Het Rijk van Nijmegen. Westelijk gedeelte
(1982)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Rijk van Nijmegen in het midden van de 16de eeuw. Detail uit een kaart van het Kwartier van Nijmegen in de atlas van Christiaan Sgroten uit 1573, Koninklijke Bibliotheek te Brussel.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
InleidingTot het historisch landschap van het Rijk van Nijmegen behoren behalve de stad Nijmegen en de binnen haar oude schependomsgrenzen gelegen, thans verstedelijkte dorpsgebieden Hatert, Hees en Neerbosch, alle gemeentes ten oosten van de lijn Winssen-Niftrik, waarbij de Waal en de Maas een natuurlijke noordelijke en zuidelijke grens vormen. De per 1 juli 1980 als zelfstandige gemeente opgeheven en na opdeling respectievelijk aan de gemeenten Heumen en Wijchen toegevoegde gemeente Overasselt - bestaande uit de dorpen Overasselt, Nederasselt en Balgoij - heeft als een soort exclave, omgrensd door ‘Rijks’ gebied eeuwen lang bestuurlijk behoord tot het Ambt van Maas en Waal. Deze dorpen zijn pas bij de gemeente-indeling van 1817 bij het Rijk van Nijmegen gevoegd. De gemeente Millingen en de heerlijkheid Zeeland vormden op hun beurt een soort exclave op Kleefs gebied, maar behoorden tot het Rijk van Nijmegen. Kekerdom en Leuth en de buurtschap Erlecom zijn pas in 1816 Nederlands grondgebied geworden en officieel deel gaan uitmaken van het Rijk van Nijmegen. Hoewel op grond van de eeuwenoude bestuurlijke banden van de kadastrale gemeente Overasselt met het Ambt van Maas en Waal is te pleiten voor een beschrijving ervan bij het Land van Maas en Waal, is om wille van een meer gesloten begrenzing van het in deze aflevering behandelde gebied de voorkeur gegeven aan de jongere indeling van na 1817. Ook het westelijk gedeelte van het dorp Winssen, dat oorspronkelijk tot het Ambt behoorde, is om dezelfde reden beschreven bij Winssen-Rijks. De voorliggende beschrijving geeft een beknopte inleiding op het gebied Rijk van Nijmegen in zijn totaliteit, doch bevat om praktische redenen alleen de monumentenbeschrijving van de gemeenten in het westelijke gedeelte van het gebied. Tot medio 1980 bestond het beschrijvingsgebied uit de in de eerste kolom van het op blz. 4 afgedrukte overzicht vermelde zelfstandige gemeenten, voortgekomen uit de in de tweede kolom opgenomen dorpsgebieden en heerlijkheden, waarvan de huidige kadastrale grenzen nog vrijwel identiek zijn aan de oude kerspelgrenzen.
Sedert 1 juli 1980 zijn een aantal voordien zelfstandige gemeenten samengevoegd c.q. opgedeeld. Samenvoeging vond plaats tussen de voormalige gemeenten Beuningen en Ewijk, thans gemeente Beuningen. De gemeente Overasselt verloor zijn zelfstandigheid. De oostelijke dorpen Overasselt en Nederasselt werden bij de gemeente Heumen gevoegd. Balgoij werd verenigd met de gemeente Wijchen. Ofschoon een verdere gemeentelijke herindeling in de nabije toekomst ook het oostelijk gedeelte van het Rijk van Nijmegen bestuurlijk zal wijzigen is bij de beschrijving uitgegaan van de thans geldende gemeentelijke indeling. Keent (gemeente Ravenstein) is omwille van de historische banden met Balgoij in deze aflevering opgenomen. Vanwege de omvang van het te publiceren materiaal is het beschreven gebied verdeeld in een westelijk en een oostelijk stuk. Beide delen omvatten drie gemeenten, die tezamen duidelijk ‘verwante’ karakteristieken vertonen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
