Het Rijk van Nijmegen. Oostelijk gedeelte en de Duffelt
(1983)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 200]
| |||||
Afb. 286. De dorpskern volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
| |||||
[pagina 201]
| |||||
Leuth
| |||||
Rooms-Katholieke kerkDe aan de H. Remigius gewijde parochiekerk aan het Kerkplein, in 1935 voltooid naar een ontwerp van architect H.C. van de Leur, vervangt een middeleeuws gebouw, dat stond op het kerkhof even ten noordoosten van de huidige kerk (afb. 287-288). | |||||
Bronnen
| |||||
[pagina 202]
| |||||
Afb. 287. De middeleeuwse parochiekerk volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
Afb. 288. De situering van de huidige kerk volgens het nette plan.
| |||||
GeschiedenisReeds in 891-892 worden goederen in Leuth (‘in Duvelero marca in Lotde’) geschonken aan de abdij Lauresham (Lorsch). De naam van de kerkpatroon Remigius kan reeds op een Frankische missionering duiden. Oorspronkelijk was de kerk van Leuth een kapel die ressorteerde onder het kapittel van Zyfflich. In 1304 werd er een overeenkomst van kracht over de scheiding van Leuth en Wyler. Leuth zal voortaan door proost en kapittel worden bediend. Toen het kapittel in 1436 naar Kranenburg werd overgeplaatst, werd in Leuth een vicarius perpetuus aangesteld. Op 1 maart 1465 is er een fundatie gesticht voor de kerk te ‘Luet in der Duyffel gelegen’. Een in 1505 opgemaakt visitatieverslag vermeldt de ‘ecclesia S. Remigii’ als parochiekerk. De verheffing van de kapel tot de nieuwe status is volgens Stüwer reeds in 1445 een feit. Over de middeleeuwse parochiekerk is vrijwel niets bekend. Blijkens op het kerkhof gevonden materiaal was aan het gebouw tufsteen verwerkt. In 1672 hebben troepen van Lodewijk xiv de kerk geplunderd. In 1809 leden kerk en pastorie door de januari-overstroming ernstige schade. Bovendien trof in juni van dat jaar een blikseminslag het kerkgebouw. In de 19de eeuw heeft de parochie tot verschillende diocesen behoord. Toen Napoleon het bisdom Aken oprichtte, werd Leuth met de Duffeltparochies hieraan toegevoegd. In 1821 werd de parochie verenigd met het bisdom Roermond, waartoe het voordien ook vanaf 1559 had behoord, en vervolgens met het diocees Den Bosch. In 1869 is de kerk onder het pastoraat van J. Cruijssen gedeeltelijk vernieuwd in neogotische stijl. Een gedenksteentje, formaat 24,5 × 13 cm, dat deze bouwcampagne memoreert door middel van de naam van de pastoor en het jaartal, wordt bewaard in de pastorie. Het bestek, dat in het parochiearchief berust, beschrijft uitvoerig de te verrichten werkzaamheden. In de bouwaanvrage d.d. 24 juni 1868 door het kerkbestuur gericht aan de bisschop van Den Bosch worden deze in kort bestek omschreven: ‘Ons middenschip van de Kerk (...) zal noodzakelijk moeten vernieuwd worden, dewijl de kap geheel versleten is, en de zijmuren omtrent een halve voet zijn overgezakt, zodat deze alleen door de ijzeren balken nog staande worden gehouden, terwijl de toren en het voorkoor of presbyterium nog goed zijn en in Gothieken stijl dit laatste sterk is gebouwd, en wij nu ook de middenkerk in denzelfden stijl met kruisgewelf voornemens zijn te laten optrekken en daarmede (...) in het volgend voorjaar te beginnen. De kosten worden door deskundigen geraamd op circa 4000 gulden’. In september 1884 is de kerktoren onder het pastoraat van Th. Essens bijna geheel vernieuwd. Alleen oude ansichten geven nog een beeld van de kerk en haar | |||||
[pagina 203]
| |||||
Afb. 289. De voormalige r.k. kerk en pastorie naar oude afbeelding.
