Het Rijk van Nijmegen. Oostelijk gedeelte en de Duffelt
(1983)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 245. De kadastrale gemeenten Kekerdom en Leuth. Kaart uit Kuypers Gemeenteatlas, 1867.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kekerdom
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GeschiedenisDe eerste vermelding van Kekerdom dateert uit de 9de eeuw. In 892 wordt het als Cavrithem onder de goederen van het klooster Lorsch genoemd. Waarschijnlijk vormt een Frankische hof de oorsprong. In het begin van de 13de eeuw stond hier in elk geval reeds een kerk. In de 14de eeuw maakten Kekerdom en Leuth deel uit van De Duffelt, een tot het hertogdom Gelre behorend ambt, waar de burggraaf van Nijmegen de rechtspraak | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 246. Gezicht op de r.k. kerk en de voormalige pastorie gelegen aan de rivierzijde van de Duffeltdijk (opn. 1972).
uitoefende. In 1349 schijnt de verbinding van het richterambt van De Duffelt met het Nijmeegse burggraafambt te zijn opgeheven. De hertog van Gelre verpandde De Duffelt in de loop van de 15de eeuw verschillende keren. In 1445 werd het ambt verpand aan de hertog van Kleef. Op 24 juli 1473 gaf hertog Karel van Bourgondië De Duffelt aan de hertog van Kleef in erfelijk bezit, maar hij behield zich de soevereiniteit over het gebied voor. Kekerdom en Leuth zijn tot aan de Franse bezetting van 1794 steeds Kleefs gebleven. Hierna werden de beide plaatsen ingedeeld in het gebied dat zijn bestuurszetel in Geldern had. Toen de Franse generaal Hoche de republiek Cis-Rhénane oprichtte bij besluit van 6 maart 1797 werd in het gehele bezette gebied ten westen van de Rijn, dat aan de koning van Pruisen behoorde, waaronder het hertogdom Kleef, de administratie opgeheven. Zijn opvolger Rüdler splitste de republiek Cis-Rhénane in vier departementen en voegde op 23 januari 1798 Kekerdom en Leuth bij het Departement van de Roer in het arrondissement Kleef, waarschijnlijk kanton Kranenburg. In 1810 werd het Nederlandse gebied ten zuiden van de Waal bij Frankrijk ingelijfd. In 1814 zijn de beide dorpen, nog korte tijd verenigd met de Burgemeesterey Niel, in handen van de koning van Pruisen teruggekeerd. Bij het grenstractaat van 17 oktober 1816 zijn Kekerdom en het buurdorp Leuth over het hoofd gezien. Beide plaatsen zijn op 1 maart 1817 pas officieel bij het Koninkrijk der Nederlanden ingelijfd en bij k.b. van 9 mei 1817 toegevoegd aan het kanton Wijchen, arrondissement Nijmegen. Op 1 januari 1818 werden de twee dorpen gevoegd bij de gemeente Ubbergen. - Literatuur. Graswinkel 1927, blz. xvii-xix; E. Smit, De oude Kleefse enclaves en hun overgang naar Gelderland 1795-1817, Zutphen, blz. 126-128, 130-132. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rooms-Katholieke kerkDe r.k. kerk, toegewijd aan de H. Laurentius, aan de Duffeltdijk nr. 11 is een vrijstaand gebouw op het kerkhof dat is gelegen tussen de genoemde dijk en een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 247. De dorpskern volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 248. Tekening van de middeleeuwse dorpskerk in 1742, door J. de Beijer. g.m., Arnhem.
Afb. 249. De kerk en omgeving volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
Afb. 250. De huidige situatie volgens het nette plan.
strang van de Oude Waal. Het gebouw bestaat uit een grotendeels middeleeuws schip, verhoogd in 1837, alsmede een koorpartij en een toren uit 1873 (afb. 246-262). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 251. De r.k. kerk gezien vanuit het zuidwesten voor de restauratie (opn. 1972).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GeschiedenisVoor 1213 behoorde het patronaatsrecht van de Kekerdomse kerk toe aan de adellijke families Van Winsen en Van Buren. In 1203 stonden Florens van Winsen en diens vrouw hun deel van het patronaat af aan het Praemonstratenser nonnenklooster in Bedburg bij Kleef. Zij gaven bij gelegenheid van de intrede in dit klooster van twee dochters een eiland in het rivierenland als bruidsschat ten geschenke. Tegelijkertijd stonden ook Otto en Alard van Buren hun deel van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C-D
A-B
E-F
Afb. 252. r.k. kerk. Plattegrond, lengteen twee dwarsdoorsneden; een schiptravee in aanzicht met doorsnede, waarin aangegeven de plaats van de oorspronkelijke vensters en de verhogingen van de schipmuur; doorsnede over de sacristie naar het noorden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 253. Gezicht op de St.-Laurentiuskerk na de in 1982 gereedgekomen restauratie (opn. 1982).
