Het Land van Maas en Waal
(1986)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 300]
| |||||||
Afb. 394. Verpondingskaart van Altforst, 1809. r.a.g., Arnhem.
| |||||||
[pagina 301]
| |||||||
Altforst
| |||||||
Hervormde kerkOp de begraafplaats aan de Kerkstraat nr. 21 staat het sedert 1970 buiten gebruik gestelde kerkgebouw van de Nederlands Hervormde Kringgemeente, een driezijdig gesloten zaalgebouw met klokketorentje op de oostgevel. Het grotendeels uit 1824 daterende gebouw is opgetrokken met gebruikmaking van enig oud muurwerk dat deel heeft uitgemaakt van het koor van de verdwenen middeleeuwse parochiekerk (afb. 396-400). Bronnen
| |||||||
[pagina 302]
| |||||||
Geschiedenis
Afb. 396. Hervormde kerk. Opmetingstekening met aanzicht van de zuidgevel, plattegrond en dwarsdoorsnede naar de sluiting.
Het kerspel Altforst wordt in de schriftelijke bronnen voor het eerst genoemd in de tweede helft van de 13de eeuw. De proost van het Domkapittel in Xanten en de hertog van Gelre waren beurtelings om de maand collator van de kerk, die was toegewijd aan de H. Bartholomeus. Het kapittel van Xanten verwierf in Altforst aanzienlijke bezittingen en bezat er ook een curtis. In 1304 kwamen de deken en het kapittel in het bezit van de tiende en het patronaatsrecht van de kerk. Op 24 juni 1460 werd door de wijbisschop van Keulen, Quirinus van Cyrene, een altaar geconsacreerd ter ere van O.L. Vrouw en de H. Antonius Abt, dat was geplaatst in de noordbeuk buiten het koor. Een ander bericht vermeldt dat op 5 augustus 1527 een altaar in de zuidbeuk werd toegewijd aan de H. Anna en St. Victor en diens gezellen. Bij die gelegenheid werd door de wijbisschop bepaald, dat het feest van de kerkwijding in plaats van 's zondags na St. Victor voortaan op de zondag na het feest van St. Bartholomeus zou worden gevierd. Bij deze altaarwijding waren aanwezig pastoor Thomas van Oerde, kapelaan Antonius de Goede en Goert van Driel, die vicarius was te Altforst. Laatstgenoemde stierf blijkens zijn in de kerk aanwezige grafsteen als pastoor van Altforst in 1542. Zie grafsteen op blz. 305. In 1563 vestigde pastoor Henricus de Wijse voor zichzelf bij testament een jaargetijde met een officie der overledenen, waarbij negen waskaarsen en twee flambouwen moesten worden ontstoken. Verder bepaalde hij dat de kerkmeesters jaarlijks in de Advent en de Vasten een ton haring moesten uitdelen. Bovendien vermaakte hij aan de kerk een zilveren beker voor het uitdelen van de ablutiewijn na het communiceren op hoogtijdagen. Verschillende kerksieraden en misgewaden zouden bij de komst van de eerste predikant kort na 1609 in veiligheid zijn gebracht. Van het kerkgebouw is op grond van de plaats van de zijaltaren slechts vast te stellen, dat het een driebeukig gebouw is geweest. De koorpartij komt voor op de verpondingskaart van 1809 als een door steunberen geschoord, driezijdig (waarschijnlijk 5/8) gesloten presbyterium met tegen de westelijke sluitmuur een uitgebouwd toegangsportaal of een klokketorentje. De kerk stond oorspronkelijk met de koorsluiting gericht naar de Kerkstraat. Over de lotgevallen van het kerkgebouw na de Hervorming is weinig bekend. Altforst maakte deel uit van een gecombineerde gemeente samen met Appeltern. De predikant ontving zijn inkomsten uit de uitgestrekte kerkegoederen, die na de opheffing van het Xantens kapittel in 1801 aan de Domeinen kwamen, hetgeen zo bleef tot 1839, het jaar waarin de landerijen grotendeels werden verkocht. Ga naar margenoot+ De kerk is een eenbeukige ruimte met een driezijdige sluiting aan de westzijde enGa naar margenoot+ rondom geschoord door liseenachtige steunberen. De kerk heeft inwendig gemeten een lengte van 14,25 m (inclusief de portaalruimte) en een breedte van 5,90 m (afb. 396). Het gebouw is uitwendig geheel gepleisterd met uitzondering van de in Waalsteen uitgevoerde voorgevel aan de Kerkstraat. Voorzover het baksteenmateriaal onder de raaplaag zichtbaar is, vertoont het een betrekkelijk klein formaat, 22 × 11 × 5 cm. Zo het zaalgebouw het verlaagde restant is van het middeleeuwse koor, zoals de Voorloopige
Afb. 397. De Hervormde kerk als middeleeuwse koorpartij volgens het kadastraal minuutplan.
