Het Rijk van Nijmegen. Oostelijk gedeelte en de Duffelt
(1983)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 157. De kadastrale gemeenten Beek, Ubbergen, Ooij en Persingen. Kaart uit Kuypers Gemeenteatlas, 1866.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beek
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 158. Kaart van de heerlijkheid Beek in 1756 door Joh. van Suchtelen. r.a.g., Arnhem.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GeschiedenisBeek moet oorspronkelijk een eenheid hebben gevormd met de Wylerberg, waar de heren van Kranenburg als Kleefse vazallen en de ridders van Groesbeek de grondheerlijkheid en de jurisdictie deelden. In 1342 hebben beide partijen een verdrag getekend over de verdeling in 1350 gevolgd door een nieuw verdrag waarbij Derik van Hoorn, heer van het land van Kranenburg, met toestemming van zijn opperleenheer de graaf van Kleef, Johan van Groesbeek met alle Kleefse rechten in Beek beleende. De Beekerberg werd echter in tweeën gedeeld waarbij het naar Wyler gekeerde deel Kleefs gebied bleef. In 1380 nam Zeger van Groesbeek ‘dat alinge dorp ende kirspel Beek’ in leen van Kleef. Behalve heer van Beek waren de Van Groesbeeks vanaf het midden van de 14de eeuw ook heren van Groesbeek, Heumen en Malden. Ondanks de Kleefse leenhoogheid gold Beek omstreeks 1500 als een Gelderse bezitting en werd de heerlijkheid vanaf 1540 aangeslagen voor de belastingomslag van het Rijk van Nijmegen. De heren van Groesbeek verkochten de heerlijkheid in 1657 aan Genoveva Maria | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 159. Gezicht op het dorp Beek vanaf Berg en Dal in 1791 door H. Hoogers. Part. bezit.
van den Boetzelaer van Asperen, geboren Van der Noot Risoir, de weduwe van Jacob van Randwijck. Zij werd opgevolgd door de enige zoon uit haar eerste huwelijk, Frederik Hendrik van Randwijck, die het in Beek staande oude Spijker (zie blz. 150) waarschijnlijk als eerste huis van de bezitting bewoonbaar maakte. Zijn zoon Jacob gaat over tot de bouw van een nieuw huis dat echter onvoltooid is gebleven (zie blz. 151). Tot in het begin van de 19de eeuw maakte de familie gebruik van een aan de Nieuwe Holleweg staand buitenverblijf, dat later een logement is geworden. Een aan de heerlijkheid waardig Huis te Beek is er nooit geweest. De familie Van Randwijck heeft successievelijk stukken van haar grondbezit in Beek verkocht. Rond de eeuwwisseling werd het terrein van de Wychert verkocht, gevolgd door het villaterrein dat aan de Maatschappij ‘Mooi Nederland’ kwam. In 1941 verkocht de familie Van Randwijck het bezit dat zij toen nog tegen de heuvelrand tussen Beek en Ubbergen had liggen aan de Stichting ‘Het Geldersch Landschap’. Dit terrein sluit aan op twee andere door deze stichting in eigendom verworven gebieden, het Bronhuizerbos (1939) en het landgoed Schengen (1955). Het wordt gedomineerd door twee heuvels, de Ravenberg en de Stollenberg met daartussen het befaamde Elyzeese Dal. Oostelijk van de Ravenberg ligt het Oliemolendal of Kastanjedal, een in natuurwetenschappelijk opzicht belangrijk terrein. Buiten de oostgrens van de voormalige heerlijkheid ligt de Duivelsberg, ten zuidwesten van het Wylermeer en ten oosten van Berg en Dal. In dit botanisch belangwekkende, sterk geaccidenteerde bosterrein bevinden zich twee kasteelbergen, die deel uitmaakten van de middeleeuwse burcht Mergelpe. Tussen de Duivelsberg, die een onderdeel is van de grotere Wylerberg en de ten zuidoosten van de oude dorpskom gelegen Sterrenberg liggen het Keteldal en het Filosofendal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 160. Detail van de kaart van de heerlijkheid Beek door J. van Suchtelen, 1756.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Topografie van BeekHet dorp Beek heeft meer nog dan het naburige Ubbergen grote aantrekkingskracht uitgeoefend op beeldende kunstenaars, zonder dat zich hier een kunstenaarskolonie heeft gevestigd. Meer dan het dorp zelf trok de schilderachtige omgeving vanwaar men van zulke prachtige panorama's kon genieten. Zijn het aanvankelijk voornamelijk topografen die zo getrouw mogelijk de bebouwing portretteren, in de loop van de 19de eeuw komen daar steeds meer landschapsschilders bij die een goed beeld geven van de boeiende natuurlijke gesteldheid van dit gedeelte van de Nijmeegse heuvelrug. De meest verdienstelijke topografen zijn: Aelbert Cuyp, Jan de Beyer, Cornelis Pronk, Paul van Liender, Hendrik Hoogers, Joseph Knip, Henriette Knip, Barend C. Koekkoek, J.A. Daiwaille, P. Christ, Daniel T. Kerckhoff, J. van Leeuwen, F.H. Ampt, Andreas Schelfhout, H. ten Cate, J. van Couwenhoven en J. van Schevichaven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onroerende archeologische monumentenHet grootste gedeelte van het gebied dat behoort tot de gemeente Ubbergen wordt ingenomen door de Ooijpolder (kadastrale gemeentes Ooij en Persingen) en behoort als zodanig tot het rivierlandschap. Het is waarschijnlijk dat zich hier resten van nederzettingen uit de Romeinse tijd bevinden, doch door de aanwezigheid van een dikke, in de Middeleeuwen gevormde laag rivierafzettingen is het tot op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 161. De kern van het dorp Beek volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
heden niet mogelijk geweest dit vast te stellen. Slechts op een tweetal natuurlijke terreinverhogingen zijn bewoningssporen uit eerder genoemde cultuurperiode aangetroffen. In het landschap vallen voorts enige kunstmatige hoogten op die, daterend uit de Middeleeuwen, thans ten dele zijn verlaten. In het zuiden bevinden zich hoger gelegen gronden, welke deel uitmaken van de stuwwal Nijmegen-Reichswald. Het daar gelegen Eversbos (kadastraal Berg en Dal) is een voortzetting van het terrein de Holdeurn in de gemeente Groesbeek. Dit gebied is in archeologisch opzicht van grote betekenis in verband met de aanwezigheid van de resten van een centrum voor vervaardiging van Romeins aardewerk en dakpannen. Op de Duivelsberg (eveneens te Berg en Dal) zijn overblijfselen bewaard gebleven van een middeleeuwse versterking. De ligging daarvan illustreert de geschiktheid van de rand van de stuwwal voor defensieve doeleinden. - Literatuur. Byvanck ii (1943), blz. 379-380. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 162. Gezicht op Beek vanaf het Wyler Meer, ca. 1840 door B.C. Koekkoek getekend en gelithografeerd door J.A. Daiwaille.
Afb. 163. Gezicht op het dorp Beek en de heuvelrug vanuit het noordwesten ca. 1840. Litho door Koekkoek en Daiwaille.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 164. Gezicht op Beek vanaf de Sterrenberg in noordelijke richting met de Ooijpolder in het verschiet.
Ga naar margenoot+ De volgende terreinen zijn beschermd:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hervormde kerkDe Hervormde kerk, een eenbeukig gebouw met romaanse westtoren en een waarschijnlijk 17de-eeuws schip en koor op veel oudere grondslag, staat vrij op het omhaagde kerkhof ten zuiden van de Rijksstraatweg in de kom van het dorp. De kerk en toren zijn eigendom van de Nederlands Hervormde Gemeente. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 165. De Hervormde kerk met de romaanse toren gezien vanaf de Kerkberg (opn. 1977).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 166. De Hervormde kerk gezien vanuit het zuidwesten met doorzicht op de Ooijpolder, de Duffelt en de Eltenerberg. Schets door C. Pronk, 1731. r.p.k., Amsterdam, schetsboek ii, 23.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GeschiedenisTot in de eerste helft van de 16de eeuw was de oude kerk van Beek een kapel, gesticht vanuit Zyfflich. Het bedehuis lag binnen het kerkgebied van het Zyfflichse, later naar Kranenburg verplaatste kapittel, dat het collatierecht bezat. In een oorkonde van 1388 worden Arnold Bonart en Johann van Drummen genoemd als rector van de ‘kerk of kapel in Beke’. Toen het kapittel in 1536 van Zyfflich naar Kranenburg overging, is de kapel tot parochiekerk verheven. In 1569 was er aan de kerk een vicaris verbonden, die de verplichting had in zijn parochie te resideren. In 1602 werd de kerk met de pastorie in beslag genomen door de Hervormden, die ook de kerkelijke goederen aan zich trokken. Voorafgaand was al in 1591 de toenmalige pastoor van zijn ambt ontheven. Volgens een opgave voor de Statistieke beschrijving van de provincie, opgemaakt in het jaar 1808, zou echter na het overlijden van de laatste pastoor Theodorus Druppel het oude kerkgebouw zijn blijven leegstaan. In 1699 werd door de Classis der Hervormde Predikanten van Nijmegen Theodorus Thijssen als eerste predikant van Beek benoemd. In 1796 werd op gezag en autorisatie van de toenmalige Landschapsvergadering door een commissie uit het Kwartier van Nijmegen een provisionele schikking gemaakt, waardoor de Katholieken werd toegestaan voor de middag dagelijks van het kerkgebouw gebruik te maken. De Hervormden bleven in het bezit van de goederen, maar kregen wel de plicht om het gebouw te onderhouden. In de periode dat de kerk als simultaankerk dienst deed van 1796-1826 zijn er weinig of geen reparaties uitgevoerd. Blijkens | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 167. De Hervormde kerk en het schooltje in het begin van de 19de eeuw. Schilderij, olieverf op doek, in het bezit van de Hervormde Gemeente Beek-Ubbergen (opn. 1977).
Afb. 168. De Hervormde kerk met het schoolhuis volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
Afb. 169. De Hervormde kerk volgens recent nette plan.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 170. De Hervormde kerk voor de ontpleistering (opn. 1906).
een gedenksteen in de toren is er voordien in 1782 nog een herstel uitgevoerd. De Hervormden hadden evenwel ook de beschikking over de Ubbergse kapel. Toen in 1824 het Beekse kerkje wegens bouwvalligheid moest worden gesloten, trokken zij zich terug in Ubbergen en zagen de Katholieken zich genoodzaakt voor de toren op het kerkhof een houten loods te bouwen. In 1826 toen de Katholieken op de Kerkberg een nieuwe kerk hadden gebouwd, kregen de Hervormden weer de volledige beschikking over het oude gebouw, dat zij na een grondige opknapbeurt opnieuw betrokken. In 1905-1906 ging men over tot een restauratie van de toren. De werkzaamheden werden uitgevoerd onder leiding van de Nijmeegse architect F. Ludewig. Kort daarop werd ook het kerkgebouw gerestaureerd. Het werd geheel ontpleisterd en van nieuwe vensters voorzien. Op de plaats van de tegen het oude rechtgesloten koor aangebouwde dorpsschool werd een nieuwe koorpartij gezet met een kleine aanbouw tegen de zuidzijde. De gehele campagne was in 1909 gereed (afb. 172, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 171. Hervormde kerk. Opmeting van het kerkgebouw door W. Scheepens, 1895. Aanzicht van de zuid- en westgevel, plattegrond en dwarsdoorsnede naar de toren.
Afb. 172. De Hervormde kerk met de in 1909 voltooide koorpartij.
Afb. 173. De Hervormde kerk na de restauratie van 1909.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 174. De Hervormde kerk. Opmetingstekening met plattegrond, lengte- en dwarsdoorsnede.