recht af aan het klooster Bedburg. Proost Gerard van Xanten bezat dit recht van 1213-1233, daarna kwam het toe aan de proost en de priorin tot 1519. In dat jaar is het klooster veranderd in een adellijk stift en overgebracht naar Kleef. De parochie Kekerdom behoorde tot het dekenaat Xanten. De proost van de Victorsdom verleende in zijn hoedanigheid van aartsdiaken van het bisdom Keulen de aanstelling en bezat de jurisdictie. Omdat Kekerdom tot het hertogdom Kleef behoorde bleef de katholieke godsdienst er ongestoord. In het begin van de 19de eeuw maakte Kekerdom eerst deel uit van het bisdom Aken. Na de opheffing van dit diocees in 1821 werd het kerkelijk verenigd met het bisdom Roermond en vervolgens kwam de parochie bij het diocees Den Bosch. Uit een akte in het liber parochialis, opgemaakt door pastoor Casparus Leenhoff die in 1788 in Kekerdom kwam, blijkt dat de kerk in het laatste kwart van de 18de eeuw zeer bouwvallig was: ‘... ipsa ecclesia tam intra parietes quam in tecto et turri indiget maxima reparatione, et futuro anno modo debebimus incipere reparare tectum ecclesiae’. De kerk is onder het pastoraat van Gerard van der Wielen met steun van een bij k.b. van 10 juli 1837 toegekende rijkssubsidie van f 2800, - hersteld en verhoogd. Van der Aa noemt de kerk in 1845 een goed gebouw met een spitse toren en voorzien van een orgel. Op 7 juli 1872 besloot het kerkbestuur om op de begroting voor 1873 een post van f 500, - te plaatsen voor elf nieuwe lichtramen in de kerk van ‘wit mat en gekleurd glas in steene figuren volgens Gotiken order aangebracht’. Zes dagen later, op 13 juli, sloeg de bliksem in de toren. Deze brandde geheel uit. De klokken smolten en ook het kerkdak werd ernstig beschadigd. Het daaropvolgend herstel, bestaande uit de nieuwbouw van de toren en verlenging van het schip in oostelijke richting met een travee plus een nieuwe koorsluiting, is uitgevoerd naar ontwerp van A.W. Roelofsen uit Mook en gerealiseerd door aannemer J.M. Freulich uit Broekhuizen, die het werk aannam voor f 7450, -. In 1873 kwamen de kerk en de nieuwe toren gereed. In de sacristie werd evenals in de kerk een nieuw kruisgewelf aangebracht. Ook het meubilair is grotendeels vernieuwd. In 1879 vroeg men Roelofsen een ontwerp voor een nieuw hoofdaltaar te leveren, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met in de retabel vier nissen voor de beelden van de Evangelisten. In 1884 verwierf de kerk de kruisweg. Aan de noordzijde van de kerk werd in 1900 tussen steunberen van de derde travee een lijkenhuisje gebouwd op last van de burgerlijke gemeente. Vanaf 1874 deed de sacristie als zodanig dienst onder meer in geval van besmettelijke ziekten. Daartoe werd ook een speciale buitendeur aangebracht. In 1907 heeft men de toren grondig gerestaureerd en het dak boven het priesterkoor onder handen genomen. Aangezien de kerk veel last had van optrekkend vocht heeft men in 1902 inwendig een marmeren muurbekleding in de vorm van een hoog lambris laten aanbrengen door de steenhouwer H.A. Euwens uit Nijmegen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog leed de kerk schade aan de vensters, zodat de traceringen door bindroeden moesten worden vervangen. In 1981-1982 werden kerk en toren gerestaureerd onder leiding van architect M.P. Loermans uit Wijchen. Tijdens de uitvoering was er gelegenheid de kerk te onderzoeken op haar bouwgeschiedenis en op enkele punten een beperkt bodemonderzoek te verrichten.
Ga naar margenoot+ De kerkplattegrond bestaat uit een georiënteerd, eenbeukig, door steunberen geschoord schip van vijf traveeën met een versmalde polygonaal gesloten koorpartij en een toren met haakse steunberen tegen de westkant van het schip. Aan de zuidkant van het schip staat tegen de vierde travee een kleine sacristie. Tot aan de restauratie van 1981-1982 stonden tegen de derde en vierde travee van de noordelijke schipmuur een lijkenhuisje en een stookhok.
Ga naar margenoot+ De in 1873 nieuw gebouwde toren is gefundeerd op de grondslagen van de middeleeuwse voorganger. De toren is opgetrokken uit machinale, hardgrauwe Waalsteen, formaat 21 × 10 × 4,5 cm, 10 lagen 59 cm. Gebakken profielstenen van iets afwijkende rode kleur zijn toegepast aan de deuromlijsting en de cordonlijsten. Uitwendig bestaat het bouwlichaam uit drie geledingen met vier maal versnijdende steunberen haaks op de hoeken. De bekroning bestaat uit een tot achtkant ingesnoerde spits gedekt met leien in Maasdekking. De torenvoet is alleen aan de westzijde toegankelijk. Een geprofileerde spitsbogige omlijsting omsluit de deurpartij met bovenlicht. De ruimte boven het portaal wordt verlicht door twee lancetvensters in de noorden zuidmuur van de torenvoet. De eerste geleding wordt aan de westkant afgesloten door een spitsboogfries, aan de noord- en zuidzijde slechts door een cordonlijst samengesteld uit een profiel en tandlijst. De tweede geleding bezit aan de westzijde een rond venster in het hart van het gevelvlak. In de derde geleding zijn alle vier de gevels gelijk, twee galmgaten en een boogfries onder de spits. De spits draagt een torenkruis met haan op een bol als bekroning.
Ga naar margenoot+ In het torenportaal is boven de toegang naar het kerkschip een zandstenen latei gemetseld, dagkantformaat 20 × 146 cm, die in hoogreliëf een banderol vertoont, waarop in gotische letters staat: min hvs + is + en hvs + des gebetz. De steen is aan de onderzijde met een kwart hol geprofileerd en oorspronkelijk waarschijnlijk afkomstig van de middeleeuwse toreningang. Na de brand van 1873 is de steen uit de torenruïne gehaald en op een later tijdstip aangebracht in de bakstenen brug die de verbinding vormt tussen het kerkpad en de pastorie. Bij de restauratie van 1981-1982 is het oude torenrelict op zijn huidige plaats gebracht.
Ga naar margenoot+ Het eenbeukige schip is opgetrokken uit rode baksteen, formaat 27/26 × 13/12,5 × 6/6,5 cm, 10 lagen 75 cm. De verhoging van het middeleeuwse muurwerk in 1837 is in nagenoeg dezelfde baksteen uitgevoerd. In 1873 is het schip buiten omgord met een spitsboogfries en enige overkragende lagen, samen 15 lagen machinale steen, waarmee men klaarblijkelijk toren en schip optisch wilde samenbinden. Dit fries is in 1982 op esthetische gronden weer verwijderd. Het schip heeft een lengte van vijf traveeën. De schipvensters zijn lancetvormig en sedert 1982 voorzien van op basis van vondsten gereconstrueerde traceringen. De middeleeuwse vensters hadden hun bases op ca. 1,40 m onder de huidige dorpels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De aanzetten van hun spitsbogen ziet men vaag ontspringen halverwege de huidige vensters. Bij de verbouwing van 1837 moeten zij al omhoog zijn gebracht. Uit bodemonderzoek is gebleken dat de grondslag in en rond de kerk in de loop der tijd aanmerkelijk is verhoogd in verband met de wateroverlast van deze buitendijks gelegen kerk. De schipmuren worden geschoord door beren die een natuurstenen dekking op de afzaten bezitten. De steunberen versnijden thans tweemaal, maar ter hoogte van de vensterdorpels is nog een kleine verdikking bespeurbaar (afb. 254).