Afb. 398. De Hervormde kerk volgens nette plan.
| |||||||
[pagina 303]
| |||||||
Afb. 399. Hervormde kerk. De ingangsgevel aan de Kerkstraat (opn. 1977).
Afb. 400. Hervormde kerk, gezien vanaf de begraafplaats (opn. 1977).
Lijst vermeldt, kan hooguit een klein gedeelte van de zijmuren onder de raap- en pleisterlaag nog middeleeuws werk bevatten. Waarschijnlijk zijn de tweede en derde travee aan noord- en zuidkant overblijfselen van de koorwanden. Inwendig zijn scheuren als gevolg van zetting waar te nemen die een min of meer verticaal verloop hebben. Uitwendig zijn in deze traveeën sporen van lancetkoppen te zien van de gotische vensters die hoger waren dan de uniforme, gietijzeren ramen.
Ga naar margenoot+ De huidige gestalte kreeg het kerkgebouw in 1824, toen de gotische koorpartij grotendeels is vervangen door een nieuw zaalkerkje (afb. 399-400). De later gemodificeerde, in staand verband opgetrokken ingangsgevel is aan de oostzijde, ongeveer ter plaatse van de voormalige middeleeuwse koorsluiting, gebouwd. De gevel bezit een smal middenrisaliet, waarin binnen een geprofileerde neogotische omlijsting de toegangsdeur met een eveneens gepleisterde, simpel getraceerde lancetkop is opgenomen. In de gevel zijn hardstenen lijsten als plintafdekking en als horizontaal accent bij het begin van de topgevel aangebracht. Een rond gietijzeren venster in de bovenzone van het risaliet verlicht de kerkzolder. Het klokketorentje is een geheel in hout uitgevoerde constructie, waarvan buitendaks de vierkante, zich verjongende onderbouw met leien is bekleed, echter met uitzondering van de frontzijde die schuilgaat achter het gevelrisaliet. Het open gedeelte van de klokketoren bestaat uit een op acht stijlen rustende vierzijdige, met leien beklede spits en houten gevelvelden boven de luigaten. De spits wordt bekroond door een bol met windhaan op een torenkruisvormige noordpijl. Qua vormgeving heeft de bovenbouw van de klokketoren een vroeg 20ste-eeuwse gedaante. Hij zal een oudere met mogelijk een koepelvormige bekroning vervangen. Samen met de voorgevel is ook de eerste travee gebouwd alsmede de ten opzichte van de overige, veel bredere vierde travee met de driezijdige sluiting. Alleen in de vierde travee en de sluitingsmuur ontbreken vensters.
Ga naar margenoot+ Het interieur is wit gepleisterd en gedekt door een vlak stucplafond met een brede geprofileerde lijst als overgang van wand naar plafond. Tegen de ondermuur is een | |||||||
[pagina 304]
| |||||||
houten lambris aangebracht van verticaal gestelde planken die met messing en groef in elkaar sluiten. De vloer is in terrazzo uitgevoerd. Achter de ingangsgevel is in de eerste travee een portaalruimte met trap naar de orgeltribune en een klein vertrekje aan de zuidzijde in hout afgescheiden. De eenvoudige bankenblokken uit het begin van deze eeuw waren al in de jaren '70 gedeeltelijk gesloopt.
Ga naar margenoot+ De kerk was tijdens de bewerking van deze uitgave al geruime tijd buiten gebruik gesteld, waarbij een gedeelte van het bankenplan reeds was geamoveerd. Tot de inventaris behoren de navolgende vermeldenswaardige onderdelen.
Ga naar margenoot+ In de terrazzovloer onder de preekstoel is een fragment, formaat 73 × 72 cm, van een rood-zandstenen doopvont als vloertegel opgenomen. Op het bovenvlak tekenen zich vier cirkels af, sporen van een door vier kolonnetten omgeven stipes. De buitenrand is aan één zijde duidelijk gelobd. Het fragment is de voet van de middeleeuwse doopvont. - Literatuur. Voorloopige Lijst 1917, blz. 13.
