| |
| |
| |
Margraten
Margraten, dat vroeger ook wel met de benamingen Sint-Margareten, Hoogland of Gulpen op den Berg werd aangeduid, maakte oudtijds deel uit van Gulpen. Na de slag bij Woeringen in 1288 kwam het samen met het Wassenbergs-Limburgse deel van Gulpen aan het hertogdom Brabant. In 1557 verpandde koning Philips II dit deel van Gulpen aan het geslacht Van Eynatten, dat ook al het huis Neubourg en het daarbij behorende gebied bezat, zodat Margraten en Gulpen voortaan in een hand waren. Het hele gebied ressorteerde onder de leenbank van 's-Hertogenrade. Wel vormden Margraten en Gulpen sinds 1612 twee afzonderlijke heerlijkheden onder dezelfde heer en met Neubourg als gemeenschappelijke zetel. Bij het Partage-Tractaat van 1661 werd Margraten evenals Gulpen Staats. De gemeente Margraten werd opgericht na de inlijving bij Frankrijk in 1795. Onder de gemeente ressorteerden sedertdien de gehuchten Groot- en Klein-Welsden, 't Rooth en Termaar. Bij de gemeentelijke herindeling van 1982 zijn aan de noordrand daaraan toegevoegd het gehucht Wolfshuis en het dorp Scheulder, die voordien deel uitmaakten van de voormalige gemeente Wylre. De tot 1-1-1982 nog zelfstandige gemeenten Bemelen, St. Geertruid, Mheer en Noorbeek zijn eveneens bestuurlijk samengevoegd met Margraten.
De oude dorpsbebouwing van Margraten bevindt zich ten noorden van de Rijksweg van Maastricht naar Aken. Deze weg snijdt in een rechte lijn het dorp af van het het gehucht Termaar. De bebouwing langs de Rijksweg is, afgezien van de de markante ‘Dobbelsteinhoeve’, aan de Rijksweg nr. 6-8 (afb. 144), overwegend van na 1823, toen de weg werd aangelegd. De straat heeft zich toen letterlijk een weg gebaand door de gesloten hoeve, die hierdoor haar merkwaardige driehoekige plattegrond met uitlopers heeft gekregen. Hoewel
102 De kern van het dorp Margraten volgens het kadastraal minuutplan van omstreeks 1830. Tekening door T. Brouwer.
103 De kern van het dorp Margraten volgens recent nette plan. Tekening door T. Brouwer.
| |
| |
de Rijksweg thans voor een belangrijk deel het gezicht bepaalt van Margraten, ligt het zwaartepunt van de oude structuur en de daarbij behorende historische bebouwing in de omgeving van de kerk. Daar bevindt zich de feitelijke dorpskern (afb. 103).
De oude bebouwing concentreerde zich volgens het kadastraal minuutplan voornamelijk aan de west-, zuid- en oostzijde van de op een natuurlijke verhoging gebouwde kerk (afb. 102). De hoeves c.q. de daaruit voortgekomen woonhuizen staan nabij de kruising van de oude verbindingsweg oost-west (Maastricht-Gulpen) en de belangrijkste noord-zuid verbinding (Valkenburg-Eijsden).
De oost-west verbinding, vroeger ‘de oude Baan’ genaamd, volgt het traject Hoenderstraat, Pastoor Brouwersstraat (noordelijk gedeelte) en Sprinkstraat. Van de Sprinkstraat takt de weg naar Termaar af als secundaire verbinding. Noord-zuid is de belangrijkste route de op de Pastoor Brouwersstraat uitkomende Eijkerstraat, die voorbij de Rijksweg overgaat in de Dobbelsteinstraat die naar Breusterbosch leidt. De verbindingswegen met Groot-Welsden waren smalle landwegen zonder aanliggende bebouwing en als zodanig van secundaire betekenis.
| |
Straatmeubilair
Wegkruisen
Verspreid in en rond de dorpskern van Margraten staan 15 wegkruisen. Zie inleiding en overzichtskaart (afb. 25) op blz. 49.
- Literatuur. J.M.G. Sluijsmans, ‘Kruisen langs de wegen in Margraten’, in: Heidendal 1983, 176-181; Egelie 1983, passim.
| |
Wegkapel
Op de hoek van de Eykerweg op de splitsing met de weg naar IJzeren/Heiligerweg staat een veldkapel, gebouwd naar ontwerp van J.R. Smeets uit
104 Tekening van de vroegere veldkapel aan de Eykerweg op de afslag naar IJzeren, naar opmeting van J.R. Smeets uit Merkelbeek, 1949. Overgebracht naar het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem. Tekening door A. Warffemius.
Merkelbeek. Deze kapel vervangt een oudere, mergelstenen kapel die in 1949 is afgebroken en is overgebracht naar het Rijksmuseum voor Volkenkunde ‘Het Nederlands Openluchtmuseum’ te Arnhem (afb. 104).
- Opmetingstekening. Plattegrond en aanzicht, 1947, door architekt J.R. Smeets (Merkelbeek), afdruk en bewerkte versie door A. Warffemius (afb. 104), in Coll. RDMZ.
| |
Putten
De openbare putten bestaan over het algemeen uit een boven de putschacht gebouwd lattenhuis op een bakstenen of natuurstenen voet, al dan niet voorzien van een afvoer-gootsteen. Boven de put een windas en ijzeren zwengel. Het lattenhuis onder pannendak dient ter beveiliging en voor de beluchting.
De nog bestaande putten in het dorp Margraten zijn te vinden op de volgende locaties:
Sprinkstraat, tegenover de R.K. kerk (afb. 96).
Rijksweg, zuidzijde nabij nr. 90.
- Literatuur. J.M.G. Sluijsmans, ‘De koele en waterputten van Margraten’, in: Heidendal 1983, 169-176.
| |
R.K. kerk
De R.K. kerk, toegewijd aan de H. Margaretha, is gelegen aan de Pastoor Brouwersstraat nr. 21. Het gebouw bestaat uit een in 1921 begonnen en in
| |
| |
105 De R.K. kerk van St. Margaretha. Overzicht vanaf de Pastoor Brouwersstraat, opname 1989.
106 Gezicht op de R.K. kerk en pastorie vanaf de ‘Kirrekkoel’, opname 1895.
twee fases opgetrokken kerk, gebouwd naar ontwerp van architect A.J.N. Boosten uit Maastricht, met handhaving van de toren en het priesterkoor van de middeleeuwse kerk (afb. 105-118).
| |
Literatuur
Kalf 1906, 530; Voorloopige Lijst 1926, 301-302; W. Goossens, in: Maasgouw 1920, 14; Ch. Genders, Langs oude Limburgse kerken, Baarn 1974, 83 en afb. 91; C. Bertrand, Margraten in oude ansichten, Zaltbommel 1975, afb. 1-6; K.J.J. Heijers, ‘De historie van het kerkgebouw van de H. Margareta’, in: Heidendal 1983, 90-108.
| |
Archivalia
107 De R.K. kerk, gezien vanuit het noordwesten, opname 1920.
Kerkarchief Margraten, Register van Deliberatiën en Notulen I (1840). Gemeentearchief Margraten (Cadier en Keer): Archief Kerkfabriek Margraten, 1825-1866.
| |
Afbeeldingen
Kerk vanuit het noordwesten, aquarel door A. Boosten, Coll. RDMZ (nr. 17767).
Foto's van het kerkgebouw voor, tijdens en na de nieuwbouw van 1921, Fotoarchief RDMZ.
| |
Bouwkundige tekeningen
Serie ontwerptekeningen door architect A.J.N. Boosten en architectenbureau Boosten en Ritzen, Collectie RDMZ (nrs. 17750-17766).
Oude kerk - ‘R.K. kerk te Margraten. Bestaande toestand op 15 april 1920’, plattegrond en aanzichten van zuid- en oostgevel, blauwdrukken, schaal 1:100; geperiodiseerde versie, door A. Warffemius, 1987, naar opmeting van A. Boosten (afb. 111).
‘Vergrooting R.K. kerk te Margraten’, schaal 1:100, plattegrond, gevelaanzichten en twee doorsneden, in Coll. RDMZ (nrs. 17751-17766).
Opmetingstekeningen van de huidige toestand, plattegrond, dwarsdoorsnede, schaal 1:100, door A. Warffemius 1988, naar ontwerptekeningen van A. Boosten en eigen waarneming, Coll. RDMZ (afb. 112).
| |
Geschiedenis
De oudste schriftelijke vermelding van een kapel in Margraten komt voor in een charter uit 1262, waarin de ‘ecclesia’ in Margraten wordt genoemd als
| |
| |
dochter van de kerk in Gulpen. Het is niet precies bekend, wanneer Margraten een zelfstandige parochie is geworden. Wel staat vast, dat dit in de tweede helft van de 13de eeuw een feit is. De pastoor van Gulpen bezat het patronaatsrecht tot 1428, en nadien de plaatselijke heer. Kerkrechterlijk ressorteerde Margraten tot 1839 onder de bisschop van Luik; daarna onder het vicariaat en het in 1853 herstelde bisdom Roermond.
Over de oudste gedaante van de kerk is niets bekend en over de lotgevallen al evenmin, behoudens berichten over toegebrachte schade tijdens het beleg van Maastricht. Een gedenksteen in de zuidmuur van de toren herinnert aan het onder Frans van Eynatten, pandheer van Neubourg, in 1617 uitgevoerde herstel (zie tekst op blz. 118). Margraten kwam als gevolg van het Partage-Tractaat van 1661 definitief aan de Verenigde Nederlanden. Voor de uitoefening van de godsdienst nam de pastoor zijn toevlucht tot de op Spaans grondgebied gelegen kapel in Scheulder, met uitzondering van de korte tussenperiode 1672-1678.
108 R.K. kerk. Interieur voor de kerkvergroting van 1922, gezien naar het priesterkoor, opname 1920.
109 R.K. kerk. Interieur van schip en zuiderzijbeuk, gezien naar het westen, opname 1920.
| |
Bouwgeschiedenis
De kerk zal in haar oudste gedaante een zaalkerk zijn geweest, waaraan successievelijk een toren en een laat-gotisch koor zijn toegevoegd. In de eerste helft van de 19de eeuw is het eenbeukige schip vervangen door een driebeukige aanleg op ronde kolommen en met neogotische stucgewelven. Volgens een mededeling in het Stokregister van de kerk zouden respectievelijk in 1817 en 1836 de noord- en zuidbeuk zijn toegevoegd. Zij kunnen bezwaarlijk betrekking hebben op de in 1922 afgebroken, doch van foto's bekende schippartij, die in één bouwcampagne tot stand moet zijn gekomen. Op het kadastraal minuutplan is alleen aan de noordkant van het schip een zijbeuk waar te nemen en een nog wat bredere aanbouw tegen de noordkant van de toren. Tegen de westzijde van de toren staat de pastorie reeds afgebeeld. Aan de zuidkant ontbreekt de aanbouw nog.
| |
| |
De mededeling dat de pastoor voor de bouw van de pastorie in de toren heeft gewoond, slaat mogelijk op de aanbouw met verdieping die tot 1921 aan de noordzijde van de toren heeft gestaan.
De vrij dunne zijbeuksmuren, opgetrokken in mergel en voorzien van grote rondbogige vensters, zijn waarschijnlijk gelijktijdig gebouwd. Een en ander blijkt uit foto's genomen vòòr en tijdens de afbraak van het oude schip.
Een van de opnames vertoont de dakmoet tegen de westmuur van het koor (Heijers 1983, afb. op blz. 99) van de lagere kap die bij het eenbeukige schip behoorde.
De dakschilden van de kap boven het schip werden bij deze vroeg 19de-eeuwse verbouwing opgelicht en doorgetrokken over de zijbeuken. Het koor behield zijn oorspronkelijke kap, die met de nok iets boven de oude schipkap uitkwam.
110 De R.K. kerk tijdens de bouw van de vergroting, met links tegen de toren de pastorie en rechts de kapelanie, opname 1922.
Inwendig werden de wanden van het eenbeukige schip doorbroken dan wel vervangen door nieuw gebouwde arkaden. Deze kwamen te rusten op ronde pijlers. Schip en zijbeuken werden verdeeld in drie traveeën en overwelfd met reeds genoemde gestucte kruisribgewelven. Uit de bovenvermelde foto van de afbraak van het schip blijkt duidelijk dat de gewelven voornamelijk in hout en stuc uitgevoerd zijn geweest, aangezien bij de afbraak de arcadebogen van het middenschip zonder muurwerk in de boogzwikken bleven staan. Het oudste gedeelte van het schip is de westmuur in breuksteen, waarop de oostmuur van de toren is gebouwd.
De toren is opgetrokken in mergel. De oostmuur van de toren laat aan de kerkzijde een stapeling van onbewerkte natuursteen zien. Bij de bouw van de nieuwe kerk heeft Boosten dit muurvlak ontpleisterd en als ruw werk in het zicht gebracht. De toegang tot de toren is als rondbogig poortje uitgevoerd. De muur is als een bouwkundig bewijsstuk geëtaleerd. Zij zal de westmuur hebben gevormd van het eenbeukige middeleeuwse kerkje.
