Het Rijk van Nijmegen. Westelijk gedeelte
(1982)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 135. De kern van het dorp Winssen volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||
Winssen
| |||||||||||||||||||||||||
Onroerende archeologische monumentenGa naar margenoot+ De Grote Woerd, kadastraal aangeduid: Winssen, Sectie c, nrs. 24 en 25. De Wolfsdarm, kadastraal aangeduid: Winssen, Sectie c, nr. 15. Beide terreinen bevatten overblijfselen van een nederzetting, daterend uit de Romeinse tijd. Zie voor toelichting blz. 57-59. | |||||||||||||||||||||||||
Bronnen
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||
Schoolgebouw en meestershuisNabij het Hervormde kerkje staat aan de Notaris Stephanus Roesstraat nr. 3 (afb. 136) de gemoderniseerde onderwijzerswoning, de Hessenhof, geflankeerd door de voormalige openbare dorpsschool. Het oorspronkelijk twee-klassige schooltje werd in 1835 gebouwd voor 90 leerlingen en in 1911 met een derde lokaal uitgebreid, waarbij tegelijkertijd de kap werd vernieuwd en de vensters in de zijgevels gemoderniseerd. Het oostelijke van beide rondboogvensters uit de kopse gevels werd in het nieuwe lokaal herplaatst. Het venster in de nog oorspronkelijke achtergevel werd later gedicht. Het gebouw doet nu dienst als gemeentelijke opslagplaats en repetitielokaal. Het gebouw is van hetzelfde type als het schooltje aan de Waalbandijk in Boven-Leeuwen uit 1837. - Literatuur. Van der Aa xii (1849), blz. 505; Tweestromenland nr. 34, 1981, blz. 8. | |||||||||||||||||||||||||
Toren van de voormalige Rooms-Katholieke kerkOp het kerkhof aan de voet van de hoge Waalbandijk, als Dijk nr. 39 staat de 15de-eeuwse toren van de in 1941 gesloopte neoromano-gotische parochiekerk, die een middeleeuwse voorgangster verving. De toren is eigendom van de r.k. Parochie van St. Antonius van Padua te Winssen. | |||||||||||||||||||||||||
Bronnen.
Afb. 136. Notaris Stephanus Roesstraat nr. 3. Voormalig schoolgebouw met het meestershuis.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||
GeschiedenisDe middeleeuwse parochiekerk was eertijds toegewijd aan de apostelvorsten Petrus en Paulus. Volgens de overlevering zou de kerk in tufsteen zijn opgetrokken. Op de tekening van C. Pronk uit 1732/45 (afb. 137) ziet men een zeer laag schip tussen de nog bestaande, vrijwel ongewijzigde toren en een laat-gotische koorpartij. Het kleine schip maakt een hoge ouderdom waarschijnlijk. Schriftelijke bronnen ontbreken. De kerk bezat twee vicarieën, waarvan de oudste, toegewijd aan O.L. Vrouw, al in 1460 voorkomt en de St.-Antoniusvicarie, waarvan Gerlachus Petri in 1515 de eerste vicarus was. Op 11 juni 1584 is de kerk, gelijk met het kasteel, in brand gestoken door de Nijmegenaren. In 1603 werd Mattias Xylander, naar zijn geboorteplaats ook wel Mattias van Andernach genoemd, bevestigd tot predikant. Met hem gingen de heer van Winssen, Johan van Gendt, die collator van de kerk was, en diens familie over tot de Hervorming. Volgens andere bronnen bezaten Theodoricus en Sweder van Boetzelaer de kerkgift. De katholiek gebleven bevolking nam voor het vervullen van hun kerkelijke plichten de wijk naar het kasteel van de Van Stepraedts, Huis Doddendaal in het naburige Ewijk. Na de overname door de gereformeerden zijn er volgens de bewaard gebleven rekeningen
Afb. 137. De middeleeuwse dorpskerk van Winssen getekend door C. Pronk 1745 naar een eigenhandige schets uit 1732. r.k.d., Den Haag.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 138. De voormalige r.k. kerk uit 1863 gebouwd tegen de middeleeuwse toren door architect C. Weber (opn. ca. 1900).
over de periode 1611 tot 1622 herstelwerkzaamheden uitgevoerd. Deze rekeningen werden in 1799 door de protestanten als bewijsmateriaal aangevoerd om hun kerk te kunnen behouden. In het eerste kwart van de 17de eeuw is de kerk gepleisterd en gewit, het dak hersteld en zijn de zolderingen in schip en koor met nieuwe delen, balken en ribben gesoldeerd. In 1628 is de toren voor f 1000, - gerepareerd en is er in Nijmegen een klok gehaald. In 1672 zijn er door de Fransen verwoestingen aangericht en viel de klepel van de torenklok door de zolderingen en het gewelf. In 1796 werden de katholieken onafhankelijk van de statie te Ewijk. Hun nieuwe pastoor, de minderbroeder Henricus van Elsenbroek uit het klooster Megen, nam aanvankelijk zijn intrek bij Gijsbertus van Welie aan de Leegstraat. Op 23 oktober las hij de eerste Mis in het achterhuis van Wilhelmus Geurts van Welie, waar men ruim twee en een half jaar bleef kerken en waar de pastoor zolang heeft gewoond. De gereformeerden bleven in het bezit van de oude kerk tot 1799. Het gebouw en de goederen werden toen getaxeerd op f 11 060, - en door de katholieken wettig genaast tegen een pondsgewijze uitkering aan de minderheidsgroepering van f 862-4-10. Het herengestoelte, toenmaals in gebruik van de Vrouwe van Winssen, douairiaire Van Romberg, geboren Van Gendt, en de eigen gestoelten van de koster-schoolmeester Ludolf Beem en van Dirk van Ommeren werden uitgebroken. In 1805 bouwden de protestanten een nieuw zaalkerkje aan de Hoge straat, de huidige Notaris Stephanus Roesstraat (zie blz. 133-135). In 1840 plaatste men in de kerk een nieuw orgel en drie altaren. Het patrocinium was inmiddels gewijzigd in St. Antonius, naar verluidt vanwege de schenking van het St.-Antoniusaltaar uit de schuilkerk op de Doddendaal. De oude dorpskerk werd rond het midden van de 19de eeuw veel te klein voor de parochie en verkeerde bovendien constructief in een slechte staat. Schip en koorpartij werden gesloopt. Op 11 juli 1860 legde pastoor F. van Clarenbeek de eerste steen voor een door architect C. Weber in neoromano-gotische stijl ontworpen driebeukige kruiskerk (afb. 138). De toren bleef gespaard, alleen de ingang en het torenportaal werden aan de nieuwbouw aangepast. De kosten bedroegen f 33 000, -. De kerk werd aanvankelijk slechts gedeeltelijk gepolychromeerd door Goossens Sr. uit Den Bosch. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 139. De voormalige r.k. kerk volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
Afb. 140. De dorpstoren en de huidige r.k. kerk volgens recent nette plan.
