Het Land van Maas en Waal
(1986)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 148]
| |||||||||||||||
Afb. 185. Kaart van de gemeente Wamel met de kadastrale gemeenten Wamel en Leeuwen uit Kuypers Gemeente-atlas, 1865.
| |||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||
Boven-Leeuwen
| |||||||||||||||
Hervormde kerkDe Hervormde kerk aan de Waalbandijk, benedendijks, ten oosten van de grote waai bij de Molenstraat, is een in 1756-1757 gerealiseerde, kleine achthoekige centraalbouw met een later toegevoegde consistoriekamer. Het gebouw is eigendom van de Hervormde gemeente Leeuwen-Puiflijk, die deel uitmaakt van de kringgemeente Maas en Waal.
Bronnen
| |||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||
Afb. 186. Het dorpsgebied van Boven-Leeuwen vanaf de Waterstraat (links) tot de grens met Druten ten oosten van het Huis te Leeuwen (rechts) volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
| |||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||
Geschiedenis Na de Hervorming maakten de protestanten gebruik van de middeleeuwse St.-Aldegundiskerk, die echter bij een dijkdoorbraak in 1706 verloren ging. Deze kerk zou hebben gestaan ter plaatse van de grote waai bij de huidige kerk. Volgens een aantekening in het archief van de Classis Nijmegen uit 1680 had ‘de Vrouwe van Leeuwen geruymen tijd herwaerts een plaats op haar kasteel aan de Gereformeerden gegeven om hun godsdienst te oefenen’. Waarschijnlijk stelde Johanna Adelheyt van Flodroff, de echtgenote van Zweder van Boetzelaar, een van de bouwhuizen aan het voorplein ter beschikking (zie blz. 172). Omdat Leeuwen met Puiflijk een gecombineerde gemeente vormde, had men ook nog de beschikking over de oude kerk van Puiflijk (zie blz. 97). In 1753 heeft de kerkeraad van de combinatie Puiflijk en Leeuwen een verzoek gericht tot de Staten van Gelre om een collecte te mogen organiseren voor de bouw van een eigen kerk: ‘De kerk of schuur tot het huys te Leeuwen behorende, is zodanig vervallen en vervalt nog dagelijks, dat tegenwoordig de godsdienst bij regenachtig weder niet | |||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||
Afb. 187. De Hervormde kerk aan de Waalbandijk volgens het kadastraal minuutplan.
Afb. 188. Panorama van de Waalbandijk bij de Hervormde kerk gezien in oostelijke richting (opn. 1976).
meer in 't drooge kan verrigt worden’. De collecte werd toegestaan, waarna nog in datzelfde jaar de predikant C. van Coeverden en de koster G. van Riemsdyk het land in trokken - met name naar Holland en Zeeland - om gelden voor de bouw te verzamelen. Beide heren brachten een bedrag van 2535 gulden en 14 stuivers bijeen. Hierbij waren vrij aanzienlijke bedragen van het Ambt van Maas en Waal, maar ook van de ambtman, graaf van Byland, persoonlijk; tussen de ontvangsten staat o.m. genoteerd op 23 oktober 1757: ‘Van de Kerk te Broek in Waterland gecollecteerd 50 gl; daar van op reys verteerd 7 gl 12 st: dus 42-8-0’ en ‘Van den Heer Maas te Amsterdam, dat door zijn Ed: gecollecteerd was 125-2-0’. Ook oude klokkespijs leverde nog 241-13-0 op. Bovendien kocht het kapittel van Xanten de verplichting af om een gedeelte van het kerkgebouw te onderhouden nu er een nieuwbouw werd gerealiseerd. Op 11 mei 1753 kocht de koster-schoolmeester G. van Riemsdijk van Jan Janssen Bakker en Derske Hendriks Gubbels voor 40 gl. ‘een paske onlant binnen den Queldam en aan den Zuydenkant van den Hoff bij het custerijenhuijs gelegen in Leeuwen....’ Een memorie (uit ca. 1816) in het kerkarchief vermeldt de aankoop van twee stukjes onland in 1750, ‘waarvan het eene met het daaropstaande huis is ingerigt voor een Costers woning - het andere voor de opbouw eener te Leeuwen te stichten Kerk, welke ook later (in 1753) aldaar is gebouwd en den 1. Januarij 1758 door Ds van Coeverden is ingewijd. Uit de “Rekeninge van ontvangst en uitgaave der nieuwe geboude kerk te Leeuwen, zoverre G. van Riemsdijk aangaat. 1753-12 oktober begonnen-1758” blijkt dat de eigenlijke bouw na wat voorbereidende werkzaamheden in 1753 pas echt van start gaat in maart 1756 en blijkens de afrekening in november van dat jaar vrijwel voltooid is. De eindafrekening sluit met een bedrag van f 3557-11-8. De ‘nieuwe koepelkerk’ was in 1820 aan een flinke herstelbeurt toe. Uit de in het kerkarchief bewaarde stukken blijkt dat het gebouw in 1842, 1863, 1893 en 1916 grondig is gerepareerd. In 1842 betroffen de uitgaven voornamelijk herstel
Afb. 189. De Hervormde kerk gezien naar de ingangsgevel aan de voet van de Waalbandijk voor de restauratie waarbij de spits werd veranderd in een koepeltorentje (opn. 1957).
van dak en torentje na stormschade. Over de herstelling van 1863 vindt men gegevens in het notulenboek van kerkvoogden en notabelen. Tijdens de vergadering van 19 juli 1862 werd in aanwezigheid van architect Gradussen uit Winssen overlegd hoe het bestek en tekening zouden worden ingericht. Men besloot de grondslag met een halve Ned. el te verhogen en de vensters van onder iets in te korten. Op 16 april 1863 werd het werk aanbesteed, dat volgens het bestek o.m. behelsde: ‘het vernieuwen en herstellen van gebint, kap, dakwerk toren, plafond, het plaatsen van glazen ramen, enz.’ Het werk werd gegund aan Antonius Genissen, timmerman te Tiel, en diens medestander Gradus van Hellemond uit Wamel voor f 826, -. Gradussen leverde zelf het materiaal. De torenkoepel werd vervangen door een spitsje. De gietijzeren vensters werden in Keppel gegoten, waar ook een ijzeren torenbalustrade werd besteld. Ook het interieur werd opgeknapt. De kap en het klokkespitsje waren in 1893-94 opnieuw aan herstel toe, dat werd uitgevoerd naar plannen van de bouwkundige G.J. de Groot uit St. Anna bij Nijmegen. In 1915 werd door A. Jonker uit Tiel (later Dordrecht) ter vervanging van een ouder berghok tegen de kerk een kleedkamer met berging gebouwd. De consistoriekamer was opgenomen in de achterbouw van de naast de kerk staande pastorie. In de periode september 1944 tot begin 1945 heeft de kerk door gevechtshandelingen ernstige schade opgelopen. Van 1964-1966 is de kerk volledig gerestaureerd door | |||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||
Afb. 190. Opmetingstekening van de kerkplattegrond en doorsnede met zicht naar het oosten.
Afb. 191. Het interieur met preekstoel, dooptuin en gesloten bankenblokken voor de restauratie van 1964-1966 (opn. 1957).
Afb. 192. Het interieur na restauratie o.l.v. architect H. Korswagen (opn. 1976).
architect H. Korswagen, die voortbouwde op de vroegere plannen van ir. A. van der Kloot. Bij deze restauratie is de kap vernieuwd en het spitsje door het koepeltje vervangen. De gietijzeren vensterharnassen zijn door houten vervangen. In plaats van de kleedkamer uit 1915 is aan de oostzijde een nieuwe, verdiepingloze ruimte gebouwd van oud materiaal. Inwendig werd het vaste bankenplan (afb. 191 en 195) vervangen door stoelen en een nieuwe orgelgalerij boven het toegangsportaal aangebracht (afb. 192).