Over de ouderdom van de toren bestaat geen zekerheid. Hij vertoont uitwendig in zijn huidige gedaante een gesloten karakter zonder specifieke stijlkenmerken, behoudens het gotische gewelf. In oorsprong gaat het bouwwerk terug tot het vierde kwart van de 15de eeuw. Aan het muurwerk is de exacte ouderdom echter heel moeilijk af te lezen. Het herstel van 1617 heeft wel sporen nagelaten en met name de opmerkelijke torenspitsconstructie opgeleverd. Voorts wordt beweerd dat de toren pas in het midden van de 19de
| |
| |
eeuw is ommanteld en dat hij voordien uit ruw bouwmateriaal was opgetrokken. Dit is o.i. onwaarschijnlijk, gezien het feit dat het muurwerk daarvoor te dun is en in het mergelstenen muurwerk ter hoogte van de klokkeverdieping diverse inscripties en krasteksten voorkomen die wijzen op een hogere ouderdom.
In de hoek tussen toren en zuiderzijbeuk heeft een 19de-eeuws toegangsportaal gestaan, dat op de foto's van voor 1921 nog is te zien. Aan de noordzijde van de toren stond een aanbouw, de sacristie, die het verbindingslid vormde tussen de noorderzijbeuk en de omstreeks 1840 westelijk tegen de toren gebouwde pastorie.
De koorpartij die uit de tweede helft van de 15de eeuw kan dateren is waarschijnlijk pas in de eerste helft van de 16de eeuw overwelfd. De schilderingen op de koorwanden en op het gewelf dateren mogelijk uit twee perioden. Van het gebouw zijn in 1920 opnamen gemaakt, zodat er een vrij compleet beeld bestaat van zowel het exterieur als het interieur. De kerk heeft in haar driebeukige gedaante gefunctioneerd tot 1921, maar kon inmiddels geen onderdak meer bieden aan de groeiende parochie van Margraten.
Tijdens het korte pastoraat van J.H. Hangx werd naar plannen van de 29-jarige Alphons Boosten uit Maastricht de rigoureuze oplossing gevonden. Men sloopte het 19de-eeuwse schip en de aanbouwsels aan weerszijden van de toren en aan de oostzijde van het koor. Met behoud van de toren en het gotische koor werd dwars op de oude as een nieuwe kerk gebouwd. Aanvankelijk werd een schip met een lengte van drie traveeën gerealiseerd. De sluitmuur van het schip had geen toegang, maar slechts een groot venster. Dit hield verband met de kapelanie die op ongeveer een traveebreedte voor het nieuwe schip stond. De toegangen bevonden zich aanvankelijk alleen aan weerszijden van de kerk. In 1926 werd het kerkschip met een vierde travee en een ingangspartij verlengd, waarvoor de in de weg staande kapelanie bij de ‘kirrekkoel’ moest worden afgebroken.
| |
Het kerkgebouw - de middeleeuwse gedeelten
Toren
De toren (afb. 114) is gebouwd op een bijna vierkante grondslag met een uitwendige maat van 6,70 × 7,30 m en inwendig een overwelfde portaalruimte van 4 × 4,30 m.
Het torenlichaam is grotendeels in mergelsteen opgetrokken, met aan de kerkzijde breuksteen in de oostmuur tot een hoogte van circa 5 m. De toren is uitwendig vrijwel ongeleed, afgezien van het plint aan de voet en de waterlijst, die naar oorspronkelijk model in 1928-1929 is gerestaureerd. Hij wordt
111 Plattegrond van de R.K. kerk voor de verbouwing, naar opmetingstekening van A.J.N. Boosten, Maastricht (april 1920). Geperiodiseerde weergave, schaal 1:300, getekend en bewerkt door A. Warffemius, 1987.
| |
| |
112 R.K. kerk. Dwarsdoorsnede over het schip van de kerk, met aanzicht van de middeleeuwse toren en koorpartij en de westelijk tegen de toren aansluitende pastorie. Op blz. 119: Plattegrond van de door A. Boosten gebouwde kerk met de middeleeuwse toren en koorpartij.
Schaal 1:300. Opmeting door A. Warffemius vervaardigd naar bouwtekening van architect A. Boosten en eigen waarneming, 1987.
gedekt door een achtzijdige, ingesnoerde spits met torenkruis en haan. Aan de noord- en zuidzijde worden de in de as van de torenmuur opgenomen galmgaten nog geflankeerd door een tweede galmgat aan de kant van het kerkschip.
Inwendig was de toren overkluisd met een tongewelf dat is uitgebroken. Dit verklaart waarom het aanwezige, hoog ingezette mergelstenen kruisribgewelf met geprofileerde ribben die in de hoeken teniet lopen, zich op zo grote hoogte bevindt. Het is feitelijk de overkluizing van de eerste verdieping. Het portaal is slechts toegankelijk vanuit de kerk. In de breukstenen oostmuur is een kleine rondbogige doorgang opgenomen, die de toegang tot het torenportaal vormt. De wand draagt sterk het stempel van de restauratie. In de zuidwand van de toren is ter hoogte van de goot van de aansluitende moderne Mariakapel een steen ingemetseld met een tekst die herinnert aan het herstel van de toren in 1617. De steen duidt op twee calamiteiten: oorlogsschade die vooral het schip van de kerk trof en een blikseminslag in de toren.
De tekst luidt:
AUSS DIRECTION DES WOL EDELEN FRANTZEN VON EYNA TTEN HERN ZU NEWERBURG ETZWEILER GULPEN UND MARGRATEN IST DISS IM BELECH MAESTRICHT DESTRUERTES SCHIFF UND VON UNWEDTER ABGE SCHLAGEN TORN ZU DER EHREN GOTTES ANNO 1617 ERBAWET UND VOLMACHT. BIDT GOTT VOR SEIN SEEL.
| |
| |
| |
Torenspits
De constructie van de torenspits sluit aan bij het bovengenoemde torenherstel van 1617. De eigenlijke spits wordt gedragen door trekbalken op korbeelstellen, die rusten op de verjonging van de torenmuur bij de galmgaten.
In doorsnede ziet de hoofdconstructie er als volgt uit (afb. 115).
Op de trekbalken staat de uit acht hoekkepers samengestelde spits, die horizontaal wordt versterkt door drie tafelmenten, waarvan het onderste op de trekbalken rust. Vanuit dit basistafelment lopen voetschoren naar de hoekkepers. Het tweede tafelment wordt geschoord door korbelen vanuit de hoekkepers. Vanuit het tweede tafelment lopen schoorbalken naar de tegenoverliggende hoekkepers tot vlak onder het derde tafelment. Dit tafelment draagt een korte koningstijl.
Aan de buitenzijde zijn per dakvlak op regelmatige afstanden gordingen in de hoekkepers opgenomen. De gordingen zijn tussen het eerste en tweede
| |
| |
tafelment versterkt door korte schoren die vanuit de hoekkepers naar de gordingen lopen.
Per dakvlak zijn voorts tussen alle hoekkepers drie sporen opgenomen die in de gordingen zijn ingelaten, zodat hoekkepers, gordingen en sporen met hun buitenzijde ten behoeve van het met leien gedekte beschot in een vlak liggen.
| |
Zonnewijzers
In de torenmuur zijn de resten van een viertal z.g. kraszonnewijzers aanwezig waarvan er een nog middeleeuws kan zijn.
Op de westmuur van de toren:
1. | Linkergedeelte van een moderne zonnewijzer (cijfers VI, VII en VIII), verstoord door de moet van een vroegere aanbouw.
Op de zuidmuur: |
2. | Ruwe lijnen en de cijfers XII tot V, met III (voor de gnomon); op dezelfde hoogte als nr. 1. |
3. | Kleine zonnewijzer met cirkel en 24 uurpunten, alsmede de cijfers XII tot V en III met gat voor horizontale gnomon; iets onder nr. 2. Mogelijk middeleeuws werk; vergelijkbare zonnewijzer aan het koor van de St. Salviuskerk in Limbricht. |
4. | Cirkel, zonder verdere toevoegingen.
- Literatuur. J.G. van Cittert-Eymers en M.J. Hagen, Zonnewijzers aan en bij gebouwen in Nederland, Zutphen 1984, 186. |
| |
Grafsteen
Grafsteen voor echtpaar Engelen-Roosen tegen de zuidmuur van de toren (zie blz. 133).
113 De R.K. kerk, gezien vanuit het noorden, opname 1988.
| |
| |
| |
Latei
Boven de toegangsdeur in de aanbouw van de pastorie is een latei met het jaartal 1572 opgenomen. De steen heeft zeer waarschijnlijk dienst gedaan als latei boven de kerkdeur in het voormalige schip (zie blz. 135).
| |
Oude koor
Het middeleeuwse koor (afb. 116-117), staat als een kapel dwars tegen de vierde travee van de in 1921-1922 gebouwde kerk.
De koorpartij bestaat uit een ondiepe koortravee met een 5/8ste sluiting, uitwendig geschoord door driemaal versneden steunberen. Het koor is
| |
| |
116 De middeleeuwse koorpartij na de restauratie van 1929, waarbij de steunberen de huidige vorm kregen, opname 1961.
117 Het interieur van de middeleeuwse koorpartij, opname 1990.
opgetrokken in mergel. Het wordt verlicht door lancetvensters met middenstijl en getraceerde vensterkop, gevat binnen een geprofileerde omlijsting.
Het touw, dat de steenhouwer aan de zuidzijde om een van de vensterkoptraceringen heeft aangebracht, is waarschijnlijk geïnspireerd op het pandhofvenster naast de Utrechtse Domkerk. De venstertraceringen vertonen een sterk 19de-eeuws karakter. Het middelste venster dateert van de bij de bouw van de nieuwe kerk in 1928-1929 uitgevoerde restauratie.
Inwendig heeft het koor een net- en stergewelf, waarvan de ribben ontspringen op korte muurcolonnetten. Deze bestaan uit kraagsteentjes, gegroefde schachten en kapitelen, die onderling verschillende vormen bezitten (16de-eeuws karakter).
Op de wanden van het koor zijn resten van muurschilderingen aanwezig, die zowel door de vensters als door de gewelfaanzetten voor een deel worden oversneden. Een en ander wijst erop, dat de opstand wat ouder moet zijn dan de overwelving van het koor. Zie voor muur- en gewelfschilderingen blz. 126.
| |
De kerk van 1922-1928
De kerk die architect A. Boosten ontwierp bestaat in plattegrond uit een breed eenbeukig schip met een halfrond gesloten koorpartij (afb. 112).
Het schip wordt voorafgegaan door een iets smaller en lager portaal met nevenruimtes. Het heeft een lengte van vier traveeën. De vierde travee wordt aan de linkerzijde geflankeerd door de toren en aan de rechterzijde door de middeleeuwse koorpartij. Tegen de derde travee sluit aan de linkerzijde, in de hoek tussen schip en toren, een portaal met Mariakapel aan. Het priesterkoor bestaat uit een ondiepe koortravee, die wordt afgesloten door een halfronde absis met een lage kooromgang (afb. 113).
De eenbeukige schipruimte heeft als breedte de lengte van het vroegere kerkschip. Boosten paste een betonskelet-constructie toe, waardoor hij een
| |
| |
grote, ongedeelde ruimte kon creëren met onbelemmerd zicht op het altaar. De schipbreedte is overspannen door een geraamte van in beton uitgevoerde gordelbogen, die samen met de aangegoten kapspanten een geheel vormen. Het schip is overdekt met een gestuct tongewelf dat is opgenomen tussen de gordelbogen.
In hoofdmassa wordt het exterieur van de kerk gekenmerkt door in twee zônes opgetrokken muurwerk en gedomineerd door massale met leien beklede kappen.
De ondermuur is uitwendig bekleed met rusticablokken in Kunrader steen, die een zeer robuste sokkel vormt. Deze vrij hoge sokkel, die slechts door de toegangsdeuren wordt onderbroken, vormt optisch de basis voor het gehele bouwwerk. Hierdoor wordt ook het hoogteverschil van het naar de Pastoor Brouwersstraat aflopende bouwterrein overbrugd. Alleen bij het grote portiek aan de straatkant loopt een lage plint. Onder de tweede schiptravee is een stookkelder aangelegd.
118 R.K. kerk. Overzicht naar het priesterkoor. Op de triomfboog schildering van H. Schoonbrood, opname 1990.
De vensterzône boven de met een plaat afgedekte sokkel van Kunradersteen is uitgevoerd in vlak bewerkte mergelsteen. De schiptraveeën worden verlicht door brede rondboogvensters (halve cirkels) en de koorpartij heeft in de omgang per vak drie smalle rondboogvensters. Hierboven wordt de eenbeukige ruimte vooral door de kap gedomineerd.
De vormgeving van het exterieur van de koorpartij wordt beheerst door de horizontale rusticale sokkel- en vensterzone, waarop een massale conische kap rust, die even verspringt boven de absis. Aan de noordzijde heeft het hoogkoor dankzij deze vorm het silhouet van de oude kerk herkenbaar gelaten.