In 1906 is de schildering hersteld en uitgebreid tot het schip. Door de kerkschilder F.J. Kops uit Den Bosch werden toen in het schip zes taferelen uit het leven van de patroonheilige St. Antonius verbeeld en voorstellingen van Jezus als kindervriend, de opwekking van het dochtertje van Jaïrus, O.L. Vrouw van Lourdes en O.L. Vrouw van Salette toegevoegd. Het kerkgebouw is in 1941 op de toren na afgebroken. Op een perceel ten zuiden van het kerkhof werd al in 1938 begonnen met de bouw van een grotere kerk naar ontwerp van ir. J.C. van Buijtenen en F.J. Vervest uit Eindhoven (afb. 140, 143). Aan de toren zijn van 1936 tot 1939 beperkt herstellingen uitgevoerd onder toezicht van de gemeente-architect J. Coumans. De toren is in 1975-1976 gerestaureerd door architectenbureau Pouderoyen, Cremers en Velthuijzen uit Nijmegen.
Ga naar margenoot+ De toren is opgetrokken in rode baksteen, formaat 26/27 × 13 × 6,5/7 cm, 10 lagen is 78 cm, en in de onderste geledingen versierd met tufstenen banden, samengesteld uit blokken van 23/27 × 8/8,5 cm, en dito cordonlijsten. Er zijn herstellingen uitgevoerd in Waalsteen. Van dit in kleur en formaat afwijkend materiaal, dat men als beklamping ook inwendig in het portaal aantrof, is de westingang gemetseld behorend bij de kerk van 1863.
Ga naar margenoot+ De toren bestaat uitwendig (afb. 141, 142) uit vier geledingen. In de eerste geleding met plintversnijdingen en drie rondbogige spaarvelden spreekt de afwisseling van lagen baksteen met telkens twee lagen tufsteen. De westingang bestond oorspronkelijk uit een toegangspoort met gotisch lichtvenster, gevat binnen een geprofileerde lancetvormige omlijsting, maar deze is in 1863 gewijzigd. De tufbanden lopen tot op een hoogte van 1 meter boven de derde cordonlijst. Waarschijnlijk is de tufsteen secundair verwerkt. De tweede en derde geleding zijn voorzien van respectievelijk drie gekoppelde rondbogige spaarvelden en twee rondbogige spaarnissen met spleetvenster. In de gevels van de vierde geleding, de klokkeverdieping, die mogelijk een latere verhoging is, zijn tweedelige galmgaten opgenomen in brede spaarvelden met rondboogfries gedekt. Tegen de zuidzijde van de torenvoet staat een in verband gemetselde traptoren, die leidt tot de verdieping boven het torenportaal. Tegen de oostmuur zijn de sporen zichtbaar van het | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 141. De dorpstoren gezien vanuit het zuidoosten vanaf de r.k. begraafplaats, voor de restauratie (opn. 1957).
lage dak van het middeleeuwse schip, dat te zien is op de tekening van Pronk, en de dakmoet van de neoromano-gotische kerk. De spaarnissen lopen ter hoogte van de dakmoet van het lage schip ongestoord door, waaruit men kan concluderen dat de toren vrijstaand is opgetrokken en pas later met het bestaande schip is verbonden. Er zijn verder nog tastbare sporen van de aanhechting van de kerk van 1863: schalken en wijwaterbakken tegen de oostmuur en de aansluiting van de westelijke zijbeuksmuren aan de oostzijde van de noord- en zuidmuur. In de boogopening van de toren naar het voormalige schip is bij de jongste restauratie een deurafsluiting gemaakt.
Ga naar margenoot+ Het torenportaal heeft inwendig (afb. 142) in de noord- en zuidwand zeer ondiepe spitsbogige spaarvelden, waarvan dat aan de zuidzijde smaller is in verband met de zich hier bevindende toegang tot de traptoren. De traptoren is inwendig octogonaal. Bij de restauratie van 1976 is in het torenportaal weer een kruisgewelf aangebracht waarvan de ribben samenkomen in een 130 cm wijde klokkegatring. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 142. Plattegronden, gevelaanzichten en doorsnede van de dorpstoren naar opmeting van architectenbureau Pouderoyen, Cremers en Velthuijzen, Nijmegen.
Inwendig bezit de toren een drietal verjongingen waarmee de vloerhoogtes maar ten dele corresponderen. De vloer van de klokkeverdieping, waarvan de oorspronkelijke balkgaten ter hoogte van de derde versnijding nog aanwezig zijn, is ongeveer 150 cm omhoog gebracht. De verschillende verdiepinghoogtes zien er als volgt uit. Boven het torenportaal bevindt zich een door spleetvensters verlichte 3 m hoge ruimte die via de traptoren bereikbaar is. De toren is verder via houten trappen te beklimmen. De tweede verdieping heeft aan elke zijde twee spaarnissen en heeft geen directe verlichting daar van de eerste tot de tweede versnijding vensters ontbreken. Tussen de tweede en derde versnijding komt in de noord- en zuidmuur een in een spitsbogige spaarnis gevat venster voor. Aan de noordkant is dat nog een oorspronkelijk spleetvenster, aan de zuidzijde was het voor de restauratie vergroot tot een vierkant raampje. In de oostwand bevindt zich verder een doorgang die leidde naar de voormalige zolder van de kerk van 1863. De klokkezolder draagt op de omhoog geplaatste vloer een uit 1776 daterende klokkestoel. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 126-127]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 143. De middeleeuwse toren en de in 1938 gebouwde r.k. kerk gezien vanuit het oosten vanaf de Waalbandijk (opn. 1981).
De torenspits is in 1863 door Weber vernieuwd en bestaat uit drie maal acht halve spanten rond de koningsstijl. De twee onderste rijen spanten zijn onderling verbonden door andreaskruisen. De spits is een betrekkelijk lage, tot een achtkant ingesnoerde naaldspits.
