Het Rijk van Nijmegen. Westelijk gedeelte
(1982)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 35. De kom van het dorp Weurt volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||
Weurt
| |||||||||||||||||||||||||||
Rooms-Katholieke kerkDe r.k. kerk, toegewijd aan de H. Andreas, is een neogotisch gebouw staande op het ten zuiden van de Waalbandijk aan de Kerkstraat gelegen kerkhof. Het kerkgebouw staat ter plaatse van de voormalige Weurtse kapel en parochiekerk en is in 1895-1896 in etappes gebouwd naar ontwerp van architect C. Franssen. De toren volgde in 1898. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 36. r.k. kerk. De in 1898 afgebroken toren, gefotografeerd kort voor de sloop (opn. 1897).
Afb. 37. r.k. kerk. Plattegronden, aanzicht westgevel en doorsnede in oost-west-richting van de in 1898 afgebroken middeleeuwse toren. Opmetingstekening door A. Mulder, 1898.
Afb. 38. De r.k. kerk e.o. volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
Afb. 39. De huidige r.k. kerk gesitueerd ter plaatse van de oude kerk volgens het nette plan.
| |||||||||||||||||||||||||||
Bronnen
| |||||||||||||||||||||||||||
GeschiedenisIn de 13de eeuw stond in Weurt een kapel ter ere van de H. Andreas. De kerk was onderhorig aan de St.-Stevenskerk in Nijmegen. De plebaan en de vicarissen van de Nijmeegse | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||
parochiekerk waren verplicht het kerkje te bedienen toen in 1480 het kapittel van de Apostelenkerk in Keulen toestemming gaf tot de stichting van een kapittel in Nijmegen. Zij behield de status van kapel. In 1607 werd het gebouw bij de vestiging van een predikant in het naburig dorp Neerbosch aan de r.k. eredienst onttrokken. Weurt was tot 1686 een tijdlang kerkelijk verbonden met Ubbergen. In 1738 werd Weurt verenigd met de kerkelijke gemeenten van Hees en Neerbosch. Op 18 oktober 1797 werd de kapel met uitzondering van de toren door de katholieken wettig genaast. Zij betaalden de hervormden daartoe f 442, - uit. Het geheel was geschat op f 6067, -. Op 4 november werd de kerk in gebruik genomen. Weurt werd nu tot een zelfstandige parochie verheven. De kerk is 1837 onder het pastoraat van pastoor A. van den Bosch met behulp van een landssubsidie, groot f 3500, -, als Waterstaatskerk herbouwd. In 1858 heeft men het schip met een travee aan de koorzijde verlengd en een nieuw koor gebouwd. De bouwkosten bedroegen f 2800, -. Interessant is in dit verband een opmerking van Eyck van Zuylichem die beweert dat het middeleeuwse muurwerk van de kerk sterke gelijkenis vertoonde met dat van de kerken te Andelst en Hien in de Betuwe. In 1867 werd de kerk ‘gekleurd en gepolychromeerd’. In 1870 werden in de westmuur van het schip twee gebrandschilderde ramen aangebracht. In 1871 beschilderde men nog het plafond en werden vensters tot ruitjes geschilderd. In 1883 werd de kerk opnieuw gepolychromeerd door Christ. Goossen en twee werklieden uit Den Bosch. Daar het kerkgebouw voor het ten gevolge van de vestiging van de steenfabriek groeiend aantal parochianen veel te klein was geworden, wilde pastoor F. Verhees, bij gebrek aan financiële middelen, een partiële nieuwbouw verwezenlijken. Naar ontwerp van architect C. Franssen werden aan de oostkant van het bestaande kerkgebouw twee schiptraveeën en een koorpartij aangebouwd. De stenen werden geschonken door de steenfabrikanten Gebroeders Burgers uit Weurt. Op 12 mei 1895 legde pastoor Verhees de eerste steen en na de inwijding op 27 september kon aannemer G. Mestrum uit Venlo het werk op 17 oktober van hetzelfde jaar opleveren. Het verlangen ontstond om nu maar de hele kerk te vernieuwen. Hiertoe kwamen ruime giften binnen en de familie Burgers schonk opnieuw de benodigde stenen. De kerk kwam in 1897 gereed, evenwel nog zonder nieuwe toren. De middeleeuwse toren was eigendom van de burgerlijke gemeente, maar de grond waarop hij stond niet. Bij raadsbesluit van 30 december 1896 werd bepaald om de toren met uurwerk en klok over te doen aan het r.k. kerkbestuur en een geldlening ter beschikking te stellen voor de bouw van een nieuwe toren. Gedeputeerde Staten keurden dit besluit af. De gemeente ging hierop in hoger beroep bij de Raad van State, die het besluit van Gedeputeerde Staten handhaafde. Het oude torentje, dat met zijn spits tot aan de nok van het nieuwe kerkdak reikte, stond ongeveer 1 m voor de nieuwbouw (afb. 36). Dankzij particulier initiatief, met name van de familie Burgers, kon men in 1898 de bouw van een nieuwe toren realiseren, nadat in februari door Gedeputeerde Staten was goedgekeurd om het oude torentje te slopen. Op 4 maart werd de toren inclusief klok en uurwerk door de gemeente publiek verkocht. Het afbraakmateriaal werd door kerkmeester Loeffen bij inschrijving voor f 201, - aangekocht. Op 12 september 1898 werd de kerk geconsacreerd.