Afb. 290. r.k. kerk. Koperen doopvont, midden 19de eeuw (opn. 1977).
inrichting. In 1935 is de oude kerk vervangen door een nieuw gebouw naar ontwerp van architect H.C. van de Leur. Zij staat iets ten westen van de standplaats van de middeleeuwse kerk (afb. 287-289).
Ga naar margenoot+ In de huidige parochiekerk worden een aantal belangrijke inventarisstukken uit het vroegere kerkgebouw bewaard.
Ga naar margenoot+ Tafeldoopvont (afb. 290). Hoogte 30 cm, diam. 27 cm; rood en geel koper; midden xix. Ronde voet waarop bolvormig bekken; geprofileerd deksel met ring.
Ga naar margenoot+ Wijwateremmer. Hoogte 28 cm, diam. 27 cm; geel koper, xixc. Ronde geprofileerde hoge voet; opstaande rand van andere koperplaat dan het bekken.
Ga naar margenoot+ Wandlavabo. Hoogte 33,5 cm, breedte 32 cm, diam. 18 cm; geel koper; neogotiek; ca. 1900. Rechthoekig model met schuin dak; aan de voorzijde in omlijsting een draperie met respectievelijk links en rechts daarboven de monogrammen sm en sj.
Ga naar margenoot+ Aquamanile (afb. 290). Hoogte is 13 cm, breedte 33 cm; rood en geel koper; xvb of xvia. Bij hengsel en tuit versierd met leeuwenkopjes en vrouwenmaskers. De aquamanile bevindt zich in het Museum voor Religieuze Kunst in Uden, maar is in bruikleen afgestaan aan het Noordbrabants Museum in Den Bosch. - Literatuur. Cat. 's-Hertogenbosch 1936 (Bissch. Mus.), blz. 124, nr. 11; Cat. Beelden uit Brabant, Noordbrabants Museum, 's-Hertogenbosch 1971, nr. 154.
Ga naar margenoot+ Hoewel de kerk geen historisch orgel meer bezit is het navolgende uit historisch oogpunt vermeldenswaard. In oktober 1872 is door F.C. Smits volgens diens rekeningenboek een orgel met twee klavieren, pedaal en kas geplaatst voor f 1400, -. Het oude instrument, waarvan Van der Aa melding maakt, was volgens Smits niet meer waard om in de kort tevoren verbouwde kerk te worden geplaatst. De ontwerptekening voor het nieuwe orgel bevindt zich in het Smitsarchief. In de rechter bovenhoek van de tekening staat de notitie: ‘Alzoo verzonden naar Leuth Oct. 1872 ad 1400.00’, gevolgd door de registratie: ‘1 Prestant 8 voet; 2 bourdon 16 disc; 3 prestant 4-; 4 holpijp 8-; 5 octaaf 2-; 6,7 Grandjeu 8 ventil; 9 holfluit 8-; 10 fiool 8 disc-; 11 salicet 4-bas-; 12 salicet 4 disc.’ - Literatuur. Leutherlectuur iii (1975), nr. 5.
Ga naar margenoot+ Bewening van Christus door Maria en Johannes (afb. 291). Dagmaat 130 × 115 cm; olieverf op paneel, dat is samengesteld uit drie brede delen; xvii-xviii? H. Remigius (afb. 292). Afmeting 166 × 113 cm; olieverf op doek; M. Finthoff; 1832. De heilige is als bisschop afgebeeld, staande; links een zuilschacht op basement, op de achtergrond een landschap. Op dit schilderij heeft de volgende uitgavenpost in de rekening over het jaar 1832 betrekking: ‘10. Finthoff M: voor het maalen van onze Kerk Patroon den H. Bisschop Remigius (30 berl. Th.) 54 gulden’. | |||||
[pagina 204]
| |||||
Afb. 291. r.k. kerk. Bewening van Christus, paneel (opn. 1977).
Afb. 292. r.k. kerk. De H. Remigius, patroonheilige van de kerk, doek door M. Finthoff, 1832 (opn. 1977).
| |||||
[pagina 205]
| |||||
Afb. 293. r.k. kerk. Kaarsenkroon, zes-lichts, Duits werk (opn. 1977).
Afb. 294. r.k. kerk. Bolkroon, twaalflichts, 1817 (opn. 1977).