k is kerkdorp, h is heerlijkheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Landschappelijke opbouwHet Rijk van Nijmegen is landschappelijk te verdelen in een vijftal zones, die ieder voor zich weer zijn te splitsen in deelgebieden. Voor een beter begrip van de historisch-geografische ontwikkeling van het gebied is het goed ze in het kort te beschrijven. Ten zuiden van Nijmegen bevindt zich een uit stuwwallen en spoelzandvlakten opgebouwde hoge kernzone, waartoe men ook de plaatselijk onderbroken stuifzandgebieden kan rekenen die vanaf Heumen in noord-westelijke richting lopen. Rond deze hoge gebieden ligt een randzone die bestaat uit de stuwwal-ondersnijdingshelling van Nijmegen over Ubbergen en Beek naar Wyler, de uitspoelwaaiers tussen Nijmegen en Malden en de randen van het voormalig gletsjerbekken bij Groesbeek. Tot dit type zone behoren ook de randen van bovengenoemde onderbroken stuifzandgebieden. Een derde zone wordt gevormd door de langs de grote rivieren gelegen oeverwallen. Oostelijk van Nijmegen zijn dat de oeverwallen van Millingen tot Kekerdom en die van Wercheren tot Ooij; westelijk van de stad de oeverwal die vanaf Weurt naar Deest loopt. Langs de Maas treft men tussen Over- en Nederasselt grote en kleine oeverwallen en donken aan. De oeverwallen bestaan uit zandige rivierklei, die in de 9de en 10de eeuw is aangevuld met zandige oevergronden en later - van de 14de tot en met de 19de eeuw - met nog zandiger overslaggronden achter de dijkdoorbraakkolken. De oeverwallen zijn bij een normaal rivierregime overstromingsvrij. Tussen de oeverwallen en de z.g. randzones liggen de lage, met zware komklei overdekte komgronden, die vóór de grote middeleeuwse ontginningen bedekt waren met moerasbos, doch nadien vooral als weide- en hooilanden werden gebruikt. Men vindt deze gebieden in de Ooijpolder en De Duffelt, maar ook ten westen van Nijmegen, waar deze ingepolderde gebieden behoren tot het laagland van de dorpsgebieden van Weurt tot Winssen en van Heumen, Malden en Wijchen. Na het sluiten van de met mensenhand opgeworpen ringdijken in de 14de eeuw is er naast | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kaart van de in het Rijk van Nijmegen gelegen gemeenten met aanduiding van de dorpsgrenzen. De gemeenten in het westelijk gedeelte zijn gearceerd weergegeven. Van de uitgespaarde details zijn afzonderlijke kaarten bij de beschrijving van de betreffende dorpen opgenomen.
de genoemde zuiver natuurlijke zones door deze ingreep aan de oevers van de Maas en de Waal nog een vijfde ontstaan, de uiterwaardenzone. Vooral bovenstrooms van Nijmegen zijn die uiterwaarden plaatselijk zeer breed. Naast de dijkbouw is met name het ontginnen van de komgronden, dat pas na de sluiting van de ringdijken echt zinvol werd, een van de belangrijkste menselijke prestaties in de occupatiegeschiedenis van het gebied. De bewoningsconcentraties in de vorm van dorpen, vlekken en gehuchten zijn voornamelijk te vinden op de oeverwalgronden, de randzones en de natuurlijke, overstromingsvrije opduikingen. Het spreidingsbeeld van de historische bebouwing hangt nauw samen met de structuur, gesteldheid, bruikbaarheid en produktiviteit van de bodem. Bij voorkeur vestigde men zich op overstromingsvrije plaatsen, vaak op de scheiding van twee zones, zodanig dat er nuttig gebruik kon worden gemaakt van de akkerbouwvelden op de droge gebieden en van de graslanden in de natte komgebieden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MonumentenKenmerkend voor het architectuurbeeld in het Rijk van Nijmegen en de aansluitende Duffeltpolder is het rudimentair karakter van het monumentenbestand. Voor twee belangrijke categorieën gebouwen in deze streek is de term ‘overblijfsel’ de meest rake typering. Op het gebied van de middeleeuwse kerkelijke bouwkunst en de kasteelarchitectuur is meer verdwenen of slechts fragmentarisch bewaard gebleven, dan aan gave voorbeelden voorhanden is. Gedurende de middeleeuwen en vooral in de late middeleeuwen heeft deze streek een grote bloei gekend en deed zij niet onder voor het noordelijk van de Waal gelegen gebied van de Betuwe en de Gelderse Waarden. Dit geldt gelijkelijk voor de dorpen aan de Waal- en de Maaskant. In de 17de eeuw neemt die welvaart snel af en in de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18de eeuw verpaupert het plattelandsgebied als gevolg van een complex van negatieve factoren van politieke, sociaal-economische, godsdienstige en woonklimatologische aard. De tegenstelling met het redelijk welvarende Nijmegen is opvallend. In de 19de eeuw treedt langzaam herstel op. In de zuiver agrarische dorpen