Ga naar margenoot+ De foto's en opmetingstekening van A. Mulder (afb. 36, 37) laten een bakstenen toren zien, gemetseld in regelmatig verband en bestaande uit drie geledingen. Er was geringe versnijding op plinthoogte en de beëindiging van de eerste en tweede geleding bestond uit cordonlijsten. In de noord- en zuidgevel van de torenvoet zaten spitsbogige spaarnissen met vorktracering; een motief dat in de bovenbouw breder en rijker geprofileerd werd herhaald met galmgaten in de uitgespaarde velden. De westingang was tijdens een 19de-eeuwse verbouwing gewijzigd. Een met leien gedekte ingesnoerde naaldspits vormde de torenbekroning. Inwendig was de voet van de toren overwelfd met een kruisribgewelf, waarvan de profielen duidden op de 15de eeuw. Tegen de spaarnis aan de noordzijde van het portaal tekende Mulder een gedenksteen, mogelijk een grafplaat, want de toren diende als begraafplaats voor de te Weurt wonende familie Van Balveren. Op de eerste verdieping was de doorgang naar de kerkzolder, op de tweede zolder stond de klokkestoel opgesteld. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||
In zijn rapport omschrijft A. Mulder de toren als volgt: ‘De toren is geheel quadraatvormig, hij is uitwendig 3,70-3,70 m, inwendig 2,45-2,45, zoodat de muurdikte ongeveer 0,65 m is. De verdieping gelijkvloers heeft aan de westzijde een gemoderniseerde ingang, aan de oostzijde een spitsboogvormige opening die verbinding had met de vroegere kerk. De beide andere zijden hebben inwendig, thans verminkte ellipsvormig gedekte nissen. Deze ruimte is met een kruisgewelf gedekt, de rib heeft bijgaand profiel (schetsje, afb. 40). De eerste verdieping draagt het uurwerk, zij heeft aan de oostzijde eene opening, aan de zuidzijde een venstertje ter verlichting van het uurwerk. De tweede verdieping heeft aan elke zijde een galmgat, welke door een 23 cm breede middelpost in tweeën verdeeld is. Op deze verdieping is een klokkenstoel met eene klok die 0,72-0,58 meet. Het opschrift der klok luidt: “Me fecit pieter seest amstelodami anno 1756”. De toren heeft een houten helm. Uitwendig is het metselwerk 9,82 m hoog tot en met de plint. Zij heeft twee waterlijsten en is daardoor in drieën verdeeld. Vanaf de plint tot de eerste waterlijst heeft de toren niets bijzonders, deze afstand is 1,71 m en heeft 23,5 baksteenlaag. Aan de oostzijde bestaat deze lijst natuurlijk niet, omdat de kerk daar aan de toren aansloot. Aan de westzijde is de lijst doorbroken door de modernen ingang. Boven deze ingang is nog de top van een spitsboogvenster te zien. De ingang was vroeger met een daarboven liggend venster zoals bijgaande schets te zien geeft (afb. 40). Van de eerste tot de tweede waterlijst is de maat 3,37 m en bestaat uit 45 baksteenlagen. Alleen de noord- en zuidzijde hebben een blind venster. Het bovenste vak vertoont aan elke zijde een spitsbogig gedekt venster (galmgat), dat door een middelpost en door halfcirkelvormige afdekkingen in tweeën gedeeld is. Dat aan de oostzijde is door de aansluiting van de nok der vroegere kerk aan de toren aan de onderzijde meer digtgemetseld als de anderen. Onder den helm is een steenen profileering. De helm is ongeveer 8 m hoog, hij is achtkant, gaat in het vierkant over en is met leijen gedekt. Alle baksteen aan den toren is gepleisterd, zoodat eene beschouwing van nabij dit doet zien’.
Afb. 40. Schetsjes uit het rapport van A. Mulder, 1898. Profiel van gewelfrib in de middeleeuwse toren en reconstructie van de toreningang.
Afb. 41. r.k. kerk, gebouwd in 1895-1898 door C. Franssen, gezien vanuit het noordwesten (opn. 1981).
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Ondanks de gefaseerde bouw is de kerk toch een totaalconceptie geworden, bestaande uit een driebeukig basilicaal schip van vijf traveeën, een 5/8ste-gesloten koor en een westtoren. De zijbeuken zijn recht gesloten (afb. 41).
Ga naar margenoot+ De op een vierkant grondplan gebouwde toren bestaat uit vier geledingen en is bekroond met een ingesnoerde naaldspits. In de noordmuur is buiten een hardstenen gedenkplaat, formaat 116 × 43,5 cm, aangebracht, waarop de weldoeners van de kerk worden herdacht. De tekst luidt: Ter her. / van 't eerste eeuwfeest / der parochie en 't 40 jarig / Priesterschap van Verhees / is Kerk met toren geheel / vernieuwd door Bisschop W. van de Ven 12 Sept 1898 / geconsacreerd / Alle steenen der kerk met / de buitensteenen van toren / zijn gratis gegeven door / Th.A. Burgers-Minke / J.B. Burgers-Sanders / Al. A. Burgers-Daamen / Nog groote Weld. / Pater Reg. Burgers O.P. / Th. Loeffen-Burgers / Wed. F. van Thiel / en P. Aalbers / W.C. en J.Th. Burgers / W.P. en Pla Wouters / enz. / arch. C. Franssen. In de westmuur van de traptoren een steentje, formaat 24 × 36 cm, met de peilaanduiding: 12 el, 8 dm boven a.p.
Ga naar margenoot+ Uitwendig is het kerkgebouw aan de zijbeuken en het koor geschoord door contreforten, die op plinthoogte, op het niveau van de vensterbanken en bij het koor ook halverwege de vensters versnijden. De afzaten zijn gedekt met natuurstenen platen en blokken. De zijbeukmuren en de lichtbeuk worden horizontaal afgesloten door boogfriezen. Omdat de middenbeuk inwendig gedekt is door een houten tongewelf kunnen lisenen de zijwaartse druk opvangen. De vier lichtbeukvensters lijken optisch in spaarvelden te zijn aangebracht. De lichtbeuklisenen zijn feitelijk de verlenging van de pijlerkernen die in plattegrond kruisvormig zijn.
Ga naar margenoot+ De wandindeling van het middenschip bestaat uit drie zones: arcadenreeks, blinde tussenzone ingesloten tussen twee horizontale profiellijsten en lichtbeukzone afgesloten door een fries van spitsboogjes waarboven een reeks geprofileerde uitgekraagde blokjes, die de voorlijst van het houten gewelfbeschot dragen. Inwendig lijken de in grondplan kruisvormige pijlers aan de zijden van het schip en de zijbeuken optisch een soort pilasters (afb. 42). Hiertegen zijn ter hoogte van de geboorte van de arcadebogen aan de kant van het middenschip grote natuurstenen met florale motieven versierde consoles aangebracht als draagstenen voor een reeks beelden. Vanaf deze consoles lopen kolonnetten bekroond door bladkapitelen op tot iets onder de kruinhoogte van de lichtbeukvensters. Op deze kapitelen rusten de schenkels van het spitsbogige houten tongewelf. Aan de kant van de zijbeuken zijn op dezelfde hoogte als de beeldenconsoles kraagstenen in de pijlers opgenomen van witte steen. Deze met bladmotief versierde kraagstenen bevinden zich ook tegen de lisenen van de zijbeukmuren. Samen dragen zij de gordelbogen en ribben van de kruisribgewelven in de zijbeuken, waarvan de gewelfvelden in drijfsteen zijn gemetseld. Per travee worden de zijbeuken en de lichtbeuk verlicht door respectievelijk twee en vier lancetvensters. Ook het koor is overkluisd met stenen kruisribgewelven, waarvan de ribben rusten op wandkolonnetten van het type dat in het middenschip voorkomt. Deze kolonnetten ontspringen op kraagstenen die op dezelfde hoogte als de kraagstenen in het schipgedeelte zijn aangebracht. Behoudens de gewelfvelden en de grote muurvlakken in het schip en de zijbeuken, die zijn beraapt en al vrij spoedig na het gereedkomen van de kerk zijn beschilderd, zijn de meer gelede delen in schoon werk uitgevoerd, waarin door middel van het toepassen van gekleurde baksteen nog eens extra horizontale accenten zijn verkregen.