Ga naar margenoot+ De kerk is opgetrokken in baksteen, formaat 21 × 10,5/11 × 4 cm, 10 lagen 51 cm, met toepassing van gefreinde hardstenen platen en banden.
Ga naar margenoot+ De plattegrond bestaat uit een gelijkzijdige achthoek met de ingang aan de noordzijde naar de Waalbandijk gericht. De hoeken worden zowel in- als uitwendig versterkt door halfsteens uitspringende pilasters. De kansel staat opgesteld tegen de oostwand. Uitwendig sluit aan deze zijde een bijruimte aan (afb. 190). | |||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||
Afb. 193. Hervormde kerk. Kansellezenaar, geel koper, 17de eeuw (opn. 1976).
Afb. 194. Hervormde kerk. Preekstoel en doophek uit 1756, met lezenaars en zandloperhouder (opn. 1976).
Ga naar margenoot+ De gevels van deze kleine centraalbouw zijn geheel vlak opgemetseld behoudens de hoekpilasters en het circa 2 m hoge, rondom lopende plint. De ruimte wordt verlicht door zes grote ronde boogvensters en een kleiner boogvenster boven de ingang. De dubbele deur wordt omlijst door een geheel in baksteen uitgevoerd pilasterpaar met een geprofileerd hoofdgestel. De oostmuur bezit geen venster, maar een blinde nis in verband met de plaats van de preekstoel. De dakpartij bestaat uit acht gelijke, met grijze, rechtsdekkende oud-hollandse pannen belegde, trapeziumvormige schilden, waarboven een open klokketorentje verrijst. Het torentje heeft bij de door H. Korswagen uitgevoerde restauratie weer de oorspronkelijke balustrades en klokvormige helm gekregen in plaats van de even ingesnoerde spits (afb. 189 en 190). Tegen de oostzijde sluit de vernieuwde aanbouw uit 1966 aan. Ga naar margenoot+ De kerk is inwendig wit gepleisterd en heeft evenals buiten het geval is even naar voren springende muurdammen (afb. 191). De vloer is belegd met plavuizen. De zoldering bestaat uit een wat gedrukte houten koepel van acht segmenten, samengesteld uit
Afb. 195. Plattegrondtekening met het bankenplan voor de restauratie naar opmeting van architect H. Korswagen.
tegen de schenkels van de kapconstructie getimmerde lamellen. De lijst onder de koepelsegmenten is bij de restauratie wat forser uitgevoerd dan voordien het geval was en is van gemarmerd hout. De kapvoet is bij de restauratie versterkt met een betonnen ringbalk. Oorspronkelijk was de kap toegankelijk via een boven de orgelgalerij naar beneden hangende hoekzak in het tot 1964 gestucte koepelgewelf. Deze constructie is bij de restauratie niet gehandhaafd, maar van buiten af via een dakkapel in het oostelijk dakschild is de kap toegankelijk gemaakt. Voor de restauratie bezat de kerk een vast bankenplan (afb. 195). Dit is verwijderd en vervangen door losse stoelen. Het portaal met het erboven liggende orgelbalkon is gehandhaafd, behoudens de wanden en deuren die een quasi 18de-eeuwse paneelindeling kregen. Door het geheel te marmeren en aan het orgel een frontomlijsting te geven, is getracht het vermeende 18de-eeuwse aanzien zo goed mogelijk te benaderen. Op die gronden werd ook de deurpartij naast de preekstoel in de oostwand vervangen door een nieuw exemplaar met een oudere vorm. | |||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ De kapconstructie bestaat uit vier spanten die elkaar paarsgewijze loodrecht kruisen. Op de snijpunten liggen sloffen, waarop de acht stijlen van het klokketorentje staan, die door middel van andreaskruizen en enig regelwerk zijn versterkt.