Het priesterkoor bestaat inwendig gezien uit een door middel van een triomfboog afgesloten, ondiepe travee, iets minder breed dan het schip, waartegen de door een colonnade omgeven absis aansluit. De arcadebogen vormen samen met de door lage rondbogen geflankeerde spitsbogige triomfboog de architectonische omlijsting van het hoogaltaar en de niet meer aanwezige zijaltaren.
De koorpartij wordt beheerst door de triomfboogmuur, die door Schoonbrood is beschilderd (afb. 118). De wand vormt als het ware een scherm waarachter de arcadebogen van de door kleine vensters verlichte omgang schuil gaan. De bogen verhogen bovendien de perspectiefwerking en accentueren het verschil tussen het kerkschip en het priesterkoor. De kooromgang versterkt het sanctuarium-karakter van de altaarplaats, maar heeft feitelijk geen practische functie. Door de venster-tritsen in de buitenmuur wordt de absis indirect verlicht. De smalle koortravee wordt verlicht door drie rechthoekige vensters.
| |
| |
Aan de westzijde van het koor is de sacristie gebouwd. Zij beslaat de ruimte ten noorden van de toren.
Inwendig wordt in het schip de overgang tussen gewelfvlak en buitenmuur boven de vensters overbrugd door rondbogige, korte steekgewelfjes. Bij de vierde travee steken de spitsbogige dwarskappen bij de toren en het oude koor veel hoger in het schipgewelf. De triomfboog van het oude koor is gespaard gebleven.
De schipvensters worden door stijlen verticaal in zeven vakken gedeeld. De vensters zijn al vrij kort na het gereedkomen van het kerkgebouw in 1934 en 1935 beglaasd (zie blz. 128-130). De blinde boog in de derde travee is voorzien van een muurschildering (zie blz. 128).
| |
Inventaris
Een gedeelte van de inventaris van de oude kerk heeft een plaats in de nieuwbouw gekregen. Het barokke hoogaltaar verdween. Van het kerkzilver zijn enkele belangrijke stukken in bruikleen gegeven aan het Bisschoppelijk Museum, waarvan de collectie is opgenomen in het Bonnefantenmuseum in Maastricht.
| |
Preekstoel
Zeszijdige kuip op voetstuk, eikehout, vervaardigd door J.E. Hacking, 1872; neogotiek.
119a R.K. kerk. Beeld van de H. Margaretha, ca. 1600, opname 1989.
Rijk gesneden kuip op een voetstuk in de vorm van een omgekeerd kapiteel. Op de kuip tal van motieven die op een zeer persoonlijke wijze zijn ontleend aan en vormgegeven in de neogotische stijl. Op de zijden, wat boers gesneden, de vier evangelisten met hun attributen. Van links naar rechts: Johannes, Lucas, Marcus en Mattheus, deur met inscriptie en vlakke zijde.
Rechte steektrap met gesneden leuning waarop twee draken en bewerkte stootborden.
Op de deur de namen van de kerkbestuurders en van de meestermeubelmaker plus het jaar van vervaardiging:
N: E. MEYNS Pasr / C: CAENEN Prt / S: HAESEN Scs / A: HARTMANS - H: HENDRICKS / N: BEMELMANS / FECIT J:E: HACKING / 1872. Bij de kuip behoort een ruggeschot met voorstelling van het Lam Gods en wetstafelen aan weerszijden; voorts een klankbord met de Geestesduif.
- Literatuur. Archeologische wandelingen door Limburg, in: Maasgouw 1884, 981; Heidendal 1983, 82.
| |
Lezenaar
Lesstandaard, hoogte 162 cm, hout, 1840-1850.
Lezenaar in de vorm van een adelaar die een slang bedwingt, op drievoet. Op zolder van pastorie.
| |
Doopvont
Hardstenen vont, rond bekken, hoogte 25 cm en diameter 44 cm op dito voetstuk, waarvan de hoogte 81 cm en de basis 58,5 cm in het vierkant is; afgedekt met een geel koperen deksel, dat is geprofileerd met ringen, torus en kruisje. Hoogte van het deksel 51 cm, diameter 45 cm. Deksel, mogelijk afkomstig van oudere doopvont, midden XIX.
De doopvont staat in de koorabsis. Volgens de bouwplannen van Boosten was de toren tot doopkapel bestemd.
| |
Wijwaterbak
Cylindervormig, gepolijst bekken op hoge vierkante, gefrijnde voet, hoogte 106 cm, hardsteen, 1922.
| |
Orgel
Instrument, gebouwd in 1879 door de orgelmakers Willem Th.P.H. Pereboom en Jan Leyser, ‘fabt d'orgues à Maastricht’, sedert 1850.
| |
| |
Eikehouten kast met vijf pijpenvelden in het eenvoudig quasi-neorenaissance front, dat is versierd met vlakke pilasters en bekroningen in de vorm van een koof en twee driehoekige tympanen. Het orgel is in 1926 verplaatst naar het zangkoor in het juist gereed gekomen kerkschip; voordien stond het tegen de oostmuur van de toren.
De dispositie luidt:
Manuaal I Positif: |
Manuel II, Grand Orgue: |
Bourdon 8' |
Montre 8' |
Salicional 8' |
Prestant 4' |
Flute 4' |
Bourdon 16' |
Manuel II, Grand Orgue: |
Bourdon 8' |
|
Mélophone 8' |
|
Doublette 2' |
|
Trompette 8' |
Het instrument is het tweede in successie. Het eerste orgel in de kerk van Margraten, een bescheiden instrument, gemaakt door de in Tegelen werkzame orgelmaker Petrus Franciscus van Dinter (1785-1853) en/of diens zoon Petrus Adamus van Dinter (1808-1887), werd in 1841 geplaatst, nadat op 1 december 1840 een commissie voor de aanschaf van een orgel was ingesteld. - Archivalia. Register der Deliberatiën of Notulen I, 1840-1847.
- Literatuur. H. van der Harst, in: Heidendal 1983, 87-89.
| |
Orgelgalerij
119b Beeld van de H. Sebastiaan, 18de eeuw, opname 1989.
Balustrade in Lodewijk XVI-trant, herbruikt materiaal, 1841. Materiaal afkomstig van de oude tribune tegen de torenmuur, waarschijnlijk al in gebruik bij het Van Dinter-orgel van 1841.
| |
Credenstafels
Twee credenstafels, hout, beschilderd, met marmeren blad, XVIIId. Verguld snijwerk in Régence stijl.
| |
Beelden
Margaretha (afb. 119a), hoogte 87 cm, hout, met rest van polychromie, circa 1600, barok. Staande figuur, fijn gesneden kopje met snoer en voile in het haar, gekleed in tuniek met losse mantel, staande op geketende draak. Staat: hand vernieuwd, keten toegevoegd. Oorspronkelijk een zelfstandig beeld, dat later boven in het het barokke hoogaltaar is geplaatst (zie afb. 33) als patroonheilige van de kerk.
Sebastiaan (afb. 119b), gepolychromeerd hout, XVIII. Sebastiaan, met pijlen doorboord, vastgebonden aan boomstam.
Serie van vijf beelden, bruin gebeitst hout, atelier W.H. Houtermans, Roermond, 1890. Verspreid opgesteld in de kerk en ten dele opgeborgen.
- Literatuur. A. Houtermans, De beeldhouwer W.H. Houtermans en zijn atelier in Roermond, in: Maasgouw 108, 1989, kol. 55.
1. | H. Hart, hoogte 142 cm. Staande figuur van het type ‘Bon Dieu’. |
2. | Maria met Kind, hoogte 147 cm, gepolychromeerd hout; XIXd. Staande, gekroonde madonna met Christuskind op de linkerarm en scepter in de rechterhand. Stond oorspronkelijk op Maria-altaar. |
3. | Jozef met Kind, hoogte 132 cm.
Staande figuur met Christus aan de linker zijde. |
4. | Andreas, hoogte 131 cm.
Staande figuur met boek in linkerhand en andreaskruis achter zich. Andreas wordt in Margraten speciaal vereerd als patroon tegen de kinkhoest en andere kinderziekten.
Dit beeld stond voor 1922 op het zijaltaar in de zuidbeuk van de oude kerk; in de nieuwe kerk op het linker zijaltaar (afb. 108); thans naast het ingangsportaal. Zie ook onder gebrandschilderd glas, blz. 129. |
5. | Margaretha, hoogte 134 cm.
Staande gestalte met draak als attribuut aan haar voeten. |
| |
| |
MUURSCHILDERINGEN OUDE KOOR
GEWELFSCHILDERINGEN OUDE KOOR
120 Schematische weergave van de koorpartij met aanduiding van de plaats van de middeleeuwse muur- en gewelfschilderingen. Tekening A. Warffemius.
Barbara, hoogte 125 cm, hardsteen, rechts op voetstuk gesigneerd: Sjef Eymal 1956.
Gestyleerde gestalte in middeleeuws gewaad met platte, gesluierde huif als hoofddeksel, palmtak aan de voet en een toren als vast attribuut in de rechterhand, alsmede een mijnlamp als patrones van de mijnwerkers.
| |
Kruisbeelden
Kruis, bijna levensgroot, corpus 166 cm, hout gepolychromeerd, XIX c. Geplaatst tegen de torenwand in de kerk, d.w.z. tegen de westmuur van het schip van de middeleeuwse kerk. Oud triomfkruis.
Kruis, afmeting 108 × 96 cm, hout, afgeloogd, XIX c; neobarok. Het kruis hing vroeger buiten tegen de zuidmuur van de toren als kerkhofkruis (afb. 106); aanwezig in oude pastorie.
| |
Muurschilderingen
In het middeleeuwse koor zijn belangrijke fragmenten van muur- en gewelfschilderingen aanwezig tegen de oostzijde van de triomfboog, tussen de vensters van zuidmuur en koorsluiting, en op enige gewelfvakken (zie schematische weergave op afb. 120). De schilderingen op de wanden dateren uit XV b/c; de gewelfvelden zijn van ca. 1500.
De schilderingen zijn in 1928 blootgelegd door de uitvoerder van de restauratiewerkzaamheden en geconserveerd door de restauratieschilder Gerhard Jansen. Hij heeft van de werkzaamheden een rapport opgemaakt, gedateerd 19 december 1929. Zij bestonden voornamelijk uit het ophalen van de te voorschijn gekomen taferelen en het fixeren daarvan.
In 1979 is er van wege de Rijksdienst voor de Monumentenzorg door H. Kurvers opnieuw een onderzoek ingesteld naar de toestand van de wand- en gewelfschilderingen. De bevindingen zijn vastgelegd in een uitvoerig rapport. Een en ander resulteerde in een partiële restauratie, namelijk van de schildering tegen de zuidwand met de ‘Pater Noster’-tekst, door Kurvers uitgevoerd in 1983.
| |
Triomfboog van het middeleeuwse koor
A. Centraal het kruis op de Calvarieberg, omgeven door Romeinse soldaten. De Christusfiguur is niet (meer) zichtbaar. Tegen het kruis staat een ladder. Waarschijnlijk betreft het hier de scène van de kruisafname (afb. 121).
Links: de kruisdraging (zeer vaag) en de Moeder Gods, die in de armen van de evangelist Johannes bezwijmt en Maria Magdalena.
Rechts: de Piëta, met Maria Magdalena als bijfiguur (afb. 122).
Tegen de onderzijde van de triomfboog zijn staande heiligenfiguren afgebeeld.
121 Schildering tegen de triomfboogmuur aan de binnenzijde van het koor. Kruisafname en bewening (repro)
| |
| |
122 Schilderingen op triomfboog en gewelf, respectievelijk van onder naar boven: heilige op dagkant; bewening op de triomfboog; figuur op gewelfveld (repro).
123 Schildering tegen de zuidmuur van het koor. Twee mansfiguren en tekst van het Pater Noster, opname 1989.
B. Noordzijde: een vrouwelijke heilige met met zwaard in hart (Zeven Smarten van Maria?).
C. Zuidzijde: een bisschop met boek.
| |
Koorwanden
Tussen de vensters in het koor zijn boven colonnet-hoogte nog belangrijke fragmenten aanwezig van muurschilderingen Zij zijn opgehaald in 1929, en door hun fragmentarisch karakter deels moeilijk te identificeren.
De taferelen aan weerszijden van de vensters vormen telkens een geheel: D + E; F + G; H + I; J + K; L + vide (afb. 120).