173). In 1944 heeft de kerk tijdens het geallieerd offensief ernstige schade geleden. De kerk werd in de jaren 1948-1950 grondig gerestaureerd door architect G. Feenstra uit Arnhem.
Ga naar margenoot+ De dispositie van het kerkgebouw (afb. 171, 174) is als volgt: een klein eenbeukig schip op rechthoekige grondslag waartegen aan de oostzijde een iets smaller, eveneens rechthoekige oude koorpartij aansluit, welke in 1909 werd voorzien van een vijfzijdige sluiting. Tegen de westzijde van het schip staat de op onregelmatig vierkant grondvlak gebouwde toren. De lengte-as van de toren wijkt zes graden af van de lengte-as van het kerkgebouw.
Ga naar margenoot+ De toren bestaat uitwendig uit twee geledingen, de tot 7,30 m oplopende, grotendeels uit natuursteen opgetrokken torenvoet, waarboven een door een waterlijst daarvan gescheiden, uit baksteen opgetrokken iets verjongde geleding. Aan de vier zijden is de bovenbouw voorzien van telkens twee rondbogige spaarvelden die ontspringen direct boven de waterlijst. In de kop van elk spaarveld bevindt zich een rondbogig galmgat, dat excentrisch in het veld is geplaatst. De torenvoet is ongeleed en alleen aan de noordzijde en de westzijde voorzien van een spleetvenster. Het torenlichaam wordt gedekt door een spits in de vorm van een iets overstekend, hoog tentdak. De met leien in Maasdekking beklede spits wordt bekroond door een op een bol geplaatst 19de-eeuws torenkruis met windhaan. Het toegangspoortje in neoromaanse stijl dateert van de restauratie 1906-1909. Links van de ingang is een klein steentje, formaat 11 × 40 cm, aangebracht met de aanduiding: restauratie 1950.
Ga naar margenoot+ De torenvoet is opgetrokken uit blokken tufsteen van diverse formaten. Zeer grote blokken zijn op de hoeken verwerkt (grootste maat 67 × 39 × 27 cm) en in het onderste gedeelte van de noordmuur tot ca. 2,30 m boven de grondslag. Ook in het muurvlak treft men grote op hun kant gezette blokken tufsteen aan. Hierboven worden de lagen regelmatiger van dikte. Een of meer vrij dunne stroomlagen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 175. De Hervormde kerk. Het interieur gezien naar het oosten (opn. 1977).
Afb. 176. De Hervormde kerk. Het interieur gezien naar de toren (opn. 1977).
(ca. 12 cm) wisselen af met dikkere lagen (ca. 17-18 cm). Tussen de tufsteen zijn ook grote en kleine blokken van afwijkend materiaal opgenomen. De tufsteengrens loopt rondom op 5,30 m boven het maaiveld. Een dikke begroeiing maakt waarneming aan de zuidzijde onmogelijk. Het resterende gedeelte van de eerste torengeleding en de galmgatenzone zijn opgetrokken uit rode baksteen, formaat 24,5/25 × 10,5 × 5 cm, 10 lagen 69,5 cm, gemetseld in onregelmatig verband.
Ga naar margenoot+ De toren vertoont inwendig geen opvallende bijzonderheden. De portaalruimte, die met zandstenen vloerplaten is belegd, staat middels een afsluitbare binnendeur in verbinding met het kerkschip. Bij de laatste restauratie is het niveau van de zolderingen gewijzigd. Oorspronkelijk moet de eerste zoldering hebben gelegen ter hoogte van de trekbalken in het kerkschip. Het spleetvenster in de noordmuur diende ter verlichting van het torenportaal. De huidige onderste zoldervloer is veel lager gelegd, zodat men in de toren op de verdieping een consistoriekamer kon maken. De torenkamer staat door middel van een grote boogopening in verbinding met het schip. De opening, die overigens grotendeels door het orgel weer is dichtgezet, dateert uit 1950. De spits vertoont de volgende constructie. Tegen de koningsstijl van 18 × 18 cm zijn hoekkepers aangebracht. Vanaf de muurplaat lopen aan elke kant een zevental sporen, die nagenoeg evenwijdig zijn geplaatst. De middelste sporen zijn met de koningsstijl verbonden door haanhouten die op verschillende hoogten zijn aangelipt en in de noord-zuidrichting bovendien van een schoorconstructie zijn voorzien.
Ga naar margenoot+ Het schip is opgetrokken uit rode baksteen, formaat 24,7 × 12,2 × 5 cm, 10 lagen 64,5 cm, evenals het thans bij de schipruimte getrokken oorspronkelijk rechtgesloten koor. De in 1909 aan de kerkruimte toegevoegde koorsluiting is in bijpassende steen uitgevoerd. Uitwendig vertoont het muurwerk geen bijzondere kenmerken. Aan de zuidzijde is de kerk geheel begroeid, waardoor het muurwerk onzichtbaar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is. Aan de noordzijde is dit ook ten dele het geval. Men ontwaart nog de sporen van een 95 cm brede toegangspoort, die is dichtgezet. De vensters in het schipgedeelte en het oud-koor zijn breed rondbogig van vorm en aangebracht ter vervanging van de schuiframen uit 1826. Het dak is belegd met leien in Maasdekking. Rond de eeuwwisseling lagen er rode pannen op. De scheidingsmuren tussen schip, oud-koor en polygonale sluiting hebben bij de restauratie van 1950 de vorm gekregen van trapgevels met ezelruggen. In de westmuur van het schip ten noorden van de toren bevindt zich nog een verticale stapeling van tufsteen, zoals opgemerkt op blz. 124. In dit muurvlak heeft men ook een klein steentje opgenomen, formaat 15 × 20 cm, met de mededeling: gerestaureerd 1906. De polygonale koorpartij is lager dan het schipgedeelte. Bij de bouw ervan is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij schip en oud-koor in materiaal en vormen. De rondboogvensters zijn iets smaller en langer. In de sluitgevel is een jaartalsteentje formaat 15 × 20 cm aangebracht, waarop: opgebouwd 1909.
Ga naar margenoot+ Het kerkgebouw vertoont inwendig een grote soberheid (afb. 175, 176). De schipruimte is belegd met grijze plavuizen, waarbij de vloer in het schip en het oud-koor op hetzelfde niveau liggen. De muurvlakken in het westelijk schipgedeelte zijn ongeleed. In het oud-koor bevinden zich rondbogige spaarvelden die omlopen boven de vensterkruinen. Deze bogen zijn grotendeels restauratiewerk uit 1950. Een dergelijke hoogbogige wandgeleding treft men ook aan in de Ubbergense kapel. Een grote boog scheidt de beide schipdelen. Deze is pas ontstaan bij het verwijderen van de oude schipzoldering, die heeft moeten plaatsmaken voor het huidige houten tongewelf. Men zal voor deze niet oorspronkelijke oplossing hebben gekozen om in de hoogte meer ruimte te winnen voor het orgel en om de verhouding tussen hoogte en lengte beter te proportioneren. Het schip heeft een 17de-eeuwse kapconstructie die bestaat uit drie dekbalkjukken die door flieringen met elkaar zijn verbonden. Op deze flieringen rusten de sporenparen die van gehakte telmerken zijn voorzien. De nokgording is eerst in 1909 aangebracht. De kap van de rechthoekige koorpartij is eveneens uit 1909. In de uit dat jaar daterende polygonale sluiting ligt de vloer twee treden hoger dan in het aansluitende oud-koor en schip.
Ga naar margenoot+ Het kerkgebouw is in zijn huidige gedaante vooral het resultaat van de restauraties die plaatsvonden in de jaren 1906-1909 en 1948-1950. Voor het eerstgenoemde jaar was het gebouw zowel in- als uitwendig volledig gepleisterd. De door Scheepens gemaakte opmetingstekening uit 1895 en een foto uit 1906 (afb. 171, 170) geven daarvan een goed beeld. In deze gestalte gaf het kerkgebouw nauwelijks iets prijs van zijn ouderdom. Zowel de Nijmeegse archivaris Van Schevichaven als de bouwkundige Scheepens stelden in een artikel en een bouwkundig rapport: ‘Geen spoor van oudheid echter is in het kerkje te ontdekken; witsel en stucco hebben hun werk grondig verricht’. In 1906-1909 sloot tegen de rechtgesloten koorpartij een woning aan voor de koster-schoolmeester. Deze aanbouw moet dateren uit het begin van de 19de eeuw. Hij komt op de Figuratieve Kaart van de heerlijkheid uit 1756 nog niet voor. In 1826 hebben de Hervormden, weer alleen in het bezit van de kerk, het gehele gebouw grondig hersteld en daarbij ook de vensters die op de opmetingstekening van 1895 voorkomen laten aanbrengen. In 1906-1909 heeft men die vensters kennelijk weer vervangen door rondbogige vensters en heeft men ook de kappen vernieuwd. Nog afgezien van de voorgaande herstelbeurten, die zich volledig aan de waarneming onttrekken, hebben de restauraties van 1826 en 1906-1909 weinig mogelijkheden gelaten om met name tot een precieze datering van het schip te komen. Opmerkelijk is de oorspronkelijke plattegrond van het kerkgebouw met zijn korte schip en het tamelijk diepe rechtgesloten koor, waartegen de romaanse toren aansluit. Qua verhoudingen en maatvoering is de kleine Beekse kerk in dispositie vergelijkbaar en mogelijk verwant aan de oude kerkplattegronden van het vroeg-romaanse type, waarvan dank zij het na-oorlogse bodemonderzoek ook in de nabije omgeving vele voorbeelden zijn blootgelegd. In Beek is tijdens de restauratie van 1948-1950 een dergelijk archeologisch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 177. Gezicht op de beide kerken van Beek in de 2de helft van de 19de eeuw. Litho, G.M. Arnhem.
onderzoek niet uitgevoerd. Het is evenwel zeer goed mogelijk dat de kerk naar verhouding tamelijk jong 17de-eeuws muurwerk op een veel oudere grondslag heeft. De ouderdom van de toren, die is opgetrokken uit tufsteen en andersoortige natuursteen waaronder blokken van zeer groot formaat, versterkt deze idee. Van Schevichaven veronderstelde in 1904 al dat het koor het oudste gedeelte is, het oorspronkelijke kapelletje; westelijk hiervan zou vervolgens een breder schip zijn aangebouwd en ten slotte de toren bij de verheffing tot parochiekerk in 1536. Van Schevichaven en ook Scheepens kwamen tot deze bouwfasering die in ouderdom van oost naar west loopt, zonder te weten dat de toren in werkelijkheid aanzienlijk ouder was dan het schip in zijn toenmalige gedaante vanwege de totale bepleistering van het kerkgebouw en de toren. Of een dergelijke bouwfasering voor schip en toren moet worden aangehouden blijft nog een vraag. De bouwontwikkeling kan als volgt zijn verlopen: 1 de bouw van het schip met het koor, later gevolgd door de bouw van de toren, of 2 gelijktijdige bouw van kerk en toren. Dat het schip oorspronkelijk ook van tufsteen is opgetrokken indiceert nog een verticale rand van tuf in de westelijke schipmuur noordelijk aansluitend bij de uit dit materiaal opgetrokken torenvoet. Het oorspronkelijke, althans oudst traceerbare schip kan uit de 11de eeuw of zelfs vroeger hebben gedateerd. Schip en koor zijn waarschijnlijk na een calamiteit die nieuwbouw noodzakelijk maakte in het midden van de 17de eeuw herbouwd in baksteen op de oude grondslagen, waarbij tegelijkertijd de toren in diezelfde steensoort is verhoogd. Tegen de koorpartij verrees vervolgens de hierboven reeds vermelde school met onderwijzerswoning, die in 1909 heeft plaatsgemaakt voor de veelhoekige koorsluiting. De restauratie van de toren werd in 1906 begonnen en beperkte zich hoofdzakelijk tot een constructief herstel en het ontpleisteren van de gevels. Men heeft toen de toegangspoort, waarvan niet duidelijk is of hij uit de 17de eeuw of wel uit 1826 stamde, vervangen door de huidige rondbogige, op romaanse vormen geïnspireerde ingangspartij. In 1950 werd de in 1944 opgelopen oorlogsschade hersteld onder leiding van architect G. Feenstra uit Arnhem. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Het kerkgebouw bezit geen bijzondere inventaris. Vermeldenswaard is alleen een in leren band gevatte met koperbeslag gesierde Statenbijbel uit 1663, gedrukt te Leiden bij de Weduwe ende Erffgenamen van Johan - Elzevier.