Ga naar margenoot+ Preekstoel (afb. 402). Hout, geverfd in eikenimitatie; kuip en ruggeschot xvii b, klankbord, trap en bolpoot xix. Zeskantige kuip staande op een bolpoot; op de hoeken van de kuip gesneden halfzuiltjes met grotesken (afb. 401) en cannelures, kuipvelden met getoogde panelen omlijst door vlechtbandornament, gebosseerde boven- en onderregel; ruggeschot met dito getoogd paneel tussen gecanneleerde pilasters; zeszijdig klankbord met gebosseerde hoeken en ornamentaal fries (vergelijk de preekstoel in Appeltern, blz. 326).
Ga naar margenoot+ Volgens Bloys van Treslong Prins bezat de kerk een doopbekken, dat de inscriptie droeg: ‘d. backer kerkvoogd 1854’. Thans niet meer aanwezig. Kerkvoogd D. Backer schonk in hetzelfde jaar aan de kerk van Appeltern een kaarsenhouder (zie blz. 327).
Afb. 401. Hervormde kerk. Detail van de preekstoel (opn. 1977).
Afb. 402. Hervormde kerk. De preekstoel, 17de en 19de eeuw (opn. 1977).
| |||||||
[pagina 305]
| |||||||
- Bloys van Treslong Prins, 1918, blz. 4.
Ga naar margenoot+ Voor de preekstoel ligt een gebroken hardstenen priesterzerk uit 1542, formaat 201 × 95 cm, waarop een wapenschild beladen met twee dwarsbalken en een gotische miskelk. Aan de bovenkant een vierregelig grafschrift in gotische letters dat luidt: ‘Hier leet begravē heer goert / van dryel preister en̄ pastoir / tot altforst die sterf + ano xvc + en̄ xlij optē + xxvn + dach vā mert’. n.b. Goert van Driel was als vicaris te Altforst aanwezig bij de wijding van het altaar van de H. Anna en St. Victor op 5 augustus 1527 (zie blz. 302).
Ga naar margenoot+ Keurbijbel, folio in originele met leer beklede band, koperen sloten en hoekstukken, met h en i keur en uitgegeven te Amsterdam bij M. Doornick, 1686. | |||||||
Rooms-Katholieke kerkDe r.k. kerk, toegewijd aan de H. Donatus, aan de Kerkstraat nr. 8, is een eenbeukig gebouw met toren, gebouwd in 1890-1891 naar ontwerp van architect J. Kayser in neoromaanse stijl (afb. 403-406).
Bronnen
Afb. 403. Ontwerptekening voor de r.k. kerk, door J. Kayser, n.d.b., Amsterdam.
Afb. 404. De r.k. kerk van St. Donatus, door J. Kayser, 1890-91 (opn. 1977).
| |||||||
[pagina 306]
| |||||||
Geschiedenis Toen de middeleeuwse dorpskerk kort na 1609 aan de katholieken was ontnomen, namen zij hun toevlucht tot het Franciscanenklooster in Megen; degenen die ten oosten van de Sluis woonden, weken uit naar Horssen. In 1796 werd in het dorp door pastoor J.H. van Horenbeek een schuurkerk gebouwd, die men terugvindt op het kadastraal minuutplan van 1820 (afb. 395) als r.k. kerk en pastorie. De schuurkerk heeft gestaan ter plaatse van de huidige r.k. pastorie aan de Kerkstraat nr. 10. Onder het pastoraat van Hermanus de Bruijn werd in 1833 de schuurkerk vervangen door een Waterstaatskerk. Twee jaar later werd ook een nieuwe pastorie gebouwd. In de loop der tijd kocht men ter verfraaiing van het interieur een 16de-eeuwse eikehouten communiebank aan, die overigens in 1920 is verkocht. Veel verbeteringen vonden plaats onder het pastoraat van Johannes Barten, die o.m. in 1869 een afzonderlijke r.k. begraafplaats stichtte. In 1890-1891 werd de Waterstaatskerk vervangen door het huidige neoromaanse gebouw naar ontwerp van J. Kayser. De kerk vertoont opvallende gelijkenis met de in 1887-1888 door Kayser gebouwde r.k. St.-Martinuskerk te Holtum (gemeente Born, l.).
Ga naar margenoot+ De kerk bestaat uit een eenbeukig schip van vier traveeën, inwendig gemetenGa naar margenoot+ 18 × 9,30 m, een vierkante koortravee van 5 m breedte, die wordt afgesloten door een halfronde absis en een toren, geflankeerd door een doopkapel en een bergruimte. De totale lengte van het kerkgebouw van toren tot absis bedraagt inwendig 28,50 m (afb. 403 en 406). Aan weerszijden van de koortravee bevinden zich bijruimten. Volgens het plan van Kayser was de sacristie aan de zuidzijde geprojecteerd en aan de noordzijde een kleine ‘wachtkamer (voor de) koorknapen’ met een portaal. Deze ruimte is voor enige decennia vergroot (xx c). Aan weerszijden van het schip zijn tussen de steunberen van de derde travee biechtstoelen gebouwd. De lage aanbouwen aan weerskanten van de toren staan via een boogopening in verbinding met het schip. Aan de noordzijde bevindt zich de doopkapel; aan de zuidkant een bergruimte waarin ook de trap naar het zangkoor is opgenomen.