Ga naar margenoot+ Dankzij de ongeschonden polychromie en beglazing en de vrij volledig bewaard gebleven meubilering is de Weurtse parochiekerk een goed voorbeeld van een gaaf kerkinterieur van omstreeks 1900. Van de meubilering springen als oudere objecten de preekstoel en het orgel in het oog. Het meubilair uit de bouwtijd is voornamelijk van de hand van H. van der Geld. Het grootste deel van de liturgische voorwerpen stamt uit het tweede en derde kwart van de 19de eeuw. Aparte vermelding verdient de torenmonstrans met laatgotische bovenbouw op een neogotische voet. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 42. r.k. kerk. Het interieur gezien naar het priesterkoor (opn. 1975).
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Hoogaltaar (afb. 42). Hout; mensa steen; gepolychromeerd in 1919; ontw.: C. Franssen; gesigneerd: H. van der Geld, 's-Hertogenbosch; 1900. Mensa: in het midden, tussen zuiltjes, reliëf: kruis met aan weerszijden geschilderde aren en wijnranken. Predella: reliëfs van de symbolen van de vier evangelisten. Retabel: twee reliëfs, links kruisiging van Andreas en rechts Andreas celebreert de H. Mis; op de hoeken, onder met pinakels bekroonde baldakijnen twee staande, gevleugelde engelen in aanbidding. Expositietroon met in bekroning kruisbeeld. Maria-altaar (afb. 45). Hoogte beeld 95 cm; hout, gepolychromeerd; (Roermonds atelier?); neogotiek; ca. 1897-1898. Mensa met Maria-monogram in vierpas; in retabel beeld van Maria, onder baldakijn. Aan weerszijden reliëf; links: Dominicus ontvangt de rozenkrans; rechts: Annunciatie. Jozef-altaar. Hoogte beeld 100 cm; hout; gepolychromeerd; (Roermonds atelier?); neogotiek; omstreeks 1897-1898. Mensa met monogram van Jozef in vierpas; in retabel beeld van Jozef; links reliëf: H. Familie in de werkplaats (Maria, gezeten met spoel, Jozef, staande met grote zaag en het Kind tussen hen staande met geopend boek in de handen; op de achtergrond een engel met banderol waarop tekst: ora et labora); rechts: huwelijk Maria en Jozef.
Ga naar margenoot+ Fragment van communiebank. Eikehout, ongepolychromeerd; Van der Geld; neogotiek; omstreeks 1900. Verwerkt tot twee bidstoelen en celebratie-altaar. Bidstoelen: met reliëfs van resp. twee engelen bij mystieke wijnpers en twee engelen graankorrels verzamelend. Celebratie-altaar: met reliëf van Apostelcommunie; aan weerszijden ajourpanelen met aren.
Ga naar margenoot+ Doopvont (afb. 43). Hoogte 40 cm, diam. 29,5 cm; geel koper; omstreeks 1800. Ronde, hoge, geprofileerde voet; ronde kuip; geprofileerd, hoog deksel waarop kruisje.
Ga naar margenoot+ Preekstoelkuip (afb. 44). Hout, bruin geverfd; xviii b-of xix a. Zeszijdige kuip rustend op voet met bol; op de kuip, in rijk versierde cartouches, portretbustes van de vier evangelisten met eronder hun symbolen (het symbool van Johannes ontbreekt gedeeltelijk); klankbord met palmettenlijst (de Geestesduif ontbreekt); op het dorsaal twee engelenkopjes en festoen; de trap ontbreekt.
Ga naar margenoot+ Het in een zeer eenvoudige 19de-eeuwse kas geplaatst instrument werd waarschijnlijk in 1777 gebouwd door de orgelbouwer Antonius Friedrich Gottlieb Heyneman. Dit jaartal komt samen met de naam van de orgelmaker voor in een der inscripties op het pijpwerk. Heyneman, afkomstig uit Laubach in de ten noorden van Frankfurt gelegen Wetterau, was in de jaren '70 van de 18de eeuw gevestigd in Nijmegen. Hij bouwde orgels voor de kerken van Ravenstein, Echteld en Waardenburg. Van der Harst veronderstelt dat het orgel afkomstig is uit de r.k. kerk van Over- en Nederasselt (de kerk die in Schoonenburg heeft gestaan). Het instrument zou in 1804 in Weurt zijn gekomen tijdens het pastoraat van G. Hermans (1801-1805), die na zijn vertrek uit Weurt pastoor van Over- en Nederasselt werd en deze functie met die van landdeken van 1805-1824 vervulde. Herstel vond plaats in 1843-1846 door A.A. Kuerten uit Huissen. Waarschijnlijk is toen ook de kas vernieuwd door H. Weitjens, een plaatsgenoot van Kuerten. In 1847 is er een nieuwe ‘eerste pijp’ geplaatst. Vanaf 1858 is het onderhoud in handen van de Gebr. Gradussen uit Winssen, hetgeen blijkt uit rekeningen uit de jaren 1858, 1859 en 1880. Bij de bouw van de nieuwe kerk is het orgel gedemonteerd en tot 1913 opgeslagen. In dat jaar werd het instrument door de Gebr. Smits uit Reek voor de som van f 600, - hersteld en in de kerk geplaatst. Op verschillende pijpen komen inscripties voor:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 43. r.k. kerk. Doopvont van geel koper, ca. 1800 (opn. 1975).
Afb. 44. r.k. kerk. Preekstoel met evangelisten en hun symbolen op de kuip, 2de helft 18de of 1ste kwart 19de eeuw (opn. 1975).
De dispositie luidt:
Behoudens de zeven grootste pijpen van Prestant 8′ in het middenveld, die van zink zijn, is het gehele pijpwerk origineel. Bij de in 1980 gereedgekomen restauratie zijn de zinken pijpen vervangen door pijpen gemaakt van oud metaal. Eveneens origineel zijn de lade, het mechaniek, de klaviatuur met uitzondering van het beleg, en het pedaalklavier. - Literatuur. Rapport en restauratieplan van J.J. van der Harst en Fa. Verschueren (Heijthuijsen), d.d. 23-2-1971, dossier Weurt, postarchief r.d.m.z.; Van Os 1979, blz. 31.