Ga naar margenoot+ Bolkroon (afb. 293). Zes-lichts; hoogte 60 cm; geel koper; xvii (?). In de voluten dolfijn- en vogelkopjes. Bolkroon (afb. 294). Twaalf-lichts; hoogte 89 cm; geel koper; 1817. Op de voluten dolfijn- en vogelkoppen. Op de bol schenkingsinscriptie: ‘W. Lem vidua I Hendriks dedit 1817’.
Ga naar margenoot+ Stralenmonstrans (afb. 295, 296). Hoogte 58 cm, diam. voet 19 × 16 cm; zilver, stralen koper; stadsteken: drie stadstorens met blokje in schild (= Kalkar); meesterteken rr in liggende rechthoek met afgeschuinde hoeken (= Rabanus Raab), Kalkar 1654-1740); gekroond schild waarin jaartal (= 1711); trembleerteken. Ovale voet met rand van lopende knorren; op de welving gedreven bladmotieven; tussen twee ringen peervormige nodus met knorren en bladmotief; ovale lunula, met onder de houder gevleugeld engelenkopje; over de stralen wingerdbladeren en druiventrossen; onder de lunula pelikaan met jongen; aan weerszijden van de lunula een gevleugelde engel met aren; boven de lunula God de Vader en Geestesduif; als bekroning een door twee engeltjes gedragen beugelkroon met later kruisje op de bol; de vlakke keerzijde van de stralenkrans is versierd met gegraveerde acanthusbladeren. - Literatuur. Cat. Keulen 1975 (Goldschmiedekunst), afb. 22-24, blz. 178, 179. Ciborie (afb. 297). Hoogte 27 cm; tin; xviiid. Merken: vliegende engel met bazuin naar links en i.g. (= J. Gardenier, Den Bosch). Thans in het Museum voor Religieuze Kunst te Uden. - Literatuur. Cat. 's-Hertogenbosch 1936 (Bissch. Mus.), blz. 24, nr. 16; Tweestromenland nr. 10 (1971), blz. 19. Ciborie. Hoogte met deksel 36 cm, zonder deksel 20 cm, diam. voet 15,5 cm; verguld zilver; merken: meesterteken: j j (= Jos. Jonkergouw, 's-Hertogenbosch 1894-1922); lopend leeuwtje + 2; neogotiek; 1908. Ronde voet met opstaande ajourrand; op de welving drie ovale medaillons omzoomd met koordrand, waarin, op blauw fond, H. Hart - O.L. Vrouw van Lourdes met de data: 1858-1908 - Antonius van Padua met opschrift in sancti festo ordinationis dies; ronde stam; zeslobbige ajour nodus met, in het midden, een koordrandje; op de cuppa tekstband; deksel met twee keer een crête; klokvormige bekroning met kruisje. | |||||
[pagina 206]
| |||||
Afb. 295. r.k. kerk. Stralenmonstrans, 1711, door R. Raab, voorzijde (opn. 1977).
Afb. 296. r.k. kerk. Stralenmonstrans, achterzijde (opn. 1977).
Afb. 297. Ciborie, tin, 4de kwart 18de eeuw, afkomstig uit de parochiekerk van Leuth, thans in het Museum voor Religieuze Kunst te Uden (opn. 1979).
Afb. 298. r.k. kerk. Miskelk, 4de kwart 19de eeuw (opn. 1977).
| |||||
[pagina 207]
| |||||
Afb. 299. r.k. kerk. Voet van gotische miskelk, 15de eeuw (opn. 1977).
Afb. 300. r.k. kerk. Pateen (opn. 1977).
Afb. 301. r.k. kerk. Pyxis, 2de helft 18de eeuw (opn. 1977).