Ga naar margenoot+ In een niet nader aangeduide muur van het schip bevond zich naar opgave van Bloys van Treslong Prins een gedenksteen met de volgende tekst: ter herinnering aan / c. van leeuwen / ie luitenant der infanterie geboren te beek 20 januari 1842 / gesneuveld bij atjeh 29 jan1 1874 / huldebewijs zijner wapenbroeders en vrienden / die met hem van 1864-1874 / hebben behoord tot het / 4de baton 5de regt infie
Ga naar margenoot+ In het kerkgebouw hangt een schilderij, olieverf op doek, formaat 22,2 × 29,2 cm (dagmaat), voorstellende een gezicht op de kerk en de ten zuiden daarvan gelegen watermolen bij de Elzen (zie blz. 161). Het schilderij hiervoor genoemd als nr. 3 onder de afbeeldingen is een geschenk van ‘Mr Losecaat Vermeer’ (huize Rusthof), volgens een op de achterzijde van de lijst aangebracht briefje. De signatuur l.o. luidt: ‘P.J.A. Vs’.
Ga naar margenoot+ In de toren bevond zich tot 1942 een historische luidklok, diameter 81 cm, door Nicolaas Jullien gegoten in 1688. De klok is door de Duitse bezetter uit de toren gehaald. Het opschrift luidde: f.h. van randwijck heer van rossum, beick, hesseil en gameren burgsgraf des ricx ende richter der stad / nijmegen 1688. Bloemversiering op de rand en een vignet met de naam: nicolaas iullien. - Literatuur. Voorloopige lijst 1917, blz. 182. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rooms-Katholieke kerkOp de Kerkberg, met de ingang aan de Nieuwe Holleweg, staat de aan St. Bartholomeus gewijde r.k. parochiekerk van Beek en Ubbergen. Het is een driebeukige kerk met transept en koortoren gebouwd in een neo-classicistische en neo-renaissance stijl. De zuidelijke zijbeuk is nog een onderdeel van de in 1826 gebouwde Waterstaatskerk, die in 1891 door Jules Kayser werd uitgebreid tot een vierbeukige kerk met nieuw transept en koorpartij. Deze vierbeukige ruimte is in 1952 gewijzigd in een driebeukige. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GeschiedenisNadat de oude kerk in 1602 door de aanhangers van de Reformatie in beslag was genomen, gingen de katholieke dorpelingen op Kleefs gebied ter kerke. Op de Mussenberg bediende een Augustijner pater een daar ingerichte kapel. Na 1664 ging men naar Wyler of naar Nijmegen. In 1795 veranderde de situatie en kreeg Beek in de persoon van de energieke Jacobus Sieben voor het eerst na de Hervorming weer een eigen pastoor. Na aanvankelijk gebruik te hebben gemaakt van een particulier huis kregen de Katholieken in maart 1796 toestemming om eenmaal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
's daags in de morgenuren gebruik te maken van de Hervormde kerk. Bijna drie decennia heeft het gebouw als simultaankerk gefungeerd. Toen het in 1824 bouwvallig werd en op last van de overheid moest worden gesloten, lieten zij door een Nijmeegse timmerman een houten loods van 14 bij 4,5 el op het kerkhof voor de ingang van de kerk bouwen. Deze loods, waarvoor men wekelijks een gulden huur moest betalen, bleef tot 1826 in gebruik. Het kerkgebouw vertoonde dusdanige gebreken, dat ook de Hervormden zich hadden teruggetrokken in de Ubbergse kapel. In 1822 werd Ubbergen aan de parochie Beek toegevoegd. Op het huis Ubbergen beschikte men over een huiskapel, waarvan tot 1828 gebruik is gemaakt. Gezien de snel verslechterende toestand van het kerkgebouw en de gespannen verhouding tussen de beide groeperingen die van het gebouw gebruik maakten, heeft pastoor Sieben herhaaldelijk een beroep gedaan op de overheid om tot een verbetering van de situatie te komen. In 1821 richtte hij een verzoekschrift aan de koning voor de bouw van een nieuwe kerk, hierbij gesteund door een schrijven van de bisschop van Roermond, mgr. J.B.R. baron van Velde de Melroy. Op 10 oktober 1825 werd een subsidie van f 6000, - toegekend. Te zamen met de door de parochianen bijeengebrachte gelden en giften bedroeg de totaal beschikbare bouwsom f 13 698, -. Hiervoor werd de bouw aangenomen door Laurens Peters. Het in het parochie-archief bewaard gebleven bestek geeft een nauwkeurige omschrijving van de werkzaamheden. Helaas ontbreekt de erbij behorende tekening. Met de bouw van de driebeukige Waterstaatskerk, die op diverse 19de-eeuwse afbeeldingen is te zien, werd in 1826 begonnen. In 1830 was ook het interieur volledig bemeubeld. Pas op 10 december 1833 werd de kerk ingewijd. Zij heeft ruim een halve eeuw dienst gedaan, maar werd in de jaren '80 ten slotte, gezien het sterk groeiende aantal parochianen, veel te klein. In 1891 besloot men tot een indrukwekkende uitleg van het bestaande gebouw, dit in tegenstelling met de meeste dorpen in de omgeving waar men tot volledige nieuwbouw overging.
Afb. 178. Opname van de Waterstaatskerk, ca. 1880-1890. u.b., Leiden; Collectie Bodel Nijenhuis.
Afb. 179. De Hervormde kerk en de r.k. Waterstaatskerk volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
Afb. 180. De beide kerken volgens recent nette plan.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De uitbreidingsplannen waren van de Maastrichtse architect Jules Kayser, die het oude schip vergrootte tot een vierbeukige aanleg waaraan een nieuwe koorpartij voorafgegaan door een transept werd toegevoegd. In 1952 onderging de kerk inwendig een ingrijpende verandering door het uitbreken van de middelste arcadereeks tussen de twee middenschipsbeuken en het vervangen van de tongewelven door vlakke plafonds. Vanaf 1972 zijn pogingen ondernomen om het interieur te verfraaien door het verwerven van antiek meubilair uit gesloten kerken. In 1973 werd de torenbekroning gerestaureerd.
De plattegrond en de ruimte-opbouw van de kerk in haar huidige toestand zijn moeilijk te vatten zonder inzicht in de verschillende bouwfasen die eraan zijn voorafgegaan (afb. 182). De Waterstaatskerk van 1826. De kerk bestond uit een driebeukige schipruimte met een lengte van zeven venstertraveeën. De toren met ingesnoerde spits stond met de zijmuren half in het schip en half daarbuiten. De koorpartij was althans uitwendig driezijdig gesloten en geflankeerd door twee sacristieruimten (afb. 178). Inwendig was de schipruimte door arcaden rustend op Ionische zuilen verdeeld in een door een tongewelf gedekte middenbeuk en zijbeuken met vlak gedekte plafonds. Het gebouw was georiënteerd en stond met het koor aan de Nieuwe Holleweg. De kerk van 1891-1892. De verbouwing van 1891 behelsde de afbraak van de noordelijke zijbeuk, die werd vervangen door een tweede middenschip met zijbeuk gelijk aan de nog staande zuiderzijbeuk. Het nieuwe schipgedeelte sloot dus in gespiegelde vorm aan bij het intact gelaten stuk. De koorpartij en de westtoren werden afgebroken. Tegen de westkant van het schip bouwde Kayser een transept van gelijke breedte als de middenbeuken en evenals deze gedekt door een tongewelf. Tegen het transept bouwde hij een rond gesloten koorpartij met omgang. Dit koor beslaat de breedte van de beide hoofdbeuken en de omgang houdt de breedte aan
Afb. 181. De r.k. kerk aan de Kerkberg gezien vanuit het noordoosten (opn. 1977).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A-B
C-D
A
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 182. Reconstructietekening van de Waterstaatskerk van 1826, geprojecteerd binnen de omtreklijnen van het in 1892 tot de huidige omvang vergrote gebouw en dwarsdoorsnede van de kerk gezien in westelijke richting, benevens plattegrond, dwarsdoorsnede en lengtedoorsnede van de vierbeukige kerk in de tot 1952 bestaande toestand gezien naar het noorden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 183. De torens van de r.k. kerk en de Hervormde kerk gezien vanaf de Kerkberg (opn. 1977).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de zijbeuken. De buitenste zuilenrijen zetten zich voort in de koorpartij rond het hoogaltaar. In de hoeken tussen het transept en de buitenmuur van de koorpartij bevinden zich rechtgesloten nevenkoren, waarin de aan Maria en Bartholomeus gewijde altaren staan. Boven het aan de Kerkberg grenzende noordelijke zijkoor is de toren geprojecteerd. De oriëntatie van de kerk moest men opgeven omdat het beschikbare bouwterrein lag aan de westkant tussen de toren van de Waterstaatskerk en de pastorie. Uitwendig heeft de kerk een neo-renaissance karakter gekregen, wat duidelijk blijkt uit venstervormen, toegepaste omlijstingen en decoratieve elementen zoals de talrijke aediculae (afb. 181). Ook de toren, met name de bekroning die is geïnspireerd op Hollandse Renaissance voorbeelden, vertoont dit karakter (afb. 183). Hij is een markant element in het dorpsbeeld. Aan de bouw van 1826 en de uitbreiding van 1891 herinneren twee gelijkvormige gedenksteentjes, formaat 34 × 57 cm, die zijn opgenomen in de meest oostelijke traveeën van de beide zijbeuken. Zij dragen de tekst: ao 1826 gebouwd / door / jac. sieben pastoor. De verbouwing van 1952. Hoe uniek de oplossing van een vierbeukig schip op zich ook was, ruimtelijk was het weinig praktisch. De veranderde ideeën inzake de liturgie hebben ertoe geleid dat men na de Tweede Wereldoorlog liever een ongedeelde gemeenschapsruimte wilde hebben. In 1952 brak men de middenkolonnade (afb. 184) uit en verving men de twee tongewelven door een vlak cassetteachtig plafond (afb. 185). Het tongewelf in het transept werd op de buitenste vakken in het verlengde van de zijbeuken na, gesloopt, zodat er een groot plafond ontstond van de ingangsgevel tot aan de triomfboog. Het gevolg hiervan was een in verhouding tot de maatvoering van de intercolumniën veel te breed middenschip. Andere wijzigingen die tijdens deze campagne werden uitgevoerd zijn het verkleinen van de transeptvensters, verkleining van de grote vensters in de gevel aan de Nieuwe Holleweg tot oculi en de toevoeging van een buitenportaal. Deze laatste veranderingen hebben het uiterlijk van de ingangsgevel negatief beïnvloed.
