248-249.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 298. Het koor van de Hervormde kerk in 1732, getekend door C. Pronk. g.m., Arnhem.
Afb. 299. De Hervormde kerk te Overasselt volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
Afb. 300. De kadastrale situatie van de Hervormde kerk volgens recente opname.
Ga naar margenoot+ De volgende terreinen zijn beschermd volgens artikel 9 van de Monumentenwet:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Hervormde kerkDe Hervormde kerk is de laatgotische koorpartij van de middeleeuwse parochiekerk. Dit koor staat vrij op het kerkhof van de Nederlands Hervormde Gemeente aan de Valkstraat nr.7 (afb. 301). De kerk die eigendom is van de Hervormde Gemeente Heumen-Overasselt is sedert 1971 buiten gebruik. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 301. Hervormde kerk. Het koor van de kerk gezien vanuit het noordoosten (opn. 1978).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen
Stukken betreffende de restauratie van 1907-1908 in a.r.a. Den Haag, Min. van Binnenl. Z., afd. k en w. 1875-1918, portef.nr. 44. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
GeschiedenisOverasselt komt in de tweede helft van de 13de eeuw als kerspel voor. Een nog oudere vermelding vond Sloet in een aan graaf Gerard gezonden brief, waarin wordt gesproken over het ‘darp sunte Wallericks, die geheeten is Assell, die gelegen is by der Maesen in den bisdom van Coelen’. Het patrocinium is niet bekend. De abdij van St.-Valéry aan de Somme die in Overasselt veel grond bezat zal ook in het bezit zijn geweest van het patronaatsrecht. Het is niet waarschijnlijk dat de Benedictijnen van deze abdij ook de functie van pastoor uitoefenden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 302. De koorkerk gezien vanuit het zuiden voor de restauratie van 1908. Glasplaatopname van 1907.
Afb. 303. De Hervormde kerk na de restauratie van 1908 (opn. 1978).
In de kerk werd een vicarie gesticht ter ere van o.l. Vrouw. In 1559 was Elisabeth van Bemmel collatrice. De vicarie wordt verder nog genoemd in twee brieven aan het Hof in 1569. Verder was er een vicarie ter ere van St. Antonius Abt. De goederen vervielen aan Hans Willem van Randwijck, die verwant was aan de familie Van der Moelen (Van der Meulen). Jonkvrouw Jeanetta Agnes van der Moelen, gehuwd met baron van Delen, heer van Schoonenburg, verwierf een deel van de goederen en het collatierecht. Het andere deel dat in handen van de familie Van der Moelen bleef, werd in 1721 geveild en gekocht door David Jan ten Hove, grootvader van Jonkheer Munter van Sleeburg. In 1768 behoorde het collatierecht aan Steven van Delen tot Schoonenburg. Over het kerkgebouw zijn maar weinig gegevens overgeleverd. In 1672 namen de Fransen de beide klokken uit de toren en lieten ze door boeren wegvoeren. De toren stond ongeveer ‘25 ellen vooruit’. Na de klokkenroof nam het verval van de kerk en de toren toe. Het gebouw werd met uitzondering van het koor in 1710 gesloopt. Hoe het koor er in de volgende periode uitzag toont de tekening van Cornelis Pronk uit 1732. In het derde kwart van de 19de eeuw is aan de westzijde van het kerkdak een klokketorentje gebouwd. In 1908 heeft er een uitgebreid herstel plaatsgevonden, waarbij de westmuur zijn huidige gedaante kreeg met voor de gevel hangend klokkestoeltje naar plannen van J. Haspels. In 1934 gaat men opnieuw over tot een opknapbeurt onder leiding van architect E. Hekkelman uit Overasselt. In 1966 is ten slotte het kerkdak vernieuwd onder leiding van het architectenbureau Ir. W.J.G. van Mourik en Ir. H. van Wely uit Arnhem.
Ga naar margenoot+ De koorpartij (afb. 308) bestaat uit een travee met 5/8ste-sluiting waarvan een portaal met twee kleine zijvertrekken onder de orgeltribune zijn afgescheiden. Het koor is opgetrokken uit baksteen, formaat 28 × 13 × 6,6 cm, 10 lagen 79 cm. Tegen het koor staan driemaal versneden steunberen. In het muurwerk is enig tufsteenmateriaal verwerkt in de plinten, de hoekblokken van de afzaten en als cordonlijst ter hoogte van de tweede versnijding, gerekend vanaf de derde steunbeer aan de zuidzijde. Aan de zuidzijde bevindt zich een brede dichtgezette spitsboog (afb. 302, 303) die eertijds de scheiboog vormde tussen het koor en een verdwenen aanbouw, waarover de juiste gegevens | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 304. De nog gepleisterde Hervormde kerk gezien vanuit het zuidoosten. Glasplaatopname van 1907.
Afb. 305. De Hervormde kerk pal vanuit het oosten gezien met uitgekraagde nis onder het middelste koorvenster waarin de raammontants waarneembaar zijn (opn. 1978).
ontbreken. Iets dergelijks vindt men ook in de noordmuur. In de vulmuur tekent zich daar een dichtgezette doorgang af met een segmentboogvormige dekking. De tweede steunbeer aan de zuidkant is in de onderbouw hersteld met machinale steen. Mogelijk stond ook deze beer in verband met de zuidelijke aanbouw. De vijf gotische vensters van de koorsluiting (afb. 304, 305) zijn aan de oostkant in verband met de plaatsing van de kansel en aan de zuidzijde gedicht. In beide zijn nog resten aanwezig van de natuurstenen vensterharnassen. De vensters aan de noordoost- en zuidoost-zijde zijn door bakstenen vullingen van onderen ingekort en zo op maat gemaakt voor 19de-eeuwse gietijzeren vensterharnassen. Het venster aan de noordkant dat eveneens is gedicht, is van oorsprong veel korter doordat in het koor tegen deze wand een sacramentshuisje staat. Onder het venster in de oostmuur is een spaarnis aanwezig met een segmentboog gedekt en voorzien van een uitgekraagde omlijsting. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 306. Schetsontwerp voor de restauratie van het koorkerkje van de Ned. Hervormde Gemeente door W. Te Riele Gzn., 1905. Verkleind afgebeeld. n.d.b., Amsterdam.
Afb. 307. Restauratie-ontwerp voor de Hervormde kerk vervaardigd door de bouwkundige J.J. Haspels in maart 1906. Copie naar blauwdruk in het kerkarchief.
Ga naar margenoot+ Inwendig zijn in de muurvlakken onder de vensters nissen uitgespaard (afb. 309). In het boogveld van de zuidoostelijke nis is een lancetvormige piscinanis opgenomen. Rondom loopt ter hoogte van de vensterbank een cordonlijst die bij de zuidelijke muur van de koortravee ophoudt. Boven de dichtgezette scheiboog in deze travee neemt de muurdikte af. De ribben van het bakstenen netgewelf rusten op kraagstenen, bestaande uit een combinatie van maskers en bladkapiteeltjes. De meeste van deze maskers, waaronder een baardman aan de noordkant, zijn zwaar overgekalkt. Op de peerkraalvormige zandstenen ribben, waarbij niet te zien is of zij afwisselen met gebakken profielstenen, is onder de kalklagen een rode kleurstof aangetroffen. De gewelfvelden zijn hoog opgemetseld. Tegen de bovenmuren is het oude pleisterwerk nog aanwezig, de ondermuren zijn opnieuw beraapt en gewit. In de noord- en zuidmuur van de koortravee zijn in het pleisterwerk wel de sporen zichtbaar van de bogen die corresponderen met de bogen buiten.
Ga naar margenoot+ Rechts in de noordoostelijke sluitmuur van het koor is in de muurdikte een kastje uitgespaard, dat wordt omgeven door een laatgotische zandstenen omlijsting, die trapsgewijs terugspringt (afb. 310). Aan weerszijden twee ronde zuiltjes met ringkapitelen. Hierop rusten twee slanke pinakels, die een tentdakvormige bovenbouw flankeren voorzien van een door kruisbloemen en hogels bezette ojiefboog tegen een getraceerde achtergrond. Een op een kraagsteen rustend lampet vormt de drager van het huisje.
Ga naar margenoot+ Hoe de middeleeuwse kerk er in haar diverse gedaantes heeft uitgezien is niet bekend. Het enige aanknopingspunt biedt de tekening van Pronk uit 1732, waarop aan de noordkant van het koor een dichtgezette doorgang zichtbaar is, aan de zuidzijde afgebrokkeld muurwerk van een tegen het koor aansluitende aanbouw, en een dakmoet boven de gedichte triomfboog. Deze dakmoet geeft aan dat er een laag schip heeft gestaan. Klaarheid kan alleen een grondig bodemonderzoek op het in 1979 voor begraving gesloten kerkhof opleveren. Bij het leggen van leidingen van de kerk in de richting van de Valkstraat is men in | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 308. Hervormde kerk. Opmetingstekening van de plattegrond met bankenplan doorgesneden onder de vensters, idem over de vensters met projectie van de gewelven en dwarsdoorsnede gezien naar het oosten.