Inscriptie onder in voetrand: ‘Dono dedit Rs Ds Gerardus Vierboom sacerdos ex Leuth 13 Junii 1908, Jos Jonkergouw 's Bosch fecit’. Ciborie. Hoogte met deksel 35 cm, zonder deksel 23 cm, diam. voet 16,5 cm; verguld zilver; merken: meesterteken: h.e. als monogram (= H. Esser, Weert 1914-1938); romeins zwaardje; 1922. Ronde voet met op de welving gegraveerde rand in golfslagmotief onderbroken door gelijkarmig kruisje; ronde stam; ronde, platte nodus; tegencuppa van ajour blad- en bloemmotieven; op de cuppa band met tekst onderbroken door gelijkarmig kruisje; deksel met gegraveerd bladmotief; als bekroning een kruisje. Inscriptie onder in voet: Dono dedit Revs Ds Gerardus Cornelius Antonius Josephus Terhorst sacerdos ex Leuth 10 Junii 1922; en geponst: H. Esser. Twee reliekhouders in kruisvorm. Hoogte 24 cm, diam. voet 9,5 cm; wit zilver; neogotiek; ca. 1860-1870. Zeslobbige, geprofileerde voet; zeshoekige schijfnodus; rond de theka een vierpas; kruisarmen met open traceerwerk en hogels; de armen eindigen in een gestyleerd bladmotief. Voet en stam van kelk (afb. 299). Hoogte 12,5 cm; diam. voet 14 cm; verguld zilver; geen merken; gotisch, xv. Zeslobbige, geprofileerde voet met opstaand randje waarin zesbladige bloempjes; op één lob, gegraveerd, in cirkel, een gelijkarmig kruisje; zeszijdige stam met gegraveerd traceerwerk; nodus met traceerwerk en zes uitstekende, ruitvormige knoppen waarin gestyleerd bloemmotief. Onder in de voet ingekrast: z/loedt (= Leuth). Kelk (afb. 298). Hoogte 20,5 cm; diam. voet 15,5 cm; verguld zilver; merken: v in gekroond schild; 12 in vierkant (= Oostenrijk-Hongarije); neogotiek; xixd. Zeslobbige, hoge, geprofileerde voet; zeszijdige stam; nodus met zes uitstekende, ruitvormige knoppen waarin de letters: ihesus; tegencuppa van ajour bladmotief. Kelk. Hoogte 23 cm, diam. voet 15,5 cm; verguld zilver; merken: minervakopje in vijflobbige omlijsting (= Oostenrijk-Hongarije 1866-1922) ca. 1915. Zeslobbige, geprofileerde voet met sierrand; op één lob een opliggend gelijkarmig kruisje in rood email; aan de onderzijde van de ronde stam een bladmotief; stam met meerdere parelrandjes; de nodus en het onderste gedeelte van de stam zijn versierd met stenen omzoomd met parelrandje; tegencuppa met bloem- en bladmotieven en stenen omzoomd met parelrandje. Pyxis (afb. 301). Hoogte 8 cm, diam. 8 cm; zilver; xviiib. Ronde doos; deksel met rand van gedreven bladmotieven en voluten; wereldbol met kruisje. Drie busjes; zilver. 1 Hoogte 6 cm, diam. 4,5 cm; geen merken; xviii. Met filetstrepen, bol en kruisje. 2 Hoogte 4 cm, diam. 4,5 cm; xviii. Met filetstrepen en de gegraveerde letters oc en 1; binnenzijde driedelig; bol en kruisje ontbreken. 3 Hoogte 4 cm, diam. 4,5 cm; merk: g; xixd. Met filetstrepen; op deksel gegraveerde wingerd en kruisje. | |||||
[pagina 208]
| |||||
Wierookvat. Hoogte 27,5 cm, diam. 15 cm; geel koper; neobarok; midden xix. Ronde, geprofileerde voet; op de welving een rand van godrons; geprofileerd lichaam; bij de bevestigingspunten van de kettingen een gevleugeld engelenkopje; deksel met rand van godrons. Wierookvat. Hoogte 33 cm, diam. 14 cm; verzilverd koper; neobarok; xixc. Ronde, geprofileerde voet; geprofileerd lichaam met, aan onder- en bovenzijde, bladmotieven; hoog, geprofileerd deksel met opengewerkte bladmotieven en, aan bovenzijde, knorren; geprofileerde knop. Staat: de kettingen ontbreken. Wierookscheepje. Hoogte 14,5 cm, lengte 16 cm; verzilverd; neobarok; 1860. Ronde voet met rand van godrons; op het lichaam neobarokke versiering; op het openslaande gedeelte van het deksel een gevleugeld engelenkopje; reliëf. - Literatuur. Rekening en Verantwoording over 1860, kerkarchief. Wierookscheepje. Hoogte 13,5 cm, lengte 16 cm; verzilverd koper; midden xix. Ronde, geprofileerde voet met rand van godrons; stam met afgeplatte nodus; aan de onderzijde van het lichaam knorren. Wierookscheepje. Hoogte 7,5 cm, lengte 13 cm; wit metaal; midden xix of xixc. Ronde, geprofileerde voet; op het deksel, dat in het midden scharniert, een vaas, op het openslaande gedeelte een rozentak. Missaalbeslag. Schilden: hoogte 13,5 cm, breedte 12 cm; zilver, merken op de klampen: 13 in ovale omlijsting; d (= een meester uit Kleef, midden xviii), schilden 1866; overige delen ca. 1760. Schilden: in rond medaillon, met rococo-omlijsting, Calvariegroep en Goede Herder; op de hoeken, klampen en sloten rococo-versiering. - Literatuur. Rek. en Verantw. 1866 betreffende de schilden. Voor het meesterteken: vgl. H.P. Hilger, Die Denkmäler des Rheinlandes, Kreis Kleve 5, blz. 190, nr. 42.