verloopt dit proces heel traag, maar de landschappelijk aantrekkelijke woon- en recreatiegebieden in de omgeving van Nijmegen veranderen sterk van karakter doordat de stedelingen zich vestigen te midden van of ter plaatse van de plattelandsbebouwing. Ook op het gebied van de kerkarchitectuur is er in de 19de eeuw een enorme activiteit te bespeuren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KerkenDe dorpen in het Rijk van Nijmegen behoorden gedurende de middeleeuwen samen met de kerspels in het Land van Maas en Waal tot het aartsbisdom Keulen. De meeste behoorden tot het decanaat Zyfflich en enkele Duffeltdorpen ressorteerden onder het aartsdiakonaat Xanten. Na de invoering van de kerkelijke herindeling van 1559-1561 kwam het gehele gebied met uitzondering van de dorpen Kekerdom en Leuth, die Keuls bleven, bij het nieuw opgerichte bisdom Roermond. De kerkdorpen van het Rijk van Nijmegen werden ingedeeld bij het decanaat Nijmegen, behoudens de Ambtse dorpen Over- en Nederasselt, die tot het decanaat Batenburg gingen behoren. Na de invoering van de Hervorming maakte de oude kerspelindeling plaats voor combinaties van twee of drie dorpen tot kerkelijke gemeentes waarover een predikant werd aangesteld, alle ressorterend onder de Classis van Nijmegen. De Reformatie wist zich in deze streek slechts met steun van de overheid te handhaven, maar kreeg geen vat op de massa. Bij de volkstelling van 1808 blijkt in de stad Nijmegen 40-60 procent de Hervormde religie te belijden. In de dorpen van het schependom en in de tot het Rijk van Nijmegen en De Duffelt behorende dorpen is dat percentage slechts 20 of minder. De Katholieken bevonden zich ondanks de numerieke meerderheid tot aan de Bataafse omwenteling in een minderheidspositie en hun status was vrijwel identiek aan die van de geloofsgenoten in de Generaliteitslanden. Gezien binnen de kerkelijke organisatiestructuur behoorde dit ‘missiegebied’ tot het apostolische vicariaat Roermond. Hieraan kwam een einde bij het herstel van de kerkelijke hiërarchie in 1853. Toen werd het gehele gebied ten zuiden van de Waal toegevoegd aan het herstelde bisdom 's-Hertogenbosch. Ook de Duffeltparochies werden aan het nieuwe diocees toegevoegd. Op het gebied van de kerkelijke architectuur zijn er drie perioden aan te wijzen waarin grote activiteit is ontplooid: de middeleeuwen, het begin van de 19de eeuw en de periode 1870-1920. Middeleeuwen. Van de middeleeuwse dorpskerken en kapellen is maar een klein gedeelte als geheel intact. Het zijn de Hervormde kerken van Heumen, Beek en Ubbergen, de r.k. kerk van Kekerdom en de Persingse kapel. Zij zijn overigens, op Heumen en Persingen na, slechts ten dele middeleeuws werk. Verschillende kerken zijn nog maar fragmentarisch aanwezig. In Overasselt staat alleen nog de koorpartij van de oude kerk. In Ooij is de kerk in 1858 verbouwd tot pastorale woning met de middeleeuwse toren in de flank. Van de Hervormde kerk in Groesbeek stonden tot 1954 toren en koor zonder schippartij. Een aparte categorie vormen de vijf middeleeuwse dorpstorens waarvan de bijbehorende kerkgebouwen zijn afgebroken of vervangen. Die van Balgoij, Ewijk en Winssen staan als eenzame overblijfselen op de kerkhoven; die van Wijchen en Beuningen zijn ommanteld en met enige meters verhoogd opgenomen in de jongere kerken van Gradussen (1854) en Franssen (1900). Ten slotte is er een groot aantal gebouwen verdwenen, ongeveer een derde van het bestand aan oude kerken in het studiegebied. Het zijn in volgorde van amovering: de middeleeuwse kerken van Nederasselt (laatste rest in 1794), Weurt (1896), Millingen (1915), Niftrik (1892), de Keentse kapel (laatste rest 1944) en Malden (1961). Aan de hand van visuele en literaire bronnen moet men trachten zich een beeld te vormen van het oorspronkelijke middeleeuwse kerkenlandschap. Kort geschetst: komt het beeld hierop neer. In de vroege middeleeuwen is er een beduidende bouwactiviteit. Opgravingen in Groesbeek en Malden, waarnemingen in Heumen en in het westelijk aansluitende gebied