Ga naar margenoot+ De kerk bezit een opmerkelijke inventaris, die voor een deel is opgebouwd uit tamelijk recent verworven stukken. Er is betrekkelijk weinig oud eigen bezit, daterend uit de periode van de Waterstaatskerk. In 1901 is een groot gedeelte van het zilverwerk gestolen. Voor de kerk van 1891-'92 heeft architect Kayser nog al wat meubilair, zoals de altaren en biechtstoelen, ontworpen. In 1972 is men bewust gaan zoeken naar ouder meubilair en decoratieve objecten om de kerk min of meer in de waterstaatsstijl opnieuw aan te kleden. Zo zijn diverse oude inventarisstukken verworven, afkomstig uit in de jaren zeventig gesloten kerkgebouwen. De belangrijkste stukken zijn afkomstig uit de St.-Pieterskerk in Den Bosch, de St.-Willibrordus te Den Haag en de St.-Petruskerk in Westerblokker.
Ga naar margenoot+ Hoogaltaar (afb. 186). Gemarmerd hout, in neo-barok stijl, door de Gebroeders Goossens uit 's-Hertogenbosch, 1852. De retabel opgebouwd uit vier zuilen met hoofdgestel en bekroning is geplaatst op de marmeren mensa van het uit 1939 daterende vroegere hoogaltaar. Boven het tabernakel een draaibare expositietroon met Salvatorbeeld en een altaarschilderij. Het doek, geschilderd in 1772 door Jacob Maurer (Schaffhausen 1737 - Utrecht 1780), stelt de Verrijzenis van Christus voor. Tussen de zuilen ter weerszijden van dit doek twee beelden van Petrus en Paulus. De bekroning toont de in hout gesneden beeltenis van God de Vader met wereldbol en scepter gezeten op de wolken; achter Hem een stralenkrans met engelenkopjes en boven Zijn hoofd de Geestesduif. Een grote kroon met voluten waarop engeltjes die de festoenen vasthouden vormt de afsluiting van het geheel. Dit altaar, afkomstig uit de kerk van Westerblokker, werd in 1973 verworven. De tombe is niet opgesteld, daar de bestaande mensa gehandhaafd moest blijven, maar wordt op zolder bewaard. Het tabernakel is bij de overplaatsing opnieuw aangebracht. De beschildering van de retabel is vernieuwd. - Literatuur. De Godsdienstvriend 72 (1854); Kalf 1906, blz. 290-291. Tombe-altaar. Wit en goud geverfd hout, 95 cm hoog, met oude tombe op twee | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
klauwpoten met acanthusbladeren en rozetten, midden xix, tegen recente afsluiting. Oorspronkelijk maakte de tombe deel uit van een zij-altaar in de in 1960 gesloopte kerk van de H.H. Petrus en Paulus te Soest. Dit zijaltaar is in 1856 in Soest geplaatst door Pieter Jozef de Cuyper (1808-1883) uit Antwerpen. - Literatuur. E. Dillis, De Gebroeders De Cuyper, Bijdragen tot de Geschiedenis, xvi, 1924-1925, blz. 380. Maria-altaar. Witte steen, wit en goud geverfd, neo-renaissance, 1892, naar ontwerp van Kayser. Boven het tabernakel beeld van Maria met het Kind, zittend; aan weerszijden reliëfs in schelpnissen met voorstellingen van het huwelijk van Maria en Jozef en de Opdracht in de tempel. Bartholomeusaltaar. Witte steen, wit en goud geverfd en gepolychromeerd reliëf op de mensa, neo-renaissance, 1893, naar ontwerp van J. Kayser. Op de tombe reliëf van St. Bartholomeus voor de vorst van Armenië. Het tabernakel geflankeerd door twee hermen met eikebladkrans. Daarboven staat centraal in een schelpnis tussen twee kandelaberzuilen het staande beeld van St. Bartholomeus met mes en boek. Boven de aedicula monogram sb en twee flankerende beeldjes van Elisabeth van Thüringen en Mozes.
Ga naar margenoot+ Twee communiebanken, (afb. 187, 190), hout, gesneden door Louis (s.l.) Veneman uit Den Bosch, neo-barok, 1865. 1 Ajour-paneel met kelk, omgeven door vier engelenkopjes, voluten, aren en druiven. 2 Ajour-paneel met liggend Lam Gods voor vlammende stralenkrans, voluten, aren en druiven. Beide communiebanken waren oorspronkelijk aan de buitenzijde afgesloten door een blind paneel waartegen een staand engeltje was aangebracht, respectievelijk korenaren en druiven dragend. Afkomstig uit de St.-Willibrorduskerk aan de Assendelftstraat in Den Haag.
Ga naar margenoot+ Twee biechtstoelen. Eikehout, bruin gebeitst; neo-renaissance 1898. Driedelig front met kroonlijsten en gecanneleerde zuiltjes. Een staat op zijn oorspronkelijke plaats in de kerk tegen de noorder transeptgevel, de andere is in twee delen opgesteld in de kooromgang. - Literatuur. Liber Memorale, Hst. vii. Biechtstoel (afb. 193). Eikehout, bruin gebeitst, neo-renaissance, xixc; vermoedelijk atelier Goossens, 's-Hertogenbosch. Driedelig front met drie deuren, gescheiden door gecanneleerde zuiltjes. Op de deuren twee maal een vlammend hart en ihs-monogram. Bekroning bestaande uit een reliëf van St. Johannes Nepomuk in een cartouche, geflankeerd door twee engeltjes met de arma Christi. De biechtstoel is afkomstig uit de St.-Petruskerk in Westerblokker en werd in 1973 verworven. Vergelijkbare biechtstoelen van het atelier Goossens bevinden zich in Tilburg ('t Goirke) en te Goirle (St.-Janskerk).
Ga naar margenoot+ Doopvont (afb. 188). Wit marmeren bak met geelkoperen deksel, totale hoogte 275 cm (bak 116 cm, deksel opgehangen aan een draaibare arm 159 cm hoog), 1868. De vont bestaat uit een achtzijdige voet met palmettenrand, een balusterstam met acanthusblad en palmetten en de bak is versierd met parelrand, acanthusblad en eierlijst. Op het koperen deksel twee randen met opliggende palmetten en een rand van acanthusblad, het geheel bekroond met bol, slang en kruis. In het kruis is het ihs-monogram en het Lam Gods liggend op het kruis gegraveerd. Het deksel draagt de volgende inscriptie: j.f.j. van rijckevorsel a.j.p. ingenhousz 25-jarige echtvereeniging 1843 9 february 1868. Afkomstig uit de St.-Pieterskerk in Den Bosch, verworven in 1972. Doopvont. Hoogte 116 cm, witte kalksteen, neo-renaissance, 1891. Achtzijdige voet met vier gekoppelde, gedrongen kandelaberzuilen en ronde bak met bladornament en parelrand. Na verwerving van de Bossche vont in twee stukken gedemonteerd en respectievelijk tot tafelvoet en bloembak gedegradeerd.
Ga naar margenoot+ Rijk gesneden eikehouten preekstoel (afb. 189), door atelier Goossens, 's-Hertogenbosch (1878-1880). De ontwerptekening bevindt zich in de Provinciale Biblio- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 184. r.k. kerk. Het vierbeukige kerkschip voor 1952 (repro).
Afb. 185. r.k. kerk. Het interieur gezien naar het priesterkoor (opn. 1979).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 186. r.k. kerk. Het neobarokke hoogaltaar, door Gebr. Goossens, 1852. Altaarschilderij door J. Maurer, 1772 (opn. 1977).
Afb. 187 en 190. r.k. kerk. Ajour panelen van de communiebanken: eucharistische symbolen en het Lam op de slachtbank. Afkomstig uit de St.-Willibrorduskerk in Den Haag. Snijwerk van L. Veneman, Den Bosch, 1865 (opn. 1977).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 188. r.k. kerk. Doopvont, marmer met koperen deksel, 1868 (opn. 1977).
Afb. 189. r.k. kerk. Preekstoel, neobarok, door de Gebr. Goossens, ca. 1850. Afkomstig uit Westerblokker (opn. 1977).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 191. r.k. kerk. Twee reliëfs, ca. 1843, afkomstig van biechtstoelbekroningen: Christus als de Goede Herder en de rouwmoedige Petrus. Toegepast als versiering van deurpanelen. Afkomstig uit de St.-Pieterskerk in Den Bosch (opn. 1977).
Afb. 192. r.k. kerk. Twee reliëfs, ca. 1843, afkomstig van biechtstoelbekroningen: Christus als de Goede Herder en de rouwmoedige Petrus. Toegepast als versiering van deurpanelen. Afkomstig uit de St.-Pieterskerk in Den Bosch (opn. 1977).
Afb. 193. r.k. kerk. Biechtstoel met bekronend medaillon van Johannes Nepomuk, neorenaissance, 3de kwart 19de eeuw. Afkomstig uit Westerblokker
theek te 's-Hertogenbosch. Onder de kuip een beeldgroep voorstellend Christus met de Samaritaanse vrouw bij de waterput. In het Bisschoppelijk Museum van 's-Hertogenbosch bevindt zich een terra-cotta voorstudie voor deze groep. Op de kuip vier reliëfpanelen: Goede Herder, (deurtje), Bergrede, Sleuteloverdracht aan Petrus, Prediking van Petrus; op de hoeken de vier evangelistensymbolen. Op het ruggeschot aan de voorzijde de Doop van Christus, aan de achterzijde een reliëfpaneel met kruis, anker en hart. Ronde trap met ajourreliëfs en een ovaal medaillon met apostelbuste, trappalen met hermen en engelenkopjes. Het klankbord is vierkant met afgeschuinde hoeken. Tegen de onderkant de Geestesduif, op de vier zijden reliëfs met de bustes van de vier westerse kerkvaders in tympanen en overhoeks vier kleine engeltjes. Als bekroning van het klankbord een beeld voorstellende het Geloof, in de gestalte van een vrouw met kruis, kelk en boek. De preekstoel is afkomstig uit de kerk van St. Petrus in Westerblokker en werd verworven in 1973. Vergelijkbare preekstoelen van het atelier Goossens zijn nog aanwezig te Asten en Gemonde.
Ga naar margenoot+ Het orgel is een door H.D. Lindsen uit Utrecht in 1830 gebouwd instrument, dat sedert 1973 is geplaatst in een antieke orgelkas afkomstig uit een zusterklooster in het Belgische Geel. De kas heeft een vijfdelig front met drie pijpentorens rustend op consoles met bladmotief en hangende granaatappels. Op de pijpentorens drie beeldjes, David en twee engeltjes, afkomstig van een voormalig orgel in de r.k. kerk van St. Hubertus in Ooij, xixb. Op 29 november 1830 schonk pastoor J. Sieben aan de kort tevoren gereedgekomen Waterstaatskerk een orgel. Op 8 januari 1831 kon het door H.D. Lindsen gebouwde instrument worden ingespeeld. Lindsen bouwde het instrument voor f 2300, -. In 1832 kreeg hij opdracht om voor de som van f 900, - een tweede klavier toe te voegen. Later werden door M. Maarschalkerweerd en Zoon met gebruikmaking van een gedeelte van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lindsen-pijpwerk wijzigingen aangebracht. Het orgel had een vrij groot hoofdwerk met tien stemmen en een kleiner onderwerk, in feite een nevenwerk, met vijf registers en een aangehangen pedaal. In 1893 werd het orgel wegens de grote kerkverbouwing gedeeltelijk vernieuwd en herplaatst. De vernieuwing bestond in de toevoeging van een Gamba en een Voix Céleste op het onderwerk en werd uitgevoerd door de Gebr. Franssen uit Roermond. Tijdens de oorlogshandelingen in 1944 heeft het orgel grote schade geleden. Het pijpwerk is tijdelijk opgeborgen in Nijmegen na demontage door de orgelmaker Nöhren. In 1952 is het instrument door de Fa. Verschueren herplaatst in een eenvoudige kas. Geld voor een grondige restauratie ontbrak echter en in 1966 moest het orgel wegens slijtage buiten gebruik worden gesteld. In 1973 is het opnieuw na een grondige restauratie door de Fa. L. Verschueren uit Heythuizen gerestaureerd en in de reeds hierboven genoemde kas geplaatst. Op het hoofdwerk, dat nog vrijwel compleet van Lindsen was, werd alleen de niet-authentieke trompet vervangen. Het onderwerk behield zijn drie oorspronkelijke stemmen en werd aangevuld met twee registers, waarvoor men te rade ging bij twee andere Lindsen-orgels in de r.k. kerk in Maarssen en de St.-Augustinuskerk in Utrecht. Een andere toevoeging was een zelfstandig pedaal. Dispositie en andere bijzonderheden:
Ga naar margenoot+ De balustrade van het orgelbalkon is vervaardigd uit gedeeltelijk oud materiaal. De balusters zijn afkomstig van de zangkoorafsluiting van de Bossche St.-Pieterskerk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 194. r.k. kerk. Twee gepolychromeerde beelden: St. Willibrordus en St. Bonifacius, 3de kwart 19de eeuw. Afkomstig uit Westerblokker (opn. 1977).