Ga naar margenoot+ Twee beelden. Hoogte 150 cm; hout, afgeloogd; samengesteld; omstreeks 1850-1860. Caecilia, staande, met nieuwe attributen, orgel en palmtak; oorspronkelijk waarschijnlijk een Mariabeeld (zeker niet Caecilia). Andreas, apostel, staande voor groot Andreaskruis. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 45. r.k. kerk. Polychromie van de noordelijke schipwand en de triomfboog, aangebracht door de kerkschilders Van Winssen en Van de Wiel, 1902 (opn. 1975).
Afb. 46. r.k. kerk. Schabloonbeschildering in de zijbeuk door Van Winssen en Van de Wiel, 1902 (opn. 1975).
Afb. 47. r.k. kerk. Beschildering van het tongewelf, uitgevoerd door G. Deumens, 1898 (opn. 1975).
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||
Twee beelden. Eikehout, ongepolychromeerd; atelier H. van der Geld, 's-Hertogenbosch; 1919. Anna; Hoogte 51 cm; staande, met geopend boek in de hand, Maria onderwijzend. Victor(?); Hoogte 52 cm; staande, met palmtak in de linkerhand; de rechterhand is afgebroken; voorzijde van de grondplaat verdwenen. Negen beelden. Geplaatst op de consoles van het middenschip en tegen de triomfboog. Hout en gips, neogotisch werk uit onbekend atelier. Petrus, Paulus, Anna, Jozef met het Kind, Ambrosius, Antonius van Padua, Gerardus Majella, H. Hart van Jezus en H. Hart van Maria.
Ga naar margenoot+ Kruisbeeld. Hoogte 100 cm; hout gepolychromeerd; 1856. Beeltenis zonder doornenkroon; op de onderzijde van de kruisboom, geschilderd: missie kruis opger. jan. 1856 vern. 13 jan. 1935.
Ga naar margenoot+ Over de middenbeuk is een spitsbogig houten tongewelf geslagen, dat in 1898 is gepolychromeerd door Guillaume Deumens uit Venlo en van symbolische voorstellingen van de eucharistie, de goddelijke en kardinale deugden is voorzien (afb. 47). Als feestgeschenk voor de toenmalige jubilerende pastoor werd in 1902 van augustus tot november de kerk van binnen geheel beschilderd. Boven de scheibogen en tegen de triomfboog werden dertien grote taferelen geschilderd, betrekking hebbend op de jeugd en het openbaar leven van Christus, alsook scènes uit het leven van Maria en haar verheerlijking (afb. 45). De kerk werd tegelijkertijd geheel met ornamentale en symbolische voorstellingen versierd. Deze schilderingen zijn uitgevoerd in olieverf door de firma M.H. van Winssen uit Warmond en Van de Wiel, kerkschilders uit Stratum, voor de som van f 2800, -. De schilderingen zijn in 1977 bijgewerkt. De muur- en gewelfschilderingen zijn grotendeels met behulp van schablonen gemaakt. Dit geldt zowel voor de decoratieve als de figuratieve sierelementen op de zijbeukwanden (afb. 46) en de boogzwikvlakken tussen de scheibogen van de middenbeuk. Alleen de grote taferelen zijn niet volledig geschabloneerd.
Ga naar margenoot+ Het iconografisch programma. Het uitgebeelde repertoire is weergegeven in een schematisch overzicht (afb. 48). Schip. Boogzwikken: afwisselend wierokende engelen en ranken met tekstbanderollen. Onder de lichtbeukvensters tien scènes (a-j): Maria ten hemelopneming - annunciatie (afb. 45) - aanbidding van de Drie Koningen - twaalfjarige Jezus in de tempel - laat de kinderen tot Mij komen - dood van Maria - geboorte van Christus - presentatie in de tempel - wonder te Kana - sleutelovergave aan Petrus. Alle scènes zijn geflankeerd door twee rechthoekige velden met afwisselend per travee engelen met onbeschreven banderol en gestyleerde bloemen met een op de scène betrekking hebbende tekst. Triomfboog: de aanbidding van het Lam door de vierentwintig Oudsten en het bekleden van de uitverkorenen door engelen met witte gewaden. Op de banderol langs het gewelf staat de tekst: ‘Dignus est Agnus qui occisus est accipere virtutem et divinitatem et sapientiam et fortitudinem et honorem et benedictionem Apocalyps (...) V: Vers 2’ (hetgeen moet zijn Apoc. V, 12). De schildering verbeeldt evenwel passages uit de hoofdstukken vi en vii van het boek der Openbaring. Westmuur. Twee wapens (i-ii): zuidzijde, pauselijk wapen van Leo xiii; noordzijde, bisschoppelijk wapen van Mgr. W. van de Ven. Gewelf. Tien medaillons (a-j) met symbolische figuren omgeven door een ornamentale rand van gestyleerd bladwerk (afb. 47). Van oost naar west per travee: wingerd - korenaren - monstrans (a-c, eucharistie) - schild - anker - hart (d-f, de goddelijke deugden) - slang - weegschaal - kameel - leeuw (g-j, vier kardinale deugden). Zijbeuken. Tussen de kruiswegstaties (1-14) (zie blz. 46) banderollen met tekstgedeelten van het ‘Stabat Mater’ en op de zone eronder engelen met schilden en lijdenswerktuigen (afb. 46). Priesterkoor. Boven de deur van de sacristie: twee engelen met banderollen waarop de tekst: ‘Locus iste sanctus in quo orat sacerdos’ (l). Aan weerszijden van het altaar, twee schilderingen: de wonderbare broodvermenigvuldiging (Marcus viii) (m) en het offer van Melchisedech (Gen. xiv) (n). | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 48. r.k. kerk. Iconografisch schema van de gewelf- en muurschilderingen.