Ga naar margenoot+ Inwendig vertoonde het schip voor de restauratie weinig opmerkelijks. De wanden waren bij de grote kerkvernieuwing van 1872-1873 glad gepleisterd. Een in stucwerk uitgevoerd kruisribgewelf, waarvan de ribben rusten op korte wandcolonnetten met gemaskerde kraagsteentjes en bladkapitelen, vormt de lichtgewicht overkluizing van de ruimte. De kraagsteentjes zijn in tegenstelling tot hetgeen in de Voorloopige Lijst is vermeld niet middeleeuws, maar een 19de-eeuws serieprodukt. Tijdens de restauratiewerkzaamheden van 1981-1982 kwamen van onder deze pleisterlaag diverse interessante bouwsporen te voorschijn. Duidelijk tekenden zich de muraalbogen van het middeleeuwse schipgewelf af en ook zag men de vlakgekapte kraagstenen die de ribben hadden gedragen in de schipwand. Verder tekende zich als periodeverschil duidelijk de schipverhoging van 1837 af (afb. 255). In de noordwand was ook de aanhechting van de middeleeuwse triomfboog over de volle hoogte zichtbaar op de overgang van de derde en vierde schiptravee. De huidige vierde schiptravee, die voor de koorvergroting in 1873 deel uitmaakte van het middeleeuwse koor, vertoonde aan de zuidzijde zelfs resten van een koorvenster en een blinde spitsboog. Deze blinde nis, die zich bevindt in het muurgedeelte waartegen de sacristie aansluit, heeft men bij de restauratie in het zicht gelaten (afb. 256). Een andere opmerkelijke vondst waren de sporen van een stenen wenteltrap (afb. 257) in de noordwesthoek van het schip, die toegang moet hebben verleend tot de vroegere kerkzolder, vanwaar men ook in de westtoren kon komen. Duidelijke sporen tekenden zich af in de westmuur. In de noordmuur kwam zelfs een spleetvenster te voorschijn. De voet van de traptoren zit nog in de kerkbodem. De aanlegdiepte kon niet worden vastgesteld.
Ga naar margenoot+ De koorpartij, die bestaat uit een aan de vier overige schiptraveeën gelijkvormige koortravee en een polygonale sluiting die beduidend smaller is dan de breedte van het schip, is opgetrokken uit hetzelfde baksteenmateriaal als het schip. Mogelijk heeft men afbraakmateriaal gebruikt bij de bouw, dat zowel van de middeleeuwse koorsluiting als van de afgebrande toren afkomstig kan zijn. Uitwendig sluit het koor qua architectuur en materiaal zo goed aan bij het schip, dat het periodeverschil tussen schip en koor uitwendig althans niet aan het muurwerk kon worden afgelezen. De ontpleistering van het interieur verschafte dienaangaande de zekerheid, dat de koortravee inclusief de steunberen in haar geheel in 1873 nieuw is opgetrokken. Van het middeleeuwse koor werd niet alleen de sluiting gesloopt, maar ook nog ongeveer 2 m van de noord- en zuidmuur, hetgeen door bodemonderzoek is bevestigd. Het koor heeft geen zuivere ⅝ste sluiting, maar beslaat feitelijk in grondslag een gehalveerde achthoek. De koorvensters bezaten ook voor de restauratie traceringen, met middenmontant en driepasmotief in de kop, die weer als voorbeeld hebben gediend voor de in 1982 aangebrachte schipvensters. Voor de restauratie vertoonde ook de koorsluiting de in donkerkleurige Waalsteen gemetselde muurbeëindiging, evenwel niet in de vorm van aan schip en toren voorkomende spitsboogfries, maar als geprofileerde horizontale lijst. Deze lijst is in minder opvallende steen vernieuwd en doorgezet over de schipwanden. Schip en koor zijn samen onder een doorlopende kap gebracht met een tamelijk flauwe helling en gedekt met leien in Maasdekking (afb. 258). Optisch ervaart men het priesterkoor vooral in de polygonale sluiting achter de triomfboog uit 1873. De daarvoor gelegen huidige ‘koortravee’ maakt in feite deel uit van het schip ook al is zij thans liturgisch bij de koorruimte getrokken. In de laat-19de-eeuwse dispositie was zij als schiptravee bedoeld. De koorruimte is evenals het schip gedekt met een stucgewelf, waarvan de ribben rusten op colonnetten en kraagstenen van de hiervoor beschreven vorm. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 254. r.k. kerk. Schiptravee, 3de travee noordzijde (opn. 1978).
Afb. 255. r.k. kerk. De ontpleisterde noordwand van het schip met sporen van de middeleeuwse triomfboog en de muraalbogen alsmede de 19de-eeuwse schipverhoging tijdens de restauratie (opn. 1981).
Afb. 256. r.k. kerk. Blindnis in de zuidmuur, schuin boven de doorgang naar de sacristie (opn. 1981).
Afb. 257. r.k. kerk. Resten van de stenen traptoren in de noordwesthoek van het schip (opn. 1981).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 258. r.k. kerk. Exterieur van het kerkgebouw vanuit het oosten (opn. 1982).
Ga naar margenoot+ Tegen de vierde travee van het schip staat aan de zuidzijde de sacristie, een blokvormig bouwlid op een bijna vierkante plattegrond. Deze aanbouw staat koud tegen de schipmuur. De oostmuur staat 60 cm ten westen van de steunbeer tussen de vierde en vijfde travee; de westmuur staat op gelijke afstand van de plaats, waar men een steunbeer verwacht tussen de derde en vierde travee, die evenwel ontbreekt. Opmerkelijk is het grote formaat baksteen waaruit de sacristie is opgetrokken. Het steenformaat bedraagt 30/28 × 14/13,5 × 7/6,5 cm, 10 lagen 90 cm, hetgeen groter is dan het formaat van het aan het schip verwerkte materiaal. Zijn de stenen secundair verwerkt materiaal afkomstig van het voormalige huis Spaldrop? Hoewel de aanbouw van oude datum zal zijn, kan men slechts gissen naar de werkelijke ouderdom. De onderbouw is dezelfde die men ziet op de tekening van De Beijer. In de oostmuur zijn nog sporen aanwezig van een dichtgezet venster. De topgevel en het zadeldak kreeg de sacristie bij de wederopbouw van de kerk in 1873. De topgevel kreeg een klimmend boogfries, dat in 1982 weer is verwijderd.