Afb. 195. r.k. kerk. Twee gepolychromeerde beelden: St. Willibrordus en St. Bonifacius, 3de kwart 19de eeuw. Afkomstig uit Westerblokker (opn. 1977).
Afb. 196. r.k. kerk. St. Jozef met het Kind Jezus. Wit geverfd houten beeld, 1852-1855. Afkomstig uit Westerblokker (opn. 1977).
De in de balustrade opgenomen beelden komen eveneens uit deze kerk en uit Westerblokker.
Ga naar margenoot+ Op de deuren van het middenportaal zijn twee ovale reliëfs aangebracht, verbeeldend de Goede Herder (afb. 191) en de rouwmoedige Petrus (afb. 192), biechtstoelfragmenten afkomstig uit de St.-Pieterskerk in Den Bosch. De reliëfs zijn van eikehout, ca. 1863. Een stuk is gesigneerd: G. Lucius (= Gerardus Lucius, Berlicum 1824 - 's-Hertogenbosch 1874). Resten van de biechtstoelen zijn verwerkt in devotiekapellen en de omlijstingen zijn los opgesteld.
Ga naar margenoot+ Drie beelden vermoedelijk vervaardigd in het atelier Goossens te 's-Hertogenbosch. Jozef (afb. 196). Hoogte ca. 170 cm; wit geverfd hout, 1852-1855. Staande figuur met aan de rechterhand het Jezuskind, dat naar hem opkijkt, en een afgebroken leliestaf in de linkerhand houdend. Afkomstig uit de St.-Petruskerk te Westerblokker, verworven in 1973. Willibrordus (afb. 194). Hoogte 70 cm; gepolychromeerd hout; xixc. Staande figuur met in de linkerhand een staf en de rechterhand opgeheven, kerkmodel aan zijn voeten; op bijbehorende console. Evenals het volgende beeld afkomstig uit Westerblokker. Bonifacius (afb. 195). Hoogte 70 cm; gepolychromeerd hout; xixc. Staande figuur met staf in de linkerhand en een door een boek stekend zwaard in de rechterhand; op bijbehorende console. De consoles van beide voornoemde beelden hebben een decoratie van bloemmotieven, twee lauriertakken en een lege rococo-cartouche. Acht heiligenbeelden (afb. 197-200). Hoogte ca. 190 cm; wit geverfd hout; xixb, waarvan er een is gesigneerd: H. P( )ters 184( )(= H. Peeters, Antwerpen) in de rugholte van het beeld van Johannus Nepomuk. Door de montage van een ijzeren kram zijn de naam en het jaar onvolledig overgekomen. De beelden stellen de volgende heiligen voor: 1 Antonius van Padua (afb. 198); 2 Aloysius van Gonzaga; 3 Franciscus Xaverius (afb. 199); 4 Johannus Nepomuk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 197. r.k. kerk. Vier beelden uit een serie van acht houten beelden, door Peeters uit Antwerpen, afkomstig uit de St.-Pieterskerk in Den Bosch (opn. 1977): Afb. 197. St. Vincentius a Paolo;
Afb. 198. St. Antonius van Padua;
Afb. 199. St. Franciscus Xaverius;
Afb. 200. H. Johannes Nepomuk.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 201. r.k. kerk. De apostel Bartholomeus, anoniem schilderij, olieverf op doek, 19de eeuw (opn. 1977).
Afb. 202. r.k. kerk. Doop van Christus in de Jordaan, anoniem schilderij, olieverf op doek, 2de kwart 19de eeuw. Afkomstig uit de St.-Pieterskerk in Den Bosch (opn. 1977).
(afb. 200); 5 Vincentius a Paolo (afb. 197); 6 Anna onderricht Maria; 7 Barbara; 8 Theresia van Avila. De beelden zijn afkomstig uit de St.-Pieterskerk in Den Bosch, waar zij tot 1972 tegen de muren van de zijbeuken waren geplaatst op consoles. Een gedeelte van de beelden staat in de kooromgang; andere zijn opgenomen in de balustrade van het zangkoor. Nr. 6 is geplaatst bij het Maria-altaar. Nr. 2 bevindt zich op zolder.
Ga naar margenoot+ Kruisbeeld. Hoogte corpus 39,5 cm; wit geverfd hout, xviiid. Staand kruisbeeld. Hoogte 70 cm, hoogte corpus 33 cm; hout; xixa. Kruisbeeld. Op geprofileerd voetstuk. Hoogte 93 cm, hoogte corpus 49 cm; gepolychromeerd hout; xixa. Het kruishout is vernieuwd. Kruisbeeld. Hoogte 120 cm; bruin gebeitst hout; midden xix. Corpus zonder doornenkroon. Passiekruis. Hoogte 200 cm; zwart en goud geverfd hout; xixb. Met lelies en arma Christi.
Ga naar margenoot+ Veertien kruiswegstaties. Afmeting 50 × 67 cm zonder lijst; gepolychromeerd hout, Gebr. Goossens, Den Bosch, ca. 1855. Boven op de lijst houten kruisen met voluten; reliëfvoorstelling met rondbogige afsluiting en engelenkopjes in de zwikken. Afkomstig uit de Petruskerk in Westerblokker, verworven in 1973. n.b. Zie ook onder schilderijen.
Ga naar margenoot+ Doop van Christus in de Jordaan (afb. 202). Afmeting 140 × 120 cm; olieverf op doek; xixb. Christus staat in de rivier. Johannes heeft in zijn linkerhand een staf met banderol en in de rechterhand een schelp; boven in de wolken God de Vader met de Geestesduif. Afkomstig uit de St.-Pieterskerk in Den Bosch, verworven in 1973. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 203. r.k. kerk. Kroonluchter, 16-lichts, rood en geel koper, ca. 1840.
Afb. 204. H. Hartbeeld, door de beeldhouwer Ach. Moortgat uit Kleef (opn. 1977).
St. Bartholomeus (afb. 201). Afmeting 105 × 84 cm; olieverf op doek; xix. Links boven de tekst: S. Bartholomeus; op het mes in zijn linkerhand staat de letter n (Nathanael). Het doek, dat een kopie is naar een schilderij van de Spanjaard Jusepe de Ribera, werd in 1976 verworven uit particulier bezit. Veertien kruiswegstaties. Afmeting 99 × 133 cm; olieverf op doek; door Anton van Welie; 1893. - Literatuur. Liber Memoriale, Hst. vii. Maria met Kind. Afmeting 50 × 39,5 cm; olieverf op paneel; gesigneerd L. Schäfer 1898. Kopie van het Kölner Dombild. Maria zittend met het Kind Jezus op haar schoot en twee engelen die een wandkleed ophouden. Afkomstig uit Duitsland, geschonken door juffrouw Huffer.
Ga naar margenoot+ Kaarsenkroon. Twintig-lichts in twee vluchten, hoogte 140 cm; gegoten brons, midden xvii. - Literatuur. Kalf 1906, blz. 431.
Kaarsenkroon (afb. 203). Zestien-lichts in twee vluchten. Hoogte 135 cm, gesigneerd: Pincken (?); ca. 1840.
Ga naar margenoot+ Het meeste zilverwerk dateert van na 1901, toen de oude stukken zijn verduisterd bij een diefstal. Torenmonstrans. Hoogte 78 cm, diameter voet 22 cm; verguld zilver; 1901. Merken: meesterteken wm5 (= W.W. Manders, Eindhoven 1878-1905), jaarletter, lopend leeuwtje, minervakopje, zwaardje. Zeslobbige voet met geperforeerde rand. Op de lobben in zespassen Paulus, Calvariegroep, Petrus, Thomas ap., Johannes Ev., Philippus. Zeszijdige stam en ronde nodus met wingerdornament; rond de lunula zes lobben met wingerd op groen fond en edelstenen. Vier beeldjes flankeren de lunula: Bartholomeus met mes, Catharina met rad, Antonius van Padua en Jacobus met de reisstaf. Naast de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toren beeldjes van Maria en Jozef en in de toren een H. Hartbeeldje. Boven het H. Hartbeeldje zes apostelbeeldjes met de attributen: zaag, boek en palmtak, andreaskruis, mes, sleutel en knots. Onder in de voetrand de inscriptie: Geschenk van de parochianen na diefstal van 1901. Ciborie. Hoogte 40,5 cm, zonder deksel 27 cm; verguld zilver; 1858. Gemerkt: v in gekroond schild (= import). Inscriptie onder in de voetrand: + d.o.m. Henricus van Berkel j.d. et Gisberta Maria Antonia van der Kun per l annos felici matrimonia juncti grato animo d.d. 10 sept. 1858. Zeslobbige geprofileerde voet met sierrand en rozetten. Op de welving bladmotief en zes engelenkopjes. Op de overgang naar de stam traceerwerk. Zeszijdige stam met bladmotief en nodus met zes ruiten. Ajour tegencuppa met traceerwerk en bladmotief. Deksel met traceerwerk en kruisbeeldje. Kelk. Hoogte 24,5 cm, diameter voet 18,5 cm; verguld zilver; 1901. Merken: meesterteken wm5 (= W.W. Manders), jaarletter r (= 1901), lopend leeuwtje, minervakopje. Inscriptie op de voetrand: orate pro me a.j. hordijk parochus d.d. 1900. Zeslobbige voet met opengewerkte opstaande rand, op vier lobben aren en wingerd in graveerwerk, opgelegd kruisbeeldje en opgelegd wapen met helm.
Ga naar margenoot+ Twee balusterkandelaars. Hoogte resp. 27 en 23 cm; geel koper; ca. 1600. Staat: beide exemplaren missen de knotspootjes, van het tweede exemplaar is de pin afgebroken. Kandelaar. Hoogte 136 cm, rood en geel koper; midden xix. Ronde voet op drie bolpootjes. Op de welving van de voet palmetten. Balusterstam met palmetten aan de onderzijde en een knoop met drie ringen aan de bovenzijde. Grote platte bobèche met aan de onderzijde bladversiering. Neo-barokke altaarkandelaars van vernikkeld koper, xixc.
Ga naar margenoot+ Missaalbeslag: twee sloten en twee schilden, afmeting 13 × 10,5 cm. Merken: cvg boven 79 (= Chr. van Gemert, 's-Hertogenbosch, 1854-1897, jaarletter d (= 1863). Op de schilden: Michael op draak (voorzijde), Immaculata (achterzijde).