Ga naar margenoot+ Drie kandelaars (afb. 302). Hoogte 42 cm (1x), 37 cm (2x); gegoten brons; xvii Driezijdige, geprofileerde voet op drie bolpootjes; stam met meerdere insnoeringen en baluster; platte, schaalvormige bobèche. De kandelaars van 37 cm zijn op de voet gemerkt, resp. uskl en lksu. De kandelaar van 42 cm is op de voet gemerkt: wvdkh (afb. 303, rechts). Kandelaar (afb. 303). Hoogte 42 cm; gegoten brons; xvii. Driezijdige, geprofileerde voet op drie platte bolpootjes; stam met, aan onderzijde, peervormige nodus; hierboven een ring en baluster; hoge, originele pin. Zes kandelaars (afb. 304). Hoogte 43 cm (2x), hoogte 41,5 cm (2x), hoogte 36 cm (2x); gegoten brons; xixa. Hoge, cylindrische voet met geprofileerde onder- en bovenzijde; stam met verschillende insnoeringen; geprofileerde, platte bobèche. (Zie voor soortgelijke exemplaren te Kellen: Hans Peter Hilger, Die Denkmäler des Rheinlandes, Kreis Kleve 3, Düsseldorf 1967, blz. 30 en afb. 80, alwaar geen datering gegeven wordt). Twee kandelaars. Hoogte 61 cm; koper; midden xix. Ronde voet op drie geornamenteerde pootjes; op de welving godrons; het onderste gedeelte van de stam is vaasvormig, bovenste gedeelte gecanneleerd; vaasvormige bobèche, omlijst met knorren. Vier kandelaars. Hoogte 49,5 cm; gegoten brons; neobarok; xixc. Driezijdige voet op drie bladmotieven; op de zijden, in ovaal medaillon, de bustes van God de Vader - Zoon en H. Geest; de onderzijde van de stam is vaasvormig, het bovenste gedeelte gecanneleerd; vaasvormige bobèche met, aan onderzijde, knorren, en geribde bovenrand. Staat: rand van de bobèche is beschadigd.
Ga naar margenoot+ In de toren hangt een door de gebroeders Van Trier gegoten luidklok waarvan de diameter 0,82 m bedraagt en de randversiering bestaat uit een fries van adelaars. Het opschrift luidt: S. Maria est nomen meum. Joannes Masius Pastor-Henricus Verwayen Aedilis, Joannes, Petrus et Henricus a Trier fratres me fecerunt 1655. De Voorlopige Lijst maakt op blz. 183 melding van een tweede klok gegoten door Petrus van Trier. Zij deed dienst als angelusklokje en droeg volgens een aantekening van pastoor J. van Thiel d.d. 2 augustus 1924 het volgende opschrift: simon fleurenus pastor gerardus arnts aedilis henricus verwayen stadhelder | |||||
[pagina 209]
| |||||
Afb. 302. r.k. kerk. Kandelaars, gegoten brons, 17de eeuw (opn. 1977).