Afb. 309. Hervormde kerk. Het koorinterieur gezien naar het noordoosten met de eenvoudige 19de-eeuwse preekstoel en het gotische sacramentshuisje (opn. 1978).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 310. Hervormde kerk. Het gotische sacramentshuis tegen de noordmuur van de koorsluiting (opn. 1978).
Afb. 311. De begraafplaats ten westen van de Hervormde kerk. Opmetingstekening, schaal 1:400.
Afb. 312. Enige houten grafplanken, natuurstenen grafplaat en dito stele, 2de helft 19de eeuw, op de algemene begraafplaats.
1978 al gestuit op funderingsresten. Bij werkzaamheden aan de Valkstraat zijn in 1978 muurresten aangetroffen, mogelijk afkomstig van de voormalige kerkhofmuur.
Ga naar margenoot+ De kerk bezit geen kostbare meubilering, maar het ensemble bestaande uit de in oker-geel geschilderde kansel (afb. 309), oplopende bankenblokken en gesloten borstwering van de orgeltribune is zeer karakteristiek als steeds zeldzamer wordend voorbeeld van een pretentieloos protestants kerkinterieur uit de tweede helft van de 19de eeuw. Van het orgel rest alleen het front met grote wangstukken en drie platte siervazen. Over het voormalige instrument vermeldt ‘Stemmen voor waarheid en vrede’, 1874 blz. 131: ‘30 november 1873 te Overasselt: een nieuw orgel met sprekend front door Schölgens en v.d. Haspel, Rotterdam’.
Ga naar margenoot+ Beker. Hoogte 29,5 cm, diam. voet 12,5 cm; zilver; merken: christoel, cijfers 1 en 2, weegschaal; xix. Kelkvormig model.
Ga naar margenoot+ Kan. Hoogte 17,5 cm; merken als avondmaalsbeker; xix.
Ga naar margenoot+ Doopschaal. Diameter 24,5 cm; verzilverd koper; geen merken.
Ga naar margenoot+ In het klokkestoeltje voor de westgevel van de kerk hangt een luidklokje, onbereikbaar voor nadere gegevens. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Rooms-Katholieke kerkAan de Hoogstraat op de hoek van de Mgr. van de Burgtstraat staat de aan St. Antonius Abt toegewijde r.k. parochiekerk, een in 1891 in neoromaanse stijl gebouwde driebeukige basilicale kruiskerk, uitgevoerd naar ontwerp van architect C. Weber (afb. 313-317). - Literatuur. Kalf 1906, blz. 436-437; Van Helvoort 1974 (Ms Weber), blz. 69-73; Van Zuijlen 1978, blz. 66-67, 81-82. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 313. De r.k. kerk van St. Antonius Abt gezien vanuit het zuidwesten vanaf de Mgr. van de Burgtstraat, gebouwd in 1890 door architect C. Weber.
Afb. 314. De r.k. schuurkerk op Schoonenburg, Rothsestraat op de grens van Over- en Nederasselt volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
Afb. 315. De Waterstaatskerk op Schoonenburg in 1872.
Afb. 316. De huidige r.k. kerk aan de Hoogstraat-hoek Mgr. van de Burgtstraat volgens recent nette plan.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
GeschiedenisNa de Hervorming gingen de Overasseltse katholieken aan de overzijde van de Maas, voornamelijk in Mook ter kerke. In 1673 kregen de bewoners van Over- en Nederasselt gezamenlijk een priester toegewezen. Er is tijdens de korte Franse bezetting zelfs een schuilkerk gebouwd, waarvan bekend is dat zij in 1725 is afgebrand, waarbij ook de gehele inventaris verloren ging. Omstreeks 1730 is er op Schoonenburg een nieuwe schuurkerk gebouwd, die men nog aantreft op de kadastrale minuut van 1820 (afb. 314). Deze werd in 1835 vervangen door een Waterstaatskerk met pastorie onder één dak (afb. 315), gebouwd op een nieuw aangelegd kerkhof ten westen van de Rothsestraat. Deze Waterstaatskerk heeft dienst gedaan tot 1891. Op 9 december 1889 viel het bisschoppelijk besluit de parochie Over- en Nederasselt te splitsen. Op 15 februari 1890 gaven b. en w. van Overasselt de bouwvergunning af voor een nieuwe kerk aan de Hoogstraat (afb. 316). Als architect werd C. Weber gekozen, die in dit geval ernstig faalde in het begroten van zijn ontwerp. Hij bleef met f 26 300, - ver onder de | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
maximaal toegestane bouwkostensom van f 39 000, -. Doordat Weber het werk in eigen beheer hield en in onderdelen aanbesteedde, was het moeilijk om tijdig een goed zicht op de financiële ontwikkeling te krijgen. Uiteindelijk liepen de bouwkosten op tot f 60 200, -. Van het oorspronkelijke ontwerp was inmiddels de tweede westtoren, die aan de zuidzijde was gepland, geschrapt. Er is verder nog bezuinigd op de materialen. Ook de noordtoren is lager geworden dan oorspronkelijk bedoeld. Ga naar margenoot+ De in neoromaanse stijl gebouwde kruisbasiliek (afb. 313) heeft een volgens het ‘gebonden stelsel’ opgezet schip van twee door koepelgewelven gedekte middenschipstraveeën, aan de westkant vooraf gegaan door een smalle travee, waarnaast aan de noordkant de toren en aan de zuidkant de polygonale doopkapel aansluiten. De kleine travee bevat het door een koepelgewelf gedekte portaal, waarboven het zangkoor ligt dat door een kruisribgewelf wordt overkluisd. Boven de viering bevindt zich een pendentief-koepel, waarvan de kruin
Afb. 317. r.k. kerk. Het schip gezien naar het oosten (opn. 1978).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
derhalve hoger ligt dan die van de schip-, transept- en koorgewelven. De hoofdmassa's van de transeptarmen houden de breedte van de zijbeuken aan. Tegen de sluitgevels zijn lage absiden gebouwd, inwendig halfrond doch uitwendig polygonaal (afb. 317). De absis van het priesterkoor heeft een gelijkvormige grondslag, houdt echter de breedte van de koortravee aan en is even hoog als deze. Koortravee en transeptarmen zijn gedekt met een kruisribgewelf. Zowel de transeptabsiden als het koor worden verlicht door vijf hoge rondboogvensters, terwijl boven die in het priesterkoor nog eens even zoveel oculi zijn aangebracht. In de hoeken tussen het koor en de transeptarmen bevinden zich rechtgesloten koorkapellen met pendentiefkoepels. Uit- en inwendig is druk gebruik gemaakt van sterk sprekende geledingsvormen als spaarvelden en boogfriezen, alsmede rondboogvensters gecombineerd met open en blinde oculi. Weber heeft met het probleem geworsteld om aan de wens van de bouwpastoor Van Esch tegemoet te komen, die uitdrukkelijk een hoge van ver zichtbare kerk wilde. Hij heeft een symbiose van basiliek en centraalbouw nagestreefd. Dit heeft geleid tot een uitwendig en vooral inwendig wat bizar aandoend stapeleffect. De keuze van de koepelgewelven heeft de opvallende hoogte nog meer in de hand gewerkt, te meer daar de hoge viering in de dakvorm niet tot uitdrukking komt. De belichting van de centrale ruimte moet dan ook goeddeels vanuit de absiden van de bijna klaverbladvormige oostpartij komen.
Ga naar margenoot+ Bij de splitsing van de parochie Over- en Nederasselt kwamen de mobilia die tot het oud bezit van de kerk op Schoonenburg behoorden in Overasselt terecht, waar pastoor Van Esch als bouwpastoor optrad. De kerk aan de Hoogstraat bezit nog een vrij gaaf bestand aan oudere mobilia, waaronder met name opvallen het door Petrus Verhoeven vervaardigde beeldhouwwerk en enig 18de-eeuws vooral uit Brabant en Noord-Limburg afkomstig zilverwerk. Bij de inrichting van de nieuwe kerk heeft men vooral het atelier van Thissen uit Roermond ingeschakeld voor de belangrijkste grote kerkmeubels.
Ga naar margenoot+ Fragmenten van hoogaltaar. Zandsteen, gepolychromeerd; ca. 1891. Mensa voorzijde: vier hoogreliëfs, voorstellend de vier evangelisten met hun symbolen. Retabel (dient nu als zijaltaar, apart opgesteld) met vier beelden; hoogte 67 cm; Franciscus van Assisi - H. Lucia - Paus met boek en mes - religieuze met kruis en boek.
Ga naar margenoot+ Communiebank. Hoogte 66, breedte 260 cm; zandsteen en marmeren zuiltjes, gepolychromeerd; vermoedelijk: Thissen, Roermond; 1908. Twee reliëfs: Paschamaal en Mannaregen en twee engelenbeeldjes. - Literatuur. Reg. Mem., caput ii.
Ga naar margenoot+ Twee biechtstoelen. Eikehout; midden xix. Driedelig met boogfronton, waarop festoenen en twee sleutels; vier pilasters met ionische kapitelen; boven de middendeur een vlammend hart tussen ranken.
