160 Klein Welsden nrs. 21/21a-23. Hoevecomplex, vanouds twee zelfstandige boederijen. Plattegrond van het gehele complex en van de kelders onder de woningen; dwarsdoorsneden met gevels aan de binnenplaats. Tekening, schaal 1:300, naar opmeting van ir. H.M.J. Palmen (1983), bewerkt door A. Warffemius, 1988.
eveneens een woning is opgenomen. Tezamen zijn de bouwvolumes zodanig gegroepeerd, dat er een gesloten complex met binnenplaats is ontstaan. De noordwesthoek en de zuidoosthoek van het complex springen in, waaruit blijkt, dat de invullingen dateren van na 1830.
Het gehele complex is volgens het minuutplan nog een ongedeelde hoeve met als kadastrale aanduiding, nr. 408. Op het achter de hoeve gelegen terrein (nr. 407) staat een bakhuis (nr. 406).
Het is opmerkelijk, dat zowel in de noordelijke vleugel (nr. 21) als in de westelijke (21a) zich een kelder bevindt. De kelder aan de straatkant, die is opgetrokken in mergel en een tongewelf bezit, is gelegen half onder de doorrit en half onder de keuken van nr. 21. De bovenbouw sluit hierop niet logisch aan. Waarschijnlijk is dit een gevolg van een verbouwing, waarbij de straatgevel van het gehele complex in mergel is opgetrokken of vernieuwd. De linkerzijgevel van nr. 21 is in baksteen uitgevoerd.
Tijdens die bouwcampagne of later is de voordien inspringende onbebouwde noordwesthoek opgevuld. Daar ontstond een woonkamer, behorende als vergroting bij de vakwerkwoning in de westvleugel. Een en ander moet het gevolg zijn van een verdeling van de hoeve in twee afzonderlijke bedrijven. Hierop duidt niet alleen de overzolderde dubbele inrit, maar ook het zelfstandige tweede woonhuis, dat haaks ten opzichte van de straatvleugel ligt. De hoekvulling was een uitbreiding van een oude woonkern, waar zich eveneens onder de keuken een tongewelfde kelder bevindt.
Op de kadastrale minuut sluit tegen dit in plattegrond uit drie vakken bestaande woonhuis haaks een schuur aan.
De schuur heeft op de minuut al de omvang die de gehele breedte van de cour omvat plus het gedeelte achter de woning. Zij is, te oordelen naar de gebintconstructie, in twee fases ontstaan. De spanten 3 en 4 vertonen onderling overeenkomst en de spanten 1 en 2 eveneens. Dit laatste spanttype treft men ook aan bij de stal en de werkplaats in de oostvleugel. De poort is gedateerd op de lateibalk ‘17..’.
Het is heel goed mogelijk dat de schuur pas in een later stadium, maar wel na 1827 achter de woning is uitgebreid. De op het minuutplan nog inspringende zuidoosthoek is ook volgebouwd, nadat in het eerste kwart van de 19de eeuw