Ga naar margenoot+ Driestel. Witte zijde met geborduurde bloemen, xixa. Op het kazuifel de Naam Gods in wolken en stralen. Stola. In borduurwerk versierd met voorstelling van Petrus met sleutels en boek en Bartholomeus met mes en boek.
Ga naar margenoot+ Credenskast, hout gefineerd met wortelnoten, ca. 1833. Tweedeurs onderkast met paramentladen en tweedeurs bovenkast met spiegelboogvormige bekroning.
Ga naar margenoot+ Op 2 december 1942 werden uit de toren de drie luidklokken gehaald op last van de Duitse bezetter. Het waren de klokken die tijdens het pastoraat van Jacobus Sieben in 1832 door de klokkegieters Petit en Fritsen waren gegoten voor de Waterstaatskerk. De klokken droegen de volgende opschriften:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Op het buitenportaal van de r.k. kerk is het H. Hartmonument geplaatst dat eertijds in de tuin van het St.-Jozefgesticht heeft gestaan (afb. 204). De groep bestaat uit een zegenende Christusfiguur met aan Zijn voeten links een knielende vrouw met een kind in de armen en rechts een staand meisje in vroeg-20ste-eeuwse dracht. Het beeld is op het voetstuk gesigneerd: ach moortgat / b..ldh kleef. Het beeld dateert uit xxa.
Ga naar margenoot+ In de tuin van de moderne r.k. pastorie, die de tijdens de Tweede Wereldoorlog verwoeste pastoorswoning uit 1804 vervangt, staat een hardstenen tafelzonnewijzer in Lodewijk xv-vormen, waarop abusievelijk een tweede metalen zonnewijzer is gemonteerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Algemene begraafplaatsOp het kerkhof rond de Hervormde kerk, dat als algemene begraafplaats in gebruik is, liggen vooral aan de kant van de Rijksstraatweg talrijke voornamelijk 19de-eeuwse zerken (afb. 205). Sommige dienen als dekplaat voor bakstenen grafkelders. De belangrijkste zijn de grafstenen van de familie Dommer van Poldersveldt en de zerk met grafstele voor Anna Rosalia Riess. Samen vormen de oude zerken een interessant ensemble niet zozeer vanwege artistieke kwaliteit, als wel uit genealogisch oogpunt. Alfabetisch op familienaam (eerste grafinlage) vindt men op de begraafplaats de volgende zerken en monumenten. Voor zover niet anders vermeld zijn de stenen uitgevoerd in hardsteen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 205. Algemene begraafplaats rond de Hervormde kerk. Aanzicht vanaf de Rijksstraatweg en opmetingstekening van de plattegrond. Schaal 1:400.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 206. Algemene begraafplaats. Grafmonument voor Anna Rosalia Riess, 1841 (opn. 1977).
Afb. 207. Algemene begraafplaats. Enkele grafstenen.
Het reliëf op de grafstele vertoont een treurend meisje bij een baar, waarnaast een doodsengel staat, met een net gedoofde toorts; omringende attributen (bladmuziek, harp, palet, boeken, globe en verrekijker) verwijzen naar de musische kunsten en voorbij reisgenot (afb. 206). Aan de achterzijde van de stele staat op een verzonken marmeren plaquette een kort gedicht ter nagedachtenis aan de jonge vrouw, waarvan de tekst luidt: Repose en paix aimable et douce fille
Et l'amour et l'espoir de la toute famille
à Peine tu vaus hélas quelque printemps
Dans nos coeurs désolés tu vivra plus longtemps
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Paix éternelle à la cendre sacrée
Que renferme ce monument
Derniers séjours de notre fille adorée
Nous étions trop heureux et trop fiers d'elle
Dieu nous l'a enlevé!!
Afb. 208. r.k. begraafplaats op de Geest. De oudste kern met laat-19de-eeuwse grafmonumenten (opn. 1977).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rooms-Katholieke begraafplaatsOp de Geest, een hooggelegen terrein ten westen van de r.k. kerk, ligt de in 1874 geopende r.k. begraafplaats. Het kerkhofterrein is door haagbeuken in verschillende compartimenten verdeeld. De oudste kern is gelegen rond het ijzeren kerkhofkruis met zinkloden corpus en bestaat uit een aantal met voornamelijk platte hardstenen zerken gedekte grafkelders. Op enige graven zijn gebeeldhouwde familiewapens aangebracht (afb. 208, 209).
Ga naar margenoot+ Voor het kerkhofkruis ligt het priestergraf, gedekt door de zerk die pastoor J. Sieben, de bouwheer van de Waterstaatskerk, voor zich zelf heeft laten vervaardigen. Al tijdens zijn leven liet hij op enige afstand van de ingang voor de toren van het kerkgebouw een grafkelder metselen, gedekt met de hardstenen zerk die is versierd door een medaillon met kelk, boek en stola. Op 18 november 1874 verzocht men de bisschoppelijke goedkeuring om het stoffelijk overschot van Sieben met de zerk te mogen overbrengen naar een nieuw in aanbouw zijnd graf op het kerkhof op De Geest, aangezien er 's zondags overheen werd gelopen. Tevens vroeg men toestemming om aan het opschrift toe te voegen ‘sepulchrum sacerdotale’, hetgeen werd geweigerd, omdat dit volgens Mgr. Zwijsen ‘tegen de intentie van dien pastoor zou zijn’. De zerk draagt evenwel de namen van Siebens opvolgers. De steen, formaat 225 × 100 cm, draagt als graftekst: jacobus sieben geb. te calcer 1759 eerst pastoor na de hervorming te beek 1795 heeft huis en kerk gebouwd 1825 overl 1842 w.j. de bruijn pastoor 1842-1890 mgr a.j. hordijk pastoor 1890-1914 p.c. van aken deken en pastoor 1919-1939
Ga naar margenoot+ Steen, formaat 200 × 100 cm; platliggende zerk, hardsteen met wit marmeren kelk aan hoofdeinde; priestergraf met volgende graftekst: hier rust onze dierbare broeder de zeer. eerw. heer r.a. van baer oud miss. 1844-1907 Steen, formaat 200 × 105 cm, platliggende zerk met ingebeiteld kruis, met boven en aan weerszijden van de kruisboom de tekst:
De tweelingzusters Baer waren de zusters van de hierboven genoemde missionaris R.A. van Baer. Steen, formaat 250 × 135 cm, platliggende zerk, hardsteen met kruisje aan hoofdeinde, waarop de tekst: mr j.g. de bruijn geh. kamerh. van z.h. pius x. oud lid der staten gen. ridder in de orde van den nederl. leeuw, ridder grootkr. h. graf van jezus. kommand. in de orde van pius ix en van den h. gregor. den gr. geb. te rotterdam 11 februari 1825, overl. te nijmegen 26 juni 1908. en zijne echtgenoote vrouwe cath. m.a. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 209. r.k. begraafplaats op de Geest. Vogelvluchttekening, schaal 1:100.
lissone geb. te paramaribo 5 februari 1847 overl. te montreux 12 juli 1928 Steen, bestaande uit een hardstenen opstaande plint, buitenmaat 290 × 180 cm, waarbinnen een met grint belegde vloer, waarop aan het hoofdeinde een hardstenen ovale plaat, formaat 70 × 100 cm, met in hoogreliëf het alliantiewapen van Jhr. Frans August Jan Dommer van Poldersveldt (1820-1871) en Eugenia Cornelia Juliana van Berckel (1825-1885). Aan het voeteneind een hardstenen naamplaat met de vermelding: familie dommer van poldersveldt Steen, formaat 190 × 90 cm, platliggende zerk, hardsteen met de graftekst: louise amelie francoise marie dommer geb. te aalst (b) 2 nov. 1884 overl. te hage 2 oct. 1947 Steen, formaat 200 × 95 cm; achter de platte zerk een staand kruis op voetstuk. De graftekst luidt: hier rusten vrouwe victoria petronella maria dommer geb. van poldersveldt geb. te 's hage 1 dec 1849 overleden te amsterdam | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 210. De burcht Mergelpe op de Duivelsberg. Globale weergave van de versterkingen.
21 dec. 1906 en haar broeder jonkheer gijsbert jan jacobus josephus maria dommer van poldersveldt lid van ged. staten van gelderland geb. te ubbergen 29 juni 1846 aldaar overleden 11 febr. 1914. Steen, formaat 260 × 125 cm, schuin aflopende zerk op een substructuur met zes lage posten in de rand, buitenmaats 232 × 197 cm; op de zerk een ovale plaat, formaat 80 × 115 cm, met in reliëf het alliantiewapen van Gerardus J.H.M. baron Hackfort tot Ter Horst (1809-1882) en Victoire Is. G.A.V. Dommer van Poldersveldt (1821-1887), en de naam: hackfort tot ter horst Steen, formaat 230 × 105 cm, platliggende zerk, aan het hoofdeinde opgelegd kruis met drielobbige armbeëindigingen; in vierkant tablet aangebrachte graftekst: vrouwe anna gertrudis schmitz van etten geb. 11 juni 1855 overl. 24 febr. 1911 Steen, formaat 225 × 130 cm, platliggende zerk met opgelegde plaquette, formaat 70 × 70 cm, waarop in reliëf het alliantiewapen De Van der Schueren en Rijckevorsel: opschrift: hoogwelgeboren heer mr. j.b.j.n. ridder de van der schueren, oud-raadsheer te 's gravenhage lid van de ridderschap van noord brabant ridder in de orde van den nederlandschen leeuw, geb. te 's gravenhage 13 jan. 1841. overl. te beek 10 jan. 1915 en zijne echtgenoote vrouwe m.th. van rijckevorsel geb. te 's hertogenbosch 28 nov. 1843 overl. te beek 31 dec. 1916 jonkvrouwe anna l.m. de van der schueren, geb. te 's gravenhage 16 dec. 1866. overl. te beek 8 jan. 1930. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MergelpeOp de hoogste punten van de Wylerberg, ook wel Duivelsberg genaamd, bevinden zich de resten van twee burchtheuvels (afb. 210) die samen deel hebben uitgemaakt van de burcht Mergelpe, waarvan vanaf 1117 regelmatig sprake is. De berg Mergelpe was in bezit van het St.-Martinusklooster in Zyfflich. Aartsbisschop Frederik van Keulen verwierf de berg als allodiaal bezit van dit klooster in het jaar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 211. Het Spijker bij de kerk van Beek, detail uit een copiekaart naar de kaart van Thomas Witteroos uit 1570. r.a.g., Arnhem.
Afb. 212. Het Spijker, aan de Holleweg, ca. 1900 (repro).