Ga naar margenoot+ Kerk en toren zijn opgetrokken in donkerrode baksteen met gebruikmaking van natuursteen voor cordonlijsten, afzaten, kraagsteentjes onder de boogfriezen en vensterbanken. Kerk en toren zijn gedekt met leien.
Ga naar margenoot+ De toren bestaat uitwendig uit vier geledingen, die slechts door cordonlijsten van elkaar zijn gescheiden, maar niet ten opzichte van elkaar verjongen. Hij wordt bekroond door een achtzijdige spits tussen vier hoge, driehoekige gevelvelden. In de eerste geleding is aan de westzijde de ingang opgenomen binnen een brede geprofileerde rondboog. Op het boogveld boven de deur staat de dedicatietekst: ‘sto / donato sacrum / 1891’ (afb. 404).
Afb. 405. Het interieur van de r.k. kerk gezien naar het priesterkoor (opn. 1977).
Afb. 406. Plattegrondtekening van de r.k. kerk.
| |||||||
[pagina 307]
| |||||||
In de tweede geleding bevinden zich twee smalle rondbogige vensters aan weerszijden van een wat hogere blinde nis. In de nis van deze tripletcompositie staat op een zuilvormige sokkel en bekroond door een neo-romanogotisch baldakijn een beeld van St. Donatus, door Jan Custers (Stratum) geleverd in 1894. De derde en vierde geleding bezitten spaarvelden bekroond door een rondboogfries. In deze grote velden zijn in de derde geleding opnieuw rondbogen uitgespaard met hoge lichtspleten aan de vrijliggende zijden. In de vierde geleding zijn in het grote spaarveld aan alle vier de zijden twee paar galmgatvensters met deelzuiltjes opgenomen.
Ga naar margenoot+ Het kerkschip wordt verlicht door hoge rondboogvensters zonder onderverdeling. Het schip wordt aan de bovenzijde afgesloten door een neoromaans rondboogfries en een tandlijst. Dezelfde detaillering zet zich voort aan de koortravee en de absis. De koortravee wordt aan weerszijden verlicht door halve roosvensters met natuurstenen traceringen. Onder de dakhellingen zitten klimmende boogfriezen; aan de lagere aanbouwen alleen tandfriezen.
Ga naar margenoot+ Het eenbeukige schip wordt overkluisd door een houten tongewelf waarvan de gordelbogen rusten op kolonnetten. Deze door kapitelen bekroonde kolonnetten ontspringen op vensterbankhoogte vanaf forse consoles die als standplaats dienen voor tegen de schipwanden opgestelde heiligenbeelden. De schipwanden hebben per travee rondbogige uitsparingen waarin de vensters zijn opgenomen. Op goothoogte wordt het tongewelf opgevangen op een door geprofileerde consoles (uitkraaghouten) gedragen voorlijst. Boven de koortravee bevindt zich een stenen overwelving in de vorm van een vrij vlak gehouden koepelgewelf met pendentieven. De absis heeft een stenen kalot (afb. 405). De kerk is inwendig gepolychromeerd, deels ornamentaal uitgevoerd, maar op de triomfboog en in de koorpartij figuraal; het werk bezit echter geen enkele kwaliteit.
Ga naar margenoot+ De kerkinventaris vertoont het doorsneebeeld van de in de Maas-en-Waalse kerken voorkomende mobilia. Tot de meest opmerkelijke objecten behoren de beelden van de Udense beeldsnijder Petrus Verhoeven en het middeleeuwse borduurwerk op enige paramenten.
Ga naar margenoot+ Hoogaltaar (afb. 405). Stenen mensa met houten retabel, vermoedelijk vervaardigd door een Roermonds atelier, 1891; neogotiek. Mensa met in reliëf een kelk met hostie in stralenkrans. Retabel met vier gesneden reliëfs onder rijk, open traceerwerk; links en rechts van het tabernakel respectievelijk: Offer van Melchisedech en Offer van Abraham; op de binnenzijde van de luiken: Broodvermenigvuldiging en Mannaregen; op de buitenzijde van de luiken geschilderde cantharus met passiebloem onder een neogotische arcade en de beginregels van de lofzang op het H. Sacrament: ‘Ecce panis angelorum / factus cibus viatorum’. H. Hartaltaar (afb. 405). Stenen mensa met houten retabel, circa 1891; neoromaans. In de mensa het ihs-monogram; in de middennis een beeld van het H. Hart, op de flankerende rondbogige zijpanelen zes clipei met lijdenswerktuigen. Het altaar staat aan de zuidzijde van de triomfboog. Maria-altaar (afb. 405). Stenen mensa met gepolychromeerde houten retabel; circa 1926. Op de mensa het Maria-monogram; in de retabel zijn gipsen beelden geplaatst van Jozef met Kind, Maria met Kind en Franciscus Xaverius. Het altaar is waarschijnlijk na de watersnood van 1926 vernieuwd.