Ga naar margenoot+ De gebrandschilderde koorvensters zijn werk van F. Nicolas en Zonen, Roermond. De glazen werden in 1913 en 1914 geplaatst, eerst de drie centrale vensters en vervolgens die aan de noord- en zuidkant. De koorvensters hebben een slanke lancetvorm met een middenstijl en een cirkel in de vensterkop. Bij de beglazing zijn telkens twee Oud-Testamentische scènes afgebeeld als allusie of voorafbeelding onder een Nieuw-Testamentische voorstelling, hier zeven hoofdmomenten uit de heilsgeschiedenis van de Verkondiging aan Maria tot aan Christus' Hemelvaart. In de vensterkop is steeds een symbolische voorstelling opgenomen in de vorm van een dierfiguur of monogram. De ramen uit 1914 werden voor f 500, - per stuk geleverd. Zij konden worden geplaatst dankzij een schenking van Th. Loeffen-Burgers. De vensters tonen de volgende voorstellingen: Drie ramen geplaatst in 1913; op de ramen het jaartal 1912: het zijn de drie centrale vensters:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 49. r.k. kerk. Gotische cylindermonstrans; toren, tweede kwart van de 16de eeuw, op neogotische voet en stam uit ca. 1895 (opn. 1975).
Afb. 50. r.k. kerk. Expositie-ciborie, volgens inscriptie uit 1888 (opn. 1975).
Vier ramen; 1914: respectievelijk aan de noord- en zuidkant twee vensters:
Ga naar margenoot+ Veertien staties. Doek; hoogte 73 cm, breedte 103 cm; geschilderd door H. Sneltens te Sittard; copie van een Antwerpse kruisweg van Hendriks (= wrschl. Louis Hendricx, Peer 1827-1888 Antwerpen); 1901. Op eerste statie: ‘has 14 cruces cum imaginibus donavit vidua a. van thiel 1901’.
Ga naar margenoot+ Zeven wandarmen. Vlucht 63 cm; geel koper; neogotiek; omstreeks 1900. Ronde, geprofileerde wandplaat; gezwenkte arm met, op het uiteinde, een bladmotief en, in het midden, een bol; geprofileerde, hoge bobèche met, aan bovenzijde, een rand van gegoten bladeren. De wandarmen zijn geplaatst tegen de pijlers van het middenschip onder consoles met heiligenbeelden.
Ga naar margenoot+ Cylindermonstrans (afb. 49). Hoogte 70,5 cm, diam. 22,5 cm; verguld zilver; merk (in de voet): 800 m, gekroonde v in driehoek (= belastingstempel 1893-1906); import (uit Duitsland); monstrans en nodus xvib, voet en stam; Duits; neogotiek omstreeks 1895. Zeslobbige, geprofileerde voet; op de lobben gegraveerde voorstellingen van Maria met Kind - Jozef - Andreas - Johannes Ev. - Bernardus - Franciscus Xaverius; zeszijdige stam; nodus met traceerwerk en zes engelenkopjes; de lunula is versierd met een rand van stenen | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 51. r.k. kerk. Kelk met schenkingsinscriptie van 1794 (opn. 1975).
Afb. 52. r.k. kerk. Kelk, neobarok, door H.G. Esser, Weert, gedateerd 1858 (opn. 1975).
en wordt gedragen door een gevleugeld engelenkopje; rond de cylinder drie contreforten waarin beeldjes van Petrus - Paulus - Johannes Ev.; tegen de contreforten drie apostelbeeldjes; op de contreforten rust een koepel met drie rozetten en drie engelenkopjes, waarop drie contreforten die een achtzijdige spits dragen, waaronder een reliëf van Maria met Kind in mandorla; spits bekroond met crucifix. - Literatuur. Cat. 's-Hertogenbosch 1913, nr. 477; Kalf 1906, blz. 437.
Reliekhouder. Hoogte 29 cm, diam. voet 12,5 cm; zilver; geen merken; xixc. Ronde, geprofileerde voet; ronde stam; ronde theka waarin een kruis; onder de theka een ovaal waarin Malthezer kruis; boven de theka een rococo-cartouche waarboven een kroon; aan weerszijden van de theka barokbladmotief. Staat: voet vernieuwd. Expositie-ciborie (afb. 50). Hoogte met deksel 45 cm, hoogte zonder deksel 24,5 cm, diam. voet 15 cm; zilver; merken: 800 m, half maantje, kroontje en vijfpuntige ster (= Duitsland); 1888. Zeslobbige, geprofileerde voet met opengewerkt randje waarin vierpassen; zeszijdige stam; nodus met traceerwerk en zes uitstekende, vierpasknoppen waarin de letters: ihesus; ajour bewerkte tegencuppa met, in spits toelopende lobben, korenaren en druiven, midden op de cuppa gegraveerde band met de communio-tekst: Corpus Domini nostri Jesu Christi custodiat animam meam in vitam aeternam; deksel met crête en op de lage welving een zeszijdige aedicula waarin beeldje van de apostel Andreas; als bekroning een kruisje. Inscriptie onder de voet: Ex munificentia Rev: Dni yois van Brussel pastoris in Gaszel avunculi Rev: Dni F. Verhees pastoris in Weurt 1888. Ciborie. Hoogte met deksel 29 cm, hoogte zonder deksel 22,5 cm, diam. 16,5 cm; verguld zilver; merken in de cuppa: meesterteken: j h met sterretje in rechthoek (= J. Hamers, Tilburg 1912-1933), leeuwtje + 2; in de voet ingeponst: Joh. Hamers, Tilburg; 1931. Ronde, geprofileerde voet; op de welving, die geleidelijk overgaat in de stam, een band waarin golfslagmotief; ronde, geprofileerde nodus; gladde tegencuppa; geprofileerd, laag deksel waarop kruisje. Inscriptie onderzijde voet: Th. Burgers et A.M. Minke ecclesiae St. Andreae de Weurt me | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 53. r.k. kerk. Wierookvat met scheepje, neobarok, 1869 (opn. 1975).
