Het Rijk van Nijmegen. Oostelijk gedeelte en de Duffelt
(1983)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 375. De kern van Persingen volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
Afb. 376. Gezicht op het Persingse kerkje in 1732, getekend door C. Pronk. r.p.k., Amsterdam, schetsboek ii, 18.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||
Persingen
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 378. De Persingse kapel met de 17de-eeuwse gerfkamer in 1752, getekend door J. de Beijer. Gemeentearchief, Nijmegen.
bewoning is verder ook een gevolg van het feit dat men in de Ooijpolder na een periode van dijkdoorbraken bewust overging tot een systeem van slibbemesting door de rivier, waardoor het land met uitzondering van de hoogste punten vrijwel onbewoonbaar werd. Pas in 1861 is dit systeem verlaten en kwam men tot een beter waterschapsbeheer. Na de diverse dijkdoorbraken in de 18de en 19de eeuw en ook nog in het begin van de 20ste eeuw zijn van de oorspronkelijk gespreide bewoningsplaatsen slechts de tegen wateroverlast allerveiligste lokaties bij voortduring bewoond gebleven. Dit kon alleen dank zij de constante ophoging van de pollen en donken. De overstromingen van 1809 en 1820, die tot de ergste uit de geschiedenis van de Ooijpolder behoren, hebben van het kerndorp Persingen en van het nabij de Thornse molen gelegen leengoed Wercheren vrijwel niets overgelaten. Het dorpsgebied van Persingen maakt ook thans nog een vrijwel verlaten indruk: een kerk en enkele boerderijen. Het is juist deze door natuurgeweld opgedrongen desolatie waaraan dit historisch plekje haar pittoreske charme ontleent. - Literatuur. Van der Aa ix (1847), blz. 135-136; Schutjes v (1876), blz. 412; Van Schevichaven 1900, blz. 61-62; Gorissen 1956, blz. 30; L.J. Pons en P.J. Modderman, Iets over de bodem en bewoningsgeschiedenis van het rivierkleigebied, in het bijzonder de Ooijpolder, Boor en Spade iv (1951), blz. 194. | |||||||||||||||||||||||||
Het kerkgebouwAan de noordzijde van de Persingsestraat staat in een op ongeveer een halve kilometer ten oosten van de Kruisstraat gelegen haakse ombuiging in de weg het uit de 15de eeuw daterende dorpskerkje, dat veelal oneigenlijk wordt aangeduid als de Persingse Kapel. Het gebouw, bestaande uit een toren, kort schip en een 5/8ste gesloten koorpartij staat vrij op het tot weide omgevormde kerkhof. Kerkgebouw en toren zijn eigendom van de burgerlijke gemeente Ubbergen (afb. 379-395). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 379. De kerk gezien uit het zuidwesten in 1899.
| |||||||||||||||||||||||||
Bronnen
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||
GeschiedenisIn de tweede helft van de 13de eeuw stond te Persingen een aan de H. Dionysius gewijde kapel. De kapel wordt in een adem genoemd met die van Ooij en Weurt. Tussen 1322 en 1333 zou de kapel volgens Schutjes, die daarvoor echter geen bron vermeldt, tot parochiekerk zijn verheven. Het collatierecht kwam in 1390 toe aan de hertog en later aan de heer van de heerlijkheid. Uit het einde van de 15de eeuw zijn verschillende pastoors met name bekend. In 1457 werd er een altaar gewijd ter ere van de H. Catharina, waarvan een zekere Herman Dirksen rector was. Het kerkgebouw bleef na de Hervorming aanvankelijk nog in gebruik. In 1647 liet een van de kerkmeesters een steen aanbrengen in de toen net voltooide gerfkamer. In de 17de of 18de eeuw schijnt het gebouw buiten gebruik te zijn gesteld. Volgens een visitatieverslag van 1744 werd de kerk niet meer voor de prediking gebruikt, maar was veranderd in een hooischuur. De gerfkamer was in gebruik als woning. Nadat de visitatiecommissie zich bij de heer over de situatie had beklaagd werd de prediking hervat en het kerkje daarop ‘treffelijk gerepareerd’. In 1819 werd de kerk door graaf Otto van Bylandt verkocht aan zijn rentmeester