Ga naar margenoot+ Preekstoel. Zandsteen; ca. 1900. Ronde kuip rustend op duivelsbeeld; op kuip drie reliëfs: bergrede - prediking van Willibrord - prediking van Ignatius van Loyola; rond houten klankbord.
Ga naar margenoot+ Anna met Maria (afb. 319). Hoogte 76 cm, lindehout met oorspronkelijke, in 1962 vrijgelegde polychromie; gesigneerd en gedateerd links onder in het voetstuk: pvhb fec. 1725/678. (= Petrus Hendrikus Verhoeven Beeldhouwer, Uden 1729-1816). Anna gekleed in een lang gewaad met brede halsdoek en lang afhangende kap onderwijst Maria, die een zwierig gedrapeerd bovenkleed draagt. Anna houdt haar een opengeslagen boek voor. Het beeld dat uit de Overasseltse parochiekerk afkomstig is, kwam in 1930 in bezit van het toenmalige Bisschoppelijk Museum in Den Bosch en bevindt zich thans in het Museum voor Religieuze Kunst in Uden. - Literatuur. Cat. Uden 1976 (P. Verhoeven), blz. 15, 17, 34 nr. 75 en 37 afb. 1. H. Jozef met het Kind Jezus. Hoogte 91 cm, grijs en wit geverfd hout, xviiid. Dit beeld, dat eveneens afkomstig is uit de Overasseltse kerk en zich thans in het Museum voor Religieuze Kunst te Uden bevindt, is waarschijnlijk ook van Petrus Verhoeven. Het voetstuk waarop mogelijk de signatuur heeft gestaan, is later door een nieuw vervangen. - Literatuur. Cat. 's-Hertogenbosch 1963 (Bissch. Mus.), blz. 27 nr. 109. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 318. r.k. kerk. Maria met het Kind, gepolychromeerd hout, 1ste kwart 19de eeuw (opn. 1978).
Afb. 319a-b. H. Anna onderricht Maria, gepolychromeerd lindehout, door Petrus Verhoeven, Uden, 1778. m.r.k., Uden (opn. 1978). b. Signatuur en datering op de achterkant van het voetstuk (opn. 1978).
Ga naar margenoot+ Joachim (afb. 320). Hoogte 90 cm; wit geverfd lindehout, samengesteld; xixa. Staande figuur met in de linkerhand een boek, hoofd bedekt en geschoeid met sandalen; de rechterarm, een gedeelte van de achterzijde rechts, de linker schouder en de linkerarm ontbreken. H. Familie. Beeldengroep, bestaande uit Jozef, Maria en het Kind. Hoogte van Jozeffiguur 113 cm, hoogte Jezuskind 75 cm; gepolychromeerd hout; ca. 1900. Madonnabeeld (afb. 318). Hoogte 110 cm; hout met jonge polychromie; xixa. Staande, gekroonde Maria met op haar linkerarm het Kind, dat in de linkerhand een wereldbol draagt. Staakmadonna (afb. 322a-c). Hoogte 98 cm; houten frame met gesneden ledenpopbuste en afzonderlijk gesneden Jezuskind, gepolychromeerd hout; ca. 1840. De beelden zijn bekleed met geborduurde gewaden (albe en mantel). Zie voor het bijbehorende votiefzilver blz. 269 Antonius Abt (afb. 321). Hoogte 76 cm; lindehout, wit geschilderd; Petrus Verhoeven, Uden; xviiid. Staande heiligenfiguur met open boek op de rechter hand, in de linkerhand t-staf, bidsnoer aan de gordel, varken aan zijn voeten. - Literatuur. Cat. Uden 1976 (P. Verhoeven), blz. 31 nr. 49, 44 afb. 33. Antonius Abt. Stenen beeld tegen de buitenmuur van de toren, links van de hoofdingang. Hoogte ca. 160 cm; H. van der Geld; ca. 1891. Een verwant beeld bevindt zich in de r.k. kerk van St.-Jacobus te Zeeland (Noord-Brabant). Antonius Abt. Hoogte 130 cm; gepolychromeerd; gesigneerd en gedateerd: J. Thissen, Roermond, 1899. Antonius van Padua. Hoogte 150 cm; hout, gepolychromeerd; gesigneerd en gedateerd: J. Thissen, Roermond 1903.
Ga naar margenoot+ Kruisbeeld (afb. 324). Hoogte 140 cm; hout met nieuwe polychromie; samengesteld; ca. 1700. Achterzijde gedeeltelijk uitgehold; kruisbalken van boomstammen; Christus draagt doornenkroon. Kruisbeeld (afb. 323). Hoogte corpus 50 cm; zacht hout; Petrus Verhoeven, Uden; xviiid. Staat: Licht aangetast door houtworm; onder de huidige beschildering wit, goud en een weinig rood is een oude (originele?) polychromie aanwezig. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 320. r.k. kerk. Joachim, wit geverfd lindehout, 1ste kwart 19de eeuw (opn. 1978).
Afb. 321. r.k. kerk. St. Antonius Abt, wit geschilderd lindehout, door Petrus Verhoeven, Uden, 4de kwart 18de eeuw (opn. 1978).
Afb. 322a-c. r.k. kerk. Staakmadonna, constructie en aankleding (opn. 1978). Zie voor het votiefzilver ook afb. 331.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 323. r.k. kerk. Kruisbeeld, hout, door Petrus Verhoeven, Uden, 4de kwart 18de eeuw (opn. 1978).
Afb. 324. r.k. kerk. Kruisbeeld, gepolychromeerd hout, ca. 1700 (opn. 1978).
Afb. 325. r.k. kerk. Kruiswegstatie, olieverf op doek, door F. Knirsch, 1914. De hier afgebeelde zevende statie alsook de ertegenover liggende achtste statie zijn geflankeerd door evangelisten (opn. 1978).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Triomfkruis. Meer dan levensgroot; hout, gepolychromeerd; Thissen, Roermond; 1910. - Literatuur. Reg. Mem., caput II.
Ga naar margenoot+ De kerk heeft een opdringerig bonte polychromie die Webers architectuur nogal geweld aandoet. De op boardkarton geschilderde taferelen en figuren zijn zowel technisch als artistiek van zeer dubieuze kwaliteit, doch worden hier ter wille van de iconografie vermeld. De schilderingen zijn van de hand van Theodorus Hermsen uit 's-Hertogenbosch en in 1900 in een soort waterverven uitgevoerd. In het priesterkoor: Twaalf apostelen. In het noord-transept: H. Anna - Theresia van Lisieux - Lambertus - Gijsbertus. In het schip: bekoring van Antonius Abt - vertrek van Antonius (tekst tot rijke jongeling) - Antonius troost martelaren - aan Antonius wordt brood gebracht. In slechte staat. - Literatuur. Kalf 1906, blz. 437; Notulenboek van het Kerkbestuur.
Ga naar margenoot+ Veertien staties, waarvan de zevende en achtste statie zijn geflankeerd door beeltenissen van de evangelisten (afb. 325). Hoogte 89 cm, breedte 144 cm; olieverf op doek; F. Knirsch; 1914. Lijsten geleverd door J. Custers uit Stratum. Het Notulenboek vermeldt als schilder F. Knirsen (vermoedelijk F. Knirsch uit Boxtel), 1914.
Ga naar margenoot+ Twee processievanen. Hoogte van de schilden 70 cm; beide schilden beschilderd; gedateerd: 1878. Voorstellingen: de H. Familie en St. Antonius Abt met kruisbeeld, boek, doodshoofd, staf met klokje, varken en raaf met brood in de snavel.
Ga naar margenoot+ Vier wandluchters; vlucht 2 exemplaren 41 cm (3-lichts); 2 exemplaren vlucht 38 cm (1-lichts); geel koper; xixc. Ronde muurplaat met omlijste knorren, gezwenkte arm met op het einde een bladmotief; nodus met in het midden een bladmotief; op de arm een grote vetvanger met aan de onderzijde een bladmotief en aan de bovenzijde omlijste knorren; bij de 3-lichts luchters zijn aan de arm nog twee kleine gezwenkte armen bevestigd waarop vetvangers.