Ga naar margenoot+ De middeleeuwse kerk is bekend uit enige afbeeldingen, waarvan de tekening door Jan de Beijer (afb. 248) het meest betrouwbare beeld oplevert. Deze tekening vertoont het kerkgebouw met een betrekkelijk lage westtoren, die net boven de nok van het schipdak uitkomt. Aan de zuidzijde van het schip staat de ook thans nog bestaande aanbouw tegen de vierde travee. De derde travee wordt op de tekening aan het gezicht onttrokken. De koorpartij heeft een driezijdige sluiting zonder verjonging en sluit aan op de schipbreedte. Inwendig zal de middeleeuwse kerk hebben bestaan uit een eenbeukig schip van drie traveeën gevolgd door een koortravee met een driezijdige of ⅝ste sluiting. De aanbouw sloot als sacristieruimte aan tegen de koortravee. De Beijer tekent gotische vensters met raamtraceringen en geeft duidelijk aan dat althans omstreeks 1742 in het schip slechts de bovenhelft van de vensterlancetten beglaasd was. De tekening suggereert een zelfstandige schilddakvormige kap | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 259. r.k. kerk. Het interieur gezien naar het orgel voor de restauratie (opn. 1972).
Afb. 260. r.k. kerk. Gezicht naar het orgel na de restauratie (opn. 1982).
boven de sacristie met een korte nok loodrecht ten opzichte van de schipkap. Op de latere gravure heeft Van Liender de kap geïnterpreteerd als een dwarspandbekapping die aansluit tegen het kerkdak. Tegen het zuidelijk dakschild van de sacristie was een duiveslag aangebracht. Opmerkelijk is het in drieën gedeelde rechthoekige venster boven in de zuidmuur. Van de middeleeuwse kerk, die van omstreeks 1400 dateert voor wat betreft het oudste opgaande werk, zijn nu alleen nog de vier westelijke schiptraveeën over. Koor en toren hebben plaats moeten maken voor jongere bouwdelen. Chronologisch zijn de volgende ingrijpende wijzigingen uitgevoerd. In 1837 is het schip in een bijpassende steen in zijn geheel verhoogd. Ook het vloerpeil in de kerk en de grondslag rond de kerk zijn toen en mogelijk al eerder (successievelijk) verhoogd. De vensters zijn van onder ingekort en aan de bovenzijde vergroot, zodat de vensters als het ware omhoog zijn gebracht. Aan de hand van sporen in het muurwerk zijn de oorspronkelijke travee-indeling en de wijziging van 1837 in tekening gereconstrueerd (afb. 252). In 1873 is de oude koorpartij afgebroken en vervangen door een nieuw koor bestaande uit een travee van gelijke omvang en gestalte als de overige schiptraveeën en een smalle vijfzijdige koorsluiting. De verlenging komt duidelijk tot uiting in het kadastrale kaartbeeld. De torenbrand van 1872 heeft geleid tot sloop en vervanging door de huidige neogotische toren.
Ga naar margenoot+ De kerk bezat tot in de jaren vijftig een tamelijk gaaf bewaarde vooral 19de-eeuwse inventaris, waarvan het altaar en de communiebank op de schroothoop zijn beland. De overige grote kerkmeubels zijn niet geheel onbeschadigd, doch vrij goed bewaard gebleven.
Ga naar margenoot+ Biechtstoel (afb. 261-262). Hout, gevernist, neogotisch; 1873. Driedelig front met spitsboogopeningen; in de zijdeuren traceringen met wentelende visblazen, gerestaureerd in 1982; in het door een kruisbloem bekroond tympaanveld: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 261. r.k. kerk. Het interieur gezien naar het priesterkoor voor de restauratie (opn. 1972).
Afb. 262. r.k. kerk. Gezicht naar het priesterkoor na de restauratie (opn. 1982).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boek, tiara en twee sleutels. Het meubel is in 1873 te zamen met twee koorbanken volgens tekening vervaardigd van het beste kloshout.
Ga naar margenoot+ Doopvont (afb. 263). Vont, hoogte 54 cm; hardsteen; voetstuk 57 cm, zandsteen; deksel koper, hoogte 28 cm; gedateerd op voetstuk 1838. Vierkant voetstuk met geprofileerd onderstuk en geprofileerde deklijst; vaasvormig vont met, aan onderzijde, bladmotieven; rond, konisch oplopend deksel met gedraaide houten knop (die oorspronkelijke bekroning heeft vervangen).
Ga naar margenoot+ Preekstoel (afb. 264). Hout, gevernist; door Buijssen, Boxmeer; ca. 1838. Achtzijdige, vaasvormige voet; vierkante kuip met afgeschuinde hoeken; op de hoeken voluten met trossen bladeren en druiven; in rechthoekige panelen twee tondi met een strik bekroond; in de tondi, in reliëf, de wetstafelen, twee gekruiste fakkels - boek, trompet, zeis en kruis; achtzijdig, geprofileerd klankbord met, aan onderzijde, wolk en stralenkrans; op het klankbord, langs de zijden, lambrequins met kwasten. Ga naar margenoot+ Op een tegen de westmuur van het kerkschip staand orgelbalkon staat het in 1865 met gebruikmaking van oudere onderdelen door de orgelmaker W.J. Smits uit Reek gebouwde orgel (afb. 260). Het instrument leed niet alleen ernstige schade door de torenbrand van 1872, maar ook door latere wijzigingen aan de kas en het instrument zelve, waarbij het oorspronkelijke karakter van balustrade-orgel nogal wat geweld is aangedaan. Tijdens de restauratie, die plaatsvond door de firma Vermeulen uit Weert in 1981-1982, heeft het uitwendige aspect een volledige gedaanteverwisseling ondergaan. Na verwijdering van de neogotische borstwering (afb. 259) trof men de contouren van de vroegere balustrade aan in het oude verfwerk, aan de hand waarvan men deze borstwering heeft gereconstrueerd. Ook de neogotische bekroningen van de pijptorens zijn verwijderd. Het neogotische
Afb. 263. r.k. kerk. Doopvont, 1838 (opn. 1978).