dono dederunt occasione nuptiarum filii Theodori 9/1/30 et filiarum Theodorae 19/2/28; Mariae 23/9/30 et Henriette 22/9/31. Kelk (afb. 51). Hoogte 22 cm, diam. voet 14,5 cm; zilver, cuppa verguld; merken p r in liggende rechthoek (= ?); ; ; 1794. Ronde, geprofileerde voet; op de welving sober, geometrisch ornament en een kruisje; peervormige nodus, onversierd; kleine tegencuppa van lobben. Inscriptie onder in de voet: hIC eX argento CaLIX InaVratVs DatVs est a sVbprIore M. Esser 1794 Venlonae. Kelk (afb. 52). Hoogte 27 cm, diam. voet 14,5 cm; zilver; merken: meesterteken: h + e (= H.G. Esser. Weert 1838-1892), jrl. y (= 1858), leeuwtje + 2, zwaardje; neobarok. Cuppa en voet zijn in 1886 door H. Saelmans door middel van een nieuwe spil verbonden. Ronde voet; de welving is verdeeld in drie grote en drie kleine segmenten; in de kleine segmenten bloem- en vruchtenfestoenen; in de grote segmenten, cartouches met de voorstellingen van Andreas met Andreaskruis - Johannes Ev. met arend aan de voeten, staande voor een stad - Maria met Kind op de arm, staande op een slang, omringd door twee gevleugelde engelenkopjes; ronde stam met, tussen twee ringen, peervormige nodus met drie cartouches waarin bloemenfestoenen; tegencuppa met drie cartouches waarin de voorstellingen van de jeugdige Christus in een tempel met op de achtergrond een brandofferaltaar - Christus staande op een draak met een kruis in de linkerhand - de jeugdige Christus met opgeheven rechterhand en in de linkerhand een wereldbol met kruisje, staande, met één voet op een ladder; tussen de cartouches wingerdbladeren en druiventrossen. Inscriptie op de voetrand: jean en marie rendorp aan de kerk van weurt 1858. Bedieningspyxis. In de vorm van een monstrans; Hoogte 12,5 cm, diam. voet 4,5 × 3 cm; zilver; merken: (= Oostenrijk-Hongarije), zwijnskopje (= import 1852-1908); xixc.Ovale voet waarin het doosje voor de H. Olie zat (dit ontbreekt); ronde stam; ronde, afgeplatte nodus; ovaal met ihs omgeven door stralen; op de top een kruisje; aan de achterzijde de pyxis voor de H. Hostie. Twee ampullen. Hoogte 9,5 cm; zilver; merken: meesterteken: p s in liggende rechthoek | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||
waarboven een liggend kruisje (= P.M. Salemans (Saelmans), Nijmegen 1807-1854), jrl. g (= 1841), leeuwtje + 2, minervakopje. Ronde voet; op de welving een palmettenrand; onderzijde van het lichaam versierd met langgerekte knorren; op het deksel van de wijnampul een wingerdblad met druivetros; op de waterampul bladeren; voluutvormig oor. Blad. Afm. 19,5 × 13,5 cm; zilver; 1869. Ovaal, met een rand van godrons; diepe spiegel. Inscriptie aan de onderzijde van de rand: B. Sanders aan de kerk te Weurt 1869. Lavabo-ketel. Hoogte 36 cm; geel koper; xixc. Hol, bol geprofileerd reservoir met kraantje; tegen in- en uitgezwenkte muurplaat, bekroond met kruisje. Wierook vat met scheepje (afb. 53). Hoogte vat 32,5 cm, diam. 15 cm; hoogte scheepje 13,5 cm, lengte 15 cm; zilver; merk: v in gekroond schild (= import); neobarok; 1869. Vat: geschulpte, geprofileerde voet; op de welving neobarokke versiering; op het lichaam, tussen voluten, zes gevleugelde engelenkopjes in cartouches; hoog deksel met neobarokke versiering en vlammende knop. Scheepje: geschulpte voet; op de welving en op het lichaam neobarokke versiering; voluutvormige greep; op het openslaande gedeelte van het deksel een gevleugelde engelenkop. Missaalbeslag. Schilden: hoogte 12 cm, breedte 7,5 cm; zilver; merken: meesterteken onleesbaar, jrl. q (= 1875), lopend leeuwtje + 2, minervakopje, zwaardje. Op de schilden aan voorzijde, in ovale omlijsting: Maria, staande, met het Kind op de armen; achterzijde: Apostel Andreas, staande, met Andreaskruis; in de hoekstukken gevleugelde engelenkopjes; op de klampen, in geornamenteerde omlijsting, blanco ovalen; op de sloten de inscriptie: 1) a. de groot - e. de groot. 2) vernieuwd door de familie Burgers, Reginaldus Burgers o.p. 1e H. Mis 18 Aug. 1897.
Kandelaars Zes kandelaars. Hoogte 80 cm; rood en geel koper; midden xix. Driezijdige, ingezwenkte voet op drie krulpootjes; op de zijden drie lege cartouches; stam met verschillende insnoeringen en een cylindrische nodus met rozetten; vaasvormige bobèche met, aan onderzijde, palmetten. Zes kandelaars. Hoogte 82 cm; hout, wit en zwart geverfd; xixc. Rond voetstuk op drie hoge, ingezwenkte poten; balusterstam; vaasvormige bobèche met platte rand.
Ga naar margenoot+ In de toren hing tot 1942 een klok, diameter 72 cm met het opschrift: Me. fecit pieter. seest amstelodami anno 1756. In 1899 werd een tweede zwaardere klok aangekocht bij Petit en Fritsen te Aarle-Rixtel. Deze klok was oorspronkelijk gegoten voor de kerk van St. Petrus Stoel te Antiochië, de decanale kerk in Sittard, maar bij aankoop van een nieuwe door de gieter teruggekocht, vervolgens billijk aan het kerkbestuur van Weurt aangeboden en in 1900 in de toren gehangen. Ook deze klok is door de Duitse bezetters versmolten. | |||||||||||||||||||||||||||
Rooms-Katholieke begraafplaatsOp de rondom het kerkgebouw gelegen begraafplaats liggen aan de zuidkant een aantal 19de-eeuwse zerken, waaronder een drietal priestergraven.