Ga naar margenoot+ Stralenmonstrans (afb. 326). Hoogte 74 cm, diam. voet 31,5 × 19 cm; zilver; merken: stadsteken: naar links lopend bokje (= Boxmeer); wapen v.d. heren van Boxmeer: wapen met leeuw; meesterteken r r (= Rabanus Raab jr.); ca. 1770. Ovale geschulpte voet; de welving is verdeeld in vier segmenten, gescheiden door gladde banen; op de segmenten: Lam liggend op kruis - cartouche met aren en druiven - op twee segmenten acanthusbladeren; op de vaasvormige nodus de symbolen van de vier evangelisten; onder de lunula Maria met Kind boven twee voluten; aan weerszijden engel met resp. anker en kruis, en een gedraaide zuil; boven lunula God de Vader en de Naam Gods in stralen onder baldakijn, geflankeerd door twee engelenbeeldjes en twee engelenreliëfs; op de baldakijn pelikaan met jongen, kruisbeeld is afgebroken. - Literatuur. Knippenberg 1968, blz. 275-276; Cat. Keulen 1975 (Goldschmiedekunst), blz. 178. Reliekhouder. Ovale zilveren plaat met theka; afm. 12,5 × 9,5 cm; zilver op zwarte houten voet; geen merken; midden xix. Op ovale plaat de theka met stralen en tekst: St. Joseph bid voor ons. Reliekhouder. In vorm van stralenkruis; totale hoogte 43,5 - hoogte voet 12,5 cm; zilver; merken: j.j. 46 (= J. Janssen, Grave/Amsterdam 1847-1889); dolfijn (= belastingstempel van 1859-1893); 1860-1870. Vierzijdige voet op lage plint; op de zijkant van de voet Lam met vaan; bovenzijde van de voet loopt schuin toe; op de kruising van de balken een ovale theka, in de kruisviering vergulde stralen; op drie uiteinden der balken een schelp en voluten. Ciborie (afb. 327). Hoogte 41 - zonder deksel 27 - diam. voet 14,5 cm; zilver; merken: stadsteken: burcht in schild (= Grave); meesterteken p.vds (= Petrus van der Sanden); jaarletter 74 (= 1774); trembleersteek. Geheel gecontourneerde voet en stam met getordeerde rococo-cartouches; tegencuppa met vier cartouches; deksel geheel gecontourneerd met vier rococo-cartouches; bekroond met pelikaan en jongen en stralenkruisje. - Literatuur. Knippenberg 1966 a, blz. 133; Idem 1968, blz. 275. Ciborie (afb. 328). Hoogte 28,5 - zonder deksel 21 - diam. voet 16,5 cm; zilver; merken: | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 326. r.k. kerk. Stralenmonstrans, zilver door Rabanus Raab jr., Boxmeer, ca. 1770 (opn. 1978).
Afb. 327. r.k. kerk. Ciborie, zilver, door Petrus van der Sanden, 1774 (opn. 1978).
Afb. 328. r.k. kerk. Ciborie, zilver, door H. van Gardinge, Eindhoven, 1891 of 1898 (opn. 1978).
Afb. 329. r.k. kerk. Miskelk, verguld zilver, Brussel, begin 18de eeuw (opn. 1978).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 330. r.k. kerk. Wierookvat met scheepje, zilver, ca. 1800 (opn. 1978).
Afb. 331. r.k. kerk. Votiefzilver behorend bij de staakmadonna. Twee beugelkronen, open kroon en scepter, zilver, ca. 1800 en 1840 (opn. 1978).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 332. r.k. kerk. Twee ampullen, zilver, import, midden 19de eeuw (opn. 1978).
Afb. 333. r.k. kerk. Wierookvat, geel koper, 1779 (opn. 1978).
Afb. 334. r.k. kerk. Twee kandelaars, gegoten brons; schijfkandelaar, 17de eeuw (links), balustervormige kandelaar, ca. 1600 (rechts) (opn. 1978).
meesterteken hvg boven 9 (= H.v. Gardinge, Eindhoven 1883-1912); jaarletter o (= 1898) of G (= 1891); lopend leeuwtje, minervakopje. Zeslobbige, geprofileerde voet; op de lobben: H. Antonius Abt - H. Willibrord - Johannes Ev. - op drie lobben wingerdranken; ronde stam; nodus met zes ronde knoppen en blind traceerwerk; kleine ajour-tegencuppa van wingerdranken; op cuppa gegraveerde neogotische arkaden; neogotisch torendeksel met kam en Christusbeeldje in de toren; in top kruisje met corpus. Kelk (afb. 329). Hoogte 23,5 cm, diam. voet 15,5 cm; verguld zilver; merken: stadsteken: Michaëlskopje in schild (= Brussel, begin xviii); leeuw in gekroond schild (= Brussel); jaarletter Z in schild; gekroond klaverblad van drie in schild; trembleersteek; begin xviii. Ronde, geprofileerde voet; op de welving gegraveerd kruisje op berg; vaasvormige nodus. Kelk. Hoogte 19,5 cm, diam. voet 16,5 cm; verguld zilver; merk: zwijnskopje. Inscriptie onder de voet: F.X. Hellner fecit Kempen a. Rhein, 1865. Neogotisch. Zeslobbige, geprofileerde voet met een parelrandje; op de lobben gegraveerde voorstellingen van: Calvariegroep - Maria met Kind - St. Jozef - Johannes Ev. - H. Willibrordus - H. Antonius Abt; zeszijdige stam met traceerwerk; ajour-nodus van bladmotieven en parelrand; tegencuppa; zes reliëf-engelen en ajour-rand van wingerd; op pateen gegraveerd Christushoofd in vierpas. Pyxis. Hoogte 3,5 cm, diam. 5,5 cm; zilver; merken: meesterteken il 2 (= L.J.H. Loven, Veghel/Roermond, 1868-1927); Romeins zwaardje; ca. 1900. Cylindrisch doosje met gewelfd dekseltje, aan onderzijde filetstrepen; kruisje op dekseltje is afgebroken. Oliebusje. Hoogte 2,5 cm, diam. 6 × 4,5 cm; zilver; merken: stadsteken burcht (= Grave); meesterteken pvds (= Petrus van der Sanden); jaarletter 79 (= 1779). Twee ampullen (afb. 332). Hoogte 14 cm; zilver; merken: v in gekroond schild (= import); twee lauwertakken en minervakopje (= België); t. in rechthoek; zwijnskopje (= vreemde kleine werken in gebruik van 1831-1893); midden xix. Ronde voet met geribde rand en parelrand; aan de onderzijde ampullen bladmotieven; in het midden van de wijnampul wingerdmotief, op het andere exemplaar gestyleerde | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 335a-b. r.k. kerk. Missaalbeslag, zilver, door Rabanus Raab jr., Boxmeer, 1780. a. voorzijde, b. achterzijde (opn. 1978).
bladeren; aan bovenzijde een parelrand; gewelfd dekseltje waarop een eikeltje als knop; voluutvormig handvat. Godslamp. Hoogte 55 cm, diam. 32 cm; rood en geel koper; midden xix. Aan onderzijde knorren en een parelrand, een band met bladornament, aan bovenzijde knorren. Wierookvat en scheepje (afb. 333). Vat: hoogte 29 cm, diam. 16 cm; scheepje: hoogte 12,5 cm, lengte 16 cm; geel koper; monogram g:g. 1779. Vat: ronde, geprofileerde voet, vat heeft aan bovenzijde een insnoering; hoog geprofileerd deksel met uitgesneden motieven. Scheepje: ronde, geprofileerde voet waarop langwerpig scheepje met schelpvormige greep, zonder deksel. Onder de voet van het vat ingeslagen g:g en 1779; op scheepje onder de voet en op de plaat die de kettingen bijeenhouden ingeslagen ✳ en g:g. Voet van vat gescheurd. Wierookvat en scheepje (afb. 330). Hoogte vat 27,5 cm, diam. 15,5 cm; scheepje hoogte 13 cm, lang 14 cm; zilver; geen merken; ca. 1800. Ronde voet; vat heeft aan onderzijde een bladmotief; op het lichaam een gedreven draperie: deksel met sleufvormige openingen, waarboven een laurierkrans en daarboven eikebladeren. Scheepje: ronde voet, ovaal lichaam met voluutvormige greep waartegen een bladmotief, geen deksel. Missaalbeslag (afb. 335a, b). Afm. schilden: hoogte 18,5 cm, breedte 15,5 cm; zilver; merken: stadsteken: naar links lopend bokje (= Boxmeer), wapen van de heren van Boxmeer; meesterteken rr (= Rabanus Raab jr. 1721-1786); 1780. Hoekstukken met rococo-ornament; schilden: op voorzijde H. Antonius Abt - op achterzijde o.l. Vrouw van de rozenkrans, gekroond, Kind op linkerarm draagt wereldbol en rozenkrans, aan haar voeten: slang, maansikkel, vaandels en wapentuig o.a. kroonzwaard (verwijzing naar de overwinning te Lepanto). Inscriptie op de sloten: Jan Janse van de Pas ca. 1780 - Maria Derks de huisvrouw 1780.