Afb. 264. r.k. kerk. Preekstoel, ca. 1838 (opn. 1978).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uiterlijk heeft plaatsgemaakt voor een neobarok. Het neogotische snijwerk is na de brand van 1872 door A. Dinnissen uit Vierlingsbeek vervaardigd. De vierpas met de musicerende St. Caecilia, welke het pièce de milieu van de balustrade vormde, is als decoratiestuk elders in de kerk geplaatst. Als gemeld was het orgel in 1865 gebouwd met gebruikmaking van oudere elementen, te weten de kas met frontpijpen en pijpwerk voor de registers Bourdon 16′ (de grootste pijpen), Portunaal 8′ discant (c′ t/m c‴) en Mixtuur (vanaf groot-d). Het pijpwerk van de Mixtuur is waarschijnlijk uit de eerste helft van de 18de eeuw; dat van de Portunaal draagt de tooninscripties van de orgelmaker A.F.G. Heyneman uit Nijmegen. Smits' dispositie-ontwerp is in 1865 op een vijftal stemmen na gerealiseerd. Van de voorbereide registers hoefde alleen het pijpwerk nog te worden geplaatst. Latere herstellingen werden uitgevoerd door orgelmaker J. Winkel uit Boxmeer in 1882 en 1897; ten gevolge van oorlogshandelingen leed het instrument in 1944-1945 opnieuw ernstige schade. Bij de restauratie van 1981-1982 moesten de in slechte staat verkerende oude frontpijpen (in lood, hout, oud en nieuw zink uitgevoerd) worden vervangen; de oude pijpen zijn bewaard in de toren. De restauratie is zoveel mogelijk ‘in de geest’ van Smits uitgevoerd. De dispositie luidt: Manuaal i. Onderwerk, pijpwerk chromatisch opgesteld, één lade
Manuaal ii. Hoofdwerk, grootste pijpen in het midden, de rest naar binnen aflopend, één lade
Toonhoogte a′ 415.3 trillingen per seconde, stemming gelijkzwevend, magazijnbalg, winddruk ± 72 mm. - Literatuur. Rapport door J.J. van der Harst, maart 1976, Postarchief r.d.m.z.; Th. van Ophuizen, Smitsorgel in Kekerdom?, in: v.t.n.n. 1976, blz. 61-63; W. Janssen, Smitsorgel in Kekerdom 2, in: v.t.n.n. 1976, blz. 80-82; Idem, Smitsorgel in Kekerdom, in: v.t.n.n. 1977, blz. 99-103; J.J. van der Harst, in: De Sint-Laurentiuskerk in Kekerdom, korte geschiedenis van de kerk en haar orgel, 1982, blz. 13-16. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Madonna met Kind (afb. 265). Hoogte 120 cm; hout, gepolychromeerd; midden xviii. Maria staande, met het naakte Kind in haar armen; het Kind houdt de wereldbol in Zijn linkerhand, de rechterhand opengespreid; Maria draagt een sluier. Aan het beeld zijn enige zilveren votiefstukken vereerd (zie onder votiefzilver op blz. 194). Laurentius (afb. 266). Hoogte 130 cm; hout, gepolychromeerd; xviiib. Staande heilige gekleed als diaken, met de linkerhand steunend op een groot ijzeren rooster. n.b. Beide voornoemde beelden behoren tot het oude bezit van de kerk. Mogelijk hebben zij op zijaltaren gestaan. In 1874 zijn de consoles, waarop de twee beelden staan, vervaardigd door A. Dinnissen uit Vierlingsbeek. Jozef met leliestaf. Hoogte 150 cm; hout, gepolychromeerd, neogotisch xixd. Johannes de Evangelist. Hoogte ca. 140 cm; hout, gepolychromeerd; xixd. Staande figuur met boek in de hand en arend aan de voeten. Twee knielende engelen. Hoogte 27 cm; hout, verguld; ca. 1800 of xixa. Mogelijk afkomstig van een altaaropstand. Overige beelden. In 1875 bezat de kerk ook beelden van Petrus en Paulus waarvoor toen voetstukken werden vervaardigd voor de somma van f 30, -. In de kerk staan verder enige gepolychromeerde beelden: O.L. Vrouw van het H. Hart, H. Hart van Jezus, Catharina, Gertrudis en Brigida. Enige exemplaren zijn van gietijzer.
Ga naar margenoot+ Kanselkruis. Hoogte 56 cm; hout, wit, goud en groen geverfd; xviii. Staand kruisbeeld. Hoogte met voetstuk 61 cm, hoogte corpus 29 cm; palmhout; midden xix. Kruishout in de vorm van een boomstam. Kruisbeeld (afb. 267). Hoogte corpus 120 cm; hout, gepolychromeerd; doornenkroon later toegevoegd; midden xix. Kruishout in de vorm van een boomstam. Passiekruis (afb. 268). Hoogte 164 cm; hout, gepolychromeerd; xixb. Met Arma Christi.
Ga naar margenoot+ Veertien staties. Afmeting: 53 × 35,5 cm; gips, in houten lijst, gepolychromeerd; sign. E.D. Fernelmont (= Eugène H. de Fernelmont, Roermond 1845-'s-Hertogenbosch 1916); 1883.
Ga naar margenoot+ De drie koorvensters zijn beglaasd met taferelen die een episode uit het leven van de H. Familie uitbeelden, te weten de in Lucas 2, 41-52 beschreven passage over Jezus eerste openbare optreden in de tempel van Jerusalem. Het linkervenster (afb. 269): Maria en Jozef, die in Jerusalem teruggekeerd het Christuskind zoeken, zoals de tekst (Lucas 2, 45) onder de voorstelling aanduidt: non invenientes jesum regressi sunt in jerm reqs eū et post triduum. Het middenvenster (afb. 270): Jezus lerarend te midden van de schriftgeleerden, met opengeslagen boek met de tekst: ego sum lvx mvndi; links treden Maria en Jozef binnen. Als onderschrift de tekst (Lucas 2, 46): invenerunt illum in templo, sed in medio doctorum aud. & intm eos. In de bekroonde driepas: God de Vader met scepter en wereldbol. Het rechtervenster (afb. 271): De H. Familie weer verenigd (Lucas 2, 51), waaronder de tekst: descendit jesu cum eis et venit nazah et erat subditus illis offic; div. De vensters zijn in 1873 geleverd door de glazenier F. Nicolas uit Roermond en in 1982 ingrijpend hersteld c.q. vernieuwd.