A. de Fockert en opnieuw ingericht tot woonhuizen met een stalling. Rond het midden van de 19de eeuw was G.H. van der Wedden eigenaar. In 1899 kocht H. Braam, timmerman in Beek-Ubbergen, de nabij de kerk gelegen boerderij-herberg ‘De Bonte Os’ (Persingsestraat 9/9A) inclusief het kerkgebouw. De opmetingstekeningen van A. Mulder uit 1899 (afb. 381, 383) geven een beeld van de toenmalige situatie. Kort daarop werd de sacristie aan de zuidzijde van het koor afgebroken. In 1905 stelden de inwoners van Beek pogingen in het werk om het kerkje te herstellen. Met hulp van het Rijk leverde dit enig resultaat op, zoals is te lezen op de memoriesteen (afb. 387) die in 1907 is aangebracht in de zuidmuur van de toren. In hetzelfde jaar kocht de gemeente Ubbergen de kerk aan voor f 500, -, omdat de eigenaar het gebouw wilde slopen. De koopakte werd op 26 november 1907 getekend. Opnieuw trad een periode van verwaarlozing in. Na de watersnood van 1926 bracht men vrachten zand naar binnen met de bedoeling om als vanouds het vee in de kerk in veiligheid te kunnen brengen (afb. 390). Tijdens de Tweede Wereldoorlog bood de kerk opnieuw onderdak aan enige gezinnen en slachtoffers van de gevechtshandelingen in september 1944. De kerk werd in 1952-1953 gerestaureerd en in gebruik genomen als kapel voor de r.k. Verkennersbeweging, die de kapel de naam gaf van haar patroonheilige St. Joris. In 1960-1962 volgde de restauratie van de toren. Restauratie-architect was ir. J.G. Deur uit Nijmegen, wiens vakkundige aanpak een onmiskenbaar stempel op het gebouw drukte.
Ga naar margenoot+ De kerk en de toren zijn opgetrokken in rode baksteen, formaat van 26/27 × 13/14 × 6/6,5 cm, 10 lagen 79. De toepassing van natuursteen blijft beperkt tot de cordonlijsten en enige tufstenen hoekblokken. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 380. De kerk gezien vanuit het zuidoosten (opn. 1972).
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 381. Opmetingstekening van de ‘Voormalige Kerk der Ned.-Herv.-gemeente te Persingen thans ingericht voor twee woningen met stalling’, kerkgevels en plattegrond, door A. Mulder, 1899.
Afb. 382. Kerk en toren gezien aan de noordzijde in 1899.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 383. Lengte- en dwarsdoorsneden, gevels (schaal 1:330) en details, door A. Mulder, 1899.
Afb. 384. Torenvoet, schip en gerfkamer in 1899.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||
C-D A-B
E-F
G-H
Afb. 385. Persingse kapel. Opmetingstekening met plattegrond, lengtedoorsnede en dwarsdoorsneden over het schip gezien naar de toren en het koor en over het koor naar het oosten.
Ga naar margenoot+ De toren bestaat uit drie zich iets verjongende geledingen. De eerste geleding met omlopende plint heeft enige tufstenen hoekblokken. Aan de westzijde is een gedrukt rondbogige toegangspoort met spitsbogig venster daarboven, gevat in een lancet waarvan de profilering bestaat uit een dubbele kwart-hol. In de voet van de toren treft men aan de noord- en westkant een ruitpatroon van verglaasde donkere koppen aan in het metselwerk. In de zuidmuur van de toren is in 1907 een hardstenen gedenkplaat (afb. 387) ingemetseld, formaat 53 × 70 cm, met de tekst: dit gebouw is in 1907 / voor vernietiging bewaard / door geldelijke bijdragen / van eenige belangstellenden / en eene subsidie van het rijk / De Burgemeester van Ubbergen / j. dommer van poldersveldt. De tweede geleding vertoont aan de vrijliggende zijden een over de gehele hoogte lopend spaarveld waarin telkens twee spleetvensters zijn opgenomen. Elk spaarveld wordt afgedekt door een dubbele spitsboog. Boven de spaarvelden loopt een cordonlijst. De onderste waterlijst van de toren ligt ruim 3 m lager dan die van het | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 386. Persingse kapel. De gevels van toren en kerk pal van het zuiden (opn. 1972).