van het Land van Maas en Waal hebben aangetoond dat de dorpskerken in eerste aanleg vroeg-romaanse en romaanse voorgangers hebben gehad, waarvan door vergroting en vervanging in de 14de eeuw en in de tweede helft van de 15de - begin 16de eeuw nauwelijks iets is overgebleven. Het resultaat was een groep laatgotische, vooral pseudobasilicaal aangelegde plattelandskerken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De geringe weerklank die de Reformatie op het platteland kreeg, leidde tot veel achterstallig onderhoud van de te grote kerken en tot het afstoten van de overbodige kerkruimte. Daardoor heeft het oude kerkenbestand hier een verbrokkeld en ruïneus aanzien gekregen. In de 17de en 18de eeuw gebeurt er buiten het allernoodzakelijkste herstel op het gebied van kerkarchitectuur niets buiten de bouw van oogluikend toegestane schuurkerken voor de katholieken. Begin 19de eeuw. Omstreeks 1800 verandert het beeld volkomen, wanneer ten gevolge van de wettelijke gelijkstelling van de kerkgenootschappen een verdeling plaatsvindt van de oude kerkgebouwen. Het resultaat van die verdeling is dat in het Rijk van Nijmegen iets meer dan de helft van de gebouwen overgaat in handen van de katholieken. Als gevolg van die bezitsverschuiving zijn in bijna alle dorpen voor de groepering die de oude dorpskerk niet in handen hield of kreeg toegewezen, o.m. met subsidies en onder technische supervisie van overheidswege z.g. Waterstaatskerken gebouwd. Voor de kleine hervormde gemeenten zijn er zaalkerken gebouwd al dan niet vergezeld van een aangebouwde of vrijstaande pastorie in Nederasselt (1804), Winssen (1805), Beuningen (1820), Wijchen (1829) en later te Balgoij (1847), Ooij (1856) en Millingen (1880). Alle ten behoeve van de katholieken gebouwde Waterstaatskerken en de in deze periode opgeknapte c.q. ten dele herbouwde hun toegewezen middeleeuwse parochiekerken hebben in de tweede helft van de 19de eeuw en het begin van deze eeuw moeten plaatsmaken voor grote kerkgebouwen in neostijlen. Een markante fase uit de bouwkunstgeschiedenis van de streek is op wat restanten in Beek en Wijchen na volledig geamoveerd. 2de helft 19de eeuw. De krachtige groei van de bevolking en met name van het katholieke deel noopt tot uitbreiding van de bestaande gebouwen en waar dit niet mogelijk is tot nieuwbouw. De tot deze groep behorende jongere, qua maatvoering veel grootscheepser opgezette kerkgebouwen bepalen sedert vooral het laatste kwart van de vorige eeuw het dorpsbeeld, waarvan het silhouet overal ingrijpend veranderde. Voor de bouw van deze zo beeldbepalende groep deden de kerkbesturen een beroep op architecten die reeds een zekere naam hadden en anderen, die met steun van de kerkelijke gezagsdragers naam maakten. Een kleine kring van architecten heeft hier op kerkenbouwgebied het gezicht van de streek bepaald: in Winssen (1860) en Overasselt (1891) - Charles Weber; in Nederasselt (1890), Niftrik (1891), Weurt (1895), Beuningen (1900), Ooij (1904) en Groesbeek (1922) - Conrad Franssen; in Alverna (1889) - Pier Stornebrink; in Beek (1892) - Jules Kayser. In het eerste kwart van de 20ste eeuw leveren in Millingen (1915) Wolter te Riele Gzn., in Ewijk (1917) Jos. Margry en op de Heilig Land-Stichting (1915) Jan Stuyt als vertegenwoordigers van een jongere generatie hun bijdragen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BegraafplaatsenKerkhoven en begraafplaatsen zijn, afgezien van de kwaliteit van de zich er bevindende gedenkstenen en grafmonumenten, ook zeer belangrijk als bron van genealogische gedenkwaardigheden. De ouderdom van veel in dit werk behandelde dodenakkers is niet hoog, maar wel opvallend dankzij een specifieke karaktertrek. Verschijningsvorm en ligging rechtvaardigen de aandacht voor de begraafplaatsen van Winssen, Beuningen, Overasselt, Heumen, Wijchen, Beek en Ubbergen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kastelen en adellijke huizenOfschoon het beschrijvingsgebied tamelijk dicht bezaaid is geweest met kastelen en adellijke huizen, zijn daarvan