Afb. 303. r.k. kerk. Kandelaars, gegoten brons, 17de eeuw (opn. 1977).
Afb. 304. r.k. kerk. Kandelaars, gegoten brons, 1ste kwart 19de eeuw (opn. 1977).
henricus van bebber schepen van de gerechsbanck in heimrat in luedt petrus a trier me fecit anno 1680 De klok is in de literatuur gedateerd 1690 (Dorgelo, blz. 61, nr. 88). De bovenvermelde Simon Fleurenus was van 1662-1714 pastoor in Leuth. Op zijn naam Bloem dichtte men het volgende grafschrift: Hic flos in vita floris quoque nomen habebat sanctis intersit flosculus ille Dei. - Literatuur. Dorgelo 1961, blz. 49, 61, Tabel 1, x.
Ga naar margenoot+ In de collectie van het Nijmeegs Museum ‘Commanderie van St. Jan’ bevindt zich een vijzel gegoten door de gebroeders Van Trier voor het echtpaar Verwayen uit Leuth. Het opschrift luidt: henric verwayen henrica muers 1656. Verwayen was de kerkmeester die in 1655 de bestelling van de klok bij de gebroeders Van Trier had geplaatst. De vijzel is gemaakt van de overgebleven spijs. - Literatuur. Dorgelo 1961, blz. 73, afb. 6 t.o. blz. 52. | |||||
[pagina 210]
| |||||
Afb. 305. Bredestraat nr. 34. ‘De Elzenhof’, afgebrand en gesloopt in 1980; linker zijgevel (opn. 1972).
Afb. 306. Bredestraat nr. 34. ‘De Elzenhof’, voorhuis (opn. 1972).
Afb. 307. Bredestraat nr. 34. ‘De Elzenhof’, bedrijfsgedeelte (opn. 1972).
| |||||
BoerderijenGa naar margenoot+ Bredestraat nr. 34 (afgebrand). Buiten de dorpskom stond op een verhoging in het terrein ‘De Elzenhof’ (afb. 305-307), een zeer markante hoeve die in de nacht van 31 augustus op 1 september 1980 een prooi werd van de vlammen en vervolgens geheel is gesloopt. In de voorgevel zaten zes letterankers: fcedid, in de linker zijgevel de jaarankers: 1767. Voor de letterankers bestaat de volgende verklaring: Franz Carl Erberfeldt, Dijkgraaf In Duffelt. Van deze Erberfeldt verscheen in 1770 een te Kleef gedrukt pamflet ‘Punkte und Marginalien’, gericht tegen de sluisaanleg en betreffende het gebied tussen de Rindernse dijk en de Ooijse Mosterddijk. De boerderij dateerde voor wat betreft het voorhuis en het aansluitende bedrijfsgedeelte uit het derde kwart van de 18de eeuw, maar is na 1820 aanzienlijk uitgebreid. De boerderij beschikte over een vlieddeur voor het vee bij overstromingen en hoog water. | |||||
[pagina 211]
| |||||
Afb. 308. Plezenburgsestraat nr. 17. ‘Plezenburg’, woongedeelte (opn. 1972).
Afb. 309. Plezenburgsestraat nr. 17. ‘Plezenburg’, bedrijfsgedeelte en vrijstaande schuur (opn. 1972).
- Literatuur. Leutherlectuur i (1973), nr. 3; Van Boldrik 1981, blz. 57, nr. 57.
Ga naar margenoot+ Plezenburgsestraat nr. 17. Op een hoge pol buiten de dorpskom staat de hoeve ‘Plezenburg’ (afb. 308, 309), in oorsprong een t-boerderij, waarvan het gepleisterde, onderkelderde woongedeelte in 1910 met een verdieping is verhoogd. Beganegronds zijn de zesruits schuifvensters met luiken gespaard gebleven. Het ongepleisterde bedrijfsgedeelte wordt gedekt door een afgewolfd rieten zadeldak. In de voorgevel bevinden zich de jaarankers 1810, waarschijnlijk betrekking hebbend op de onderbouw. Links van de boerderij staat een belendende oude schuur. - Literatuur. Van Boldrik 1981, blz. 40, nr. 65. |
|