Ga naar margenoot+ Doopvont, totale hoogte 161 cm; hardstenen vont met koperen deksel, 1901; neoromaans. Achtzijdige vont op dito zuiltje en koepelvormig octogonaal deksel met koperen beeldje van de H. Donatus. In het deksel de inscriptie: ‘W.H. Haan - Zoon Fecit Antverpiae - P.A.J. van Heÿst - Pastor h - e - 1901’.
Ga naar margenoot+ Preekstoel, eikehout, circa 1891; neo-romanogotiek. Zeszijdige voet en kuip met de beelden van de vier evangelisten en hun symbolen tegen de kuippanelen; zeszijdig klankbord met Geestesduif tegen het plafond en omgaande rand tussen pinakels; trap met traceerwerk en griffioen. | |||||||
[pagina 308]
| |||||||
Ga naar margenoot+ Communiebank, vervaardigd door J. Custers, Stratum (Eindhoven), 1920; neoromaans. De bank is terwille van een nieuwe opstelling in tweeën gedeeld, waarbij het centrale reliëf gehalveerd aan de uiteinden staat. In de oorspronkelijke toestand werd een viertal reliëfs met druiventrossen en aren in een rondbogige blindnis afgewisseld met drie figurale beeltenissen binnen een korfbogige blindnis, voorstellend Leonardus van Veghel met strop, palmtak en monstrans; herten aan de waterbron; Clara met ciborie.
Ga naar margenoot+ Twee biechtstoelfronten, eikehout, vermoedelijk door J. Custers, 1903; neoromaans. De driedelige fronten met rondboogopeningen, traceerwerk in de middendeur en fronton daarboven sluiten de tussen de steunberen uitgebouwde biechtstoelen af.
Ga naar margenoot+ Maria. Hoogte 71 cm, afgeloogd lindehout, vervaardigd door Petrus Verhoeven, Uden; xviii d. Staande madonna met het Kind, als Immaculata de slang vertredend, gekroond en met scepter in de rechterhand. - Literatuur. Informatiebulletin van het Museum voor Religieuze Kunst te Uden, nr. 5, december 1979; aanvulling op Catalogus Petrus Verhoeven, Uden 1976. Donatus. Hoogte 84 cm, gepolychromeerd lindehout, vervaardigd door Petrus Verhoeven; xviii d (circa 1800?). Donatus als soldaat met bliksemschichten in de rechterhand en een vaandel in de linkerhand; nieuw omtimmerd voetstuk. Serie van vijf heiligenbeelden, hoogte circa 140 cm, gepolychromeerd hout, vermoedelijk door J.A. Oor, Roermond; 1891-1900; neogotiek. 1 Anna met Maria, 2 Jozef met leliestaf, schild met schip en winkelhaak, 3 Antonius van Padua met het Jezuskind, 4 Donatus als Romeins soldaat met palmtak, 5 Paulus met boek en zwaard. Donatus, steen, door Jan Custers, Stratum (Eindhoven), 1894; geplaatst in de westgevel van de toren. De kerkpatroon is afgebeeld als Romeins soldaat. Het beeld staat op een zuilvormige sokkel onder een gebeeldhouwd baldakijn (zie afb. 404).
Ga naar margenoot+ Triomfkruis (afb. 405). Afmeting bijna levensgroot; gepolychromeerd hout, xix a. Corpus met doornenkroon, gecombineerd met een neogotisch kruis met vierpassen op de balkeinden. Passiekruis, hoogte 195 cm, gepolychromeerd eikehout, circa 1891; neogotiek. Het kruis is beladen met de lijdenswerktuigen.