schip. In de westgevel van de kerk liep de lijst verticaal omhoog als verbinding in de hoek tussen toren- en schipmuur. Een spoor hiervan is bewaard gebleven in de mergelband aan de zuidzijde, die naar onderen toe wordt voortgezet in een reeks koppen. Bij een vorige herstelling was dit detail bijna volledig weggerestaureerd. De derde geleding bezit rondom twee galmgaten met onder de basis daarvan een in de muur verzonken plat liggende zaagtand. Een uitgekraagde zaagtandlijst sluit deze geleding af. De ingesnoerde spits draagt een ijzeren kruis met windhaan.
Ga naar margenoot+ In de voet van de toren zijn aan de noord- en zuidkant korfbogige nissen uitgespaard. De torenhal staat door middel van een grote spitsbogige doorgang met afgeschuinde hoeken in verbinding met het schip. De toren en de westelijke schipmuur zijn in een verband gemetseld. Onder de balkenzoldering en daarboven zijn inwendig enige banden van mergelsteen ingemetseld. Deze corresponderen niet met de waterlijsten aan het exterieur die voor de restauratie ook van mergelsteen waren. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 387. Persingse kapel. Gedenkplaat uit 1907, aangebracht in de zuidmuur van de toren (opn. 1972).
1
2
3
Afb. 388. Persingse kapel. Opmetingstekening van de torenspits. Drie verticale en drie horizontale doorsneden, schaal 1:100. In het torenportaal heeft de r.k. Verkennersbeweging in 1953 een gedenksteen, formaat 100 × 86 cm laten plaatsen met de tekst: exploratores scto georgio / devoti ecclesiam vsvi sacro / reddidervnt die xxii aprilis / mcmli restavratione perata / ex mvneribvs laboris ex / ploratorvm ac avtoritate / adivvante civili me posve rvnt: h p m baro van voorst / tot voorst commissarivs / generalis a c a j l verhoeven / capellanvs generalis rector / ecclesiae die v septembris.
Ga naar margenoot+ De toren bezit nog zijn oorspronkelijke 15de-eeuwse spits (afb. 388). Hij is opgebouwd uit een over de volle hoogte doorlopende middenstijl (koningstijl), omgeven door twee tafelmenten, bestaande uit de balken van telkens een achttal halve jukspanten die in kransen om de koningstijl staan. De koningstijl staat op twee vernieuwde elkaar kruisende balken, die op de middens van eveneens vernieuwde randbalken langs de torenmuur rusten. Op deze balken staan schoren van de koningstijl en bovendien vier extra halve jukspanten (zonder korbeel), die op hun beurt elk een schoor tegen de koningstijl dragen. De spits draagt geritste telmerken.
Ga naar margenoot+ De kerk bestaat uit een eenbeukig schip van twee traveeën waarachter een evenbreed, doch hoger koor is gebouwd, dat bestaat uit een koortravee met een 5/8ste-sluiting (afb. 385). Er is geen duidelijk periodeverschil aanwijsbaar. Aanleg en materiaal laten hooguit toe te concluderen, dat de toren iets jonger is dan het schip en het koor. Tegen het schip en het koor staan uitwendig respectievelijk twee- en driemaal versneden steunberen. De tweede versnijding loopt als een waterlijst rondom het gehele kerkgebouw. De beide oostelijke steunberen van het koor zijn aan de naar elkaar toegewende hoeken afgeschuind op manshoogte en van bewerkte natuurstenen hoekblokken voorzien. Tegen de koortravee stond aan de zuidzijde de gerfkamer, waaraan de dichtgemetselde doorgang nog herinnert. De vensters hebben alle dezelfde vorm, maar verschillen in schip en koor van hoogte. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 389. Persingse kapel. De koorpartij in 1899.