Ga naar margenoot+ Kandelaar (afb. 334). Hoogte 23 cm; gegoten brons; ca. 1600. Hoge, geprofileerde voet die geleidelijk overgaat in een stam waarvan de onderzijde bolvormig is en de bovenzijde balustervormig; platte vetvanger. Staat: scheurtje in de voet met tin gesoldeerd, punt met tin vastgesoldeerd. Twee balusterkandelaars. Hoogte 24,5 en 28 cm; gegoten brons; ca. 1600. Ronde, geprofileerde voet, stam met hoge schijf en baluster; schaalvormige bobèche. Staat: beide punten vernieuwd en vastgesoldeerd, scheurtjes in beide voeten; bij een kandelaar is een stukje uit de vetvanger gebroken. Schijfkandelaar (afb. 334). Hoogte 20,5 cm; gegoten brons; xvii. Ronde, gewelfde voet, stam met twee peervormige nodi, vetvanger ter halve hoogte. Staat: vetvanger met tin vastgesoldeerd, stam eveneens met tin gesoldeerd. Veertien kandelaars. Hoogte 62 cm (8 ex.), hoogte 83 cm (6 ex.); koper; xixb. Kleine kandelaars: driezijdige voet op bolpootjes; op een zijde van de voet palmetten, balusterstam, aan onderzijde knorren, hoge vaasvormige bobèche met knorrenrand (vier kandelaars zijn verzilverd). Grote kandelaars: driezijdige voet op bolpootjes; op een zijde van de voet gedreven vaas met eiketak en eikels; bladmotief op onderzijde stam, stam verjongt zich naar boven, vaasvormige bobèche, aan onderzijde bladmotief. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 336. St.-Walrickruïne naar een anonieme penseeltekening, midden 18de eeuw. n.m.c., Nijmegen.
Afb. 337. St.-Walrickkapel. Opmetingstekening van de ruïne. Plattegrond met toevoeging van uit bodemonderzoek verkregen gegevens en dwarsdoorsnede met aanzicht van de oostmuur van de kapel.
Afb. 338. St.-Walrickruïne. De ruïne gezien vanuit het zuidoosten (opn. 1978).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Twee kandelaars. Hoogte 34 cm; zilver; merken: meesterteken wh boven ossekop (= W.F. Hermans, Eindhoven 1835-1867); jaarletter o (= 1873); lopend leeuwtje, minervakopje. Ronde voet op drie sierpoten met bladmotief; op de welving golfslagmotief en bloemen; neo-barokke stam, hoge bobèche. Twee kandelaars. Hoogte 175 cm; verzilverd; xixc. Driezijdige voet op klauwpootjes; op de drie zijden reliëfs: Alziend oog - Christus - Dominicus ontvangt de rozenkrans; conisch toelopende, met bladmotief versierde stam uit vaas oprijzend; vaasvormige bobèche versierd met laurierbladeren.
Ga naar margenoot+ Kroontje van beeld van Kind Jezus (afb. 331). Hoogte 9,5 cm, diam. 8 cm; zilver; geen merken; ca. 1800. Beugelkroon met bol en gelijkarmig kruisje. Twee kroontjes, scepter en rozenkrans van een Mariabeeld (afb. 331). Kroon: hoogte 10 cm, diam. 11 cm; 2e kroon: hoogte 9 cm, diam. 8 cm; scepter: 1,43 cm; zilver; merken: in de twee kronen meesterteken ab als monogram met open boek (= A.J. Bockmeulen, Boxmeer 1827-1842); jaarletter k (= 1844), lopend leeuwtje; op rozenkranskruisje: meesterteken wh boven ossekop (= W.F. Hermans, Eindhoven 1835-1867); zwaardje. Mariakroon: open kroon van bloem- en bladmotieven en sterren. Kleine beugelkroon met bol en gelijkarmig kruisje. Scepter met meerdere insnoeringen, in top een driehoek in stralen. Kruisje van rozenkrans hangt aan een beugel met twee kleine kruisjes waarop in reliëf: 1 Christus gekruisigd en Maria met Kind; 2 Apoc. Lam en kelk met hostie. Staat: twee sterren ontbreken aan de Mariakroon.
Ga naar margenoot+ Schepje. Lang 13 cm, breed 8 cm; schep in zilver aan zwarthouten steel; merk: meesterteken hh met tekentje in liggende zeshoek (= H. Hermans, Oss 1829-1843); ca. 1830. Versierd met rand van bladornament. Het als kerkhofschepje gebruikte voorwerp is oorspronkelijk een zgn. herdersschopje.
Ga naar margenoot+ Kast. Hoogte 225 cm, breedte 153 cm, diepte 56,5 cm; eikehout; xvii. Kast op zwarte bolpoten; lijst: vaas met bloemen tussen twee putti, ranken en twee adelaars. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Ruïne van St. WalrickIn het gebied bij de Hatertse Vennen, aan de St.-Walrickweg nr. 7, ten noordwesten van de kruising met de Heideweg, staat op een door bos omsloten veld de 15de-eeuwse kapelruïne (afb. 336-338) van het voormalige bedehuis van de Benedictijner priorij van de abdij St.-Valéry-sur-Somme. De ruïne is thans in bezit van Staatsbosbeheer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
GeschiedenisIn 855 schonk een monnik uit de Benedictijnerabdij van Keizersweerd bij Düsseldorf het klooster een stuk grond, dat volgens de giftbrief was gelegen in ‘Andassele in het eiland der Batavieren’. In 1130 bestaat in Overasselt een priorij, die waarschijnlijk door Keizersweerd is gesticht maar later werd onderworpen aan de abdij St.-Valéry-sur-Somme in Picardië. In de 14de eeuw werden de inkomsten van de pastoor en het convent gezamenlijk op 20 mark geschat. Dit geeft grond aan het vermoeden dat de paters ook de zielzorg behartigden en dat de prior van het convent het collatierecht bezat. In 1561 zijn de prioraatsgoederen aan de bisschoppelijke tafel van het toen juist opgerichte bisdom Roermond toegevoegd. In 1581 behoorden bij het ‘Cleyn capelleken (dat) es ghelegen midden in der heyde ende wordt genampt st Walricx capel’ een tweetal hoven, gesitueerd bij de kerk van Overasselt, het kerkhof en nabij de heide. Uit een proces tussen de prior van het klooster St.-Valéry en Johan van Wijhe blijkt dat de abdij nog lang in het bezit van de prioraatsgoederen bleef. Rond 1630 werden zij gekocht door Rutger van Randwijck als voogd van Meghtelt en Anna Margaretha van Randwijck. In 1852 schonk een latere eigenaar A.D.M. Munter van Sleeburg de kapel met de erbij behorende grond aan de Algemeene Armen van Overasselt. Van oudsher trokken de streekbewoners naar de Overasseltse koortskapel, waar men volgens een eeuwenoud gebruik koortsen trachtte te bezweren door ze aan de takken van de naast de ruïne staande boom met behulp van stukjes lijfgoed a.h.w. af te binden (afb. 338).
Ga naar margenoot+ Nadat de Provinciale Geldersche Archeologische Commissie een onderzoek had ingesteld, werd in 1903 overgegaan tot een consolidatie van de ruïne. Tegen de wijkende muren werden steunberen geplaatst. De boog van het venster in de oostmuur werd hersteld en de muren werden met klinkers afgedekt. Bij de voorbereiding van een restauratie in mei 1941 werd de ruimte binnen de kapel uitgegraven tot het oorspronkelijke vloerniveau. De fundering van de noord- en zuidmuur bleek nog een eind naar het westen door te lopen alvorens een hoek te vormen. Verder legde men een noord-zuid lopende fundering met stookplaats en doorgang bloot. Ook vond men de standplaats van het altaar in de vorm van een gemetselde verhoging. Zelfs de treden bleken nog grotendeels aanwezig. De restauratie vond gezien de oorlogsomstandigheden geen doorgang. In 1947 bleek een algehele restauratie van de ruïne noodzakelijk, omdat ten gevolge van handelingen verricht door geallieerde militairen de ruïne gedeeltelijk was gesloopt. In de winter van 1950 stelde dr. P. Glazema een oriënterend onderzoek in. Hij onderzocht de noordelijke helft van de kapelvloer, waar alleen een deel van de plavuizen te voorschijn kwam. Wel trof hij in de buiten de kapel getrokken grondprofielen allerlei baksteenpuin aan. Een indicatie voor een ouder gebouw gaf dit echter niet. Er werd evenmin een put gevonden. De gedachten bij het onderzoek gingen namelijk uit naar het vinden van een oude bouwcultusplaats. De ruïne werd ten slotte in de periode 1954-1956 geconsolideerd onder leiding van ir. J.G. Deur. Bij het herstel werd gebruik gemaakt van bakstenen moppen afkomstig van het voormalig kasteel van Balgoij.
Ga naar margenoot+ De kapelruïne is een rechthoekig bouwwerk, waarvan de oostmuur het best bewaard is gebleven. De noord- en de zuidmuur zijn bij de consolidatiewerkzaamheden van 1956-1958 tot borsthoogte horizontaal afgewerkt. Volledig nieuw muurwerk werd opgetrokken boven de fundering die ter lengte van 2,70 m tot 1941 onder de grondslag verborgen lag. Het baksteenformaat bedraagt 29/25 × 12 × 5,5/5 cm. Uitwendig vertoont het in verband gemetselde muurwerk geen bijzonderheden. Behalve de brede westelijke toegang zijn er smalle openingen in het midden van de noordmuur en ter hoogte van het koor in de zuidmuur. Inwendig bevatten de kapelmuren aan de noord- en zuidzijde een spaarnis. In de as van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
oostelijke koorwand zijn boven elkaar twee vensteropeningen, waarvan alleen de onderste nog zijn rondbogige dekking bezit. Links van dit venster zit een smalle rechthoekige nis met iets uitgekraagd gemetselde basis. Links en rechts zijn verder lampnissen met keperboogvormige dekking aanwezig. In de zuidoost-hoek staat nog de stenen tronk waarin een collectebus voor offergaven ten behoeve van de Algemeene Armen van Overasselt heeft gezeten.