| |||||||||||||||||||||||||||
Voormalige Rooms-Katholieke pastorieAchter de in 1923 door architect Ch. Estourgie gebouwde pastorie, Kerkstraat nr. 14, stond tot 1976 de waarschijnlijk in of kort voor 1807 gebouwde pastorie, die na 1923 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||
achtereenvolgens de bestemming van verenigingslokaal en kleuterschool heeft gekregen. Volgens Schutjes zou de pastorie al in 1801 zijn gebouwd. In elk geval was deze pastorie in de streek een van de oudste in de reeks na 1800 met rijkssubsidie gebouwde pastoriewoningen. De bouwsom bedroeg f 1200, -. Tot 1884 droeg het huis nog een rieten dak, dat door een dekking met leien is vervangen. In datzelfde jaar werd ook een pomp op de regenput bij de woning gemaakt door pompmaker W.H. Smits uit Nijmegen. Qua opzet was de woning gelijk aan het eerste plan voor de pastorie in Ewijk, waarvan een ontwerptekening bewaard is gebleven (zie blz. 84-85). Ook hier stond een drie traveeën brede blokvormige woning met een eenvoudig omlijste deurpartij. - Literatuur. Schutjes v (1876), blz. 921. | |||||||||||||||||||||||||||
Het voormalige Huis te WeurtTen zuidwesten van de kruising van de Van Heemstraweg met de Jonkerstraat heeft het oude Huis te Weurt gestaan (afb. 54), dat vanaf 1678 wordt omschreven in de Leenaktenboeken. Oorspronkelijk was het een vrij en allodiaal goed. Van het kasteel zijn geen afbeeldingen bekend. De omschrijving van het goed in de leenaktenboeken luidt: ‘het huys te Weurt met sijn bouwhuys hoven bongaart ende straat waarbij behoren de Hooffacker, Bunsacker, den achtersten Schampert, het corte riet, de wayweide en de waeyacker’. Het huis werd achtereenvolgens bewoond door de families Van Eck van Panthaleon en Van Balveren. Het oude huis heeft bestaan tot 1873. Het omringende grachtcomplex was al bij de dijkdoorbraak van 1805 geheel verzand. Na de Van Balverens is het huis in het midden van de 19de eeuw in het bezit van C.J. van Randorp of Rendorp (volgens Van der Aa: Rindorn), wiens vijfjarig zoontje Christiaan in 1847 een ‘eerste pijp’ plaatste in het orgel van de parochiekerk (zie blz. 42). Ds. J. van Schevichaven vermeldt het huis in zijn ‘Geschiedkundige Plaatsbeschrijving’ uitdrukkelijk als niet oud, maar waarschijnlijk op de grondslagen van een ouder gebouw opgetrokken. Bij het huis lag ook nog een bos, waarin ‘heerlijke abeelen stonden, de enige
Afb. 54. Het voormalig Huis te Weurt volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||
uit de streek’. De villa die in het begin van deze eeuw op het voormalige kasteelterrein is gebouwd door de steenfabrikantenfamilie Burgers draagt nog de naam ‘Het Kasteel’. - Literatuur. Van Schevichaven 1846, blz. 97; Van der Aa xii (1849), blz. 369; Schutjes v (1876), blz. 920; Van Schevichaven 1901, blz. 63; Reg. Leenaktenboeken 1924, blz. 35; Gorissen 1959, blz. 163; Manders 1952, blz. 95-97. | |||||||||||||||||||||||||||
BunswaardOp een eiland in de Waal, die gedurende de middeleeuwen een iets ander beloop had, zoals onderzoek ten behoeve van de bodemkartering heeft uitgewezen, stond een rivierslot ten noorden van de bij een dijkdoorbraak in 1795 ontstane Duivelswaai. Het slot, van waaruit de scheepvaart op de Waal onder controle kon worden gehouden, is reeds in 1353-1354 verwoest door de Nijmegenaren, tegenstanders van de Gelderse hertog Reinoud iii in diens strijd met zijn broer Eduard. - Literatuur. De Gelderse kroniek van Willem van Berchen, editie A.J. de Mooy, Werken Gelre nr. 24, Arnhem 1950, blz. 8; Gorissen 1959, blz. 114, Kalkwiek 1976, blz. 103, 192; J. Beijer, Verwoeste burcht bij Beuningen, Tweestromenland nr. 26 (1977), blz. 7-8. | |||||||||||||||||||||||||||
BoerderijenWeurt telt een aantal vrij gaaf bewaard gebleven boerderijen waarvan enkele aan de Jonkerstraat, Kerkstraat, Pastoor van der Marckstraat en de Scharsestraat de status van beschermd monument genieten. Nabij de Duivelswaai stonden in het midden van de jaren '70 een paar dijkwoningen die ten gevolge van de dijkverzwaring zijn geamoveerd.
Ga naar margenoot+ Bij het pand Bonekampstraat nr. 4 staat een thans als schuur in gebruik zijnde keuterij, xviii-xix. Het voorhuis bevat een gangetje en twee kleine vertrekken met stookplaats en bedsteden. Het bakstenen huis onder pannendak heeft inwendig wanden van met leem bestreken vlechtwerk.
Ga naar margenoot+ Dijk nr. 3 (gesloopt). Klein t-huis met eenvoudige houten deuromlijsting.
Dijk nr. 5 (gesloopt). Een onderkelderd tegen het dijklichaam gebouwd huis onder rieten schilddak, dat boven de zijgevels was opgewipt. Rechts van de voordeur een steentje met peilaanduiding: 15.181 boven n.a.p.
Dijk nr. 11. Gepleisterde t-boerderij, gelegen ten westen van de Duivelswaai. Deurpartij met geprofileerd deurkalf en bovenlicht met gietijzeren levensboom. Datering xvii-xviii. In 1973 rigoreus gerestaureerd en tot woonhuis verbouwd.
Ga naar margenoot+ Jonkerstraat nr. 8 (gesloopt). ‘De Kloosterhof’, een van de meest monumentale boerderijen in Weurt werd in 1969 afgebroken, nadat diverse serieuze pogingen van de gemeente Beuningen om de hoeve te restaureren bij gebrek aan financiële middelen waren mislukt. Ter voorbereiding van de niet uitgevoerde restauratie werd door architect W.A. Heineman uit Velp in 1968 een opmetingstekening van de bestaande toestand vervaardigd. De hoeve behoorde oudtijds aan de Premonstratenserabdij Mariënwaard bij Beesd, waaraan het huis de naam ‘Kloosterhof’ dankt. Deze abdij bezat reeds in de 12de eeuw goederen in Weurt. In oorkonden van 1261 en 1345 is er sprake van een curtis of hof in Weurt. In 1570 verpandde de abt de Mariënwaardse goederen aan Johan Kelffken Jacobsz., een Nijmeegse burger. De Kloosterhof werd in het begin van de 17de eeuw verworven door Lambert Charles, gouverneur van Nijmegen. Vervolgens kwam de bouwhof aan de patriciërsfamilie Nyes uit Kleef. Het goed was omstreeks 1765 tot 1820 in bezit van het Burgerweeshuis in Kleef. Daarna werd de hoeve gekocht door Bartholomeus Sanders, die de boerderij verbouwde. Hierop wees een gedenksteentje rechts naast de voordeur, waarop zijn initialen en die van zijn echtgenote Anna Maria de Groot, met wie hij in 1823 huwde, en het jaar van de verbouwing stonden aangegeven: b.s. / a.m.d.g. / 1824. Verschillende eigenaren volgden nog, als laatste de gemeente Beuningen. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 55. Jonkerstraat nr. 30. Hoeve ‘Klein Lindenhout’, t-boerderij, gedateerd 1838 (opn. 1966).
Afb. 56. Kerkstraat nr. 23. t-boerderij, ca. 1800 (opn. 1973).
Afb. 57. Pastoor van der Marckstraat nr. 1. t-boerderij, 17de-19de eeuw (opn. 1977).
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 58. Pastoor van der Marckstraat nr. 1. Boerderij gezien vanuit het oosten (opn. 1977).