Alleen het oostelijk koorvenster is breder. De bakstenen menelen lopen gaffelvormig uit. De vensters zijn hersteld naar teruggevonden resten van de montants. De bakstenen profiellijst langs de dakvoet bestaat uit nieuwe stenen behakt volgens een teruggevonden profiel.
Ga naar margenoot+ In het schip en het koor bestaat de wandindeling uit een van gedrukt rondbogige spaarbogen voorziene ondermuur die vanaf de vensterbanken van de gotische lancetvensters verjongt. Onder de vensters loopt een cordonlijst met een gaandeweg zich wijzigend profiel. In de noordoost-, oost- en zuidoost-muur van het koor zijn credensnissen en een piscinanis opgenomen in de muurdikten buiten de spaarvelden (afb. 385, 391). In de zuidmuur van het koor is ook inwendig de doorgang naar de voormalige gerfkamer nog te zien rechts in het boogveld. De ruimte is inwendig wit gepleisterd. Het schip wordt gedekt door een op drie moerbalken rustende zoldering (afb. 392). De koorpartij heeft sedert de restauratie van 1954 een vanaf de aanrazering vernieuwd gewelf, waarvan de ribben rusten op figurale en met bladmotieven geornamenteerde kraagstenen (afb. 393-395). De geprofileerde ribben komen samen in vernieuwde sluitstenen van kerntuf die zijn voorzien van de monogrammen ih̄s en . De schipkap bezit gehakte telmerken; die boven het koorgedeelte vertoont veel secundair gebruikt eikehout. Tijdens de restauratie van 1954 zijn beide kappen gedeeltelijk vernieuwd en met oudhollandse pannen belegd; rode pannen op het schip en gesmoorde zwarte pannen op het koor. Het vloerniveau is ondanks verlaging in 1953 nog vrij hoog. De onderkant van de credens- en lampnissen liggen namelijk slechts 15 tot 30 cm boven de kerkvloer.
Ga naar margenoot+ De voormalige gerfkamer of consistoriekamer (afb. 384) is nog te zien op de voor 1900 gemaakte opmetingstekeningen en foto's van J. Boerbooms en A. Mulder. De tegen de zuidkant van het koor gebouwde ruimte, die door overhoekse steunberen was geschoord, had een topgevel met een gedenksteentje dat de volgende inscriptie | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 390. Persingse kapel. Het koorinterieur voor de restauratie (opn. ca. 1950).
Afb. 391. Persingse kapel. Het kerkinterieur gezien naar het priesterkoor (opn. 1972).
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 392. Persingse kapel. Het kerkinterieur gezien in westelijke richting naar het torenportaal (opn. 1972).
Afb. 393. Persingse kapel. Kraagsteen met masker in het koor (opn. 1972).
Afb. 394. Persingse kapel. Kraagsteen als drager van ribben en gordelboog in de noordelijke koormuur (opn. 1972).
Afb. 395. Persingse kapel. Kraagsteen in het koor met voorstelling van twee strijdende figuren (opn. 1972).
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 396. Het voormalige Huis te Persingen in 1731, getekend door C. Pronk. r.p.k., Amsterdam, schetsboek ii, 19.
bevatte: Johan de Vries/Raedts vrundt/der stadt Nymege/Kerck-Mester in der Tyt tot Persinge/1647.