Alle schilderingen in de koorsluiting (F-L) zijn beschadigd door kapsporen. Vermeld dienen de volgende framenten:
D. | Zuidwand, fragment 230 × 70 cm, rechts van het tweede venster: Twee mansfiguren in laatmiddeleeuws of renaissance gewaad, staande op een tegelvloer. Daaronder een geschilderde tekst van het ‘Pater Noster’ (afb. 123). De tekst is door de dagkant van het venster oversneden, waaruit blijkt, dat het koor oorspronkelijk kleinere vensters heeft gehad. Er zijn twee teksten, over elkaar heen geschilderd. |
E. | Zuidwand, fragment 150 × 30 cm, links van het tweede venster: een strook met een niet te identificeren figuur, eveneens staande op een tegelvloer, aansluitend bij fragment F. |
F. | Zuidoostwand van de koorsluiting, fragment 150 × 70 cm, rechts van het venster: rest van een breder tafereel, waarop twee staande mansfiguren. Mogelijk Pontius Pilatus of Schriftgeleerden |
G. | Zuidoostwand van de koorsluiting, fragment 150 × 60 cm, links van het venster: Ecce Homo, de gegeselde Christus met mantel om de schouders en twee Romeinse soldaten. Aan de voeten van Christus een geselroede. |
H. | Oostwand koorsluiting, fragment 150 × 90 cm, rechts van venster: Hellescène uit het Laatste Oordeel. Afgebeeld zijn de monsterlijke kop van Leviathan, waarnaar de verdoemden door duivels met vogelpoten worden toegesleept. |
I. | Oostwand koorsluiting, fragment 150 × 90 cm, links van het venster: Engelen en uitverkorenen aan de hemelpoort, scène uit het Laatste Oordeel. |
J. | Noordoostwand, fragment 150 × 65 cm, rechts van het venster: onduidelijke voorstelling. |
K. | Noordoostwand, fragment 140 × 70 cm, links van het venster. |
L. | Noordwand, fragment 150 × 50 cm, rechts van het venster: onduidelijke voorstelling. |
| |
Gewelfvelden
Fragmentarisch bewaard gebleven voorstellingen (zie schema afb. 120, nrs. 1-5):
1. | Geknielde Maria uit een Annunciatie, waarvan de bijbehorende engel Gabriël die op het links aansluitende gewelfveld moet hebben bevonden, verloren is gegaan. |
2. | Niet geïdentificeerde figuur met rankenwerk. |
3. | Putto binnen rankenmotief. |
4. | Bladrankenmotief. |
5. | Onduidelijk fragment. |
6. | Figuur met onduidelijk atttribuut geplaatst in groene bladranken. |
- Literatuur. Margraten, Muurschilderingen in de R.K. kerk, in: Limburger Koerier 12-3-1932, 5; K.J.J. Heijers, in: Heidendal 1983, 102-105.
- Archivalia. Rapport door H. Kurvers, 1979, stafafdeling O & D nr. 79/15, en vervolgadvies 1986, in pandsdossier RDMZ.
| |
Kerkschip
De in 1921-1928 gebouwde kerk is in 1934 en 1936 voorzien van een viertal monumentale schilderingen door H. Schoonbrood, die in het eerstgenoemde jaar ook de beglazing van het schip uitvoerde.
Zie schema, afb. 124, nrs I-IV.
| |
| |
124 Schematische kerkplattegrond met aanduiding van de plaats van het gebrandschilderd glas, naar ontwerp van H. Schoonbrood (1-9 en A-E) en de door hem vervaardigde muurschilderingen (I-IV). Tekening door A. Warffemius.
I. | Triomfboog 1936. De bevolking van Margraten biedt producten aan van de oogst aan de Drieënheid, die is afgebeeld in de vorm van de Genadestoel. Gesigneerd l.o.: ‘H. Schoonbrood 1936’ (afb. 118).
Tot de oorspronkelijke conceptie behoorde ook de beschildering van de absiskalot met een voorstelling van ‘engelen rondom het sacrament feestelijk en beweeglijk van kleur en vormgeving’ (Limburger Koerier van 3 oktober 1936). |
II. | Triomfboog bij het oude koor. Christus temidden van kinderen (‘Laat de kleinen tot mij komen’). Het oude koor is als kinderkapel gedacht en als zodanig gebruikt. |
III. | Derde travee schip (westzijde, naast de toren). De terugkeer van de Verloren zoon. Gesigneerd r.o.: ‘H. Schoonbrood 1934’. |
IV. | Sluitmuur schip. Laatste Oordeel met hemel en hel met eigentijdse figuranten. |
- Literatuur. Kerkelijke Kunst van een jongen Limburger. Ramen en muurschilderingen van Henri Schoonbrood in de kerk van Margraten, in: Limburger Koerier 3-10-1936.
| |
Kruiswegstaties
Serie van 14 staties, afm. 69 × 91 cm; olieverf op doek, in eikehouten lijst geleverd door Atelier Stoltzenberg, Roermond, 1850; neogotiek.
De staties zijn geschonken door een zekere Becker uit Wyck bij Maastricht en door Godefridus Willems, kosten 286 Ned. guldens. De staties zijn opgehangen in het oude koor.
- Literatuur. Register van Deliberatiën of Notulen I, april en juli 1850.
| |
Schilderij
Kruisiging met Maria Magdalena, afm. 282 × 190 cm, olieverf op doek, gedateerd 1737. barok. Afkomstig van het voormalige hoogaltaar (afb. 33), dat oorspronkelijk in het Sepulchrijnenklooster te Hoogcruts schijnt te hebben gestaan; aan de onderzijde een uitsparing voor het tabernakel. Niet meer in de kerk aanwezig.
| |
Gebrandschilderd glas
De kerk is in 1934 en 1935 grotendeels beglaasd met een door
H. Schoonbrood ontworpen serie vensters in de kooromgang
De uitvoering lag in handen van glasatelier van G. Mesterom en Zonen in Bunde.
Zie voor de plaats van de verschillende vensters het schema afb. 124, nrs. 1-9 en A-E.
- Literatuur. Van Oldenburgh Ermke, Moderne religieuze glazenierskunst, in: Het Gildeboek XX (1937), 145 en 141, afb. 7 (Isidoor en Hubertus);
K.J.J. Heijers, in: Heidendal 1983, 98.
| |
Kooromgang
De figuraal beglaasde vensters in de kooromgang, die dateren uit 1935, zijn geplaatst in de drie middelste traveeën in groepen van drie (afb. 124, 1-9).
1. | Caecilia met orgeltje. |
2. | Gertrudis als abdis met boek en staf, waartegen een muis opkruipt. |
3. | Catharina met zwaard en rad. |
4. | O.L. Vrouw van Lourdes verschijnt aan de H. Bernadette Soubirous; opschrift: O.L.V.B.V.O. |
5. | Christus Koning, tronend op zetel met kroon, scepter en wereldbol, type middeleeuwse Pantokrator. |
6. | Jozef staande met het Kind Jezus. |
7. | Hubertus, met hert, jachthoorn en duif. |
8. | Servatius met staf en sleutel en de St. Servaaskerk te Maastricht. |
9. | Isidoor, met ploeg, rund en op de achtergrond een devotiekapel. |
De overige vensters in het koor zijn ornamentaal beglaasd met secundair gebruikt glas, dat afkomstig moet zijn van de oude kerk.
| |
| |
125 R.K. kerk. O.L. Vrouwe-venster met signatuur van H. Schoonbrood en G. Mesterom, opname 1989.
| |
Schip
De vijf in het schip aangebrachte vensters (afb. 124, A-E) zijn vervaardigd naar ontwerp van H. Schoonbrood in 1934.
Op de zolder van de oude pastorie zijn de kartons bewaard met de kleuraanduiding en de cijfers. De uitvoering van het ensemble lag in handen van G. Mesterom en Zonen in Bunde.
A. Maria met Kind Jezus op haar schoot, waarboven twee engelen binnen hemelsfeer (afb. 125); aan weerszijden een gezin waarvan de kinderen speelgoed aanbieden aan het Kind. Links de moeder met drie dochters, rechts vader met twee zonen; geportretteerde figuren. Tussen de hoofdgroepen de tekst:
‘H. MARIA / MOEDER - VAN GOD / BID VOOR / ONS’.
Schenkeropschrift r.o.: ‘gift van Maria Aussems-Meertens’.
Signatuur l.o.: ‘H. Schoonbrood '34 / uitgevoerd door de ateliers / G. Mesterom & Zonen / Bunde’.
B. Andreas, apostel, staande met netten in de hand voor het X-vormige kruis. Aan weerszijden een staande en knielende figuur, waarvan de knielende als negers zijn afgebeeld.
Naast Andreas de tekst: ‘VOLG MIJ / EN IK ZAL U - MENSCHEN / VISSCHERS / MAKEN’.
Geen schenkersopschrift.
C. Margareta, patrones van de kerk (afb. 126) Het levensverhaal van de heilige is weergegeven in drie scènes. In het midden Margareta, met naam in nimbus,
126 R.K. kerk. Margaretha-venster met signatuur van H. Schoonbrood, opname 1989.
| |
| |
127 R.K. kerk. Stralenmonstrans, zilver, door J.N. Gilissen, Maastricht, 1779, opname 1989.
staande en met palmtak in de hand, doorboort met een kruisstaf de draak aan haar voeten (de verleider Olybrius, stadsprefect van Antiochië). Links:
Margareta wordt onthoofd. Rechts: Margareta bedwingt de draak met het kruisteken. Aan weerszijden van de middenfiguur de tekst:
‘KOM BRUID / VAN CHRISTUS / ONTVANG DE / KRONE - DIE DE HEER / U BEREID / HEEFT VOOR / EEUWIG’
Schenkersopschrift r.o.: ‘Gift van Maria / Catharina Caenen’;
l.o.: H. Schoonbrood ‘34’
D. St. Jozef op zijn sterfbed. Links aan het hoofdeinde Maria en rechts aan het voeteneinde een engel; als centrale figuur Christus. Midden onder de tekst:
‘H. JOSEPH PATROON VAN DE STERVENDEN / BID VOOR ONS’.
Schenkersopschrift r.o.: ‘gift van Maria Anna / Brouwers-Caenen’.
E. Pastoor van Ars. Centraal de heilige biechtvader met de physionomie van Jean Vianney, pastoor van Ars; aan zijn voeten twee duivels en boven zijn hoofd twee engelen. Links en rechts twee groepen met respectievelijk vier en vijf biechtelingen. Het betreft hier duidelijk portretten in eigentijds costuum. De bijbehorende tekst luidt: ‘VERTROUW ZOON / UW ZONDEN - WORDEN U VERGEVEN / MATTH IX 2’ en onder de knielende biechtelinge links: ‘H. PASTOOR VAN ARS B.V.O.’.
Schenkersopschrift r.o.: ‘Gift van M.C.H.A.’
| |
Middeleeuwse koor
In het oostvenster van de oude koorpartij zijn in een verder geheel ornamentaal behandelde beglazing twee figurale panelen opgenomen met afbeeldingen: Pelikaan die drie jongen voedt (links);
Lam Gods op het boek met de zeven zegels (rechts).
| |
Liturgisch vaatwerk en gerei
Stralenmonstrans (afb. 127), hoogte 66 cm, zilver en gedeeltelijk verguld zilver; merken: vijfpuntige ster met I aaneen (= stadsteken Maastricht en jaarletter 1778-1780), ING in rechthoek (= meesterteken: Johannes Nicolaes Gilissen 1747-1813); volgens inscriptie gedateerd: 1779; barok. Inscriptie onder de voet: ‘Confici iussiT REV Dnus Jos. Brandt hic pastor Ao 1779’.
In- en uitgezwenkte voet met drijfwerk, peervormige nodus; wolken en stralenkrans geflankeerd door knielende engelen en afhangende guirlandes;
128 R.K. kerk. Ciborie, zilver, door Johannes Wery, Maastricht, 1741, opname 1989.
boven de Geestesduif in stralenkrans een kroon, gedragen door engelen op voluten.
- Literatuur. Heidendal, 84.
Ciborie (afb. 128), hoogte 34 cm, zilver; merk op voetrand: slechts één keur: I boven W in geschulpte contour (= meesterteken: Johannes Wery, Maastricht 1695-1750); 1741; barok. Inscriptie onder de voet: ‘H. EMONTS DD 1741’ Ronde voet met op de welvingen voluten en netmotief; vaasvormige stam; tegencuppa en lage gewelfde deksel met versieringsmotieven als op de voet, kruisje op het deksel.
- Literatuur. Heidendal, 84.
Kelk met pateen (afb. 129), hoogte 28 cm, verguld zilver; merken op de voetrand en bovenzijde manchet: 3 andreaskruisjes onder elkaar en gekroond (= stadsteken Amsterdam), V (= jaarletter 1651), een gedeeltelijk afgeslagen keur TG (zie hieronder) en een niet leesbaar tweemaal overgeslagen teken (vroeger meesterteken Thomas Bogaert?). Voet en nodus toegeschreven aan Thomas Bogaert, Amsterdam (werkzaam ca. 1650) - voorts op tegencuppa: meesterteken TG waarboven een kroon, eronder een ster (= Theodoor Ghijssen, Maastricht, werkzaam vanaf 1790), barok.
Zeslobbige voet met op de welving zes cherubijnenkopjes, waartussen voorstellingen van Geboorte, Kruisgroep en Verrijzenis; vaasvormige nodus met cherubs en bladwerk; tegencuppa met cherubskopjes en bladfestoen.
- Literatuur. Heidendal, 83, alwaar abusievelijk genoemd als Johannes Nicolaes Gilissen (1747-1813).