slechts weinig ongeschonden overblijfselen bewaard gebleven. Huis Doddendaal in Ewijk geeft voor wat betreft de hoofdburcht een vrij goed beeld, maar mist grotendeels de ommuring van het terrein en zijn oorspronkelijke voorburcht. Het kasteel-raadhuis van Wijchen, een op middeleeuwse grondslagen gebouwd adellijk huis met renaissance elementen, dateert voor een belangrijk deel uit 1908. Twee jaar eerder was het kasteel ten gevolge van een schoorsteenbrand in vlammen opgegaan, waarna niet veel meer dan het muurwerk bleef staan. Aan de hand van kort tevoren gemaakte opmetingstekeningen kon het verlorene worden gereconstrueerd. Van het kasteel Blankenburg in Beuningen staat alleen nog het pover restant van de toegangspoort. Blijft ten slotte het voorburchtterrein met het z.g. knechtenhuis en het voormalige stalgebouw van de Kasteelse Hof in Ooij, waarvan ook het op een ronde pol | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
staande hoofdgebouw met zijn tufstenen donjontoren al sedert 1798 is verdwenen. Veel kennis omtrent de kastelen in deze streek moet worden geput uit archivalia topografica, kaartmateriaal en uit door bodemonderzoek verkregen gegevens. Hieruit blijkt overigens wel dat diverse types en veel kastellologisch interessante facetten in het gebied vertegenwoordigd zijn. Op de Duivelsberg bij Beek bevinden zich restanten van de vroegmiddeleeuwse hoogteburcht Mergelpe. Oude ronde burchten hebben gestaan in Ooij, Watermeerwijk, Malden en mogelijk ook in Balgoij. Rechthoekige huizen met aparte voorburcht stonden in Balgoij, Ubbergen, Beuningen en thans nog in Ewijk. Ook van kastelen die hun ommuurde binnenterreinen gefaseerd met jongere gebouwen zagen dichtgroeien, zijn voorbeelden aan te wijzen: het voormalige Huis te Heumen en het Wijchense kasteelraadhuis. Het in de uiterwaarden gelegen Heumen nam een controle-positie in aan de Maas; ook in en aan de Waal lagen op strategisch belangrijke punten versterkte huizen zoals de Bunswaard bij Beuningen en de Kleverburg bij Erlecom, waarvan ook geen sporen resten. Tot de jongere huizen behoren het eertijds bij Overasselt gelegen huis Klein-Schoonenburg of Slimsijp en het veel belangrijkere door Johan van Welderen gebouwde Huis te Ubbergen, de in 1868 gesloopte opvolger van de middeleeuwse burcht. Vermelding verdient ook de helaas kort na het begin van de bouwactiviteiten gestagneerde nieuwbouw van het Huis te Beek, bedoeld als waardige opvolger van het oude Spijker van de Van Randwijcks. Over het oorspronkelijk uiterlijk van sommige huizen is vrijwel niets bekend buiten een vaag kaartbeeld. Dat geldt voor het kasteel te Millingen en de Huizen Spaldrop en Groot-Zeeland. In het laatste geval verrees op de standplaats een jongere hoeve. In Beuningen neemt een eenvoudige hofstede de plaats in van het vroegere huis de Ouden Tempel, dat volgens een oude afbeelding als betrekkelijk klein huis toch allure bezat. Ook ten aanzien van het Huis te Weurt tast men vrijwel in het duister. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BoerderijenHet hoofdbestanddeel van de historische bebouwing in het beschreven gebied wordt gevormd door een grote verscheidenheid aan boerderijen en dijkhuizen. Ondanks de felle aanslagen die er in de laatste decennia op deze groep zijn gepleegd, zijn er nog diverse gaaf bewaarde boerderijgroepen, solitair staande hoeves en dijktracés, in Ooij (Tiengeboden en Groenlanden) en langs de Waaldijk van Weurt tot Winssen. Aan de Maaskant vindt men ook opvallend onaangetaste voorbeelden in de gemeente Overasselt, waar de bebouwing minder op de dijk dan op de oeverwalgronden is geconcentreerd hetgeen aan de Waalkant op sommige plaatsen het geval is. De belangrijkste boerderijen vindt men op de oeverwalgronden, deels aan de rand op de scheiding met de komgronden. Zijn de boerderijen zelf vaak van betrekkelijk jonge datum, 18de- en vooral 19de-eeuws, de standplaats is meestal veel langer bewoond. Dit komt heel duidelijk uit in de percelering van sommige terreinen, waarvan de overeenkomst met