Ga naar margenoot+ De oudste vermelding van een klok voor de Winssense toren is te vinden in de copie van het Extract uit de Rekeningen van 1611-1626. Daarin staat vermeld: ‘Item (1616) aan Dries Beijen betaald dat hij den ouden klempel uit de aarde gegraaven 1-5-; Item van de klock van kraen in de waegh te voeren te Nijmegen betaalt 2-″-″; Noch voor twee dennen balken om die klok daarop te zetten betaalt 1-″-″; Aan Bernt Alberts dat hij die klempel gehaalt heeft 1-2-″; Item aan de waag meester te Nijmegen Willem int haar van de klok tot waaggelt betaalt 5-12-″; Tot kraen gelt van de klok om deselve op de werf te zetten f 1-5-. In 1628 werd in de toren een nieuwe klok gehangen voor f 400, - ‘door Mr Cornelis verkregen’. In 1672 is deze klok verloren gegaan. Hij is in 1679 vervangen door een nieuw exemplaar met een doorsnede van 118 cm. Deze klok is op 15 december 1942 uit de toren genomen op last van de bezetter, maar op 6 juli 1945 teruggekeerd, nadat hij, gereed voor transport naar Duitsland, op een houtwerf in Tilburg was teruggevonden. Het randschrift van deze klok luidt: Johan van Gendt tot Winssen Raed / en eerste Reeckenmeester enz. enz. / Theodorus van Essen Pastor tot Winssen Ao 1679. / Hendrich Verwoordt Schout en Kerckmeester inder tijt. / Rijck Geurtsen Schout in het Ampt. / Dirck Verheiden arme mr. tot Winssen. (Opschrift niet gecontroleerd). De klokkestoel draagt de volgende inscriptie: adrianvs van oordt kerkmeester / mdcclxxvi
Ga naar margenoot+ Verschillende inventarisstukken afkomstig uit de oude kerk zijn overgebracht naar de nieuw gebouwde kerk. Dit geldt voor de zijaltaren, de preekstoel en de communiebank, het orgel alsmede de kruiswegstaties, het triomfkruis en een aantal neogotische beelden. Ga naar margenoot+ Communiebank. Eikehout, ongepolychromeerd; neogotiek; omstreeks 1870. In communiebank ajourpanelen, in het midden, Lam Gods liggend op boek. Op de communiebank twee beelden; hoogte 95 cm en hoogte 88 cm; eikehout, ongepolychromeerd; neogotiek; omstreeks 1870. Twee staande, gevleugelde, gekroonde engelen resp. met Lam op boek en kelk (afgebroken).
Ga naar margenoot+ Preekstoel (afb. 144). Eikehout; neogotiek; omstreeks 1870-1880. Draaitrap met ajour balustrade; op de palen twee engelenbeeldjes; achtzijdige voet met blindnissen; vierkante kuip met twee reliëfs (achtergrond goud geverfd): preek van Petrus - Jezus bij Maria en Martha (afb. 145); op de hoeken drie beelden: Willibrordus met kerkmodel - Bonifacius met boek - Johannes Chrysostomus met boekrol; op het dorsaal een reliëf van de Uitzending van de Apostelen omlijst door tekst (Mattheus 28, 18 vv); onder tegen het klankbord de Geestesduif (wit geverfd); op de rand van de kuip een kruisbeeld.
Ga naar margenoot+ Acht heiligenbeelden. Hoogte ongeveer 150 cm; hout, gepolychromeerd; neogotiek; xixd. Isidorus met spade (afb. 146) - Donatus met bliksemschicht (afb. 147) - Antonius van Padua - Brigida van Ierland - Maria - Jozef - H. Hart van Jezus en H. Hart van Maria.
Twee beelden. Hoogte 112 cm; hout, ongepolychromeerd; neogotiek; omstreeks 1870. Goede Herder - Petrus, staande, met sleutels in de linkerhand. Beide afkomstig van voormalige biechtstoelen. Vier beelden. Hoogte 88 cm; eikehout, ongepolychromeerd; neogotiek; omstreeks 1870. Johannes de Doper - Johannes Nepomucenus - Maria van Egypte - Maria Magdalena. Alle afkomstig van voormalige biechtstoelen. Drie beelden. Tegen de orgelbalustrade zijn drie neogotische houten beeldjes bevestigd, mogelijk afkomstig van een oudere borstwering. Gregorius, paus met geopend boek in de rechterhand - Ambrosius, bisschop met geopend boek in de linkerhand en veer in de rechterhand, naast hem een bijenkorf - Caecilia met harp. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 144. r.k. kerk. De preekstoel, neogotisch werk, ca. 1870-1880 (opn. 1979).
Afb. 145. r.k. kerk. Detail van de preekstoel, met de beeltenissen van Bonifacius en Johannes Chrysostomus en een reliëf voorstellend Jezus met Martha en Maria (opn. 1979).
Afb. 146. r.k. kerk. Gepolychromeerd houten beeld van St. Isidorus, neogotisch werk, 4de kwart 19de eeuw (opn. 1979).
Afb. 147. r.k. kerk. Gepolychromeerd houten beeld van St. Donatus, neogotisch, 4de kwart 19de eeuw (opn. 1979).
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 148. r.k. kerk. De aanbidding van de herders, doek, 19de eeuw (opn. 1979).
Ga naar margenoot+ In de kerk hangt een schilderij (afb. 148), olieverf op linnen, voorstellend de Aanbidding van de herders in de stal te Bethlehem, bekroond door musicerende engelen, xix a. De oorspronkelijke afmetingen van het doek zijn niet bekend, aangezien het rondom is afgesneden en op een jonger spieraam is bevestigd. Mogelijk heeft het doek dienst gedaan als pièce de milieu in een vermoedelijk neobarokke altaaropstand.
Ga naar margenoot+ In 1840 leverde de Fa. F.C. Smits uit Reek een nieuw orgel (afb. 149) voor de parochiekerk. Het werd gebouwd volgens het mechanische systeem met twee klavieren en aangehangen pedaal. Het instrument werd in 1867 na een tijdelijke demontage en opslag opnieuw geplaatst door de uit een Winssense timmermanswerkplaats voortgekomen orgelmakersfirma Gradussen. De Gebroeders Gradussen bouwden niet alleen een nieuwe orgeltribune, maar brachten ook enige wijzigingen in het instrument aan. Zo zijn de klavieren naar voren geplaatst en is de oorspronkelijke insnoering van de kas ongedaan gemaakt. Aan de gestopte registergaten is te zien dat het orgel oorspronkelijk aan de achterzijde bespeeld werd. De kas is vervaardigd van zacht, later bruin geverfd hout, bezit een grote middentoren, twee lagere zijtorens en enkelvoudige tussenvelden. Het snijwerk aan de consoles, onder de torens en onder de tussenvelden alsook de bekroning met vazen op de zijtorens laten verwantschap van deze orgelkas zien met die in de r.k. kerk van de H.H. Ewalden in Druten. Helaas zijn verschillende decoratieve onderdelen mettertijd verloren gegaan, m.n. het beeld (David of Caecilia) dat de middentoren heeft bekroond. In 1940 werd het orgel wederom verplaatst, nu naar de nieuwe kerk. De demontage en herplaatsing werden uitgevoerd door de orgelmaker Nöhren jr. uit Nijmegen. Vermoedelijk is bij die gelegenheid de toonhoogte gewijzigd. Ook werden de beide tongwerken Clairon 4′ en Kromhoorn 8′ niet herplaatst. De frontpijpen zijn in 1940 vervangen door zinken exemplaren. De dispositie luidt:
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 149. r.k. kerk. Het orgel gebouwd in 1840 door F.C. Smits en gewijzigd door de fa. Gradussen in 1867 (opn. 1979).