Ga naar margenoot+ De ruïne heeft door de diverse ingrepen veel van zijn authenticiteit verloren. Het is dan ook bijzonder moeilijk een enigszins afgerond beeld van de kapel te krijgen. Bij het in 1951 verrichte bodemonderzoek is door J.G.N. Renaud een opmeting gemaakt van de vondsten (altaarplaats en tussenmuur met stookplaats) zonder dat deze in de plattegrond van de ruïne zijn ingetekend. Op afb. 337 is dit alsnog gedaan. Zo blijkt er ten westen van de kapelruimte een vertrek te zijn geweest waar gestookt kon worden en vanwaaruit men toegang had tot de kapel. De twee boven elkaar geplaatste vensters, die mogelijk iets van hun oorspronkelijke vorm hebben verloren, doen een zolder boven de kapelruimte vermoeden. Al deze elementen doen denken aan een kapel met een verblijfplaats voor een permanente bewoner. Mogelijk heeft de St.-Walrickruïne een tijd dienst gedaan als kluis, vergelijkbaar met de nog in Limburg aanwezige voorbeelden, zoals de kluis annex devotiekapel in Geleen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Hervormde pastorieAan de Kasteelsestraat nr. 8 staat de voormalige pastorie van de Nederlands Hervormde gemeente, thans als particulier woonhuis in gebruik. Blokvormig woonhuis met verdieping onder een met pannen belegd schilddak met hoekschoorstenen. Het woongedeelte heeft een drie traveeën brede voorgevel met hoekverzwaringen en zesruits vensters beganegronds en vierruits vensters op de verdieping. Het huis is gedateerd door middel van een klein steentje rechts van de toegangsdeur: i.h.l.c. / 1857. Tegen het twee traveeën diepe woonhuis sluit een koetshuis aan onder zadeldak. Het type is verwant aan de elders in de omgeving voorkomende pastoriehuizen. Inwendig bevinden zich de vertrekken aan weerszijden van de lange gang met trappartij in de linker huisbeuk. Het huis vervangt een oudere pastorie die blijkens het kadastraal minuutplan van 1820 op dezelfde plaats moet hebben gestaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Adellijke huizen en hun grondbezitIn de 17de eeuw is het grootgrondbezit dat met name de abdij van St.-Valéry en het klooster Grafenthal in het gebied van Overasselt bezaten en dat een zeer groot deel van de huidige kadastrale gemeente Overasselt besloeg, overgegaan in handen van landjonkers. In 1630 zou tussen de gevolmachtigde van de Franse abdij en een broer van Hans Willem van Randwijck, Rutger, die als voogd optrad van Anna en Meghtelt van Randwijck een overeenkomst zijn gesloten, waarbij de abdij de kloostergoederen aan Rutger verkocht. Hoe het met de goederen van Grafenthal is gegaan, is niet precies bekend, maar in elk geval bleef een deel ervan tot ver in de 17de eeuw in bezit van het klooster. In het vierde kwart van de 17de eeuw ziet de situatie in Overasselt er als volgt uit. Meghtelt van Randwijck, via vererving in bezit van een groot deel van de voormalige abdijgronden, en haar echtgenoot Johan van der Moelen, gedeputeerde van het Kwartier van Nijmegen, eigenaar van veel grond in de omgeving van Druten, beschikken samen over:
Dit zeer aanzienlijke bezit viel na het overlijden van de weduwe Meghtelt van der Moelen geboren van Randwijck successievelijk weer uiteen door diverse afsplitsingen. Daar de mannelijke telgen uit het gezin al vóór hun moeder waren overleden, kregen twee van de drie dochters de erfenis toebedeeld: Jeanette, gehuwd in 1684 met Steven van Delen, en Sophia die was gehuwd met Egbert Alexander Rengers. Al bij de dood van haar vader was zij beleend met de havezathe Sleeburg. Sleeburg kwam, aangezien het echtpaar Rengers | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
kinderloos bleef, in 1719 in handen van A.C.W. Munter uit Amsterdam door aankoop. Schoonenburg en De Schatkuil bleven onder Jeanette's en Steven's zoon, Nicolaas Hans Willem van Delen, nog in één hand. Na diens dood werd ook dit bezit gesplitst. Zijn zoon Isaac viel Schoonenburg toe en zijn broer, Jacob kreeg De Schatkuil. Schoonenburg kwam via vererving in handen van Margaretha van Brakell tot de Brakell, aan wie Isaacs moeder Dina Henriëtte van Cronström, douairière Van Delen het goed naliet. De Schoonenburgse goederen bleven tot 1920 in bezit van de familie Van Brakell tot de Brakell. De Schatkuil kwam via de nakomelingen van Jacob van Delen in 1788 in handen van Anna Catharina Broen, later aan Anna Maria van den Burgh. Ga naar margenoot+ In het Leenregister van het Kwartier van Nijmegen worden de verschillende in Overasselt gelegen herengoederen genoemd met de onderhorige bouwhoven. Zij leven voort in de namen die op latere boerderijen zijn overgegaan. De drie adellijke bezittingen waren het Huis te Overasselt, Sleeburg en Schoonenburg. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Huis te OverasseltIn de Leenaktenboeken is sprake van het adellijk Huis te Overasselt ook wel het kasteel van Overasselt genoemd, dat bij de invasie van 1672 door de Fransen in brand is gestoken. Tot de bezittingen van dit huis behoorden drie bouwhoven, het Duyfhuis (aan de Schoonenburgsestraat), de Bakelaar (aan het begin van de Garstkampseweg bij de Hoogstraat, thans verdwenen) en de Meulenberg (aan de Oude Kleefsebaan). Over de precieze standplaats van het huis wordt nergens iets meegedeeld. In aanmerking komt ons inziens het terrein ten oosten van de Hervormde kerk. Op de kadastrale minuut van ca. 1820 komt op dit perceel nog een belangrijk restant van een omgrachting voor (afb. 299). De plaats ligt in de as van de groene laan die op de genoemde kaart van Sleeburg in de richting van de kerk loopt en die, wanneer men hem doorprojecteert, uitkomt op de Hoogstraat-Valkstraat ter hoogte van de Tempelstraat. - Literatuur. Reg. Leenaktenboeken 1924, blz. 54. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 339. De kadastrale situatie van het herengoed Sleeburg volgens het minuutplan van 1820.
Afb. 340. Sleeburg volgens recent kadastraal plan.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
SleeburgHet herengoed Sleeburg was in de 17de eeuw een bezitting van de vrouwe van Ubbergen en kwam door huwelijk in handen van de familie Van der Moelen. Naast uitgebreide landerijen behoorden tot Sleeburg de Heegsche Hof, bouwhof De Poel, verder De Schuergraeff en Van Wichens Hofstadt onder Heumen. Volgens J. van Schevichaven was het eertijds een vrij sterk kasteel door grachten omgeven. In het tweede kwart van de 19de eeuw waren er nog wel enige funderingen te zien en een boerenwoning ondergebracht in het koetshuis. Hij merkt voorts op, dat er een laan recht op de kerk aanliep, die in zijn tijd al was verdwenen. Deze laan (afb. 297) is voor een gedeelte nog terug te vinden in de percelering van het terrein (kadastraal genummerd: Overasselt sectie b nrs. 204, 207 en 212). Op het kasteelterrein dat is gelegen aan de Sleeburgsestraat, staat nu de gelijknamige boerderij Sleeburg en nabij het huis ligt een omgracht perceel (afb. 339, 340). - Literatuur. Van Schevichaven 1846, blz. 45; Reg. Leenaktenboeken 1924, blz. 55-57; Ten Boom 1974/1975, blz. 135. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
SchoonenburgHet herengoed Schoonenburg wordt in de Leenaktenboeken omschreven als gelegen in de Schoonenburgse Polder ‘met huys, plaets ende getimmer noch daerop staande’. Een groot aantal kampen in Overasselt en de bouwhof Het Roth behoorden ertoe. In 1721 is Schoonenburg afgesplitst van het Huis te Overasselt en kwam door erfenis aan baron Nicolaas Hans Willem van Delen. Het huis was gelegen aan de Kerkstraat nabij de Rotsestraat. Het huis was in de 19de eeuw reeds verdwenen. De naam is overgegaan op het huis Slimsijp, dat voortaan Klein Schoonenburg ging heten. - Literatuur. Reg. Leenaktenboeken 1924, blz. 57-60. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Klein SchoonenburgAan de Kasteelsestraat stond ter plaatse van de Hibmahoeve het huis Slimsijp, dat - na afbraak van het huis Schoonenburg aan de Kerkstraat - Klein Schoonenburg werd genoemd. Op een tekening die door Andries Schoemaker is gecopieerd naar een afbeelding die Cornelis Pronk heeft vervaardigd, staat het huis op een omgracht terrein bij een vrijstaande poorttoren met een ophaalbrug (afb. 341). Het hoofdgebouw heeft een door een klein fronton bekroonde pilastergevel en een omgaand schilddak. In de beschrijving die J. van Schevichaven in 1846 van het dan onbewoonde huis geeft, wordt gesproken over vooruitspringende vleugels die van later datum zijn. Het huis verkeerde destijds reeds in een vervallen toestand. Recht tegenover het huis liep een lange laan, die op kadasterkaarten nog in de percelering van het terrein is terug te vinden, aangeduid met de naam Hallei, de allee (afb. 297). Op het kadastraal minuutplan is het nog door de gracht omgeven huis met de vooruitspringende vleugels zichtbaar (afb. 342). Op de tekening naar Pronk ontbreken ze. De flanken van de ingangsgevel bevatten op deze afbeelding geen vensters en lijken onafgewerkt. De twee rijen horizontale stippels zijn te interpreteren als balkgaten voor nog uit te voeren aanbouwen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 341. Het huis Klein Schoonenburg aan de Kasteelsestraat in 1732, copie naar tekening van C. Pronk in handschrift van A. Schoemaker. Foto r.k.d., Den Haag.