kasteelsituaties vaak frappant is. Er zijn overigens wel enige oudere boerderijen; vooral 17de-eeuwse exemplaren zijn geen zeldzaamheid (Ewijk, Winssen, Weurt, Overasselt, Ooij). Men treft in het Rijk van Nijmegen vooral het driebeukige hallehuistype aan, met het ankerbalkgebint als kernconstructie en een uiterlijke verschijning die zich manifesteert als een bouwlichaam onder een afgewolfd zadeldak en in meer uitgegroeide vormen als krukhuis of t-boerderij. Aan de Maaskant komt onder invloed van het Brabantse incidenteel de dwarsdeel voor. De rivieren vormden eerder een bindende dan een scheidende factor, dit in tegenstelling tot de komgronden die veel meer een barrière zijn geweest. In de Duffeltdorpen komt evenals in het aangrenzende Duitse gebied bij grote boerderijen een U-vormige groepering voor van woonhuis en bedrijfsgebouwen. Naast de boerderijen is er een grote groep plattelandswoningen waaraan geen volledige bedrijfsvoering is verbonden, de woningen die eertijds werden bewoond door de keuters en de dagloners, meestal bestaande uit een paar vertrekken en een woonkeuken met slaapplaatsen en fourageruimten onder de kap. Langs de dijken komt men nog opmerkelijke exemplaren tegen, maar in de zand- en heidegebieden van de gemeenten Groesbeek en Wijchen zijn zij bijna allemaal verdwenen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
WoonhuizenHet woonhuis zonder een daarmee verbonden bedrijfsruimte is in de plattelandsgemeenten van het Rijk van Nijmegen een tamelijk jong verschijnsel, dat niet veel verder teruggaat dan ca. 1800. Qua indeling zijn de huizen, die meest voor de dorpsnotabelen zijn gebouwd, nauw verwant aan het voorhuis van de t-boerderijen en het hoofdgebouw van de buitenplaatsen: een tweebeukig huis met aan de ene zijde van de van voor naar achter doorlopende gang een voor- en achterkamer (in pastorieën een grote zaal) en aan de andere kant een kamer en een keuken met daartussen een trappartij al dan niet geflankeerd door een tussenkamer met een kelder. In allerlei variaties komt dit schema voor. Er wordt tot ver in de 19de eeuw op voortgeborduurd, ook in de villabouw. Pas in het laatste kwart van de vorige eeuw maakt men zich ervan los en wijkt dit vigoureuze schema voor een qua ruimte- en vormbeleving veel individueler getinte architectuur. De duidelijkste voorbeelden van deze ontwikkeling zijn te vinden in de dorpen Beek en Ubbergen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MolensKende men in het beschreven gebied omstreeks 1900 behalve windmolens ook watermolens en door andere kracht aangedreven molens, van de laatstgenoemde soorten is niets meer in wezen. Ook de windmolens zijn in aantal afgenomen. Sommige verdwenen door oorlogsgeweld, zoals de Groesbeekse torenmolen en de Thorense molen bij Leuth, een standerdmolen. Andere verdwenen door brand zoals die van Ewijk en van de Molenhoek bij Heumen. Men vindt thans nog twee types vertegenwoordigd: standerdmolens in Overasselt, Nederasselt en Beuningen en beltmolens in Groesbeek, Heumen, Kekerdom, Wijchen, Alverna en Winssen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IndustrieBuiten de aan de Waal gelokaliseerde steenfabrieken bij Erlecom en Ooij is er geen grote industrie die monumentale complexen heeft nagelaten. Van de boven de huisindustrie uitkomende bedrijven verdienen de wasserijen die vooral in Beek voorkwamen vermelding, alleen al om de karakteristieke spoelputten, waarvan er een in het dorp bij de Elzen is gespaard. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Topografische Militaire kaart van 1850
Het westelijk gedeelte van het Rijk van Nijmegen volgens de eerste Topografische en militaire kaart van het Koninkrijk der Nederlanden, samengesteld uit de kaartbladen 39, 40, 45 en 46. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Topografische Militaire kaart van 1977-1978
Het westelijk gedeelte van het Rijk van Nijmegen volgens de meest recente Topografische en militaire kaart, samengesteld uit de kaartbladen 39 oost, 40 west, 45 oost en 46 west. |