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 150. r.k. kerk. Ciborie, door Chr. Rijke, eind 18de eeuw (opn. 1979).
Afb. 151. r.k. kerk. Kelk, door P.A. Theonville, eind 18de eeuw (opn. 1979).
- Literatuur. Rapport d.d. 7 juni 1971, opgesteld door J.J. van der Harst, aanwezig in het postarchief r.d.m.z.
Ga naar margenoot+ Torenmonstrans. Verguld koper; Arens, Nijmegen; neogotiek; 1913. Ronde, geprofileerde voet; op de welving zes ingegraveerde lobben waarin bladornamenten; ronde stam met, aan onderzijde, platte nodus met ruitmotief, en bolvormige nodus versierd met ruitmotieven waarin steentjes; aan de bovenzijde van de stam twee voluten waarin gestyleerd bladmotief; aan weerszijden van de cylinder, op voetstuk, knielend, gevleugeld engeltje; links en rechts van de cylinder twee luchtbogen met ajour traceringen; in de torenbekroning, een beeldje van H. Hart, overhuifd door een baldakijn met luchtbogen en kruis, waarin steen. - Literatuur. Reg. Mem., Cap. ii. Ciborie (afb. 150). Hoogte met deksel 38 cm, hoogte zonder deksel 27,5 cm, diam. voet 17 cm; zilver; merken: stadsteken: bokje naar rechts (= Boxmeer); meesterteken: cr in ovaal (= Chr. Rijke, Boxmeer 1727-1811); einde xviii. Ronde, geprofileerde voet; op de welving een palmettenrand en parelrand; stam wordt gevormd door staande, gevleugelde engel met hoorn waarop de cuppa staat; tegencuppa waarin drie medaillons met de gedreven bustes van keizer Henricus - Franciscus van Assisi - Antonius van Padua met kind; tussen de medaillons acanthusbladeren; geprofileerd deksel met, aan onderzijde, rand van palmetten en, aan bovenzijde, rand van laurierbladeren; als bekroning bol met kruisje. - Literatuur. Knippenberg 1965 a, blz. 166-167. Expositie-ciborie. Hoogte 24,5 cm, deksel hoogte 21 cm; diam. voet 17 cm; verguld zilver; merken: 800 m, maansikkel, kroon, ster (= Duitsland); neogotiek; xixd. Zeslobbige, geprofileerde voet; tussen de lobben uitstekende punten, versierd met parelrand; op de lobben lelies; zeszijdige stam met blindtraceerwerk; nodus met blind traceerwerk en zes uitstekende vierpasknoppen waarin, op blauw email, de letters: jhesus; boven de stam, zes voluten waarop zeszijdige cuppa waarin velden met blindtraceringen, bestaande uit een, in een vierkant ingeschreven cirkel, waarin een vierpas; geprofileerd | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||
torendeksel met crête en opengewerkte toren met luchtbogen en crête; in de toren een beeldje van Maria met Kind; hierboven een zeshoekige bekroning met blindnissen, hogels, kruisbloemen en kruis. Ciborie. Hoogte met deksel 34,5 cm, hoogte zonder deksel 26 cm; diam. voet 17 cm; verguld zilver, deksel verguld koper; merken: meesterteken: kelk tussen n en l (= N.B. Logher, 's-Gravenhage 1858-1907); jrl. u (= 1879); lopend leeuwtje; zwaardje; minervakopje. Ronde, geprofileerde voet met opengewerkte sierrand tussen twee parelranden; op de welving vier ronde emailplaquettes, omzoomd door koordrand, waarin kruisje en, ten halve lijve: Jesus Nazarenus (j.n.) - Sancta Maria (s.m.) - Sanctus Joseph (s.j.); tussen de plaquettes wingerdranken; aan de bovenzijde van de welving een band waarin gekleurde stenen; ronde versierde stam met, aan onderzijde en bovenzijde, twee parelrandjes; ronde, afgeplatte nodus met bladmotieven en, in het midden, een band waarin gekleurde steentjes; tegencuppa ajour bewerkt met parelrand en vier medaillons (email), omzoomd met koordrand, waarin de symbolen van de vier evangelisten; geprofileerd deksel met gelijkarmig kruisje. Kelk (afb. 151). Hoogte 22 cm, diam. voet 14 cm; zilver; merken: stadsteken: bokje (= Boxmeer), leeuw in schild omlijst met penningen (= wapen van de heren van Boxmeer) meesterteken: p.a.t. (= P.A. Theonville 1751-1819); einde xviii. Ronde, geprofileerde voet; op de welving een gegraveerd kruisje op calvarieberg; stam met achtzijdige nodus; tulpvormige, onversierde cuppa. - Literatuur. Knippenberg 1965a, blz. 166. Kelk en pateen. Hoogte 23 cm, diam. voet 17 cm; diam. pateen 15,5 cm; verguld zilver; merken: 800 m, maansikkel, kroon, ster (= Duitsland); neogotiek; einde xix. Zeslobbige, geprofileerde voet met opstaande ajourrand, tussen de lobben uitstekende punten; op de lobben gegraveerd: kruisje - Juliana met palmtak - Antonius van Padua - Alfonsus Liguori - Aloysius - Franciscus van Sales; zeszijdige stam met traceerwerk, aan de onderzijde een manchet; nodus met zes uitstekende, ronde knoppen met traceerwerk; tegencuppa met ajour ornament van wingerdranken, druiventrossen en korenaren; aan bovenzijde een koord- en bladrandje. Pateen: onderzijde gegraveerd: Apocalyptisch Lam met zegevaan, in vierpas. Pyxis. Hoogte hostiepyxis 3 cm, diam. 5,5 × 4,5 cm; oliebusje hoogte 4,5 cm, diam. 3 × 3,5 cm; zilver; merken: op hostiepyxis fb onder tekentje in vierkant; lopend leeuwtje; minervakopje; xixb of midden xix. Doosjes: boven- en onderrand versierd met palmetten; op hostiepyxis kruisje; op oliebusje bol met kruisje. Bedieningspyxis. Hoogte totaal 8,5 cm, diam. hostiedoosje 6,5 × 4 cm; diam. oliebusje 3 cm; zilver; merken: meesterteken: ib in ruit (= J.A. Boermans, Venlo 1830-1886); ca. 1840. Ovaal hostiedoosje met filetstrepen