Ga naar margenoot+ Twee lichtkronen. Zes- en twaalflichts; hoogte 60 cm; brons; midden xvii. Lichtkroon. Twee vluchten achtlichts; hoogte 96 cm; koper, neogotisch; ca. 1880-1890.
Ga naar margenoot+ Stralenmonstrans (afb. 272). Hoogte 61,5 cm, diam. voet 33,5 × 13,5 cm; zilver; merken - meesterteken: c r met twee punten eronder of erboven (= C.C. Rijke, Boxmeer 1824-1832); lopend leeuwtje + 2; ca. 1830. Ovale, geprofileerde voet met palmettenrand; op de welving laurierfestoenen; peervormige nodus met ornamenten; over de gebundelde stralen onder en rondom de lunula korenaren, wingerdranken, druiventrossen, voluten en acanthusbladeren; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 265. r.k. kerk. Madonna met Kind, ca. 1750 (opn. 1978).
Afb. 266. r.k. kerk. H. Laurentius, 2de helft 18de eeuw (opn. 1978).
Afb. 267. r.k. kerk. Kruisbeeld, midden 19de eeuw (opn. 1978).
Afb. 268. r.k. kerk. Passiekruis, 2de helft 19de eeuw (opn. 1978).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 269. r.k. kerk. Gebrandschilderd glas in de drie koorvensters door F. Nicolas, voor de restauratie (opn. 1978).
Afb. 270. r.k. kerk. Gebrandschilderd glas in de drie koorvensters door F. Nicolas, voor de restauratie (opn. 1978).
Afb. 271. r.k. kerk. Gebrandschilderd glas in de drie koorvensters door F. Nicolas, voor de restauratie (opn. 1978).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 272. r.k. kerk. Stralenmonstrans, ca. 1830, door C. Rijke (opn. 1978).
Afb. 273. r.k. kerk. Reliekhouder, 4de kwart 18de eeuw (opn. 1978).
Afb. 274. r.k. kerk. Ciborie, 1788-1789, door P.A. Theonville (opn. 1978).
boven de lunula Geestesduif; als bekroning het met wolken en gebundelde stralen omgeven Alziend Oog. Ciborie (afb. 274). Hoogte met deksel 39 cm; hoogte zonder deksel 26 cm, diam. voet 15 cm; zilver; merken - meesterteken: p a t (= P.A. Theonville, Boxmeer); gekroonde o; xviiid (1788-1789?). Ronde, geprofileerde voet; op de welving vier festoenen van wingerdbladeren, druiventrossen en korenaren; stam met, aan onderzijde, een achtzijdig voetstuk en, aan bovenzijde, een grove parelrand; vaasvormige nodus met twee parelranden en, aan onderzijde, laurierbladeren; deksel met rand van bloemen en takken; klokvormige bekroning met knorrenrand waarop nieuw kruisje. Tegencuppa van laurierbladeren. Ciborie. Hoogte met deksel 40 cm, zonder deksel 23 cm, diam. voet 17,5 cm; verguld zilver; merk: zwijnskopje; neogotiek, ca. 1880. Zeslobbige, geprofileerde voet met opstaande rand, waarin rozetten; zeszijdige stam met traceerwerk; nodus met traceerwerk en zes uitstekende, ruitvormige knoppen, waarin de letters: ihesus; zeszijdige cuppa; zeszijdig deksel met wimbergen, waarin driepassen; op de wimbergen kruisbloemen; zeszijdige spits, bekroond door crucifix. Reliekhouder (afb. 273). Hoogte 32 cm, diam. stralenkrans 16 cm, zilver op stralenkrans; koperen voet; zilver, eind xviii; samengesteld. Ronde, geprofileerde voet; balustervormige stam; rond de theka de tekst: h. laurentius leviet en mart. bid voor ons; hieromheen een laurierkrans; over de gebundelde stralen bladeren en, aan onderzijde, een acanthusblad; boven de theka, in reliëf, Laurentius met rooster en palmtak. Kelk. Hoogte 22 cm, diam. voet 16 cm; verguld zilver; merken: 800 M; maansikkel, kroon, ster (= Duitsland); neogotisch; xixd. Zeslobbige, geprofileerde voet; op de welving gegraveerde wingerdbladeren; zeszijdige stam met traceerwerk; nodus met traceerwerk en zes uitstekende vierpasknoppen, waarin de letters: ihesus; kleine ajour tegencuppa met traceerwerk. Twee gekoppelde oliebusjes (afb. 275). Hoogte 5 cm, breedte 6,5 cm; zilver; meesterteken: p s onder zwaardje (= P.M. Salemans, Nijmegen 1807-1854); jrl. 1 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 275. r.k. kerk. Oliebusjes, 1818, door P. Salemans (opn. 1978).
Afb. 276. r.k. kerk. Twee knoopjeskandelaars, 15de eeuw (opn. 1978).
(= 1818). Aan de onderzijde een parelrand; dekseltjes met parelrand en bekroond met bol en kruisje. Votiefzilver. Vereerd aan het op blz. 190 beschreven Madonnabeeld (afb. 265). Twee zilveren kroontjes en een scepter, xix. In het verslag van pastoor Leenhoff uit 1788 (Bossche Bijdragen, 1941) wordt over votiefzilver gesproken: ‘quaedam cruces argentea et aurea, pertinentes ad imaginem b.m. Virginis’. Godslamp. Hoogte 60 cm; gegoten geel koper; neogotisch; xixd. Zeszijdig met driepassen en pinakels. Wierookvat. Hoogte 33 cm, diam. 15 cm; koper; midden xix. Ronde, geprofileerde voet met godrons; op het lichaam, aan onderzijde, laurierbladeren en, aan bovenzijde godrons; bij de bevestigingspunten van de kettingen een gevleugelde cherubkop; deksel met, op het bovenste gedeelte, laurierbladeren; als bekroning een knop. Wierookvat. Hoogte 27 cm, diam. 13,5 cm; zilver; geen merken: bovendeel van deksel gerepareerd met rood koper; xixc. Ronde, geprofileerde voet met godrons; op het lichaam, aan onderzijde, langgerekte knorren; bij de bevestigingspunten van de kettingen drie gevleugelde cherubkoppen; op het deksel een ronde bekroning, waarin neogotisch ornament.