1117. Aartsbisschop Engelbert beleende in 1223 de Kleefse graaf Diderik ermee met het oogmerk er een voor de Keulse bisschop open huis te bouwen. Kort daarna werd echter de Kranenburg gebouwd. Toch heeft er voordien al op de Duivelsberg een middeleeuwse burcht gestaan. Waarschijnlijk was het de burcht van graaf Balderik, welke kort na diens verbanning in 1017-1018 is verwoest. De dominerende heuvel ligt op een hoogte van 70 m boven n.a.p. en bestaat uit een brede aarden wal waarvan de buitenzijde veel hoger is dan de binnenzijde, die een groot ovaal terrein omsluit. Aan de noord- en de oostzijde is nog een aanzienlijk restant van een droge gracht aanwezig. Een inzinking aan de noordzijde in de wal geeft toegang tot een soort binnenterrein of voorterrein. Aan de zuidzijde wordt het complex bekroond door een lage terrasvormige verhoging met daarop een steile ronde heuvel, de eigenlijke Duivelsberg. Het is een ‘motte’ die vanuit het binnenterrein ca. 4 m hoog is en vanuit de holle weg in het zuiden 8 tot 10 m. Het topplatform heeft een diameter van ca. 15 m. Iets ten oosten van deze ‘motte’ ligt een tweede 4 m hoge burchtheuvel met een platvorm van ca. 8 m in doorsnede, waarvan de toegang wordt versterkt door een droge gracht met een lage wal ervoor. Ten noordwesten van de Duivelsberg stond eertijds aan de uitgang van het Filosofendal een watermolen, waarvan nog een restant van een stuwdam over is. In oktober 1975 is door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek in samenwerking met Staatsbosbeheer, eigenares van het terrein, een beperkt bodemonderzoek ingesteld en zijn verder conserveringsmaatregelen genomen. Er werden twee sleuven gegraven, maar er zijn geen bebouwingssporen aangetroffen. Wel is komen vast te staan dat de hoofdmotte, de wal en de droge gracht kunstmatig zijn. De wal droeg waarschijnlijk geen palissade. Voorterrein en hoofdburcht waren niet door een gracht van elkaar gescheiden. Vermoedelijk was de toegang vanuit het zuiden kunstmatig bemoeilijkt. De datering blijft vooralsnog een open vraag. - Literatuur. Gorissen 1959, blz. 139-140; B. Aarts, De burcht Mergelpe en de Duffelt (i-iv), in: v.t.n.n. 5 (1975), blz. 90-96 en 114-126, 6 (1976), blz. 4-16 en 27-45. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het spijkerTer plaatse van het huidige pand Nieuwe Holleweg nrs. 3-5 stond tot in het begin van de 19de eeuw een buitenverblijf van de familie Van Randwijck, die sedert 1660 in het bezit was van de heerlijkheid Beek. Frederik Hendrik van Randwijck had de bezittingen gekocht van Johan van Groesbeek en is klaarblijkelijk al vrij spoedig met een verbetering van de omgeving van het huis begonnen. Voordien stond er in Beek een versterkt huis, dat door Thomas Witteroos in 1570 op de kaart van het Nederrijkswoud is getekend. Op deze kaart wordt Beek aangeduid met een kerk (niet veel meer dan een kaartsymbool) en een huis, aan de overzijde van de weg naar Kranenburg gelegen (afb. 211). Gorissen plaatst het huis aan de noordzijde van de huidige Rijksstraatweg op het perceel waar thans ‘Rustenburg’ staat. De schets op de kaart doet vermoeden dat het oude spijker een met hoektorens versterkt rechthoekig huis onder een zadeldak tussen topgevels is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geweest. Als datering komt de 15de eeuw waarschijnlijk voor. In ieder geval is het oude spijker niet identiek aan het gebouw dat de Van Randwijcks later hebben ingericht als logement. Hiervan zijn nog foto's bekend. Dit was een verdiepingloos huis met een omgaand schilddak, met een voorgevel van drie en een zijgevel van vijf traveeën, waarin grote acht-ruits schuifvensters waren opgenomen (afb. 212). Het huis stond met de voorgevel gericht naar de bij het huis behorende watermolen (blz. 161). Het geheel ligt op een gedeeltelijk kunstmatig aangelegd plateau. In het begin van deze eeuw heeft men het logement met een verdieping verhoogd. De naam is overgegaan naar een veel jonger hotel-restaurant aan de Rijksstraatweg nr. 191. Op de kaart van Van Suchtelen (1756) ziet men ten oosten van het spijker een flinke tuin liggen. - Literatuur. Ten Hoet 1825, blz. 105; Van Schevichaven 1904 (Penschetsen iii), blz. 56-58; Gorissen 1959, blz. 109, kaart blz. 110. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het huis beekOp het terrein ten noorden van de Waterstraat, omsloten door de Verbindingsweg, de Oude Gracht en de Baron van Voorst tot Voorststraat ligt het terrein dat de Nijmeegse burggraaf Jacob van Randwijck omstreeks 1700 had uitverkoren voor de bouw van een aanzienlijke buitenplaats. Beperkte zijn vader Frederik Hendrik van Randwijck zich tot het verbeteren van het in 1660 verworven Spijker, Jacob vatte het plan op om een geheel nieuw huis te bouwen op de scheiding van de heuvelrug en het vlakke polderland. Verder dan de aanleg van de gracht en de bouw van enige kelders is hij niet gekomen. Gorissen meent dat de in 1702 uitgebroken oorlog tussen de Republiek en Frankrijk een streep door het plan heeft gehaald. Ook vermoedt Gorissen dat Middachten als voorbeeld voor de nieuwbouw heeft gediend. Dit laatste baseert hij op de vriendschappelijke relatie tussen de families Van Rhede en Van Randwijck, die in 1730 wordt bezegeld door het huwelijk van Jacobs zoon Frans met Ursula van Rhede. Er zijn te weinig gegevens over de gebouwde kelders bekend om een betrouwbaar beeld van de planning te krijgen. De gegevens moeten vooral geput worden uit het kaartmateriaal. De kaart van de Heerlijkheid Beek (afb. 160) en de kadastrale minuut van ca. 1820 (afb. 214) vertonen ongeveer hetzelfde beeld. Men krijgt de indruk dat hier een breed huis, vergelijkbaar met het huis dat Johan van Welderen in Ubbergen heeft laten bouwen, was gepland, dat met de voorgevel naar het oosten was gericht, waar aan een ruim voorplein haaks op het hoofdgebouw geprojecteerde bijgebouwen waren gedacht. De toegang tot het complex zou aan de huidige Oude Gracht komen te liggen met de brug in de as van het complex. Twee hierna onder de afbeeldingen te noemen dorpsgezichten vertonen dit oostelijke gedeelte van de gracht met de brug die aan de voorlangs lopende straat met een hek is afgesloten. Op beide tekeningen ziet men het dorp met de kerktoren en de nog bestaande boerderij Waterstraat nr. 3 (vgl. afb. 229-231). Trekt men de zicht-as achter het huis door in westelijke richting, dan blijkt het huis zo geprojecteerd dat men langs de Ubbergense heuvelrug heenkijkt en het Valkhof in het blikpunt heeft. De gracht is nog twee eeuwen intact gebleven. Het terrein dat de naam het Höfke kreeg is pas in de jaren zestig bebouwd met bejaardenwoningen. Van de gracht die door de van de Ravenberg komende beek werd gevoed, is een tot vijverkom ingeschrompeld gedeelte nog aanwezig (afb. 215). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 213. Gezicht op de kasteelplaats en het dorp. Op de voorgrond een gedeelte van de gracht, daarachter boerderijen aan de Waterstraat. r.p.k., Amsterdam.
Afb. 214. Het terrein van het onvoltooid gebleven Huis te Beek aan de Waterstraat volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
Afb. 215. Het terrein van het Huis te Beek met daarin geprojecteerd de huidige bebouwing, het bejaardentehuis ‘'t Höfke’.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 216. De Grote en Kleine Mussenberg gelegen tussen Beek-Wyler, ca. 1800, getekend door J.A. Knip. n.m.c., Nijmegen.
Afb. 217. Gezicht op de straatweg in het begin van de 19de eeuw met de herberg Westerbeek en de watermolen bij het Kastanjedal. Litho door J.A. Daiwaille naar een tekening van B.C. Koekkoek.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
WoonhuizenDe belangrijkste monumentale woonhuizen staan langs de Rijksstraatweg. Zij vormen met de op het grondgebied van het dorp Ubbergen staande panden een gesloten reeks (zie ook blz. 300).
Ga naar margenoot+ Rijksstraatweg nr. 81. Woonhuis (afb. 220), xixa, blokvormige hoofdmassa met lage verdieping onder schilddak en het achterhuis onder een aflopend lessenaarsdak. Tegen de westelijke zijgevel staat een serre met daarboven een balkon. Voordeur met eenvoudige, doch fraai gesneden panelen en bovenlicht, gevat in een houten deuromlijsting. Vier- en zesruits schuifvensters met spiegelluiken en zonneblinden.
Rijksstraatweg nr. 95. Woonhuis (afb. 221), midden xix, bestaande uit een voorhuis onder mansardekap en een achterhuis onder zadeldak. Het drie traveeën brede voorhuis bezit een souterrain en bel-etage. Voordeur met hoge stoep en houten deuromlijsting. De souterrainvensters zijn vierruits, afgesloten door luiken. De bel-etage wordt verlicht door t-vensters, afsluitbaar met zonneblinden. Tegen de westelijke zijgevel is een houten serre aangebouwd met verdieping.
Rijksstraatweg nr. 177. Huis ‘Lindenhof’ (afb. 222), xixb, gepleisterd herenhuis, bestaande uit een ruim souterrain en bel-etage gedekt door een omgaand schilddak, waarop een schoorsteen met windwijzer. Dubbele, gesneden deur met ovale panelen en achtruits schuiframen in getoogde omlijstingen. Voor het huis aan de straatzijde een galerij op gietijzeren zuiltjes, bereikbaar door een stenen trap. Curieuze gietijzeren hekken en trapbalustrades. Aan de noordzijde van de straatweg staan verder nog als karakteristieke panden nr. 181, de villa ‘Klein Stockenhoff’, een eindweegs van de weg af gelegen. Vroeger
Afb. 218. Rijksstraatweg nr. 74. Huis ‘Westenburg’ (opn. 1977).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 219. Rijksstraatweg met de op de heuvelflank gelegen villa ‘Westerbeek’ (opn. 1977).
Afb. 220. Rijksstraatweg nr. 81 (opn. 1977).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 221. Rijksstraatweg nr. 95. (opn. 1977).
Afb. 222. Rijksstraatweg nr. 177. Huis ‘Lindenhof’ (opn. 1977).
Afb. 223. Huis ‘Hondsbeek’ volgens kaart van 1756 door Johan van Suchtelen. Detail van afb. 158.
Afb. 224. Rijksstraatweg nr. 98. Huis ‘Pietersberg’ (opn. 1974).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 225. Rijksstraatweg nr. 110. Huis ‘Westerbeek’ (opn. 1977).
stond hiernaast een kapitaal pand, genaamd ‘Groot Stockenhoff’ met pilastergevel en attiek. Dit pand, dat men nog in de Voorloopige Lijst 1917, blz. 182, vermeld vindt als het huis b 178, in 1944 door brand verwoest, is afgebeeld in Van Boldrik 1981, blz. 78, nr. 152. Van betekenis voor het dorpsbeeld is het op de hoek van de straatweg en de Waterstraat gelegen pand ‘Rustenburg’.
Ga naar margenoot+ Rijksstraatweg nr. 98. Huis ‘Pietersberg’ (afb. 224), in zijn huidige vorm midden xix. Gepleisterd landhuis met een hoger middendeel waarop een puntgevel met windveren, geflankeerd door lagere zijvleugels met balustraden. Vensters met schuif- en draairamen in geprofileerde omlijstingen, afsluitbaar met blinden. Voor het middengedeelte een gietijzeren waranda. Het huis neemt de plaats in van het oudere ‘Hondsbeek’, dat al voorkomt op de uit 1756 daterende kaart van de heerlijkheid Beek (afb. 223). Ten Hoet beschrijft deze kleine buitenplaats, waarvan de tuinen een terrasvormige aanleg hadden. Zo was er een viertal boven elkaar gelegen waterkommen. Uit de laagste vijver sprong een fontein omhoog met een straal van 17 Rijnlandse voeten. Op de genoemde kaart zijn de tuintaluds en een soort uitkijkpyramide duidelijk te onderscheiden. - Literatuur. Ten Hoet 1825, blz. 106; Informatieblad van de Gemeente Ubbergen ix (1976), nr. 2, blz. 1-2; Van Boldrik 1981, blz. 65, nr. 124.