waarop het oliebusje bevestigd was; oliebusjes eveneens met filetstrepen en bekroond met bol en kruisje. Ampullen met blad. Hoogte ampullen 13 cm; afm. blad 23 × 17,5 cm; zilver; merken: meesterteken: cvg in vierkant (= C.P. van Gemert, werkzaam Grave 1824-1836); jrl. t (= 1828); leeuwtje + 2; zwaardje; minervakopje. Ampullen: ronde, geprofileerde voet; aan de bovenzijde van de welving, die overgaat in de stam, een grove parelrand; langgerekt lichaam; voluut als oor, met aan onderzijde een eikeltje; gewelfd dekseltje met knop. Staat: van één ampul is het oor afgebroken. Blad: ovaal met brede rand. Wierook vat met scheepje. Hoogte vat 29 cm, diam. 13 cm; hoogte scheepje 21 cm, diam. 10,5 cm; zilver; merken: meesterteken: gekroonde ah (= A.P. Hermans, werkzaam Eindhoven 1860-1879); jrl. gekroonde d (= 1863); lopend leeuwtje + 2; minervakopje; neogotiek. Vat: zeszijdige, geprofileerde voet; op het zeszijdig lichaam wingerdranken en druiventrossen met, aan bovenzijde, een band waarin vierpassen; zeszijdige torendeksel met zes wimbergen en zes dakkapellen waarin open traceerwerk; als bekroning een kruisbloem. Inscriptie op de rand van het vat: FranCIsCo Caro paroCho per Dona LVstra saCerDotIo fVnCto InCenso saCrabar. Geschenk aan pastoor Franciscus van Clarenbeek bij diens gouden priesterjubileum in 1863. Scheepje: zeszijdige, geprofileerde voet; zeszijdige stam met traceerwerk; zeszijdig lichaam met, aan onderzijde, opengewerkt bladmotief; op de zijden traceerwerk; deksel met gedreven wingerdranken; als bekroning een kruisbloem. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||
Kapel in het VeenVoor de Hervorming stond er volgens de oprichtingsbulle van het bisdom Roermond nog een kapel in het Veen of Venetgen, die sommige auteurs bij de Plak menen te moeten zoeken, anderen bij het kasteel, weet Schutjes te melden. Bij de verbouwing van een oude boerderij aan de Poelsestraat zijn in 1971 bouwresten te voorschijn gekomen bestaande uit kloostermoppen. Volgens Van Kouwen zouden het overblijfselen kunnen zijn van de kapel van het Huis te Winssen die in 1584 bij de inname van het huis is verwoest. Hij identificeert het gebouwtje met de zgn. ‘kapel in het Veen’. - Literatuur. Schutjes v (1876), blz. 924; C. van Kouwen, Winssen, Tweestromenland nr. 12 (1971), blz. 47. | |||||||||||||||||||||||||
Hervormde kerkAan de Notaris Stephanus Roesstraat nr. 11 staat op een kleine begraafplaats de Hervormde kerk, in haar huidige gedaante een t-vormig gebouwtje, gebouwd als zaalkerkje in 1805 en vergroot in 1873 met een dwarspand en voorzien van een klokketoren (afb. 152, 153). Toen de katholieken de oude dorpskerk in 1799 wettig konden naasten, hebben de Winssense Hervormden enige tijd gastvrijheid genoten op het kasteel. In 1805 werd de aan de Hoofdstraat gelegen hofstede ‘Den Notenboomgaard’ aangekocht en ingericht als pastorie voor de predikant Ds. A. Carlier, die samen met de koster-schoolmeester Ludolf van Beem door de gecommitteerden van de Hervormde Gemeente was gevolmachtigd om te komen tot de bouw van een nieuw kerkje. Nog in hetzelfde jaar werd een kerkzaal gebouwd van 9 bij 5 m, opgetrokken in klein-formaat grauw-rode baksteen, 21 × 10 × 4 cm, 10 lagen is 48 cm, waarschijnlijk met een driezijdige sluiting en een dakruitertje door aannemer Otto Migchielsen voor de som van f 1448, -. De kosten werden betaald uit liefdegiften van de Nederlandse Protestanten.
Afb. 152. Plattegrondtekening van de Hervormde kerk.
Afb. 153. Hervormde kerk aan de Notaris Stephanus Roesstraat nr. 11, gebouwd in 1805 en vergroot in 1873 (opn. 1979).
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 154. Hervormde kerk. De kerkekist uit 1630 (opn. 1979).
Afb. 155. Hervormde kerk. Het avondmaalsvaatwerk, 4de kwart 19de eeuw (opn. 1979).
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||
Een iepelaantje verbond het kerkgebouwtje met de kasteelplaats. In 1864 en 1866 vonden er herstellingen plaats. In 1873 is de zaal vergroot met een dwarsschip van 9 bij 4,50 m, opgetrokken in baksteen van iets groter formaat, 22 × 11 × 5 cm, 10 lagen is 57 cm. Tevens kreeg de kerk boven de nieuwe, dorpwaarts gerichte ingang een klein daktorentje naar ontwerp van de Nijmeegse bouwkundige P.W. Michielsen. De bouwkosten van deze uitbreiding bedroegen f 2103,96. In de toren werd een jaartalsteentje opgenomen. In 1950 is het gebouw opnieuw hersteld en iets gemoderniseerd, voorbereid door architect A.W.K. Mayer uit Utrecht en na diens overlijden voortgezet door W. van Leeuwen uit Arnhem. | |||||||||||||||||||||||||
Bronnen
Ga naar margenoot+ Het kerkgebouw bezit een eenvoudige inventaris, waarvan de navolgende stukken vermelding verdienen.
Ga naar margenoot+ Eikehouten kist (afb. 154), formaat 90 × 45 × 50 cm, met ijzerbeslag en aan de voorzijde voorzien van de inscriptie: kercke·kist·tot·winse / anno 1630.
Ga naar margenoot+ In het oude schipgedeelte ligt een hardstenen zerk, formaat 200 × 87 cm, die de kerkstichter Ds. Carlier en diens vrouw memoreert. Het opschrift luidt: adrianus carlier / in leven predikant alhier / overleden den 2 febry 1820 / en / margaretha van der sanden / zijne huisvrouw / overleden den 10 maart 1810.