Kelk, hoogte 23 cm, zilver, merken: adelaar (= stadsteken Aken), meesterteken CG in rechthoek, waarboven kroon (= meesterteken: Johannes Cornelius Graf
| |
| |
129 R.K. kerk. Kelk, verguld zilver, door Thomas Bogaert, Amsterdam, ca. 1650, en Theodoor Ghijssen, Maastricht, na 1790, opname 1989.
I, gehuwd 1766), ACH waarboven T (= jaarletter 1769). Bruikleen Bonnefantenmuseum, inv. nr. B.M. 470. Kelk op in- en uitgezwenkte voet, versierd met vlechtwerk en schijvenmotief. De kelk is mogelijk afkomstig uit het Sepulchrijnenklooster in Hoog Cruts.
Ampullen met schaal, hoogte ampullen 12,5 cm; afm. schaal 34 × 24,7 cm, zilver; merken onder blad en voet: N (= jaarletter 1707), stadsteken Luik (het wapen van prins-bisschop Joseph Clément de Bavière, 1694-1723), LM (= meesterteken: Lambert Mottet, 1652-1719). Ampullen gedecoreerd met een palmettenrand; op de schaal een gegraveerde voorstelling van St. Andreas (afb. 130). Onder de schaal staat de volgende inscriptie: ‘Sr. Elisabeth. De Werixhas.at Payé La Fason Ao 1709’.
- Literatuur. Heidendal, 85.
Wierookvat, hoogte 28 cm, zilver; merken: FD onder rad in (= Francois Drion, Luik), Januskop + 2 (= 2de gehalte teken voor België, 1831-1868), 1845. Geschonken in 1845 door Stephanus Jacobsen en deszelfs huisvrouw M.A. Bemelmans.
- Archivlia. Register II der Deliberatiën en correspondentieregister der Kerk-Fabrijk van Margraten juli 1847-juni 1961.
Missaal met beslag. Missaal, gedrukt bij Plantijn in Antwerpen, 1773, in rood lederen band met zilverbeslag, merken: vijfpuntige ster (= stadskeur Maastricht), FW (= meesterteken: Fredericus Wery, 1656-1727), N (= jaarletter 1694-1696). Beslag bestaande uit twee plaquettes: St. Elisabeth geeft een aalmoes aan een bedelaar en de apostel Andreas.
Op een van de sloten de inscriptie: ‘SOEVR ELITH FASSIN 1695’.
Waarschijnlijk afkomstig uit het klooster te Hoog Cruts.
Canonborden. Drie canonborden, afm. 45,5 × 35,5 cm (lx) en en 30 × 24,5 cm, zilver; merken: vijfpuntige ster (= stadskeur Maastricht), TG met kroon en ster (= meesterteken: Thomas T Gijsen, werkzaam vanaf 1790), O (= jaarletter 1790-1792). Lijsten met ajour bandwerk. Als bruikleen in het Bonnefantenmuseum, Maastricht, inv. nr. B.M. 473.
- Literatuur. Tent. Catalogus Maastrichts Zilver, 1978, nr. 304.
| |
Votiefzilver
Kroontje, diameter 10 cm, zilver, XVII B?.
Inscriptie: FRERE GUILLAUME MICHOTIER. Kroontje versierd met schelpmotief en acanthusranken.
Twee kroontjes, diameter 10 en 8 cm, zilver, merk: Januskop in vierkant (= 2de gehalteteken voor België 1831-1868); XIX b. Behorend bij Madonnabeeld.
| |
Godslamp
Cylindische godslamp, diameter 40 cm, koper, 1841. Opschrift: ‘R. Brand koperslager te Maastricht’. Meandervormige hengsels. Behoort bij serie van zes grote kandelaars. Op pastoriezolder.
| |
Kandelaars
Zes ronde kandelaars, hoogte 88 cm, koper, XIX A. Op voet meandermotief.
| |
Paramenten
130 R.K. kerk. Schaal met gegraveerde beeltenis van St. Andreas, zilver, opname 1989.
Kazuifel. Goudbrokaat met medaillonmotieven, waarop banen borduurwerk in zijde, volgens etiket door atelier ‘A.E. Grossé, Place Simon Stevin 19, Bruges’, circa 1870, neogotiek (afb. 131).
Voorzijde: Verticale baan met de taferelen in gotische omlijsting: Christus als Goede Herder samen met de knielende Petrus (sleutelovergave) en Johannes; daaronder de kruisdood van Petrus binnen gotische omlijsting.
Rugzijde: Christus aan het kruis, geflankeerd door koning David (op banderol de tekst: ‘Foderunt manus meas’ en de profeet Isaias met de tekst (Is. 53-7):
‘Oblatus est quia ipse voluit’. Op het kruis een pelikaan met jongen; aan de vier uiteinden van de kruisboom de schrijversportretten van de evangelisten samen met hun symbolen; bij de dwarsbalk afgesloten door engelen als tenanten.
Op de kruisboom een familiewapen (gevierendeeld: a en d - keper beladen
| |
| |
131 R.K. kerk. Kazuifel, door A.E. Grossé, Brugge, 2de helft 19de eeuw - a. voorzijde, b. rugzijde, opname 1989.
met 5 kruisen, waarboven 2 en onder 1 ster; b en c - staande hond) met het devies: ‘DEFENDE IN ARMATOS’.
Koorkap. Met bloemen geborduurde moiré-zijde, atelier Stoltzenberg, Roermond, 1848. Op het rugschild fijn gouden en zilveren applicatie met voorstelling van de H. Harten met doornenkroon en rozen. Rest van vierstel. - Archivalia. Register van Deliberatiën etc. II, 1847-1861.
| |
Torenuurwerk
In de toren staat een torenuurwerk, geplaatst door de firma Eysbouts uit Asten in 1931.
| |
Klok
In de toren een eikehouten klokkestoel met twee bokken, XVIII.
1. | Luidklok, diameter 105 cm, brons, gegoten door I. Perrin Drouot, met het opschrift: JEZUS MARIA JOSEPH 1817. DOOR DE GEMEENTE VAN MARGRATEN BEN IK GEMAKT GEWORDEN DAEROM WIL IK MARGARITA GENOEMT WORDEN’.
Op het lijf twee kleine voorstellingen: Christus aan het kruis met Maria Magdalena; aan de andere kant de Madonna, met daaronder een ornament met schild, waarop een klokje en de naam van de gieter: ‘J. PERRIN DROUOT’. |
2. | Luidklok, diameter 95 cm, brons, gegoten door Van Bergen Jongerius Heiligerlee/Amersfoort. Opschrift op het lijf: ‘IK BEN EEN GESCHENK VAN MARGRATEN - NOVEMBER 1948’. |
3. | Versmolten luidklok. In de toren bevond zich voor 1943 een bronzen luidklok, diameter 96 cm, die van voor 1774 dateerde (Heijers, blz. 105). Hij is door de Duitse bezetter afgevoerd onder nr. 5-183 H. Van deze klok wordt door Mialaret en Voorloopige Lijst geen melding gemaakt. |
- Literatuur. Mialaret, in: PSHAL LX (1924), 26; Voorl. Lijst, 1926, 302; K.J.J. Heijers, in: Heidendal 1983, 105-106.
| |
Kerkhof
Aan de oost en noordzijde van de kerk ligt het kerkhof, dat wordt begrensd door de Eykerstraat, de Van Eynattenstraat en President Kennedyweg.
Rond het koor en oostelijk van de middeleeuwse koorpartij bevinden zich de oudere graven en staan vier hardstenen grafkruisen opgesteld.
| |
| |
| |
Grafkruisen
Aan de noorzijde van het oude koor staan de volgende hardstenen grafkruisen, die eertijds langs de muur voor de pastorie stonden. Zij zijn onderling van verschillend model. Chronologisch naar datum van overlijden gerangschikt betreft het kruisen uit:
1. | 1615 - Chr. Caenen, formaat 133 × 55 cm, hardsteen.
Inscriptie: + / I.H.S. / Christian Canen Iamerlic / Vermort Den 8 Febrvari / Ao 1615 Bid God Vor De / Siele’. |
2. | 1645 - Anna Heyssen, vrouw van Ian Massin, formaat 125 × 63 cm, hardsteen.
Inscriptie: ‘Hier ligt / begraven Anna Heyssen Hvisvrov / van Ian Massin Starf / Den 26 Dach December / 1645 Bid voor de Ziele’. |
3. | 1647 - Steven Mewwen Cherin en diens vrouw Da Lemmens, formaat 120 × 52 cm, hardsteen.
Inscriptie: + / I.H.S. / Hier Ligt / Begraven / Steven / Mewwen / Cherin sterf 1647 / Den 25 Avgvsti Ende / Da Lemmens Sine Hvswrouwe Bidt Godt / Voer de / Ziele’. |
4. | 1660 - Lambert Cremers, man van Catharina Giliisen, formaat 110 × 54 cm, hardsteen.
Inscriptie: + / I.H.S. (drie nagels) ‘Aô 1660 - Den / 26 Sep - Ist In Godt / Entschlaeffen Den - Eersamen - Lambert / Cremers - Man - Van - Catharina Gilissen / Godt - Troost - Die / Siele Amen’. |
| |
Grafstenen
Aan de zuidzijde van de kerkingang de navolgende zerken:
1816 - Zerk ter nagedachtenis van J.N. Gilissen, overleden in 1813, en pastoor L. Gilissen, overleden in 1816.
- Literatuur. Belonje, in: PSHAL XCVI-XCVII (1960-1961), 199.
| |
Zerk
Tegen de zuidmuur van de toren staat een zerk, formaat 180 × 90 cm ter nagedachtenis aan J.A.C.W. Engelen, eigenaar van de Dobbelsteynhof, overleden in 1843, en diens vrouw Isabella Roosen, overleden in 1838. De graftekst luidt:
HIER LIGGEN BEGRAVEN / DEN WELEDELEN ACHTBAREN HEER / JOANNES ALOUISIUS CHRISTIANUS / WILHELMUS ENGELEN / RIDDER DER ORDE / VAN DEN / NEDERLANDSCHEN LEEUW / LID DER PROVINCIALE STATEN VAN LIMBURG / SCHEPEN DER STAD MAASTRICHT / ALDAAR OVERLEDEN DEN 7 MAART 1843 / IN DEN OUDERDOM VAN 58 JAREN / ALSMEDE DESZELFS ECHTGENOOT / VROUW ISABELLA ARNOLDA ROOSEN / OVERLEDEN TE MAASTRICHT / DEN 21 OCTOBER 1838 / IN DEN OUDERDOM VAN 60 JAREN / BID VOOR DE ZIELEN / DER BEIDE AFGESTORVENEN - Literatuur. Belonje, in: PSHAL XCVI-XCVII (1960-1961), 199.
| |
Ongelukskruis
Aan de Rijksweg staat een z.g. ongelukskruis (afb. 26) met de tekst:
I.H.S. / .D.O.M. / Bidt tot Troost der Ziel / van Franciscus Huinen / Hier Dood Gebleven / In den Jeugdigen Ouderdom / van / 17 Jaren / Den / 24 Juni / 1858. - Literatuur. Belonje, in: PSHAL XCVI-XCVII (1960-1961), 199-200.
| |
R.K. Pastorie
Aan de pastoor Brouwersstraat nr. 19 staat de oude pastorie, thans als parochiecentrum in gebruik. Het huis staat in het verlengde van de oorspronkelijke kerk-as aangebouwd tegen de toren van de parochiekerk. Volgens het Stokregister werd de pastorie omstreeks 1800 gebouwd en in 1836 verhoogd (afb. 104, 105, 113, 114).
Het gedeeltelijk onderkelderde gebouw is vier traveeën breed. In de
| |
| |
132 De pastorie aan de Pastoor Brouwersstraat nr. 19. Voorgevel, plattegronden van kelder en belétage, dwarsdoorsneden over huis en kelder. Schaal 1:300. Opmetingstekening door A. Warffemius, 1987.
bakstenen voorgevel van de pastoorswoning zijn beganegronds en op de verdieping rechthoekvensters in hardstenen omlijsting opgenomen.
Het vrijliggende gedeelte van de oostgevel, ten noorden van de kerktoren is van mergel. Aan de achterzijde is de pastorie omstreeks 1925 uitgebreid met verdiepingloze uitbouw. Het zadeldak tussen zijtopgevels is gedekt met zwarte pannen.
De pastorie heeft een a-symmetrische plattegrond (afb. 132). Onder de gang ligt een tongewelfde kelder van mergelsteen. Haaks op de lange zijde van de kelder staat een smalle, doodlopende gang. Uit de opmeting van de kelderplattegrond blijkt dat deze gang langs de noordzijde van de kerktoren loopt. In de noordmuur van het gangetje is een jaartal gekrast: ‘1758’ (of 1756?). Het gangetje zal tot 1922 dienst hebben gedaan als toegang tot de kelder vanuit de ruimte die tussen pastorie en noorderzijbeuk tegen de kerktoren was aangebouwd (afb. 107).