Ga naar margenoot+ Bij een bezoek aan de kerk in 1907 ontwaarde J. Bloys van Treslong Prins nog enige brokstukken van grafstenen met daarop gotische letters. Op een fragment stond ‘...va...pastor’, misschien betrekking hebbend op de vanaf 1551 als laatste pastoor van Persingen optredende Wilhelmus van Heumen. Op een kruis meende hij te lezen: ‘wilt kremers 1553’. Niets hiervan is meer aanwezig. - Literatuur. Bloys en Treslong Prins 1917/1918, blz. 161-162; Wapenheraut xxii (1918), blz. 241-242. | |||||||||||||||||||||||||
Huis PersingenIn een weiland ten zuidoosten van het Persingse kerkje, kadastraal bekend onder Ooij, sectie c, nr. 738, geeft de door knotwilgen gemarkeerde bultige bodem de plaats aan waar het Huis Persingen heeft gestaan. Fundamentresten van het in 1809 door een overstroming volledig weggevaagde huis moeten zich nog goeddeels in de bodem bevinden (afb. 396, 397). | |||||||||||||||||||||||||
Bronnen
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 397. Het kasteelterrein van het Huis te Persingen volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
| |||||||||||||||||||||||||
GeschiedenisVolgens een door de Dienst voor Bodemkartering opgemaakte kaart van het gebied ligt ten zuiden van het dorp Persingen een klein als bewoningsgrond gedetermineerd gebied. Delahaye meent, dat men hier waarschijnlijk heeft te doen met de plaats van een vroeg-middeleeuwse ronde burcht, de voorganger van het latere huis te Persingen, waarvan nog tot 1809 resten bestonden. In 1285 hield Walthard van Persingen de tienden van het bij zijn hof behorende land in pacht van het kapittel van de St.-Apostelenkerk in Keulen. Het is niet bekend of hij ook heer van Persingen was. Het Meer met het recht van visserij in dit riviertje behoorde tot de eigen goederen van het geslacht van Persingen, dat ermee beleend was door het H. Roomse Rijk. Nadat de heerlijkheid door Willem van Persingen als rijksleen was verkocht aan graaf Reinald i van Gelre in 1332, beleende deze Tylman van Groesbeek ermee. In 1407 kwam Persingen in het bezit van het geslacht Van Apeltern. Met Johan van Apeltern begint in 1420 de belening in de Gelderse leenregisters. Het jaar van de stichting van het kasteel is niet bekend, maar het wordt reeds in 1444 genoemd bij de belening van heerlijkheid en slot aan Johans neef, Hendrick van Apeltern. Laatstgenoemde en niet de Gelderse hertog heeft het slot laten bouwen met het doel om de weg naar Nijmegen door de Ooij en de vaarroute door het Meertje onder controle te houden. De strategische ligging is het slot meer dan eens noodlottig geworden. In 1473 heeft Johan van Apeltern het kasteel tot een open huis gemaakt voor hertog Jan van Kleef, die kort tevoren beleend was met De Duffelt. Toen Johan spoedig daarna stierf en diens broer Hendrik met Persingen beleend werd, schaarde deze zich aan de zijde van de tegen Maximiliaan revolterende stad Nijmegen. Vanuit Persingen plunderde hij Kleefs gebied, hoewel het ‘open huis’-verdrag met Kleef nog van kracht was. In 1505 werd het kasteel bijgevolg door de Kleefsen ingenomen en vervolgens weer door Karel van Gelre ontzet. De hertog gaf het huis aan Hendrik van Apeltern terug op voorwaarde, dat hij de versterkingen rondom zou slechten en alleen het ‘bloote slot zoude behouden ende na zijn welgevallen weder opmaeken’. De torens en muren mochten niet hersteld worden en de bolwerken en loopgraven moesten worden opgeruimd. Het huis diende voorts goed bewaakt te worden en zou voortaan als ‘open huis’ voor de hertog van Gelre dienen. In 1507 werd het huis opnieuw door de Kleefsen bestormd en ingenomen. In 1526 richtten de Nijmegenaren in vier dagen tijds met een groep van dertig tot veertig man verwoestingen aan