Ga naar margenoot+ Twee knoopkandelaars (afb. 276). Hoogte 25 cm; geel koper; xv. Ronde, geprofileerde, hoge voet met ronde vetvanger, waarop stam met vier afgeplatte knopen; hierop de kaarsenhouder, waarin vierkante openingen. Twee kandelaars. Hoogte 92,5 cm, rood en geel koper; ca. 1830-1840. Driezijdige voet op drie bolpootjes; stam met meerdere insnoeringen; vaasvormige bobèche. Twee kaarsenhouders. Hoogte 76 cm; geel koper; neogotisch; ca. 1900. Ronde voet op drie leeuwtjes; ronde stam, rond kaarsenblad, met rand van vierpassen, met 19 pinnen. Vijf kandelaars. Hoogte 45 cm; geel koper; neogotisch; eind xix. Ronde, geprofileerde voet op drie liggende leeuwtjes; ronde stam met drie platte nodi; ronde, geprofileerde bobèche met gekanteelde rand. Zes kandelaars. Hoogte 59 cm; verzilverd, neoromaans; ca. 1900. Driezijdige voet met opengewerkte bladornamenten op drie hoge klauwpoten, op de hoeken drie griffioenen; getorste stam met, aan onder- en bovenzijde, een koordrand; opengewerkte nodus; geprofileerde bobèche met opstaande rand van bladeren.
Ga naar margenoot+ Bij de torenbrand van 1873 ging de oude klok, waarover geen verdere gegevens bekend zijn, kennelijk verloren, want blijkens de notulen van de kerkbestuursvergadering van 13 juli 1872 moest het puin worden onderzocht op klokkespecie, lood en ijzer. Na zich tijdelijk te hebben beholpen met de door het gemeentebestuur van Ubbergen aangeboden gemeenteklok, wordt op 5 maart 1873 besloten twee nieuwe klokken met een gezamenlijk gewicht van ca. 1050 kg te bestellen bij de Firma Petit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 277. Het kasteel Spaldrop in 1701, kaartfragment.
Afb. 278. De kasteelplaats Spaldrop volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
en Fritsen. Deze klokken zijn in de Tweede Wereldoorlog versmolten door de bezetter. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KerkhofOp de rondom de kerk gelegen begraafplaats staan voornamelijk laat-19de-eeuwse grafmonumenten nabij de toren aan de zuidzijde van de kerk. Het kerkhof is omgeven door een bakstenen muur met uit 1869 daterende hekposten die in 1982 zijn hersteld (afb. 258).
Bij een woonhuis ten oosten van de kerk liggen de fragmenten van een 16de-eeuwse hardstenen grafzerk waarop een afgesleten wapenschild dat is beladen met twee boven elkaar geplaatste, heraldisch naar rechts lopende leeuwen. Het gotische randschrift luidt: Int · iaer · ons · heren · m · / ccccc · ende · ix · op · der · xii · apostelen · dach · / starf · (J)offer ... (e)nnes · / doe(r)m... bit · voer · der · ziel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Huis SpaldropTer plaatse van de huidige Hoeve ‘Spaldrop’ aan de Botsestraat nr. 29 (zie blz. 196) ligt het voormalige voorburchtterrein van het adellijk Huis Spaldrop, een middeleeuws huis dat reeds in het begin van de 15de eeuw wordt omschreven in de Leenaktenboeken, wanneer Johan van Benthem, erfhavemeester des lands van Gelre in 1424 in leen opdraagt ‘den meesten toorn van den dryen tot Spaldrop, met der halver plaetsen naest den voors. toorn ende met den halven vorgeborcht ende met eenen afwegh’. Een overigens met enige voorzichtigheid te interpreteren beeld van het versterkte middeleeuwse huis treft men aan op een kaart in de uit 1701 daterende Atlas der Deichschau Düffel, door de landmeter Johan Donckerman in het Statsarchiv Düsseldorf (afb. 277). Daarop zijn duidelijk drie torens te zien, waarvan de grootste deel uitmaakt van de hoofdburcht. Op later kaartmateriaal als b.v. de kaart van de heerlijkheid Millingen en Zeeland van ca. 1790 (r.a.g., Arnhem, Algemene kaartenverzameling nr. 515) (afb. 125) en op het kadastraal minuutplan van 1820 is het grachttracé nog volledig in het kaartbeeld afleesbaar (afb. 278). De aanleg vertoont opmerkelijk veel verwantschap met die van Groot-Zeeland. In 1445 werd Spaldrop met andere kerspels in De Duffelt door hertog Arnold van Gelre voor 6000 gulden verpand aan hertog Johan van Kleef. In 1473 kwam die verpanding erfelijk aan de Kleefse hertog. De heerlijkheid Spaldrop was eeuwen lang in handen van de graven van Bylandt. Een omschrijving van de bezitting treft men aan in de uit 1769 daterende ‘staat en inventaris van de nalatenschap van graaf O.R.F. van Bylandt’ (zie blz. 236), waar sprake is van ‘Het huys en Heerlijkheid Spaldrop, gelegen bij Kekerdom en Leuth bestaande uit een Hofmans huis, Koornberg, mitsgaders Huijs, Plaats, Boomgaarden, Tuijn, groot omtrent 3 morgen, zoals hetzelve door een Borggraaf omsloten is, synde adellijk, hebbende het Regt om op de Landdagen, te Cleve te mogen verschijnen, voorts de jagt, van outs het Huys en Heerlijkheid Spaldrop genaamt, leenroerig aan het hertogdom | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 279. De voormalige r.k. pastorie, achtergevels (opn. 1974).