In de gang eikehouten deuren met twee smalle bovenpanelen en een breed onderpaneel, allen voorzien van een brede deuromlijsting en oorspronkelijk sluitwerk. Links van de gang ligt de uit twee vertrekken samengetrokken zaal met eenvoudige marmeren schoorsteenmantel; rechts van de gang een kleine
| |
| |
kamer en de keuken. In de rechter voorkamer een hoekkastje met eikehouten paneeldeuren en eenvoudige houten schoorsteenmantel.
Trappartij met fraaie houten leuning, waarin platte met de trap oplopende balusters zijn verwerkt; gekromde trappaal met festoen en rankwerk.
Op de verdieping sluit de indeling nagenoeg aan op die van de begane grond. De kapconstructie van de pastoriezolder is gemaakt van secundair verwerkt materiaal: eiken kapspanten met voetschoren en korbelen en een geschoorde nokstijl.
Tegen de westzijde van de pastorie staat een lagere mergelstenen schuur (nu garage), toegevoegd na 1835, waarin een toegangsdeur met geblokte harstenen omlijsting en secundair verwerkte kepervormige latei, waarin een schildje met het jaartal 1572. De latei heeft wellicht oorspronkelijk een plaats gehad boven de zuidelijke ingang van het schip, voordat deze verviel door de uitbreiding van de kerk met een zuidbeuk en de bouw van het voormalige zuidportaal.
- Opmeting. Pastorie Sprinkstraat nr. 19, schaal 1:100, door A. Warffemius, 1987. Voor- en achtergevel, plattegronden van kelder en begane grond, dwarsdoorsnede (afb. 132).
| |
Boerderijen
De belangrijkste hoeve is ‘Dobbelstein’, die oorspronkelijk op de Dobbelsteinstraat zal zijn georiënteerd. Deze straat loopt feitelijk door in de Pastoor Brouwersstraat, waar met name nr. 5, een boerderij op de zuidwesthoek van de Hoenderstraat, als goed voorbeeld van een middelgrote gesloten hoeve geldt. Ook de aan de andere zijde van de Hoenderstraat staande, in twee woningen gedeelde boerderij nr. 7, sluit bij dit beeld aan en laat zien hoe gecompliceerd en gedifferentieerd de ontwikkelingsgang van een hoeve kan zijn.
Dit laatste geldt ook voor de bebouwing aan de zuidzijde van de Pastoor Brouwersstraat, voor de nrs. 10-18 alsmede de nrs. 20-22 en de daarnaast gelegen panden aan de Sprinkstraat nr. 2-4.
Aan de Hoenderstraat nrs. 9-17 staat een zeer karakteristieke rij van aan elkaar gekoppelde woonhuizen en boerderijen (afb. 135).
Voorts treft men aan de Sprinkstraat een aantal hoeven aan, waarvan de
133 Eijkerstraat nr. 11, opname 1963.
bouwhistorische ontwikkeling alleen met behulp van kaartanalyse volledig is te duiden. Dit geldt met name voor het aan de zuidzijde van de Sprinkstraat gelegen woonhuis nr. 12-14, met zijn opmerkelijke natuurstenen gevel (afb. 148-149). Aan de noordzijde van de Sprinkstraat verdienen vooral de nrs. 9 (1749) en 15 (1899) de aandacht (afb. 147). Aan de Eijkerstraat is weinig bewaard gebleven, behoudens nr. 11 met mergelstenen kopgevel (afb. 133) en de daartegenover liggende gesloten hoeve nr. 12.
| |
Dobbelsteinstraat
Dobbelsteinstraat nr. 2
Zie Rijksweg nr. 6-8, Hoeve ‘Dobbelstein’ (blz. 140).
| |
Eijkerstraat
Eijkerstraat nr. 11
Boerderij (afb. 133), verbouwd tot woonhuis, met onderkelderde woonvleugel haaks op de straat gericht. Datering XVIII A en XIX A.
Oorspronkelijk geheel in vakwerk, waarvan de linker gevel met luifel aanwezig is. Aan de straat een mergelstenen puntgevel met kleine keldervensters en hardstenen lateiboog-vensters, afgedekt door een gestrekte boog in mergel met vooruitspringende sluitsteen. Op de verdieping kleine
| |
| |
segmentboogvensters in mergel. De woning is aan de rechterzijde met een zijbeuk verbreed.
| |
Eijkerstraat nr. 6
Gevelbeeld (afb. 134), zie Sprinkstraat nr. 8 (blz. 146).
| |
Eijkerstraat nr. 12
Wit gepleisterde boerderij bestaande uit woongedeelte en poort aan de straat en een schuur achter op de cour, die aan weerszijden is belend door de buurpanden nrs. 10 en 14. Datering: XVIIIB, gedeelte aan de straat; schuur en stallen aan de cour XIX B. In de straatwand opgenomen woongedeelte met verdieping en poortdoorgang onder een evenwijdig aan de straat lopend zadeldak.
| |
Eijkerstraat nr. 14
134 Eijkerstraat nr. 6. Napoleontisch soldaat, houten beeld tegen de gevel, oorspronkelijk een tuinbeeld, opname 1963.
Boerderij in baksteen, bestaande uit een haaks op de straat staande woonvleugel met verdieping, waarachter de stal en schuur. Datering ca. 1800. Het woongedeelte is later naar de straatzijde verlengd, waarbij tevens de ruimte tot aan nr. 12 is opgevuld.
| |
Hoenderstraat
Hoenderstraat nrs. 9-17
Het complex Hoenderstraat nrs. 9 tot en met 17 (afb. 135) vormt een zeer karakteristiek voorbeeld van een rij aaneengeschakelde boerderijen en kleine woningen. De gevels aan de straat verspringen ten opzichte van elkaar en de poortdoorgangen verlenen het complex een heel afwisselend aspect. Dit laatste wordt nog versterkt, doordat de op zichzelf al gerende percelen waarop de bebouwing staat, niet haaks maar onder een schuine hoek aan de Hoenderstraat grenzen. Projectie van de huidige panden op het kadastraal minuutplan toont aan, dat er verschuivingen hebben plaats gevonden.
| |
Hoenderstraat nr. 9
Woonhuis met verdieping onder zadeldak, met de nok haaks op de straat.
Datering: XIX c.
Restant van een oudere hoeve, die op het kadastraal minuutplan voorkomt als nr. 2224, maar na een brand in het midden van de vorige eeuw als klein woonhuis is herbouwd. Het perceel geeft nog de oorspronkelijke omvang van de C-vormige hoeve aan, met de cour rechts van de woning.
| |
Hoenderstraat nrs. 11-13
Boerderij (afb. 135) met woonvleugel links van de cour, die aan de achterzijde wordt afgesloten door een doorrijschuur. Datering: XVIII B, met jongere wijzigingen.
Het complex wordt aan de rechter zijde begrensd door nr. 15 en aan de straat afgesloten door een poortmuur met rondbogige doorgang. De kamers aan de straat zijn in het midden van de 19de eeuw verbouwd en van een nieuwe verdieping tussen zijtopgevels voorzien. Oorspronkelijk zal de woonvleugel met de daarachter aansluitende stal die tot een woning (nr. 13) is omgebouwd, een topgevel aan de straat hebben gehad. In de mergelstenen straatgevel drie lateiboogvensters van hardsteen op de hoofdverdieping.
De poortdoorgang is blijkens de toepassing van baksteen in de rondboog en de rechter flank, verhoogd en naar rechts verbreed.
| |
Hoenderstraat nr. 15
Boerderijwoning (afb. 135), bestaande uit woning met verdieping links van een lagere poortvleugel, waarin een tot winkel omgebouwde stal. Datering: XVIII en XIX B.
De beide bouwvolumes onder zadeldak met zijtopgevels sluiten aan de straat
| |
| |
135 Hoenderstraat, overzicht van de nrs. 11/13-17, opname 1989.
136 Hoenderstraat nr. 17, opname 1989.
de binnenhof af. De cour wordt aan weerszijden begrensd door de perceelsscheiding met de nrs. 11/13 en 17. Het voorhuis is aan de straat onderkelderd; het tongewelf loopt evenwijdig aan de straatwand.
Aan de achterzijde wordt de hof afgesloten door een grote schuur. Op het kadastraal minuutplan wordt een veel minder diep woongedeelte aangegeven dan thans aanwezig is. Het woonhuis is later naar achter toe vergroot, wat ook blijkt uit de plaats van de schoorsteen.
| |
Hoenderstraat nr. 17
Boerderij om gesloten binnenplaats (afb. 135-136), hoofdzakelijk in mergel en baksteen. Het woonhuis met verdieping is met de lange zijde naar de straat gericht. Links sluit de poortvleugel met stal aan. Het woonhuis is opgetrokken in mergel. In de drie traveeën brede voorgevel rechthoekige vensters met hardstenen boven- en onderdorpels en een dito deuromlijsting. Op de bovendorpel van de voordeur staat een chronogram, dat het jaartal 1845 aangeeft: ‘goD WIJ zIJn U aLLe WeLVaart VersChULDIgD’.
De rondboog van de poortdoorgang is van baksteen, evenals de verhoogde bovenmuur.
| |
Pastoor Brouwersstraat
Pastoor Brouwersstraat nr. 5
Hoeve om gesloten binnenplaats (afb. 137-139), met het woonhuis rechts van de poort, gelegen op de hoek van de Pastoor Brouwersstraat en de Hoenderstraat. Datering: XVIIIa, met resten van een oudere hoeve.
De hoeve is grotendeels opgetrokken in baksteen en mergel. Het woonhuis met kelder op oude keifundering in de noordoost-hoek, heeft een verdieping en zolder. Opmerkelijk is de vrijwel gesloten, mergelstenen puntgevel aan de Pastoor Brouwersstraat, voorzien van een cordonlijst, waarboven twee halfronde zoldervensters en een omlijste top.
De lange woonhuisgevel aan de Hoenderstraat heeft zowel beganegronds als op de verdieping vensters met een hardstenen lateiboog-omlijsting. Achter het woongedeelte een aansluitende schuur met vakwerk.
Links van de cour een eenbeukige, bakstenen schuur, waarvan de oorspronklijke toegang aan de straat is dichtgezet.
Achter op de cour een schuur in mergel, waarin een gevelsteen met de inscriptie ‘ANNO 16(?)75 LVL’ is opgenomen.
Aan de Hoenderstraat achter de boerderij staat nog een vrijstaande, tweebeukige doorrijschuur in vakwerk. Opmerkelijke constructie van vier ongelijke vakken op een hoge mergelstenen plint, aan een zijde vergroot met een zijbeuk rustend op halve spanten (afb. 138).
| |
| |
137 Pastoor Brouwersstraat nr. 5. Poortgevel, opname 1989.
138 Pastoor Brouwersstraat nr. 5. Gevel en schuur aan de Hoenderstraat, opname 1989.
139 Pastoor Brouwersstraat nr. 5. Boerderij met vrijstaande schuur aan de Hoenderstraat. Plattegrond van begane grond en woonhuiskelder. Schaal 1:300.
Opmetingstekening door A. Warffemius, naar gegevens uit 1971 en 1975 en eigen waarneming, 1988.
| |
| |
De boerderij vertoont de volgende ontwikkeling.
Het woongedeelte met de aansluitende stal is van oorsprong een vakwerkhuis, dat in het eerste kwart van de 19de eeuw is versteend. Links daarvan is de hoeve uitgebreid met een stal in vakwerk en een mergelstenen muur aan de veldzijde, waarin het steentje met het jaartal 1675. De stal had een breedte van drie vakken en een topgevel aan de zijde van de inspringende hoek met de woonvleugel.
De open hoek aan de Hoenderstraat is gevuld met een vakwerkbouw, de stalling voor de klaverkar. Omstreeks 1800 is de schuur met poortmuur gebouwd in baksteen met vakwerk aan de courzijde. De inspringende hoek tussen de stal en de schuur is de plaats van de poel.
- Literatuur. Margraten 1983, 210.
- Opmetingstekening. Plattegronden, gevelaanzichten en doorsneden (bestaande toestand), schaal 1:100, gedateerd 1-5 en 21-6-1971; witdruk in archief RDMZ.
Plattegrondtekening, schaal 1:100, door A. Warffemius, 1988, Coll. RDMZ (afb. 139).
| |
Pastoor Brouwersstraat nr. 7
Gesloten hoeve, staande op de noordoosthoek van de Pastoor Brouwersstraat en de Hoenderstraat. Woonhuis in baksteen en mergel rechts van de cour, die door een poortmuur aan de Pastoor Brouwersstraat wordt afgesloten.
Bakstenen schuur op haakvormige plattegrond op de hoek van de Hoenderstraat. Datering: XVIII B, met wijzigingen van woonhuis en schuur XIX B en XXa.
De woonvleugel heeft aan de kant van de binnenplaats een mergelstenen gevel; de kopgevel aan de straat is gepleisterd; de oorspronkelijke buitengevel is in baksteen uitgevoerd en door het verleggen van de toegang naar de pleinzijde bij de kerk tot hoofdgevel van het huis geworden. Het achterste gedeelte van de woonvleugel is op dezelfde wijze tot een zelfstandig woonhuis ontwikkeld.