Rijksstraatweg nr. 110. Huis ‘Westerbeek’ (afb. 219, 225), gebouwd in 1868, gelegen op een markant, hoog punt tegen de flank van de heuvelrug, met de voorgevel schuin op de as van de straatweg gericht. Wit gepleisterde villa opgetrokken uit twee verdiepingen van gelijke hoogte. Het iets terugspringende middenvak in de vijf traveeën brede voorgevel heeft een daklijst met sierlijke bekroning. Op de flanken bevindt zich als horizontale afsluiting een attiek boven de daklijst, die de dakvlakken aan het oog onttrekt. Over de volle breedte van de voorgevel is een op gietijzeren zuiltjes rustend balkon aangebracht. Het huis ontleent zijn naam aan het vroegere logement Westerbeek dat met de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 226. Rijksstraatweg nr. 178. Huis ‘Wylerberg’ (opn. 1983).
watermolen nabij de beek van het Kastanjedal was gelegen (zie blz. 162 en afb. 234). De villa werd gebouwd in opdracht van Jhr. F.A.J. Dommer van Poldersveldt, die van 1857-1871 burgemeester van de gemeente Ubbergen was. Nadien werd het huis bewoond door zijn zoon Jan Dommer van Poldersveldt, die van 1893 tot 1917 hetzelfde ambt bekleedde. Het huis bleef tot 1934 in bezit van de familie. - Literatuur. E.F. van der Grinten, in Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 1972, blz. 479-480; Van der Grinten 1974, blz. 19-20. Van Boldrik 1972, nr. 86.
Rijksstraatweg nr. 178. ‘De Wylerberg’ (afb. 226-228), is een naar ontwerp van de Duitse architect Otto Bartning in 1921-1924 gebouwde villa in expressionistische stijl, ook wel aangeduid met de term antroposofische of organische architectuur. Het huis, dat thans dienst doet als instituut voor slechthorende, meervoudig gehandicapte kinderen, is gebouwd op een vooruitspringend gedeelte van de Wylerberg, dat tot 1945 Duits grondgebied was. De witgepleisterde villa is gedeeltelijk onderkelderd en bezit afwisselend een en twee verdiepingen op een min of meer stervormige plattegrond, gevormd door een centraal vierkant met uitspringende partijen op de hoeken en een markant puntig vooruitspringende noordgevel. Een vlakgedekte, verdiepingloze uitbouw sluit aan de zuidwestzijde tegen het hoofdgebouw aan. De villa gaat schuil onder een met leien bekleed tentvormig dak dat uit onregelmatige drie-, vier- en zeshoekige schildvlakken is samengesteld. De nokken en killen van dit waaiervormige dak lopen op naar de centraal uit de dakpartij komende vijfhoekige schoorsteen. De villa heeft in plattegrond rechthoekige uitbouwen aan de zuidwest- en zuidoosthoek, trapeziumvormige aan de noordoost- en noordwesthoek en een driehoekig uitgebouwde noordpartij, de voormalige muziekzaal, die alle de gehele hoogte van het gebouw beslaan. De deels symmetrisch, deels asymmetrisch in de gevels geplaatste rechthoekige, vierkante en trapeziumvormige vensters hebben een twee- of vierruits indeling en zijn diep, ten dele onder een hoek in de gevels geplaatst. De ingang bevindt zich aan de westzijde en heeft een vijfhoekig portiek. Inwendig is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 227. Wapensteen uit 1701, gemetseld in de buitengevel van het huis ‘Wylerberg’ (opn. 1983).
Afb. 228. Huis ‘Wylerberg’, noordzijde (opn. 1983).
het gebouw op de begane grond en de verdieping, op enkele ruimtes met een rechthoekige plattegrond na, onderverdeeld in vertrekken met een polygonaal, voornamelijk vijf- of zeshoekig grondplan. In het interieur zijn speciaal van belang de ten dele nog oorspronkelijke detaillering en de grote zaal, die aan de noordzijde beganegronds de gehele breedte van de villa beslaat. Ruimtelijk is deze zaal opgebouwd uit een door twee vijfhoeken geflankeerde onregelmatige zevenhoek, gedekt door een plafond dat uit onregelmatige driehoeken is samengesteld. Het gebouw is met name vanwege het exterieur en de plattegrond, maar ook ten dele vanwege het interieur een fraai, zeer representatief, vrijwel gaaf en zeldzaam voorbeeld van de expressionistische architectuur van kort na de Eerste Wereldoorlog. In een der buitengevels is een uit 1701 daterende wapensteen ingemetseld (afb. 227). - Literatuur. Max Taut, Otto Bartning, expressionistische Architektur, Arch +, Zeitschrift für Architecten, Stadtplaner und kommunalpolitische Gruppen, sept. 1960, blz. 69-70.
Aandacht verdienen ook de panden Rijksstraatweg nr. 74, 76 en 110. De twee eerst genoemde panden zijn goede voorbeelden van boerderijachtige woningen met een meer elitair uiterlijk.
Rijksstraatweg nr. 74. Huis ‘Westenburg’ (afb. 218), midden xix, witgepleisterd hoofdblok met brede omgaande houten daklijst onder schilddak.
Rijksstraatweg nr. 76. Huis ‘Westeraue’, xixb, een witgepleisterd woonhuis onder geknikt zadeldak met houten akroterie op de puntgevel aan de straat.
Rijksstraatweg nr. 110. Eenvoudig blokvormig huis met lage verdieping onder een tamelijk vlak hellend schilddak. Het pand ligt vrij hoog, valt door zijn simpele architectuur nauwelijks op, maar is een goed voorbeeld van een Beeks huis uit xix b-c. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 229. Gezicht op de kasteelgracht van het Huis te Beek en de boerderij aan de Waterstraat (huidige pand nr. 3) door anonieme tekenaar. u.b., Leiden; Collectie Bodel Nijenhuis.
Afb. 230. Waterstraat nr. 3. Boerderij, voorhuis (opn. 1974).
Afb. 231. Waterstraat nr. 3. Boerderij, bedrijfsgedeelte (opn. 1974).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BoerderijenGa naar margenoot+ Rijksstraatweg nr. 154. Boerderij-herberg ‘De Mussenberg’, t-boerderij waarvan alleen het voorhuis, zij het inwendig gemoderniseerd, origineel is.
Ga naar margenoot+ Waterstraat nr. 3. Gepleisterde boerderij (afb. 229-231), type krukhuis, xvii of xviii. In het parallel aan de weg gebouwde en met een pannen schilddak gedekte woongedeelte vensters met zesruits schuiframen en luiken. Rechts van de ingang een opkamer. Stalgedeelte onder een hoog met pannen gedekt schilddak. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BlekerijenIn Beek werd het heldere beekwater intensief gebruikt door de wasboeren. Het dorp telde al in de 19de eeuw tal van wasserijen en blekerijen. Zij waren voornamelijk geconcentreerd langs de Elsbeek. Spoelputten treft men nog aan in Smorenhoek en de Elzen. Op verschillende oude afbeeldingen komt het Beekse wasserijbedrijf voor, vooral het werk aan de spoelputten en het drogen op de bleekvelden. Er zijn thans nog enige gemoderniseerde bedrijven aan de Holleweg en de Waterstraat. Een nog tamelijk gaaf beeld levert het pand Holleweg nr. 59 (afb. 233). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 232. Blekerij met spoelkom bij de Elzen in 1812, getekend door D. Kerkhoff. n.m.c., Nijmegen.
Afb. 233. Holleweg nr. 59 (opn. 1977).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verdwenen molensDe voormalige watermolen bij Mergelpe. Bij de burcht Mergelpe lag volgens een oorkonde van 1350 een watermolen ‘ten Stert’ genaamd. De naam bleef nog voortleven in de tijdens de Tweede Wereldoorlog verwoeste herberg ‘Startjeshof’. Een nog aanwezige aarden dam in het weiland tegen de heuvelflank tegenover het Wylerbad diende om het water te kunnen stuwen. - Literatuur. Gorissen 1959, blz. 140; Hoogveld 1965, 143.
De voormalige watermolen bij het Spijker. Tot kort voor 1904 stond tegen de stallen van het logement het Spijker (huidige pand Nieuwe Holleweg 3-5) een watermolen, die draaide op het water van de Elsbeek. Volgens Hoogveld zou de molen pas omstreeks 1910 zijn afgebroken, toen de laatste molenaar Kielewald het bedrijf stop zette. De molenvijvers zijn later benut als openluchtbad en forellenkwekerij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 234. De watermolen bij Westerbeek in 1813, getekend door D. Kerkhoff. n.m.c., Nijmegen.
Afb. 235. De molen bij Westerbeek naar het kadastraal minuutplan van 1820.
Met behulp van het kadastraal minuutplan (afb. 168) en de hieronder genoemde afbeelding is nog een goed beeld van de molen te krijgen. - Afbeelding. Gezicht op de Hervormde kerk en de watermolen op de Elsbeek, zie nr. 3 onder de op blz. 117 genoemde afbeeldingen (afb. 167). - Literatuur. Van Schevichaven 1904 (Penschetsen iii), blz. 53-58; Hoogveld 1965, blz. 143-144.
Ga naar margenoot+ De voormalige molen bij Westerbeek. Ten westen van het dorp nabij het logement Westerbeek (later vervangen door hotel ‘De Oorsprong’) stond eveneens een watermolen, gedreven door het beekwater, dat vanuit de Ravenberg, via het Kastanjedal in de nog altijd aanwezige resten van de molenvijver stroomt. Aan de molen herinneren nog alleen de molenstenen die in een plantsoen tegenover het Gemeentehuis liggen. Met name deze molen is door verschillende kunstenaars uitgebeeld. De ankers in de voorgevel van het logement annex molenaarshuis | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 236. De watermolen bij Westerbeek door H. ten Cate getekend in 1829. r.p.k., Amsterdam.
Westerbeek toonden, blijkens een tekening van Ten Cate, het jaartal 1669 (afb. 234-236). - Afbeeldingen. 1 Tekening in zwart krijt en penseel in grijs, verso geannoteerd: ‘Te Beek in Gelderland, Kerkhoff’, ca. 1813, collectie Nijmeegs Museum ‘Commanderie van St. Jan’ (inv. nr. 218) (afb. 234). 2 Gewassen pentekening door D.T. Kerkhoff, ca. 1813, in voornoemde collectie. 3 Aquarel door dezelfde, ca. 1813, in voornoemde collectie, (inv. nr. 340). 4 Tekening in zwart en penseel in kleuren, verwant aan nr. 3, collectie Gemeentemuseum Arnhem (inv. nr. G.M. 9792). 5 De molenvijver en een gedeelte van de molen gezien in oostelijke richting, tekening in zwart krijt en penseel in kleuren, gesigneerd en gedateerd: ‘D. Kerkhoff 1812’, collectie Nijmeegs Museum ‘De Commanderie van St. Jan’ (inv. nr. 352). 6 Een vrijstaande schuur in de nabijheid van de molen, krijttekening, anoniem (waarschijnlijk eveneens van D. Kerkhoff), collectie Nijmeegs Museum ‘Commanderie van St. Jan’ (inv. nr. 331). 7 Gewassen penseeltekening, gesigneerd en gedateerd: ‘H.G. ten Cate fec. 1829’, r.p.k. Amsterdam (a 15437), waarop het 1669 gedateerde logement ‘Westerbeek’ en omgeving, gezien vanaf het begin van de Waterstraat (afb. 236). 8 Gewassen pentekening in bruin, gesigneerd en gedateerd: ‘P.G. Westenberg fecit 1833 in Gelderland’, Prentenkabinet Museum Boymans van Beuningen, Rotterdam (legaat Montauban van Swijndregt). - Literatuur. Van Schevichaven 1904 (Penschetsen iii), blz. 59; Hoogveld 1965, blz. 144-145. |
|