Cleve’. In de tweede helft van de 19de eeuw was het huis Spaldrop op de gevangentoren na gesloopt. Ook op kerkelijk terrein schijnt Spaldrop een functie te hebben vervuld. Nabij het slot zou tot 1634 een aan St. Antonius Abt gewijde kapel hebben gestaan. J. van Schevichaven meldt dat de Van Bijlandts, die in 1642 tot de hervormde religie overgingen, mogelijk hun huis hebben opengesteld voor godsdienstoefeningen en dat de Hervormden in het begin van de 19de eeuw ook bij hun opvolgers, de familie Van Bijsterveld, in het toen tot Pruisen behorende Spaldrop ter kerke gingen. Het is niet onmogelijk dat sloopmateriaal van het huis is verwerkt bij het bouwen van woonhuizen te Kekerdom. - Literatuur. Van der Aa vi (1845), blz. 383; Van Schevichaven 1846, blz. 130; Schutjes iv (1873), blz. 658; Register Leenaktenboeken 1924, blz. 115: Stüwer 1938, blz. 192; Jeurissen 1957, blz. 209-210; Gorissen 1975, blz. 117, 151; Van Boldrik 1981, blz. 41, nrs. 67-68. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BoerderijenAan de verbindingsweg tussen de kernen van Leuth en Kekerdom, de Botsestraat, alsmede aan de Weverstraat staat een aantal boerderijen dat in de huidige gedaante dateert uit de tweede helft van de 19de en het begin van de 20ste eeuw, maar deels een oudere oorsprong heeft. Vermeldenswaard zijn in dit verband de navolgende boerderijen.
Ga naar margenoot+ Botsestraat nr. 22. Boerderij ‘De Grote Bot’, gedateerd ‘Anno 1913’.
Botsestraat nr. 26. Boerderij ‘Vossenhof’, gedateerd 1901.
Botsestraat nr. 29. De hoeve ‘Spaldrop’ (afb. 282), in 1894 gebouwd op het voorburchtterrein van het Huis Spaldrop, is een karakteristiek voorbeeld van een met name in De Duffelt voorkomend boerderijtype, waarbij woonhuis en bedrijfsgebouwen u-vormig zijn gegroepeerd. Rechts van de hoofdingang van het vooruitstekende woonhuis is een stichtingssteentje aangebracht met de inscriptie: Den eersten steen gelegd door f. van haaren 10 aug 1894. - Literatuur. Zie Huis Spaldrop blz. 195; Van Boldrik 1981, blz. 41, nr. 68.
Botsestraat nr. 31. t-boerderij met aardig gepleisterd voorhuis (afb. 284).
Botsestraat nrs. 44-46. Dubbel arbeidershuis onder breed afgewolfd zadeldak (afb. 281).
Ga naar margenoot+ Duffeltdijk nr. 9. Buitendijks, recht tegenover de ingang van de r.k. kerk staat de voormalige pastorie (afb. 279, 280), gebouwd in 1850 als een drie traveeën breed en twee traveeën diep huis met lage verdieping onder een met pannen gedekt schilddak. In 1897 is het huis aan de achterzijde gewijzigd en uitgebreid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 280. De voormalige r.k. pastorie, ingangszijde (opn. 1974).
- Literatuur. Schutjes iv (1873), blz. 659.
Duffeltdijk nr. 34. Boerderij ‘De Hazelaarshof’ (afb. 283), eertijds ook ‘De Kaatstede’ genaamd, een kapitale t-boerderij aan de voet van de Duffeltdijk ten zuiden van de r.k. kerk. De hoeve kreeg bij een verbouwing door de familie Daamen in 1894 haar huidige gedaante, waaraan nog een steentje links van de ingang herinnert met de inscriptie: t.h.d./18 20/4 94/m.j.d. Het vier traveeën brede voorhuis is deels onderkelderd en heeft een verdieping onder een met pannen gedekt schilddak; gevel met hoekpilasters en een houten daklijst op klossen. - Literatuur: Van Boldrik 1981, blz. 42, nr. 70.
Ga naar margenoot+ Aan de Weverstraat staat een drietal, markant in het landschap verweven, betrekkelijk jonge hoeven. Weverstraat nr. 1. ‘Scholtenhof’, gedateerd 1927.
Weverstraat nr. 2. Boerderij op t-vormig grondplan gelegen aan de voet van de Duffeltdijk.
Weverstraat nr. 7. ‘Schouwenburg’, gedateerd 1894, vertoont verwantschap met de hoeve Spaldrop. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MolenAan de Botsestraat bij nr. 23 staat op een belt de in of omstreeks 1870 gebouwde windkorenmolen ‘De Duffelt’ (afb. 285). De molen telt vier verdiepingen en bezit een ijzeren wiekenkruis. In 1965 werd bij een restauratie de kap gedeeltelijk vernieuwd, werden de lange schoren vervangen en in het stroomlijnsysteem enige verbeteringen aangebracht. De molen bleef tot 1970 in gebruik en kreeg daarna enige tijd een woonfunctie. In 1976-1977 vond opnieuw een partiële reparatie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 281. Botsestraat nr. 44-46 (opn. 1972).
Afb. 282. Botsestraat nr. 29. De huidige hoeve Spaldrop op het terrein van de voormalige voorburcht (opn. 1972).
Afb. 283. Duffeltdijk nr. 34. ‘De Hazelaarshof’ (opn. 1972).
Afb. 284. Botsestraat nr. 31 (opn. 1972).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 285. Molen ‘De Duffelt’ (opn. 1983).
plaats door molenmaker W.M. Coppes. De molen kreeg bij de heringebruikname voor het eerst een officiële naam, ‘De Duffelt’. - Literatuur. Gelders Molenboek 1968, blz. 536-537; Van Boldrik 1981, blz. 40, nr. 66. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SteenfabriekIn de Kekerdomsewaard nr. 4 staat de uit het oogpunt van industriële archeologie belangrijke steenfabriek ‘Terwindt & Arntz Kekerdom’, bestaande uit een hal van twee evenwijdige beuken. De Kekerdomse steenfabriek werd gesticht in 1873 na aankoop van voor steenfabricage geschikte gronden. In 1909 werd een grote ringoven gebouwd en kwamen er rails en wagentjes. Elektrificatie van het bedrijf volgde in 1911. Daarna volgden ook de eerste arbeiderswoningen. - Literatuur. Van Boldrik 1972, nr. 51. |
|