Afb. 342. Het huis Klein Schoonenburg volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
Op de genoemde tekening komt nog een hoog gebouw onder een zadeldak tussen twee topgevels voor, waarvan de naar de Kasteelsestraat gerichte gevel een gezwenkte top met duivengaten heeft. In het bouwsel zou men een soort bijgebouw, poort of duivetoren kunnen zien. Het is echter ook wel mogelijk dat het bouwsel buiten het omgrachte terrein heeft gestaan. Het vertoont veel gelijkenis met het ten zuiden van Klein Schoonenburg gelegen huis De Nagelhorst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 343. Het huis De Nagelhorst aan de Kasteelsestraat in 1732, getekend door C. Pronk. g.m., Arnhem.
Afb. 344. Het huis De Nagelhorst volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
De NagelhorstTen zuiden van Klein Schoonenburg was het huis De Nagelhorst gelegen, waaraan de naam van een boerderij aan de Kasteelsestraat nog herinnert (afb. 344). J. van Schevichaven beschreef deze plaats in 1846 als ‘een plek van zonderling aanzien. Overal verhevenheden en duidelijke tekenen van slooping’. Hoewel er van grachten weinig is overgebleven, is de plaats volgens deze auteur zeker versterkt geweest. In 1732 was er volgens een tekening van C. Pronk (afb. 343) nog slechts een gedeelte van een bijgebouw over, waarin waarschijnlijk twee woningen waren ondergebracht. Het met pannen gedekte schilddak had een gezwenkte zijtopgevel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
BoerderijenOp Overasselts grondgebied staan nog verschillende boerderijen van monumentale waarde alsmede een aantal hoeves die aan oorspronkelijk karakter hebben ingeboet, maar desondanks vermeldenswaard zijn uit het oogpunt van de plaatselijke geschiedenis en als overblijfsel van landelijke bouwkunst. Gedurende het afgelopen decennium is een aantal van deze boerderijen ingrijpend verbouwd en voor bewoning geschikt gemaakt. Slechts een klein gedeelte staat op de lijst van beschermde monumenten. Naast de concentratie van hoeves in de ook vanwege zijn historische landschapsstructuur zo interessante buurtschap Worsum, staan belangrijke boerderijen in de nabijheid van de oude dorpskern, aan de Kasteelsestraat, de Schoonenburgseweg en in de buurtschap Valenberg. Beschermd in de zin van de Monumentenwet zijn: Hamelbergstraat nr. 1, Hessenbergseweg nr. 5, Kasteelsestraat nr. 11, Oude Kleefsebaan nrs. 27 en 76 en Schatkuilsestraat nr. 5. Ga naar margenoot+ Hamelbergstraat nr. 1. ‘De Munnikhof’ (afb. 345). Boerderij op t-vormige plattegrond waarvan het woongedeelte met hoog rieten schilddak, wit gepleisterde gevels en empireramen met luiken een vroeg 19de-eeuwse indruk maakt. De gebinten stammen uit het midden van de 17de eeuw, de kapconstructie is 18de-eeuws. Door uitbouw van het woongedeelte is het oorspronkelijke langgeveltype omgezet in een t-boerderij. De boerderij is een van de oudste hoeves van het dorp en waarschijnlijk de jongere opvolger van de middeleeuwse kloosterboerderij gelegen te midden van de landerijen die de abdij van St.-Valérysur-Somme hier ter plaatse bezat. Bij de bouw van de hoeve is gebruik gemaakt van grootformaat baksteen. De boerderij ‘Monichof’ moet in de 15de eeuw al het hoofdgebouw van de uithofgoederen zijn geweest. De hoeve kwam met de overige uithofgoederen in 1643
Afb. 345. Hamelbergstraat nr. 1. Boerderij ‘De Munnikhof’ (opn. 1979).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 346. Kasteelsestraat nr. 11a. Opmeting uit 1962 van gevelaanzichten, plattegrond, lengte- en dwarsdoorsneden. Door J. Jeuring. s.h.b.o. Arnhem, nr. 105.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 347. Oude Kleefsebaan nr. 27. Boerderij door jaarankers gedateerd 1770 (opn. 1980).
definitief in particuliere handen. Via Egbert Rengers en Sophia van der Moelen kwam de hoeve in handen van de familie Munter van Sleeberg (zie blz. 272). Toen de laatste Munter in 1852 deze goederen verkocht, kwam de hoeve in eigendom van de toenmalige bewoner. - Literatuur. Teunissen 1977, blz. 90-91.
Ga naar margenoot+ Heegseveldweg nr. 4. ‘De Heegt’. Boerderij onder afgewolfd zadeldak door riet en pannen gedekt; voorhuis met zesruits schuifvensters met luiken en kleine zoldervensters. In haar huidige gedaante grotendeels xviii b. De hofstede wordt al genoemd in een verkoopakte van 1452. Van Schevichaven meldt dat De Heegt eertijds bekend was om zijn visrijke grachten, waarschijnlijk een restant van het Heegtse Meer in de buurtschap Worsum.
Ga naar margenoot+ Hessenbergseweg nr. 5. Hoeve bij de oude Hessenweg naar Nijmegen. Kleine boerderij met 18de-eeuwse elementen in de voorgevel, met name een groot middenvenster met geprofileerde en gekraagde bovendorpel. De overige vensters in het voorhuis, dat links een kelder met opkamer bevat, zijn 19de-eeuws. De veestalling in het achterhuis dateert van omstreeks 1900.
Ga naar margenoot+ Kasteelsestraat nr. 11a. ‘De Valenberg’ (afb. 346). Boerderij onder afgewolfd met pannen en riet gedekt zadeldak, blijkens jaarankers in de voorgevel gedateerd 1671. De boerderij is in 1977 gerestaureerd en tot woning verbouwd, waarbij vooral het bedrijfsgedeelte aan de nieuwe functie is aangepast. Een goed beeld van de oorspronkelijke opzet en indeling geeft de opmetingstekening vervaardigd door de s.h.b.o. De boerderij was als de meeste bedrijven in de omgeving ingericht op een gemengd bedrijf. Tot ca. 1940 was in het bedrijfsgedeelte een potstal aanwezig. Oorspronkelijk bezat de boerderij een bakhuis aan de linker zijgevel en een karnmolenhuis rechts, die reeds lang geleden zijn afgebroken. Op het erf stond een als wagenschuur gebruikte schaapskooi, die in 1962 volgens het s.h.b.o.-rapport al ingestort was. - Literatuur. Rapport s.h.b.o. nr. 105, met tekening van J. Jeuring en K. Stel, d.d.9-11-1962 (afb. 346). | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Oude Kleefsebaan nr. 9. ‘De Molenberg’ (afb. 348). Boerderij op t-vormig grondplan met vijf traveeën breed voorhuis met rieten schilddak waarin zes- en op de verdieping vierruits ramen. Aansluitend bedrijfsgedeelte onder een massale met pannen en riet gedekte kap. In de huidige vorm uit het begin van de 19de eeuw met oudere elementen. Achter de boerderij aan de weg een grote schuur. De hoeve behoorde tot de boerderijen van het in 1672 verwoeste oude Huis van Overasselt.
Oude Kleefsebaan nr. 27 (afb. 347). Gepleisterde boerderij onder met riet en pannen gedekt wolfdak, blijkens jaarankers in de voorgevel uit 1770. In de voorgevel vensters met kleine roedenverdeling, een venster met luiken en een deur met eenvoudig bovenlicht.
Oude Kleefsebaan nr. 76. Gepleisterde boerderij onder met riet en pannen gedekt wolfdak. In de voorgevel vensters met luiken en kleine roedenverdeling. Deur met eenvoudig bovenlicht. De hoeve dateert uit het einde van de 18de eeuw.