tijdens een expeditie, waarbij zij alle open huizen van hertog Karel, waartoe ook het inmiddels kennelijk weer versterkte huis Persingen behoorde, die waren gelegen in de nabijheid van de stad Nijmegen, ontmantelden. Deze actie was bedoeld als een soort strafexpeditie tegen de hertog die inbreuk had gepleegd op de privileges van de stad Nijmegen. In 1529 werd het huis hersteld, opnieuw versterkt en aan de hertog aangeboden. Na de toetreding van Nijmegen tot de Unie van Utrecht in 1579, moest volgens een besluit van 22 oktober 1583 tot afbraak van alle omliggende kastelen worden overgegaan, ten einde te verhinderen, dat de Spanjaarden ze als steunpunten zouden gebruiken. In juni 1613 werd het huis in brand gestoken en niet meer hersteld. De heerlijkheid werd verkocht aan Gerard Herman van Ooij, voor de som van f 28 000,-, die op 12 augustus 1628 met Persingen werd beleend. Door huwelijk van diens zuster en erfgename Margaretha Judith van Ooij met Roeland graaf van Bylandt zijn beide heerlijkheden in handen gekomen van de familie Van Bylandt. Wat nog van het kasteel was overgebleven is te zien op de schets die C. Pronk in 1731 daarvan maakte (afb. 396). Het is een op de noordwesthoek van de kasteelplaats staande woon- of dienstvleugel met verdieping en zadeldak, waartegen het ruïneuze restant van een toren of poortvleugel aansluit. Van de gracht resteren nog duidelijke sporen. Het minuutplan van 1820 is in deze eveneens zeer significant (afb. 397). Bij de overstroming van 1809 werden de laatste resten van het huis volledig weggespoeld. In 1842 vermaakte gravin Van Bylandt, douairière Van Brakell, vrijvrouwe van Ooij en Persingen, bij testamentaire beschikking de bezittingen in de beide heerlijkheden aan baron P.J. van Zuylen van Nijeveldt. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 398. Leuthsestraat 8. Boerderij ‘'t Brökske’ (opn. 1972).
Afb. 399. Persingsestraat nr. 9a/11. Boerderij, eertijds herberg ‘De Bonte Os’ (opn. 1983).
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||
Afb. 400. Voormalig huisje achter ‘De Bonte Os’, lange tijd in gebruik als stal, afgebrand in 1976 (opn. 1972).
| |||||||||||||||||||||||||
BoerderijenGa naar margenoot+ Leuthsestraat nr. 8. Gepleisterde boerderij ‘'t Brökske’ (afb. 398), xviii-xix. Het woongedeelte heeft een verdieping en rieten schilddak; de stal is gedekt met een hoog wolfdak.
Leuthsestraat nr. 9. Hoeve ‘De Poel’, gepleisterde t-boerderij op een pol; in de voorgevel door middel van ankers gedateerd 1809. - Afbeelding. Pentekening, gesigneerd en gedateerd: ‘E. Voorhoeve '22’ (= 1922), met aanzicht en plattegrond, Nijmeegs Museum ‘Commanderie van St. Jan’ (inv. nr. 232).
Ga naar margenoot+ Persingsestraat 9a/11. Ten noorden van het kerkgebouw staat ‘De Bonte Os’, een voormalige boerderij-herberg, die alleen de boerderijfunctie heeft behouden. In de voorgevel van de witgesausde t-boerderij zijn nog twee zeer grote twaalfruits schuifvensters opgenomen. De strekken boven de beide toegangsdeuren en een klein venster rechts wijzen op de oorspronkelijke gevelindeling (afb. 399). Het stalgedeelte heeft een getoogde inrijpoort met het jaartal 1809 op de sluitsteen. Het jaartal moet betrekking hebben op een herbouw van het geheel na een dijkdoorbraak die toen plaatshad. In 1899 is de hoeve samen met de kerk en landerijen gekocht door de timmerman H. Braam uit Ubbergen. Achter het bedrijfsgedeelte stond een gepleisterde schuur met rieten wolfdak, die in 1976 is afgebrand (afb. 400). - Literatuur. Van Schevichaven 1925, blz. 224; Van Boldrik 1981, blz. 32, nr. 48.
Ga naar margenoot+ Werchensestraat nr. 2. Gepleisterd boerenhuis, xviii-xix, dat opvalt door zijn ligging op een in omvang beperkte, hoge pol. |
|