Ga naar margenoot+ Monstrans. Hoogte 66 cm, diameter voet 21 cm; verguld zilver; merken: jaarletter 1 (= 1918), lopend leeuwtje, minervakopje; vervaardigd volgens inscriptie door Th. Jorna en Zn. Ronde voet met zeven bronnen die ontspringen tussen twee parelranden; stam in de vorm van een boomstam; rond de lunula in kruisvorm vier zilveren plaquettes: priester die de kelk omhoog heft (onder), drie zielen in het vagevuur (links), drie zaligen (rechts) en drie engelen met ‘sanctus’ (boven); rond de ovale stralen lelietakken die eindigen in een vlechtbandkruis. Inscriptie onder in de voet: ‘fec. th. jorna + zon: p.a.j.v. heyst par. eccl. si donati altforst 1918’. - Literatuur. Memoriale Parochiae, cap. ii met beschrijving en uitleg van de iconografische betekenis. Ciborie. Hoogte 37,5 cm, zonder deksel 24,5, diameter voet 17,5 cm; zilver; merken: meesterteken j.h. met sterretje in liggende rechthoek (= J. Hamers, Tilburg 1912-1933), jaarletter b (= 1916), leeuwtje + 2, minervakopje. Ronde, geprofileerde voet met gestileerd bladmotief op de welving; nodus met bladmotief; kleine ajour-tegencuppa met bladmotief; hoog gewelfd deksel, waarop in kruisvorm een medaillon met ihs. Inscriptie onder in de voetrand: ‘P.A.J. van Heyst 1876-1916’. Kelk (afb. 407). Hoogte 22 cm, diameter voet 14,5 cm; zilver; merken: meesterteken ab als monogram en open boek (= A.J. Bockmeulen, Boxmeer 1827-1842), jaarletter onleesbaar (mogelijk z (= 1834)), lopend leeuwtje, minervakopje, zwaardje. Ronde geprofileerde voet met bladrandje; op de welving tussen drie engelenkopjes drie ovale medaillons met Arma Christi; vaasvormige nodus met acanthusblad; ajour-tegencuppa met aan onderzijde laurierbladeren, waarboven afgewisseld met engelenkopjes drie medaillons met portretbustes van Christus, Maria en Johannes Evangelist. n.b. Deze kelk is aangeschaft bij de bouw van de Waterstaatskerk. Kelk. Hoogte 26 cm, diameter voet 15,5 cm; zilver; merken: meesterteken h + e (= H.G. Esser, Weert 1838-1895), jaarletter v (= 1879); lopend leeuwtje, minervakopje, zwaardje. | |||||||
[pagina 309]
| |||||||
Afb. 407. r.k. kerk. Kelk, zilver, door A.J. Bockmeulen, Boxmeer, 1834 (opn. 1977).
Segmentvormige voet met drie voluten op de welving, waartussen in cartouches: Donatus, Johannes Baptist en Antonius Abt; peervormige nodus met knorrenrand en drie lege cartouches tussen vruchtenfestoenen; op de tegencuppa in cartouches tussen vruchtfestoenen: kruisbeeld, Maria en Jozef. Kelk. Hoogte 24 cm, diameter voet 16,5 cm; verguld zilver; merk: v in gekroond schild (= import); Duitsland, 1890-1900; neogotiek. Zeslobbige voet met punten tussen de lobben en een opstaande, geperforeerde rand; op de welving reliëfbustes van Maria, Petrus en Johannes Evangelist, waartussen emailplaatjes met kruis; onderaan de zeszijdige stam een manchet van neogotische arcaden en pinakels; stam versierd met wingerd en traceringen op een blauw fond; nodus met zes vierpasknoppen (ihesus) en traceerwerk; ajour-tegencuppa met wingerd en lelies. Bedieningsdoosje. Hoogte 9 cm, diameter 5,5 cm; koper, aan de binnenzijde vertind; xix a. Inwendig is het doosje driedelig; dekseltje met bol en kruisje. Blad. Afmeting 28 × 18 cm; zilver; merken: meesterteken j:170 in liggende rechthoek (= Th. Jorna en Zn., Eindhoven/'s-Hertogenbosch 1919-1924); jaarletter k (= 1920); lopend leeuwtje, minervakopje. Vierlobbig blad. Inscriptie aan onderzijde: parochiani parocho jubilanti p.a.j. van heijst 1895 26/11 1920. Geschenkvan de parochianen bij gelegenheid van het zilveren pastoorsjubileum van P.A.J. van Heijst. Boekbandbeslag. Twee platen, hoekstukken en sluitingen op missaal uit 1904 aangebracht; zilver; merken: meesterteken jb. Op het voorschild en achterschild zijn Donatus en Antonius van Padua afgebeeld. Op de sluitingen zijn twee schenkingsinscripties aangebracht met chronogrammen; beide tekstonderdelen leveren het jaartal 1811 op. De tekst luidt: ‘Baldvina van Den Bosch / offert / p: Andreā lennars parocho’ en ‘svbscripta in parochia donato martijri sacra’. n.b. Andreas Lenaers, een pater Franciscaan uit Megen, was van 1805 tot 1812 pastoor in Altforst.