Van het bedrijfsgebouw is het haaks op de Pastoor Brouwersstraat gerichte gedeelte blijkens het kadastraal minuutplan jonger dan het gedeelte haaks op de Hoenderstraat.
| |
Pastoor Brouwersstraat nrs. 10-12
Boerderij, bestaande uit twee woonhuizen, nr. 10 in baksteen (rechts) en nr. 12 met gecementeerde gevel (links), waartegen ter linkerzijde een lagere poortvleugel aansluit. Datering: circa 1860-1870.
Drie traveeën brede woningen met verdieping en toegang aan de straat. Muurafwerking van nr. 12 in de vorm van in Portlandcement gecementeerde blokken en lijstwerk. Poortvleugel met rondbogige doorgang en stal onder zadeldak in het verlengde naast de woning; muurafwerking van de poort in de vorm van een eenvoudiger blokversiering.
| |
Pastoor Brouwersstraat nrs. 14-18
In drie panden opgedeeld boerderijcomplex, in oorsprong een gesloten hoeve, die na een brand in het midden van de 19de eeuw wijzigingen heeft ondergaan en is uitgebreid aan de achterzijde langs het Kerkpad. Datering: XVIII en midden XIX, met oudere tongewelfde mergelstenen kelders onder de nrs. 16 en 18 (afb. 140).
De omvang van de oorspronkelijke hoeve is weergegeven op het kadastraal minuutplan. Het woongedeelte en de poort van de oudere hoeve lagen oorspronkelijk links van de huidige poort (de nrs. 16 en 18). Rechts van de poort stond een schuur, eveneens met poort aan de straat (thans winkelpand nr. 14). Na de voormelde brand zijn de aan de straatkant gelegen bouwvolumes als een huizenrij onder zadeldak met zijtopgevels in mergel herbouwd. De vensters in de voorgevel kregen hardstenen dorpels en lateien; de deuren een dito omlijsting; de poorten korfbogen in baksteen.
Nr. 18, links op de hoek, is een latere afscheiding die verband houdt met de
| |
| |
140 Pastoor Brouwersstraat nrs. 16-22, links nr. 20 en 22, opname 1981.
141 Rijksweg nrs. 6-8. Hoofdhuis vanuit de tuin, opname 1987.
bestemming tot dorpscafé. Achter het hoekpand sluit nog een aan het Kerkpad gelegen, zelfstandige woning aan. De opdeling is een gevolg van noodzakelijke wisselingen in de economische bedrijvigheid.
| |
Pastoor Brouwersstraat nrs. 20-22
Groep huizen, bestaande uit een woning (nr. 20) en een winkelpand (nr. 22) aan de oostzijde van het Kerkpad, ontstaan uit een hoeve (afb. 140). De panden hebben dezelfde ontwikkeling doorgemaakt als het ernaast gelegen blok aan de westzijde van het Kerkpad, Pastoor Brouwerstraat nrs. 14-18. Het oorspronkelijk karakter is in deze rij ondanks het behoud van de bouwvolumes en enkele details wat minder sterk herkenbaar door intensievere verbouwingen.
Nr. 20 is een voormalige burgemeesterswoning met geschilderde, bakstenen voorgevel en gecementeerde mergelstenen zijgevel. Achter nr. 20 in een voormalige stalvleugel is een woning, Kerkpad nr. 1, opgenomen.
Ter plaatse van nr. 22 bevond zich oorspronkelijk een poort.
| |
Rijksweg
Rijksweg nrs. 6-8
Hoeve ‘Dobbelstein’, hoek Dobbelsteinstraat nr. 2 (afb. 141-146). Voormalige landsheerlijke Laathof, waarvan de oudste schriftelijke gegevens teruggaan tot het midden van de 15de eeuw, toen de hoeve in het bezit was van het geslacht Dobbelsteyn van Doenrade.
Vanaf 1620 zijn de elkaar opvolgende bezitters c.q. ‘stadhouders’ en de namen van de daarop wonende laten bekend. ‘Dobbelsteynshoeve’ omvatte toen 68 bunders en 12 roeden land.
De hoeve. De hoeve Dobbelstein is een boerderijcomplex, waarvan de woon- en bedrijfsgebouwen zijn gegroepeerd rondom een nagenoeg gesloten, driehoekige binnenplaats met een grote schuur aan de westzijde. Achter de woonvleugel een ommuurde moestuin die aan de westzijde wordt afgesloten door een put- en bakhuis en een buiten de tuinmuur aangebouwde schuur. Datering: XVII-XIX.
De opmerkelijke plattegrond (afb. 143) van het complex is ontstaan na de aanleg van de Rijksweg van Maastricht naar Vaals in 1823. Van de oorspronkelijk rond een vierkante cour gegroepeerde hoeve is toen het gedeelte dat in het kaarsrechte wegtracé lag afgebroken, wat neerkwam op een diagonale doorsnijding van de bestaande gesloten hoeve. De oude situatie is nog globaal terug te vinden op de kaart van Tranchot en Von Mueffling. De zuidelijke woonvleugel en de oostelijke vleugel langs de Dobbelsteinstraat bleven bestaan.
Langs de straatweg werden een nieuwe poortmuur en stalvleugel en de kapitale, tweebeukige doorrijschuur gebouwd (afb. 144). De lange zijde van de
| |
| |
stalvleugel en de schuur kwamen in elkaars verlengde te liggen. De hoeve vertoont door die gedwongen wijziging uit 1823 een naar de straatweg toe imposant gesloten front met een lengte van ca. 80 m, dat slechts wordt doorbroken door de rondbogige toegangspoort, die op de sluitsteen is gedateerd ‘1825’.
Zuidelijke vleugel. Aan de zuidkant van de cour, tegenover de toegangspoort is de woonvleugel gelegen (afb. 142). Het is een in baksteen opgetrokken en uit drie delen samengesteld, rechthoekig blok onder zadeldaken met zijtopgevels. De verdieping van het middengedeelte is hoger opgetrokken dan die van de belendende zijvleugels.
De verdeling van de zuidvleugel in drie woonhuizen correspondeert niet met de respektievelijke lage delen en de hogere middenpartij, maar is inwendig verschoven. De lage linker vleugel maakt deel uit van de woning aan de Dobbelsteinstraat nr. 2, waartoe ook het zuidelijke gedeelte van de lange oostvleugel behoort, links van de poort. Aan de westzijde van de
142 Rijksweg nrs. 6-8. Het woonhuis aan de binnenplaats, de zuidelijke vleugel, opname 1987.
scheidingsmuur van het bij Dobbelsteinstraat nr. 2 behorende woonhuis zijn bij een restauratie in 1982 resten gevonden van een 4 m brede schouw met kaarsnis.
Het hoge middengedeelte (nr. 8) en de kleinste helft van de lage rechter aanbouw (nr. 6) vormen het hoofdhuis van de hoeve, Rijksweg nr 6-8. De woonvleugel is in origine 17de-eeuws; de kelders zullen stellig veel ouder zijn. In het middengedeelte zijn vensters van groter formaat en met hardstenen omlijstingen, 18de-eeuwse gebogen lateivensters met sluitsteen, op de begane grond en de verdieping aangebracht. De rechter zijgevel van het hoger opgetrokken middengedeelte vertoont mergelstenen hoekblokken en speklagen en ook een klein rond venster in de westelijke zijtopgevel op zolderhoogte. Het is kennelijk de bedoeling geweest om de lage oostelijke vleugel tot aan de Dobbelsteinstraat eveneens op een dergelijke wijze te verhogen, maar tot uitvoering hiervan is het niet meer gekomen. Alleen het middengedeelte is voltooid, hetgeen ook blijkt uit de gevel aan de tuinzijde, waarin de hardstenen vensters eveneens voorkomen. Een windvaantje met het jaartal 1780 bekroont de schoorsteen.
Het niet verhoogde oostelijke gedeelte, waarvan de doorsnede C-D is weergegeven op afb. 143, maakt constructief één geheel uit met het ‘verhoogde’ gedeelte. Hoewel door een inwendige herindeling hiervan niet veel meer is waar te nemen, blijkt toch uit de vakkenindeling van de balkenzoldering, dat beide delen samen een woonblok van zes balkvakken hebben gevormd.
Zowel onder het hoge als het lage gedeelte bevinden zich gewelfde kelders, waarvan de mergelstenen tongewelven zich met de kruin loodrecht op de lange gevels onder het derde en vijfde balkvak bevinden. Beide kelders zijn later onderling door een gang verbonden, die buiten de zuidmuur van de woonvleugel is gelegen en loopt tussen de keldermuur en een speciaal daartoe gebouwde keermuur. Deze gang verbindt ook de huiskelders met de kelder onder de woning in de oostvleugel aan de Dobbelsteinstraat. De ondergrondse ‘buitengang’ is halverwege met een scheidingsmuurtje gedicht, wat verband houdt met de verdeling van het huis in afzonderlijke woningen.
Het lage westelijke gedeelte vertoont aan de hofzijde een gesloten aanzien met alleen een in hardsteen omlijste deurpartij en kleine getraliede vensters beganegronds en op de verdieping. Aan de tuinzijde zijn twee vensters en een deur opgenomen met hardstenen omlijstingen, die identiek zijn aan die in het hoge woongedeelte, waaruit blijkt dat het in de bedoeling lag ook in dit blok de 18de-eeuwse verbouwing door te zetten.
De lage westvleugel is verdeeld in een portaal en keuken die beide behoren bij het hoge huis. In het portaal bevindt zich een ronde trap uit XIXb naar de verdieping.
De westelijke helft van deze vleugel met een omvang van twee en een halve travee vormt een afzonderlijke kamer, die toegankelijk is via een kleine, ‘kapel’ genoemde aanbouw tegen de westelijke kopgevel. Deze wellicht nog 17de-eeuwse ruimte werd in de 19de eeuw bewoond door een geestelijke, die de
| |
[pagina 142-143]
[p. 142-143] | |
143 Rijksweg nrs. 6-8. Hoeve ‘Dobbelstein’. Boerderijcomplex op de hoek van de Rijksweg en de Dobbelsteinstraat. Plattegrond van het hoevecomplex en de tuin: dwarsdoorsneden over het lage gedeelte van het woonhuis, over de oostelijke schuur aan de Dobbelsteinstraat en over de grote doorrijschuur aan de Rijksweg.
Opmetingstekening, schaal 1:300, door A. Warffemius, 1987-1988.
144 Rijksweg nrs. 6-8. Hoeve ‘Dobbelstein’, gezien vanaf de straatweg, opname 1987.
| |
| |
145 Rijksweg nrs. 6-8. De binnenplaats, gezien in oostelijke richting, opname 1987.
kleine aanbouw als oratoire heeft benut. De ruimte wordt verlicht door twee kleine vensters met hardstenen omlijsting waarin diefijzers zijn aangebracht. De westvleugel is over zijn gehele lengte onderkelderd en overwelfd met een bakstenen tongewelf. De kelder met een oppervlakte van 11 × 5,5 m is halverwege door een tussenmuur in tweeën gedeeld. Het westelijk gedeelte is toegankelijk via een trap in de kopse eindmuur naast de ‘kapel’. De oostelijke kelder is te betreden via een stenen steektrap in het woonhuisportaal. Vanuit deze kelderruimte is recent een doorsteek gebroken naar de mergelstenen kelder onder het hoge huis.
De kap boven het woonhuis bestaat uit twee op elkaar gestapelde ‘staande stoelen’ (stapelgebinten) met daarop een geschoorde nokstijl. De stijlen van de bovenste stoel zijn geschoord in de trekbalk van de onderste, die weer wordt geschoord door in de muur opgenomen blokkelen. Alleen de onderste stoel bezit korbelen.
Oostelijke vleugel. Deze vleugel (afb. 145) bestaat uit twee bedrijfsruimtes en een tegen de zuidvleugel aansluitende woning die in elkaars verlengde liggen.
De lengterichting ten opzichte van het hoofdwoonblok is in sterke mate bepaald door de loop van de Dobbelsteinstraat. Aan de straatzijde is de gevel geheel voorzien van een baksteenbeklamping en een verhoging in dat materiaal, die in 1825 zijn aangebracht bij de grootscheepse verbouwing van de hoeve in verband met de aanleg van de Rijksweg. Aan de courzijde is de oostvleugel voornamelijk opgetrokken uit mergelsteen, maar deze muur is eveneens verhoogd. Opmerkelijk in de plattegrond is het uitwaaieren van de moerbalken, waarop de kapspanten staan. Doorsnede A-B op afb. 143 geeft de constructie van de zolderbalken met de daarop gebrachte, overigens in 1825 ingebrachte gordingdragende nokstijlspanten, die van secundair gebruikt materiaal zijn gemaakt.
Afgezien van het uitwaaieren van de moerbalken in de richting van de aan de Rijksweg grenzende kopse frontmuur, zit er toch een - zij het een ‘ongebonden’ - regelmaat of vakverdeling in deze bedrijfsruimten die vooral als koestal hebben gefunctioneerd: tweemaal drie traveeën voor de stallen en anderhalf balkvak voor de woning, die overigens in verbinding staat met de lage oostpartij van de zuidelijke woonvleugel.