De boerderij met halve verdieping bezat een ongewoon diep voorhuis mede door de verbouwing van 1824. In het voorhuis was links van de toegangsdeur een overwelfde kelder. De deuromlijsting bezat een hoofdgestel op consoles, het bovenlicht een levensboom. - Literatuur. Verslag m.c.p.g. over 1959-1963, in: B.M. Gelre lxi (1964), blz. xxxviii-xxxix; idem over 1964-1966, in: B.M. Gelre lxii 1967, blz. xxv-xxvi; idem over 1968-1969, in: B.M. Gelre lxiv (1970), blz. xiii-xiv.
Jonkerstraat nr. 20. Gepleisterde t-boerderij met zolderverdieping boven het met een rieten schilddak gedekte voorhuis. Kelder en opkamer rechts van de toegangsdeur in de vier-assige voorgevel. Eenvoudige houten deuromlijsting met consoles; vier- en zesruits schuiframen met spiegelluiken. Datering xviii.
Jonkerstraat nr. 30. Hoeve ‘Klein Lindenhout’ (afb. 55), t-boerderij door middel van een met een jaartal voorzien staafanker links van de toegangsdeur gedateerd: 1838. Voorhuis met vier traveeën brede voorgevel, waarin zesruits schuiframen. Lage zolderverdieping met rieten schilddak en hoekschoorstenen.
Ga naar margenoot+ Kerkstraat nr. 23. t-boerderij van omstreeks 1800 met het voorhuis haaks op de straat (afb. 56). Woongedeelte met lage zolderverdieping en kelder met opkamer in het rechter gedeelte van het voorhuis. Het woonhuis aan de kant van het bedrijfsgedeelte vergroot.
Ga naar margenoot+ Aan de Oude Koningstraat staat een aantal kleine boerderijen, die in hun huidige gedaante voornamelijk dateren uit xix a.
Ga naar margenoot+ Pastoor van der Marckstraat nr. 1. Forse t-boerderij (afb. 57-59), met wit gepleisterd voorhuis, waarvan het gedeelte rechts van de ingang als voormalige stenen kamer het waarschijnlijk omstreeks 1600 gebouwde, oudste onderdeel is. Inwendig zijn in dit bouwlid een kelder met kruisgewelf en een zoldering met oude balklagen aanwezig. In de voorgevel zijn onder de pleisterlaag tijdens de restauratie sporen van de oorspronkelijke vensters van de stenen kamer aan het licht gekomen. Het gedeelte achter de oude kern, een iets groter bijna vierkant vertrek met verdieping, dat zich uitwendig manifesteert door een opmerkelijk hoog schilddak, hetgeen dit bouwlid een torenachtig aanzien geeft, dateert uit de eerste helft van de 17de eeuw. Begane-gronds bevinden zich in dit vertrek nog een oude schouw en een zoldering met moerbalk en kinderbinten. In een volgende bouwfase, die eveneens nog in de 17de eeuw gedateerd kan worden, is westelijk van de stenen kamer een groot vertrek gebouwd, elf balkvakken omvattend en voorzien van drie vensters in de zuidgevel aan de straat en een brede haardplaats tegen de noordmuur. De juiste plaats van de drie balkvakken brede rookkap is in de moerbalkzoldering tijdens de restauratie waargenomen. De zuidwesthoek van dit vertrek is later, vermoedelijk in de 18de eeuw nog eens hersteld. In de 19de eeuw zijn van de grote kamer een gang en een door twee nevenruimtes geflankeerde trapopgang naar de stenen kamer afgenomen. Tevens is toen ongeveer in het midden van de noordmuur van de verkleinde kamer een nieuwe stookplaats gemaakt. De vensters in de voorgevel en de zijgevels van het woongedeelte zijn gemoderniseerd in de vorm van de nog aanwezige zesruits schuiframen met luiken. Ten behoeve van meer woongerief is rond de | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 59. Pastoor van der Marckstraat nr. 1. Opmetingstekening met plattegrond, lengte- en dwarsdoorsneden, bewerkt naar opmeting van architectenbureau Ir. E.M.R. Finken te Nijmegen en eigen waarneming.
eeuwwisseling in de eerste travee van het bedrijfsgedeelte nog enige ruimte voor slaapvertrekken en verlenging van de gang afgenomen. Het bedrijfsgedeelte bezit twee originele ankerbalkgebinten. Voor de restauratie, die in 1981 werd voltooid, deed het muurwerk van het bedrijfsgedeelte 19de-eeuws aan. Wellicht is oorspronkelijk een houten schuur hieraan voorafgegaan. Bij de restauratie die plaats vond onder leiding van architect J. Vijfwinkel uit Buren is het woongedeelte geconsolideerd en het muurwerk van het bedrijfsgedeelte grotendeels opnieuw opgetrokken.
Pastoor van der Marckstraat nr. 12. ‘Huize Weurt’, een van een deftige gevel aan de straat voorzien monumentaal woonhuis met een korte achterbouw. Het pand bezit een vijf traveeën brede voorgevel, die door pilasters zijn ‘een-drie-een’-travee-indeling heeft gekregen. De middenpartij is verder door een festoenversiering meer geaccentueerd. De toegangsdeur wordt voorafgegaan door een klein inpandig portiek. De schuifvensters op de begane grond bezitten kroonlijsten en de zesruits vensters op de verdieping gebogen bovendorpels. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 60. Scharsestraat nr. 15. Krukhuis, 17de-19de eeuw (opn. 1966).
Tegen de brede daklijst gesneden consoles. Datering xixc. Karakteristiek gelegen met de pronkgevel gericht naar de Kerkstraat.
Pastoor van der Marckstraat nr. 56. Blokvormig herenhuis met verdieping onder met pannen gedekt schilddak. Vijf traveeën brede voorgevel met gepleisterde middenpartij waarin inpandig portiek met klein balkon erboven. Op de hoeken van het voorhuis bevinden zich gepleisterde pilasters met paneelversiering. Tegen het drie traveeën diepe huis sluit een laag achterhuis aan. Datering xixb.
Scharsestraat Scharsestraat nr. 15. Gepleisterd krukhuis waarvan het woongedeelte rechts een vertrek met volledige verdieping omvat (afb. 60). Het rechter gedeelte van het woonhuis dat door pannen is gedekt, is een 19de-eeuwse uitbreiding tegen de 18de-eeuwse boerderij met het door riet en pannen gedekt afgewolfd zadeldak. In beide bouwleden zijn in de 19de eeuw zesruits schuifvensters aangebracht. |
|