Ga naar margenoot+ Schijfkandelaar. Hoogte 21,5 cm; gegoten brons; xvii. Ronde, geprofileerde voet; stam met vele insnoeringen en platte vetvanger ter halver hoogte. Staat: stam aan de onderzijde gesoldeerd. In bruikleen aan het Museum voor Religieuze Kunst te Uden. Twee kandelaars. Hoogte 44,5 cm; geel koper; xix b. Ronde, geprofileerde voet; stam met insnoeringen en een kleine baluster in het midden; hoge vaasvormige bobèche. Zes kandelaars. Hoogte 69,5 cm; geel koper; xix c. Driezijdige voet op klauwpootjes en voorstellingen op de opstaande vlakken: kruisdragende Christus, Maria met Kind en Jozef met lelietak; conische gecanneleerde stam boven een vaas; vaasvormige bobèche met een knorrenrand aan de onderzijde. Acht kandelaars. Hoogte 57 cm; geel koper; circa 1900; neogotiek. Ronde geprofileerde voet; in het midden van de ronde stam een nodus; hoge geprofileerde bobèche met gekanteelde bovenrand. Vier kandelaars. Hoogte 56,5 cm; vernikkeld koper; circa 1900; neogotiek. Ronde voet; ronde stam met drie nodi; schaalvormige bobèche met een geornamenteerde rand.
Ga naar margenoot+ Twee wandarmen. Vlucht 70 cm; rood en geel koper; circa 1833. Geprofileerde muurplaat; rankwerk onder de met palmetten versierde vetvanger. Drie armluchters. Vlucht 65 cm; geel koper; mogelijk atelier Cuypers; circa 1891; neogotiek. Drielichts luchter met ranken en schildje waarop ihs-monogram.
Ga naar margenoot+ Harmonische schel. Hoogte 14 cm, diameter 19,5 cm; geel koper; xix c. Ronde schel op geornamenteerde pootjes; opengewerkte bladrand tussen knorren op het schellichaam; ovaal handvat.
Ga naar margenoot+ Wijwateremmer. Hoogte 28 cm, diameter 24,5 cm; geel koper met zinken binnenemmer; midden xix. Ronde, geprofileerde voet; conisch lichaam, aan onderzijde plat bolvormig.
Ga naar margenoot+ Lavaboketel. Hoogte 14 cm, grootste breedte 30,5 cm; gegoten brons; circa 1500. Platte ketel met twee tuiten, waarvan de uiteinden met dierenkoppen versierd zijn; op de bevestigingspunten van het hengsel vrouwenkoppen. In bruikleen afgestaan aan het Museum voor Religieuze Kunst te Uden. - Literatuur. Kalf 1906, blz. 397. | |||||||
[pagina 310]
| |||||||
Afb. 408a-b. Kazuifel met 15de-eeuws borduurwerk op de aurifrisiae:
a. rugpand b. voorzijde (opn. 1977).
Afb. 409. Dalmatiek met Kölner Borte (opn. 1977).
Ga naar margenoot+ Driestel met aurifrisiae en Kölner Borten, xv c (afb. 408-409). De middeleeuwse borduursels zijn aangebracht op vernieuwd, rood fluweel. De borduursels op het kazuifel zijn sterk opgewerkt, waardoor het oorspronkelijke werk goeddeels is verhuld. Het is niet waarschijnlijk dat kazuifel, dalmatiek en tuniek van origine bijeenhoren. De paramenten stammen niet, zoals meermaals is gesuggereerd, uit het bezit van de proosdij op de Munnikenwoerd, maar zijn pas aan het eind van de 19de eeuw in het bezit gekomen van de kerk. In het Memoriale parochiae de Altforst komt de passage voor, die hierover uitsluitsel geeft. Op 8 november 1896 werd bij gelegenheid van het eeuwfeest na de heroprichting van de parochie het oude driestel geschonken door de parochianen: ‘donum datum est casula festiva albicosis. Kasuifel van geel zijde, fluweel brocaat met Cölner bord kruis en gestikte madonna, zijden galons, franjes en zijden voering’. Kazuifel. Breedte van de aurifrisiae 16 en 12 cm. Op de rugzijde (afb. 408a) gaffelkruis met de voorstellingen van boven naar beneden: Piëta - St. Anna te Drieën - St. Ursula met de Maagden onder haar mantel - wapenschild met het alliantiewapen van Willem van Egmond en Walburga van Meurs; (gevierendeeld): 1 van Egmond, 2 van Meurs, 3 van Arkel, 4 Saarwerden; op linker gaffelbalk: Catharina met zwaard en boek; op rechter gaffelbalk: vrouwelijke heilige met palmtak en buidelboek (Barbara?). Op het voorpand (afb. 408b) van boven naar beneden, drie heilige bisschoppen: Martinus met de bedelaar - Erasmus met windas - niet te identificeren heilige bisschop. Mr. P. Beltjes geeft als hypothese dat het kazuifel bestemd kan zijn geweest voor de vicarie van de H. Maagd op het Maria-altaar in de kerk van Driel in de Over-Betuwe, welke op 4 september 1460 door Willem van Egmond (1412-1483), de jongere broer van de Gelderse hertog Arnold van Gelre, is gesticht. Het kazuifel is in bruikleen afgestaan aan het Museum voor Religieuze Kunst in Uden. - Literatuur. Kalf 1907, blz. 398; Cat. 's-Hertogenbosch 1913, blz. 100, nr. 398; Béatrice Jansen, Laat Gotisch borduurwerk in Nederland, 's-Gravenhage 1948, blz. 109, nr. 2; Saskia de Bodt, Het kazuifel van Altforst, in: Tweestromenland nr. 42 (1983), blz. 28-36; P.J.W. Beltjes, Het kazuifel van Altforst, Het wapen: sleutel tot schenker en bestemming, in: Tweestromenland nr. 42 (1983), blz. 37-42. Dalmatiek en tuniek (afb. 409). Breedte van de aurifrisiae 7 cm. De z.g. Kölner Borte, die door goudgalons deels zijn overdekt, lopen in twee verticale banen aan de voor- en achterzijde van de gewaden, alsmede langs de halsrand. Op de Kölner Borte gestileerde bomen en passiebloemen en de namen: Ihesus, Maria, St Anna, St Ioachim, St Paulus en St Petrus (alles in gotische letters). | |||||||
[pagina 311]
| |||||||
Afb. 410. Kerkstraat nr. 16 (opn. 1977).
| |||||||
BoerderijenIn het dorp Altforst is slechts een klein aantal boerderijen van monumentaal belang bewaard, namelijk aan de Kerkstraat, de Sluissestraat en de Sluissewal. Van betekenis is verder een kleine reeks boerderijen aan de Woerdsestraat (zie Woerd, blz. 314).
Ga naar margenoot+ Kerkstraat nr. 7B. Verbouwd pand met muurankers 1740.
Kerkstraat nr. 13. Woonhuis met stichtingssteen van 1862, gelegd door burgemeester Hiebendaal.
Kerkstraat nr. 16. Gepleisterde T-boerderij (afb. 410), in de gevel van het voorhuis door middel van ankers gedateerd ‘1780’. Voorhuis met lage verdieping en asymmetrische, vijf traveeën brede gevel met zesruits schuifvensters aan weerszijden van de eenvoudige toegangsdeur; de vensters aan de linkerzijde zijn van een kleiner formaat dan het rechter paar. De boerderij ligt met de rechterflank evenwijdig aan de straat. Het voorhuis is gedekt door een rieten schilddak, het bedrijfsgedeelte gaat schuil onder riet en pannen. Boven de voordeur een brandplaatje met ‘amci’ en de voorstelling van de aartsengel Michael overwint de duivel.
Ga naar margenoot+ Sluissestraat nr. 5. Boerderij ‘De Heul’, fraai ensemble met L-vormige hoeve, schuur, bakhuis en kapberg, daterend uit xviii en xix. Boerderij met naar links uitgebouwd voorhuis met lage verdieping en met riet gedekt schilddak; bedrijfsgebouw met afgewolfd zadeldak onder pannen. De voorgevel is aan de voorzijde gepleisterd en heeft twee grote vensters (zonder roedenverdeling) met klampluiken links van de toegangsdeur. Deurpartij met klampstukken, consoles en kroonlijst. In de rechterzijbeuk van het voorhuis een kelder met opkamer.
Ga naar margenoot+ Sluissewal nr. 27. Boerderij met witgepleisterd, breed voorhuis met een asymmetrische gevelindeling. In het rechter gedeelte van het voorhuis een kelder met opkamer, die zich in het uitwendige opmerkelijk manifesteert als een ‘stenen kamer’, welke met het linker gedeelte van het voorhuis onder een met riet gedekt schilddak is gebracht. Ondanks de gemoderniseerde vensters van belang vanwege het bouwvolume, dat in oorsprong waarschijnlijk dateert uit xvii-xviii. |
|