Ga naar margenoot+ Het avondmaalsvaatwerk bestaat uit een aantal schenkingen, hier voornamelijk vermeld vanwege betrokkenheid van de schenkers met het kerkgebouw. Bij het vaatwerk behoort ook een wit linnen tafelkleed met ingeweven motief, voorstellende het Laatste Avondmaal van Leonardo da Vinci. Avondmaalsschotel (afb. 155). Diam. 22,3 cm; verzilverd; met opstaande 12-zijdige geprofileerde accoladerand. Op de bodem voorzien van de inscriptie: Geschenk / van / Ds. W.H. ten Hoet / 1 april 1878. Twee avondmaalsbekers (afb. 155). Hoogte 18,2 cm; verzilverd; xix d. Geprofileerde voet, stam met nodus, klokvormige cuppa. Schenkkan (afb. 155). Hoogte 30 cm; verzilverd; xix d. Geprofileerde voet, glad cylindervormig lijf met tuit, voluutvormig handvat en klokvormig deksel met knop. Op de bodem: o.m. roadhead & c / sheffiel(d). Doopschaal. Hoogte 7 cm, diam. 24,5 cm; zilver; merken: meesterteken: b met twee zespuntige sterren in schildje (= C.L.J. Begeer, Utrecht, werkzaam 1904-1951); jrl. c (1912); leeuwtje + 2; minervakopje. Ronde ondiepe bordvormige schaal. Inscriptie op de bodem: Geschenk / van Ds. en Mevrouw / Fockens-Smissaert / aan de Ned. Herv. Gemeente / te Winssen / ter gelegenheid van hun huwelijk op 23 April 1912. | |||||||||||||||||||||||||
BegraafplaatsOp de kleine door een beukenhaag omringde algemene begraafplaats om de Hervormde kerk liggen een aantal laat-19de-eeuwse platte grafzerken. | |||||||||||||||||||||||||
Hervormde pastorieHet oude domineeshuis ‘Den Notenboomgaard’, ter plaatse van het huidige pand Notaris Stephanus Roesstraat nr. 13, is in 1899 op de kelder na afgebroken. De fundamenten zijn deels opnieuw gebruikt. Het oude koetshuis bestaat nog. - Literatuur. Tweestromenland nr. 18 (1973), blz. 18, 23-24 (= De Hoeksteen 1974, blz. 108-109). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 156. Notaris Stephanus Roesstraat nr. 31. r.k. pastorie (opn. 1979).
| |||||||||||||||||||||||||
Rooms-Katholieke pastorieDe r.k. pastorie (afb. 156) aan de Notaris Stephanus Roesstraat nr. 31 is een ruim herenhuis met verdieping en een vijf traveeën brede voorgevel, gebouwd in 1835. Het zeer gave front van deze brede lijstgevel bezit een hardstenen plint, brede toegangsdeuren met houten deuromlijsting met deklijst op consoles (afb. 157) en schuifvensters. Inwendig wijkt de indeling iets af van het in de omgeving meer voorkomende pastorietype door de brede hal met open trap in plaats van een lange middengang. Op 19 november 1834 verleende Koning Willem i door middel van zijn Departement voor Zaaken van de Rooms-Katholieke eredienst voor de bouw van een nieuwe pastorie een subsidie van f 6000, -. Voordien bewoonde de pastoor een pand aan de Hoogstraat (het huidige krukhuis aan de Notaris Stephanus Roesstraat nr. 21), dat voor f 1925, - werd verkocht volgens rekening en verantwoording in het kerkarchief, dat ook nog het bestek bevat. De resterende kosten van de totale som van f 8403, - werden door pastoor F. van Clarenbeek uit zijn patrimonalia betaald. Voor de bouw kocht men een stuk bouwland van de erven Van Elsen, gelegen aan de Kweekschen dam voor f 500, -. De bouw vond plaats onder supervisie van de ingenieurs van het Departement van Waterstaat, onder wie ir. H. Fijnje. Op 3 maart 1835 werd het pastoriehuis aanbesteed. De laagst inschrijvende aannemer was P. Laurentius uit Valburg, aan wie de bouw werd gegund voor f 4860, -. In 1907 zijn onder leiding van architect Van Aalst uit Den Bosch verbouwingen verricht. Het achterhuis is vergroot en een veranda toegevoegd. In 1950 heeft men het huis meer aan de eisen van eigentijds wooncomfort aangepast.
Ga naar margenoot+ In de zaal hangen: Gekruisigde Christus. Paneel; hoogte 82 × 58 cm; xixa. Aan de voet van het kruis, de treurende Maria Magdalena; op de achtergrond een landschap. Pastoorportret. Portret van pastoor Franciscus van Clarenbeek (afb. 158), gezeten in een voltaire, naast tafel met enige boeken; in de rechterhand een gebedenboek; olieverf op doek, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||
101 × 80,5 cm, links onder op rand gesigneerd: C.J. Grips fec 1853. Op de keerzijde van het doek is de tekst geschilderd: De Hoog Eerw Heer / F. van Clarenbeek. / geboren 12 Januari 1791 / Priester gewijd 13 April 1813 / Deken en Pastoor / te / Winssen. Het portret werd in 1944 door de familie Van Clarenbeek aan de parochie geschonken. | |||||||||||||||||||||||||
Voormalig kasteel het huis te winssenOp de nu als sportvelden in gebruik zijnde terreinen ten zuiden van de Van Heemstraweg heeft het kasteel of Huis te Winssen gestaan, dat in 1815 is afgebroken. | |||||||||||||||||||||||||
Bronnen
| |||||||||||||||||||||||||
GeschiedenisAl in de 12de eeuw is er sprake van een famile Van Winssen, waarvan de nakomelingen nog in het begin van de 15de eeuw in het kerspel voorkomen. In de eerste helft van de 16de eeuw
Afb. 157. Notaris Stephanus Roesstraat nr. 31. Deurpartij van de r.k. pastorie (opn. 1979).
Afb. 158. r.k. pastorie, portret van pastoor F. van Clarenbeek door C.J. Grips, 1853 (opn. 1979).
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 159. Het Huis te Winssen gezien vanuit het noordwesten, getekend door C. Pronk in 1745 naar een schets uit 1732. n.m.c., Nijmegen.
treedt de familie Van Gendt van Winssen in de rechten van dit oude geslacht. Klaes van Gendt die was gehuwd met Anna van Stepraedt, moet in het tweede kwart van de 16de eeuw het huis aanzienlijk hebben verbeterd. Na Anna van Stepraedts overlijden in 1543 is er een inventaris opgemaakt van de inboedels die het echtpaar bezat in hun stadshuis aan de Houtstraat in Nijmegen en in hun Huis te Winssen. Er is sprake van: ‘die kamer, bouwhuys, berch, schuyr ende hostat, soe wy die alde kamer gekofft en de nijhe angetimmert hebben’. Een caput in de inventaris geeft een vrij goed beeld van de zich in het Huis te Winssen bevindende vertrekken en de daarin opgestelde meubels. Genoemd worden: ‘die kamer, die groote kamer, het torntgen, het vertrek boven die koeken, brouwhuys koeken en dat sadelken’. In 1584 is het huis, dat door de Spanjaarden bezet werd gehouden, door de Nijmegenaren na een beschieting veroverd, vervolgens 's nachts geplunderd en in brand gestoken. Ook de voorburcht werd met de grond gelijk gemaakt. Het huis moet nadien weer zijn hersteld waarschijnlijk door Van Gendts kleinzoon Klaes (1584-1635) of door diens achterkleinzoon Johan van Gendt van Winssen (1624-1702). In 1732 toen Pronk het huis tekende, zag het er in elk geval bewoonbaar uit. Het huis, toentertijd in bezit van Karl J.F. van Romberg, is vervolgens overgegaan in handen van de familie Van Stepraedt, die ook de Doddendaal in Ewijk bezat. In 1815 heeft de toenmalige eigenaar Clemens August Vrijheer van Nagel Doornick het huis laten slopen.