Onder het woongedeelte, dat tamelijk hoog ligt ten opzichte van de aflopende Dobbelsteinstraat bevindt zich een kelder met een segmentboogvormig tongewelf.
146 Rijksweg nrs. 6-8. Gebeeldhouwde wangstukken van schoorsteen in het pand Dobbelsteinstraat nr. 2, opname 1987.
Schouw. In de ruimte daarboven staat tegen de scheidingsmuur met de stal een schouw (afb. 146) met gebeeldhouwde wangen, XVII A, bestaande uit pilasters met maskers en vruchtfestoenen, waarboven vooruitspringende kraagstenen met respectievelijk een man en een vrouw, wier bovenlijf overgaat in het lichaam van een fabeldier (chimaera); de voluten op hun hoofden zijn de dragers van de houten schoorsteenbalk.
Noordvleugel. Langs de Rijksweg zijn in 1823 stallen voor kleinvee en een grote schuur gebouwd, aan de straatzijde afgesloten door een hoge muur. Boven de stallen die respectievelijk een lengte hebben van 12 en 15 m en een breedte van 3,75 m, zijn zolders onder een lessenaarsdak. Aan de oostkant, rechts naast de poort, staat nog een kleinere latere aanbouw, het z.g. kantoortje.
Bij herbouw na een brand in het begin van deze eeuw zijn de muren aan de hofzijde verhoogd en is tevens het kantoortje gebouwd, waardoor het lessenaarsdak van de noordvleugel wat minder steil werd.
Grote schuur. De omvangrijkste toevoeging omstreeks 1825 is de grote tweebeukige, bakstenen schuur onder een met pannen belegd zadeldak (afb. 144). Dit kapitale bedrijfsgebouw bezit een uitwendige lengte van ca. 27 m bij een breedte van 12,40 m. De schuur is inwendig verdeeld in een smalle beuk, de doorrit, die aan de courzijde uitkomt op de vaalt en aan de veldzijde vanaf de weg toegankelijk is. De ruimte bestaat uit twee maal vier vakken, gescheiden door een muur met doorgang in de brede beuk, die oorspronkelijk voorzien was van deuren om het ritme bij het dorsen niet te verstoren. De uit twee delen bestaande moerbalken worden onder de liplas door standvinken ondersteund.
| |
| |
De constructie is afgebeeld als doorsnede E-F op afb. 143. Ten zuiden van de grote schuur is een koestal gebouwd in XX a.
Puthuis. Ten zuiden van het woonhuis staat het puthuis, waarin zich de thans gedempte, doch oorspronkelijk 68 m diepe put bevindt, die geheel met mergel is bekleed.
Bakhuis. Bij het puthuis staat het bakhuis, dat bestaat uit een in baksteen opgetrokken gebouwtje van vier balkvakken. De oven heeft aan de oostzijde tegen de tuinmuur gestaan (afb. 94).
Tegen de tuinmuur zijn nog wat secundaire bouwsels ontstaan, met name een schuur bij de zuidwesthoek.
Tuinmuur. De achter het huis gelegen tuin wordt begrensd door een uit veldkeien en brokken natuursteen opgetrokken tuinmuur. Aan de oostzijde langs de sterk aflopende Dobbelsteinstraat is het meer een keermuur met tuinmuur. Op de zuidoost-hoek is een steen ingemetseld met het jaartal: ‘1780’ Aan de zuidzijde vertoont de tuinmuur kleine muurdammetjes en de resten van de posten van een toegangshek, dat min of meer in de as van het hoge woonhuis ligt. De westelijke tuinmuur bezit eveneens muurdammetje tot aan het bakhuis.
- Literatuur. Heidendal 1983, 143-146.
| |
Sprinkstraat
Sprinkstraat nrs. 7 en 9
147 Sprinkstraat nrs. 7-9, opname 1989.
Gesloten hoevecomplex (afb. 147), grotendeels versteend vakwerkhuis, oorspronkelijk bestaande uit twee woonhuizen met verdieping in elkaars verlengde, waarvan nr. 9 nog als zodanig fungeert en nr. 7 tot stal is gedegradeerd. Datering XVIII A en XIX B.
Op het kadastraal minuutplan is het complex verdeeld in twee zelfstandige bedrijven (nrs. 1457 en 1461).
Het onderkelderde woongedeelte van nr. 9 staat met de korte mergelstenen gevel aan de straat. In de puntgevel is een steen opgenomen met de inscriptie: ‘W:X:B / ANNO 1749’. De venstervorm met hardstenen lateibalken en dorpels wijst op een wijziging omstreeks 1860.
Rechts van de woonvleugel ligt achter de poortvleugel de bij nr. 9 behorende cour, met de schuur aan de achterzijde van de hof. Bij een omstreeks 1985 uitgevoerd herstel is de vormgeving van de poortvleugel drastisch gewijzigd, waarbij de laat 19de-eeuwse verdieping boven de poort is komen te vervallen. Het woonhuis van nr. 7 grenst met de blinde rechterzijde aan de cour van nr. 9, maar is uitgegroeid tot een boerderij op haakvormige plattegrond door de aanbouw van een schuur links achter het woongedeelte. De woonfunctie bij nr. 7 is vervallen en daartoe is een modern huis gebouwd aan de straat, links van de oprit.
| |
Sprinkstraat nrs. 15-17
Boerderij om gesloten binnenplaats; drie traveeën breed ouder woongedeelte met verdieping onder verhoogd schilddak, evenwijdig aan de straat rechts van de rondbogige toegangspoort. Boven de poort in de wit gesausde bakstenen frontmuur een jaartalsteen, gedateerd ‘1899’.
Het jaartal wijst op een omvangrijke vernieuwing van het complex, dat bestaat uit een samenvoeging van verschillende op de kadastrale minuut nog als zelfstandige bedrijven bestaande panden. Zo staat de schuur links van de poort ter plaatse van een in het eerste kwart van de 19de eeuw nog zelfstandige hoeve (kadastraal minuutplan nr. 1455). Het woongedeelte rechts aan de straat komt daarop ook voor (kadastraal minuutplan nr. 1448), met een bedrijfsgebouw ter plekke van de huidige binnenplaats. Dit laatste onderdeel is vervangen door de grote bakstenen schuur die thans de hof afsluit.
Achter het aan de straat gelegen woonhuis sluit haaks een jongere uitbreiding van de woning aan, Sprinkstraat nr. 17, die eveneens een ouder gedeelte vervangt (kadastrale minuut nr. 2239).
| |
| |
| |
Sprinkstraat nr. 21
Boerderij met woonhuis en bedrijfsvleugel onder afzonderlijke zadeldaken evenwijdig aan de straat. Datering: eind XIX, waarschijnlijk evenals het buurpand nr. 19 uit 1899.
Woonhuis met verdieping links van het bedrijfsgedeelte, dat twee rondbogige poordoorgangen bezit respectievelijk voor de doorrit en voor de schuur die eerst naar rechts is uitgebreid en vervolgens met een haaks aansluitende vleugel is uitgebreid, die het complex aan de rechter zijde flankeert. Goed voorbeeld van een laat 19de-eeuwse boerderij, gebouwd ter vervanging van een oudere hoeve die schuin achter het huidige complex heeft gestaan en waarvan alleen nog een fragment over is in de vorm van een vrijstaande bergplaats.
De hoeve is gebouwd op een op de kadastrale minuut nog onbebouwd perceel nr. 1444; de oudere hoeve komt hierop voor als nr. 2355 of 2348 (niet goed leesbaar).
| |
Sprinkstraat nr 8
Voor Sprinkstraat nr. 8 staat langs de weg een uit mergel opgetrokken tuinmuur met hekposten, die zijn bekroond met een vaas en een bol, beide versierd met een eenvoudig bladmotief. Op een foto uit 1963 heeft de muur drie posten met vazen. Zij stonden op hekposten bij de toegang van de tuin voor nr. 10. Volgens een plan van wijziging uit 1969 zou de muur, die schade had geleden, meer naar rechts worden verplaatst. Daarna is de muur voor nr. 10 afgebroken en verplaatst naar de tuin van nr. 8.
In de tuin heeft het houten beeld van de Franse soldaat gestaan, dat thans als gevelversiering dienst doet bij een aan de Eijkerstraat nr. 6 gevestigd garagebedrijf (afb. 134).
| |
Sprinkstraat nrs. 12-14
148 Sprinkstraat nrs. 12-14, opname 1988.
Woonhuis met schuur (afb. 148-149) op winkelhaakvormig grondplan, met een in grote veldkeien en mergel opgetrokken woonhuisgevel aan de straat. Datering: woonhuis, XVII; schuur, midden XIX.
Het woonhuis bestaat uit een vakwerkconstructie, die in fasen een versteningsproces heeft ondergaan. Het meest in het oog lopende onderdeel is de kopgevel aan de straat die bestaat uit grote veldkeien tussen natuurstenen hoekblokken, waarin beganegronds twee dichtgezette houten bolkozijnen en op de verdieping twee kleine houten kozijnen, die met baksteen zijn dichtgezet. Van de beide langsgevels is de linker gevel voorzien van de entree en van vensters; de rechter is een geheel gesloten vakwerkgevel op hoge stenen plint. De oorspronkelijke balkvakindeling is nog af te lezen: vier vakken behorend bij het woonhuis en een latere verlenging met twee vakken.
De tussenstijltjes en horizontale regels zijn in de vakwerkwand secundair toegepast. Het woongedeelte heeft in eerste aanleg bestaan uit een onderkelderde kamer aan de straat en een tweede vertrek daarachter, gescheiden door een tussenmuur met stookplaatsen. Het huidige gangportaal is een latere invulling. De kelder bezit een mergelstenen tongewelf en is net iets breder dan één balkvak. De kelder is waarschijnlijk pas in een later stadium ingebracht, gelijk met de verstening van het vakwerk, aangezien een stijl net ter plaatse van het keldervenstertje in de rechter zijmuur staat.
Heel opmerkelijk is de constructie van de kap achter de stenen topgevel. Op de trekbalken staat een staande stoel met een geschoorde nokstijl en een schuine blokkeel- verbinding tussen de spantbenen en de wandstijlen.
De woning is het restant van een grote niet meer bestaande hoeve, die rechts van het huis heeft gestaan ter plaatse van het perceel, waarop thans Sprinkstraat nr. 10 staat.
Op het kadastraal minuutplan staat die vroegere situatie weergegeven als een woonvleugel haaks op de straat met een aansluitend bedrijfsgebouw ter plekke van het huidige pand nr. 10; voorts moet aan de straat rechts van de woning in de voortuin van nr. 6 en nr. 8 een grote schuur hebben gestaan. Dat nr. 12 de aan de hof gelegen woning van de grote hoeve is geweest, is ook nog af te lezen
| |
| |
149 Sprinkstraat nrs. 12-14. Woonhuis van voormalige boerderij. Plattegrond van begane grond, kelder en verdieping van het woongedeelte aan de straat; aanzicht van de kopgevel en van de twee voorste vakken van de rechter zijgevel. Schaal 1:300. Opmetingstekening door A. Warffemius, 1988.
uit de vakwerkwand en blijkt bovendien uit de dakoverstek aan de rechterzijde. De woning is dus afgesplitst van de bedrijfsgebouwen, die deels zijn afgebroken, zoals de schuur aan de straat, en deels zijn vervangen door een nieuwe woning. Dit laatste is het geval met het gedeelte waar Sprinkstraat nr. 10 is gebouwd; een en ander is af te lezen uit de ankers aan de voorgevel: ‘A M C M’. De letters zouden de initialen zijn van Anna Maria Caenen Meertens, die het pand in het midden van de vorige eeuw heeft laten bouwen. - Literatuur. Voskuil 1979, 111, afb. 109; Boerderijen bekijken, 90, afb. 109.
| |
Schutterszilver
De schutterij van het St. Sebastianusgilde bezit een in zilver gedreven en gegraveerde vogel op een takje, waarvan de snavel, het kroontje en de festoenring om de hals zijn verguld. Het hoofdsieraad dateert uit XVIId - XVIIIa.
De vogel hield oorspronkelijk een schildje in de bek met het wapen van het geslacht van Eynatten, heer van Gulpen en Margraten (1690-1716).
Voorts bezit het sieraad een twintigtal koningsschilden van voor het jaar 1900. Nadien is dit aantal met ruim vijftig platen vermeerderd; zij zijn allen met jaartal en naam vermeld door C.M.C. Jeurissen.
Vermeldenswaardige oude koningsplaten zijn:
1713 (ovaal met wapen van Johan Frederich van Eynatten en van diens vader Johann Philip van Eynatten); 1805; 1806; 1807; 1808 (gemerkt: WH in ruit); 1810; 1818; 1830; 1841; 1843; 1848.
- Literatuur. Jolles, in: PSHAL 72 (1936), 129-134; C.M.C. Jeurissen, in: Heidendal 1983, 188-195. |
|