Ga naar margenoot+ Schatkuilsestraat nr. 5. ‘De Schatkuil’ (afb. 349). Gedeeltelijk gepleisterde boerderij onder afgewolfd zadeldak met riet en pannen gedekt en blijkens jaarankers in de gevel daterend uit 1720. In de voorgevel een groot negenruits schuifvenster links van de toegangsdeur en voorts twee zesruits vensters, alle voorzien van luiken. De boerderij heeft een nog oudere voorgangster gehad, daar zij in de leenaktenboeken al in 1658 wordt vermeld. De indeling van het hoofdgebouw is gehandhaafd. Op het achtererf een verbouwde schuur. Rechts van de boerderij sloot een karnmolen aan die is afgebroken. In 1721 kwam De Schatkuil door vererving in handen van de tweede zoon van Steven van Delen, Jacob. Diens nakomelingen verkochten de hoeve met de bijbehorende landerijen in 1788 aan Anna Catharina Broen. Het goed kwam later in bezit van Anna Maria van den Burgh (zie blz. 272). - Literatuur. Reg. Leenaktenboeken 1924, blz. 53, 63-64; Rapport s.h.b.o. nr. 103, met opmetingstekening door J. Jeuring en K. Stel, d.d. 8-11-1962 (afb. 349); Teunissen 1977, blz. 80; Van Zuijlen 1978, blz. 43-44, 52.
Afb. 348. Oude Kleefsebaan nr. 9. Boerderij ‘Molenberg’ (opn. 1981).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
A-B
C-D
Afb. 349. Schatkuilsestraat nr. 5. Opmeting uit 1962 met plattegrond, lengte- en dwarsdoorsneden en gevelaanzichten naar J. Jeuring en K. Stel. s.h.b.o., Arnhem, nr. 103.
Ga naar margenoot+ Tempelstraat nr. 14. ‘De Tempel’ (afb. 350-352). Voormalig veerhuis staande in de hoek gevormd door de Maasbandijk en de Tempelstraat. Grote boerderij op t-vormig grondplan in haar huidige vorm voornamelijk daterend uit de 18de en begin 19de eeuw. In het brede voorhuis rechts de gelagkamer van het veerhuis. - Literatuur. Van Schevichaven 1846, blz. 46.
Ga naar margenoot+ Boerderijen die van belang zijn voor de lokale geschiedenis dan wel vermeldenswaard gezien binnen het kader van te respecteren landelijke bouwkunst dienen genoemd. In het dorp: Kasteelsestraat nr. 5, ‘De Lagenhof’; nr. 12, schuur bij de Hibma Hoeve. In het Broek en Schoonenburg: Broekstraat 66, ‘Den Uilenburg’; nr. 68, ‘Mary's Hoeve’; Gaasselsedam nr. 2, ‘De Gaasselt’; Schoonenburgseweg nr. 29, ‘'t Gaasseltse Kamp’; Oude Kleefsebaan nr. 37. In de buurtschap Heide: Kasteelsestraat nr. 14, ‘Heidsche Hof’; Loksheuvelseweg nr. 1, ‘De Loksheuvel’; Schuurgraafspad nr. 1, ‘De Schuurgraaf’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 350. Tempelstraat 14. Boerderij ‘De Tempel’, het voormalige veerhuis (opn. 1979).
Afb. 351. Boerderij-veerhuis ‘De Tempel’ aan de Tempelstraat hoek-Maasdijk volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
Afb. 352. Boerderij ‘De Tempel’ volgens het nette plan.
In de buurt Valenberg: Schatkuilsestraat nr. 2, ‘De Kleine Schatkuil’. In de buurtschap Worsum: Heegseveldweg nr. 4, ‘De Schaapskooi’; Worsumseweg nr. 1, ‘Worsumse Hof’; nr. 3; nr. 14 ‘Stapperskamp’; IJkelaarstraat nr. 2. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Molen ‘Zeldenrust’Bij de jongste restauratie in 1977-1978 is de windkorenmolen ‘Zeldenrust’, een gesloten standerdmolen, van zijn standplaats aan de Hoogstraat, achter het pand nr. 45, verplaatst naar een perceel aan de Oude Kleefsebaan (afb. 353-354). De molen is in 1736 gebouwd in Geertruidenberg en vandaar verplaatst naar Raamsdonkveer. In 1890 werd hij overgebracht naar Overasselt. Na een restauratie in 1955 heeft de molen niet meer gedraaid. In 1965 volgde een noodherstel aan de kap. Tijdens de stormnacht van 13 november 1973 is de molen bezweken. In 1977-'78 vond een ingrijpende restauratie plaats, waarbij de molen opnieuw verhuisde. De molen is thans eigendom van de Gemeente Overasselt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 353. De Standerdmolen ‘Zeldenrust’ uit 1736 aan de Hoogstraat (opn. 1970).
Afb. 354. De molen op zijn nieuwe standplaats aan de Oude Kleefsebaan (opn. 1979).
Op de windpeluw staat de naam ‘Zeldenrust’ vermeld en onder de hijskap ‘Anno 1800’. Het wiekenkruis met een vlucht van 24 m is vervaardigd door de Gebr. Pot; in de kast zijn een maal- en een steenzolder van nagenoeg dezelfde afmetingen als die te Nederasselt. De eigenaars van de molen waren vanaf 1890 respectievelijk: G. Jacobs (tot 1906), A. Pigmans (1906-1919), Th.A. Derks (1919-1929), F. de Kleyn (1926-1946), gevolgd door de gezusters De Kleyn (tot 1948) en als laatste molenaar H.A. Tijssen. - Literatuur. Gelders Molenboek 1968, blz. 518-519; Van Zuijlen 1978, blz. 142-143; Tweestromenland 29 (1978), blz. 13. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
SchutterszilverHet aan St. Antonius Abt toegewijde schuttersgilde bestond reeds voor 1661. De oudste stukken van het gildezilver, een gedreven zilveren plaat en twee ovale schildjes, dateren uit 1698. De borstplaat (afb. 355) heeft de vorm van een bloem met een schildje waarop de patroonheilige staat afgebeeld tussen de kelkbladeren. De tekst op deze plaat luidt: dit is. t. gilde. / wapen. van. ouer-asselt / heer nieviet, doer e:a: / de rengers / 1.6.9.8. Aan de bloemplaat hangen een massief zilveren vogel (afb. 355) en een kruis met aan de voorzijde de gekruisigde Christus en aan de achterkant het monogram mar (Maria) alsmede de naam van de schenker Jan derckx coning 1729 (afb. 356a-b). Het beschreven gedeelte van de zilverschat wordt bewaard door de pastoor van Overasselt, die er de zorg voor draagt aangezien het dorp geen actief gilde meer bezit. In 1898 vierde het oude schuttersgilde zijn tweede eeuwfeest en verkocht bij die gelegenheid om beter te kunnen teren een gedeelte van de zilveren koningsplaten, hetgeen een bedrag van f 49, - opleverde; twee jaar later verkocht men nog een gedeelte, dat f 9, - opbracht. Uit hoeveel schilden het gildezilver voor de verkoop bestond is niet bekend. In 1962 konden een tiental platen via een Amsterdamse kunsthandel door de Gemeente weer worden teruggekocht met financiële steun van de Provincie (afb. 356b/b1-k/k1). Alle platen zijn aan beide zijden gegraveerd met wapen en naam van de schenker en op een na alle voorzien van het jaartal (zie onderstaand schema). Op diverse schilden komt het devies | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 355. Het schutterszilver van het voormalig St.-Antoniusgilde. Het hoofdsieraad met vogel, kruisje en twee ovale schilden.
‘Recte Faciendo Neminem Timeas’ of de afkorting ervan als ‘rfnt’ voor. In tegenstelling tot de veel meer gemêleerd samengestelde schuttersgilden van de naburige dorpen (Heumen, Malden, Nederasselt en Niftrik) krijgt men de indruk dat het Overasseltse gilde, gezien de namen van de deelnemers en ook de kwaliteit van de schilden, een elitair karakter heeft gedragen. Alle schilden zijn gemerkt met een keurmerk (dolfijn in driehoek); de schilden gedateerd 1721 (afb. 356f) en 1723 (afb. 356h), thans in bruikleen aan het Nijmeegs Museum, dragen het meesterteken van de Nijmeegse zilversmid Bernt Wolffsen (overl. na 1733). Aan de hoofdplaat hangen twee ovale schildjes met de wapens van de op de achterzijde vermelde personen: Engelbert Alixsander de Rengers, Heer van Sleeburgh en Westrop (afb. 356b/b1), en diens schoonmoeder Meghtelt van Randwyk Duageere Van Der Moelen, Vrouwe van Overasselt en Druiten (afb. 356c/c1. - Literatuur. Jolles 1931, blz. 105-108; Verslag m.c.p.g. over 1959-1963, in: B.M. Gelre lxi (1962-1964), blz. xlvii; Van Zuijlen 1978, blz. 87-88, 92.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 356a-m. Overzicht van het kruisje en de thans nog bekende schilden in chronologische volgorde, waarbij voor- en achterkant naast elkaar zijn afgebeeld volgens het op blz. 283 beschreven schema.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
|