Ga naar margenoot+ De tekeningen van Pronk (afb. 159, 160) en het kadastraal minuutplan van 1820 (afb. 161) geven enig inzicht in de opbouw en de maatvoering van het voormalig kasteel in Winssen. Ofschoon het kasteel al was afgebroken toen de eerste kadasterkaart werd getekend, laat het kaartbeeld duidelijk de terreinen van de voorburcht en de hoofdburcht binnen hun oorspronkelijke omgrachting zien. Afb. 162 toont het huis geprojecteerd in het kadastraal minuutplan van 1820. Gorissen heeft de tekening van Pronk in het r.p.k. te Amsterdam geanalyseerd en onderscheidt hierop met zekerheid twee bouwperioden: tot het oude gebouw behoort volgens hem een rechthoekige, drie verdiepingen hoge toren, staande op de zuidhoek (in werkelijkheid: | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 160. Het Huis te Winssen gezien vanuit het zuidwesten, door C. Pronk. n.m.c., Nijmegen.
Afb. 161. Het Huis te Winssen volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
Afb. 162. Het Huis te Winssen. Het huis in zijn 18de-eeuwse omvang in plattegrond weergegeven op het kadastraal minuutplan van 1820.
noordwesthoek) van een vierkant ommuurd terrein, dat later met lage gebouwen werd volgebouwd. De voor de noordwestzijde (in werkelijkheid: noordoostzijde) van de woontoren geplaatste vleugel met topgevels, die boven de toren uitsteekt, houdt hij voor het door Klaes van Gendt gebouwde gedeelte. Dit zou dan dateren van voor 1543. Bij het nader bestuderen van Pronks tekeningen blijkt dat de onderkelderde en van een verdieping en zolder voorziene vleugel met de getrapte topgevels op de tekening van het huis gezien van de zuidwestkant, dat wil zeggen van de achterzijde (afb. 160), een groot rechthoekig blok is dat onder een doorlopend zadeldak is gebracht. De beide getekende exemplaren en de gravure (bronnen-afb. nrs. 1, 3 en 5) vertonen geen noemenswaardige verschillen. De tekening van het huis gezien aan de voorzijde (bronnen- afb. nrs. 2 en 4) geeft het achterste gedeelte van dit blok veel te laag weer, waardoor het lijkt of er twee met zadeldaken gedekte blokken naast elkaar liggen (afb. 159). Waarschijnlijk is de schets uit 1732, waarnaar deze tekening van het huis gezien aan de ingangszijde in 1745 ten behoeve van de bundel ‘Het Verheerlijkt Nederland’ is gemaakt, op dit punt onduidelijk | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||
of mogelijk onvoltooid. Er zijn meer verschilpunten aan te wijzen in details: de weergave van de vensters in de vierkante hoektoren, de plaats van de schoorstenen en de uitvoering van de trapgevels die wel en niet van ezelsruggen zijn voorzien. In tegenstelling tot Gorissen moet het complex ons inziens als volgt worden geanalyseerd. Het noord-zuid gerichte hoge woonblok met het zadeldak tussen de trapgevels is het oude hoofdgebouw dat op de bel-etage de kamer en de grote kamer (kleine en grote zaal) heeft bevat, enigszins vergelijkbaar met de romp van het Huis Doddendaal. De vierkante toren op de noordwesthoek maakte deel uit van een ommuurde plaats westelijk van de woonvleugel; vanuit deze ten opzichte van de ommuring wat vooruitspringende toren was de toegang tot het kasteel goed onder controle te houden. Het lijkt niet aannemelijk om de toren als een ‘woontoren’ te beschouwen. De uitbreiding aan de oostzijde met een door een ronde toren versterkte vleugel is van jongere datum, evenals de uit twee gedeelten bestaande vleugel tussen de oude woonvleugel en de vierkante toren. Het kasteel zal in eerste opzet dateren uit de tweede helft van de 14de eeuw en vervolgens in de 15de of het begin van de 16de eeuw zijn uitgebreid en successievelijk met lage bouwsels op de binnenplaats zijn dichtgegroeid. Op het kadastraal minuutplan van 1820 (afb. 161) staat op het terrein van de hoofdburcht alleen nog bebouwing ter plaatse van het vierkante torentje met de tegen de zuidzijde aanpalende achterbouw en mogelijk een klein gedeelte van de oude woonvleugel. In 1820 stond op het voorburchtterrein een ongetwijfeld jong bouwsel; over de oorspronkelijke bebouwing van de voorburcht is niets bekend. | |||||||||||||||||||||||||
Boerderijen en woonhuizenGa naar margenoot+ Begijnenstraat nr. 3. ‘Begijnenhof’, kleine landschappelijk goed gesitueerde boerderij met waterput, gaaf erf en bongerd, xviii.
Ga naar margenoot+ Dijk nr. 41. ‘Het Paradijs’ (afb. 163), kleine dijkboerderij gelegen nabij de oude dorpstoren, xviii. Tegen de voorgevel een geschilderde zonnewijzer, aangebracht ‘Anno 1798’ en in 1933 vernieuwd, blijkens de toevoeging ‘reno 1933’. Volgens de overlevering zou de zonnewijzer daar op aanwijzing van een Franse pater zijn aangebracht. Inwendig een oude schouw en een bakoven in het achterhuis naast een tweede schouw. In verband met de dijkverzwaring is het pand gedoemd te verdwijnen. Het zal mogelijk worden verplaatst. - Literatuur. P.A. Huurman en H.J. van Capelleveen, Boerderij ‘Het Paradijs’ Winssen, Tweestromenland nr.25 (1977), blz. 5-12.
Ga naar margenoot+ Van Heemstraweg nr. 37. ‘Huis Bloemenstein’ (afb. 164), herenhuis, met verdieping en schilddak, waarvan de rietdekking boven het middenvenster van de verdieping is opgewipt. Op steen in rechter zijgevel de inscriptie: A. Bloem/1842. De vijf traveeën brede voorgevel van deze op t-vormig grondplan gebouwde hoeve heeft een monumentale deur met bolgeschaafde panelen en een houten deuromlijsting met consoles en hoofdgestel. De vensters hebben zesruits schuiframen. De hoekschoorstenen dragen smeedijzeren sierbekroningen. Aan de weg hekposten met de naamaanduiding ‘Bloemenstein’.
Van Heemstraweg nr. 71. ‘Maria-oord’, midden 19de-eeuwse boerderij van het streekeigen t-huistype. Woongedeelte met lage verdieping en pannen schilddak met hoekschoorstenen. Parterrevensters met luiken en zesruits schuiframen. Deurpartij met hoofdgestel op volutenconsoles. Bewerkte lijst langs de dakrand. De stal heeft een met pannen gedekt wolfdak en wordt geflankeerd door een bijstal met dezelfde dekking. Op het erf een open kapberg met wagenschuur.
Van Heemstraweg nr. 36. Kleine t-boerderij met witgepleisterd voorhuis, xviii. Lage verdieping onder met riet gedekte kap. Links van de ingang kelder met opkamer, waarvan de vensters in de westmuur zijn dichtgezet. Laag bedrijfsgedeelte onder pannendak.
Van Heemstraweg nr. 60. ‘Kastanjepoort’ (afb. 165), herenhuis met vijf traveeën brede voorgevel met verdieping en een ondiep achterhuis, xix a.
Van Heemstraweg nr. 66. Huis met vijf traveeën brede voorgevel en halve verdieping, xix met mogelijk oudere kern. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 163. Dijk nr. 41. Dijkboerderij ‘Het Paradijs’ (opn. 1979).
Afb. 164. Van Heemstraweg nr. 37. ‘Bloemenstein’ (opn. 1981).
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 165. Van Heemstraweg nr. 60. ‘Kastanjepoort’ (opn. 1979).
Afb. 166. Leegstraat 14. ‘De Gasthuishof’ (opn. 1981).
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 167. Leegstraat 41. ‘Brouwershofstad’, na de restauratie (opn. 1979).
Ga naar margenoot+ Koningstraat nr. 39. Boerderij met eenvoudige toegangsdeur met panelen, xix.
Ga naar margenoot+ Leegstraat nr. 41. ‘Brouwershofstad’ (afb. 167-169), 17de-eeuwse boerderij op l-vormige plattegrond en in de voorgevel een onvolledig stel jaarankers dat het jaartal 169(?) aangeeft. Het rechter gedeelte van het voorhuis met overwelfde kelder en ruime opkamer, de herenkamer, heeft een topgevel met in- en uitzwenkende contouren. Het 17de-eeuwse gedeelte is in de tweede helft van de 18de eeuw naar links uitgebreid. Het bedrijfsgedeelte dateert behoudens het oudere gebint uit het eind van de 19de eeuw. In het begin van de 20ste eeuw is achter het linker gedeelte van het voorhuis nog een kamer met verdieping gebouwd. In haar oorspronkelijke opzet had de boerderij een kamer met een diepte van twee gebintvakken en een brede open schouw tegen de brandmuur op de scheiding met het bedrijfsgedeelte. In een latere periode is het achterste gedeelte van de woonruimte met de haardplaats van de kamer afgescheiden als slaapkamer. De opkamer, die als herenkamer of mooie kamer diende, is een ruim vertrek met een stookplaats | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 168. Leegstraat 41. Opmetingstekening van ‘Brouwershofstad’ door R. Oldhoff, 1975. s.h.b.o., Arnhem.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 169. Leegstraat 41. ‘Brouwershofstad’. Plattegrond met aanduiding van de bouwperioden naar eigen waarneming in 1979.
tegen de zijtopgevel. De eronder liggende kelder is overkluisd door twee stenen tongewelven. Boven de herenkamer is een ruime verdieping verlicht door vierruits schuiframen in de topgevel. Tijdens een latere modernisering waarschijnlijk in de 19de eeuw zijn de huidige zesruits vensters aangebracht, die oudere kozijnen hebben. In het muurwerk van de voorgevel zijn onder de pleister sporen van een oudere vensterindeling tevoorschijn gekomen, echter te onvolledig om een reconstructie van de oorspronkelijke toestand in beeld te brengen. Ook in de topgevel zijn vensters gewijzigd. Bij de in 1979 voltooide restauratie uitgevoerd onder leiding van architect N. van de Rijt, zijn ook de duivengaten hersteld. Na de restauratie is de watersingel om de hoeve opnieuw uitgegraven. - Literatuur. Rapport s.h.b.o. met tekening 390-1, 2 door R. Oldhoff, nov. 1975, Jaarverslag s.h.b.o. 1975, blz.6-7; H. van Capelleveen en P. Huurman, Brouwershofstad onder Winssen, Tweestromenland nr. 20 (1974), blz. 18-20.
Leegstraat nr. 14. ‘De Gasthuishof’, kapitale t-boerderij met vijf traveeën breed voorhuis (afb. 166), verdieping, zolder en kelder in het apart aangekapte achterhuis, xix b in huidig aanzien, doch in oorsprong xvii-xviii.
Leegstraat nr. 16. In de voorgevel van deze hoeve een steentje met de inscriptie: gebouwd / 1841 / voorzitter / verbijleveld.
Ga naar margenoot+ Notaris Stephanus Roesstraat nr. 21. Gepleisterd naar rechts uitgebouwd krukhuis met kelder-opkamer/herekamer; zijtopgevel met duivengaten, midden xvi. Het huis heeft in de eerste decennia van de 19de eeuw tot 1835 dienst gedaan als r.k. pastorie. - Literatuur. Tweestromenland nr. 18 (1973), blz. 17 (= De Hoeksteen 1974, blz. 108).
Ga naar margenoot+ Aan de Ir. Van Stuivenbergweg, oude verbindingsweg met Ewijk en de aftakkende Biezenwaard staan verschillende kleine boerderijtjes onder afgewolfd zadeldak, sommige met krukhuisvormige plattegrond, xviii-xix. Opmerkelijk zijn de nrs. 20 (jaarankers 1758) en 36. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 170. Molenstraat. Beatrixmolen (opn. 1979).
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||
WindkorenmolenOp een belt aan de Molenstraat nr. 57 staat de Beatrixmolen (afb. 170), een windkorenmolen, bestaande uit een met riet gedekte achtkant op een dito bakstenen voet, waarvan de hoeken zijn verzwaard en onderling door middel van boven zijn verbonden. De romp heeft boven de begane grond drie verdiepingen en een wiekenkruis met ijzeren roeden. De molen, oorspronkelijk een poldermolen afkomstig uit Alphen aan de Maas, werd ca. 1835 naar Winssen overgeplaatst. Hij kreeg pas in 1938 zijn huidige naam ter gelegenheid van de geboorte van de kroonprinses. In 1955 werd de molen gerestaureerd. - Literatuur. Gelders Molenboek, blz.426-427; Tweestromenland nr. 35 (1981), blz. 24-26. |
|