Ga naar margenoot+ De kerk is in het bezit van de navolgende inventarisstukken.
Ga naar margenoot+ Preekstoel (afb. 194). Eikehout, bruin gebeitst; uit bouwtijd van de kerk, geplaatst in 1756. Zeskantige kuip met panelen en rocaille-achtige, gesneden hoekversieringen op een kelkvormig uitlopende poot; oorspronkelijke trap, ruggeschot en zeszijdig klankbord met brede lambrequin-stroken onder de geprofileerde kroonlijst. Tegen de voorzijde van het klankbord het gehelmde wapen Van Balveren, waaronder op een gesneden banderol de naam van de schenker: ‘w. van balveren/walt.grave.etc.’ n.b. Walraven van Balveren (1716-1775) was o.m. ambtman, richter en dijkgraaf van Maas en Waal en waltgraaf van het Nederrijkswoud. De maker van de preekstoel is niet bekend. In de afrekening komt op 30 november 1756 alleen de post voor het plaatsen voor: ‘aan de soon van den baas dien den Predikstoel gemaakt & geset heeft tot eenen fooij gegeven... 1-2-0’. Stilistische overeenkomsten met het doophek maken het waarschijnlijk, dat het werk door een Nijmeegse meester-timmerman is gemaakt.
Ga naar margenoot+ Doophek (afb. 194). Eikehout, gebeitst; hoogte 115 cm; Nijmeegs werk; 1756. Het doophek is samengesteld uit een reeks van negen gelijkvormige panelen tussen van spiegels voorziene stijlen onder een geprofileerde bovenregel. De reeks omsluit een rechthoekige ruimte met afgeschuinde hoeken (2-1-3-1-2) die tevens de deuren vormen en door een extra stijl wat breder zijn. De tussenschotten hebben rechthoekige panelen met ingesnoerde segmentboog in de vorm van een opgelegd profiel. n.b. Volgens de kerkrekening van 30 november 1756 is het meubel vanuit Nijmegen aangevoerd: ‘aan paspoort en karvragt van het doophekken te Nijmegen bet: f 2-12-0’.
Ga naar margenoot+ Het orgel is een 19de-eeuws instrument, geplaatst op een door twee kolommen gedragen orgelbalkon boven het toegangsportaal.
Ga naar margenoot+ Lezenaar (afb. 193), met draaibare arm aan en blad op een ijzeren pin aan de kanselkuip gemonteerd. Afmeting blad 44,3 × 29,2 cm, lengte arm 43,5 cm; geel koper; xvii. Ajour bewerkt blad met boommotief tussen florale voluten; S-vormige arm met bladmotieven met kogelscharnier voor het lessenaarsblad en twee ogen voor het duimscharnier.
Ga naar margenoot+ Zandloperhouder (afb. 194), met draaibare arm aan de preekstoel bevestigd. Hoogte houder 11cm, lengte arm 28 cm; geel koper; xvii d. Voluutvormige arm met twee ogen voor duimscharnier, waarop de houder bestaande uit twee ringen met vier balustertjes.
Ga naar margenoot+ Voorzangerslezenaar (afb. 194), met draaibare arm aan het doophek gemonteerd. Afmeting blad 46 × 32 cm, lengte arm 43,5 cm; geel koper; xviii b. Zwaar omlijst lessenaarsblad met in ajour een achtpuntige omcirkelde ster geflankeerd door gestileerd rankwerk; voluutvormige arm met twee ogen voor het duimscharnier.
Ga naar margenoot+ Avondmaalsbeker (afb. 197). Hoogte 16,6 cm, diameter voet 8 cm en mond 11,1 cm; zilver; merken: stadsmerk Nijmegen? (dubbele adelaar), dekenaatsletter f (= 1622), meesterteken: drie klaverblaadjes 2-1 in schild (= Willem Lesier, Nijmegen xvii a of Tiels meester?); onder de bodem: .p.h. Boven de voetring een filetrandje. Op het lichaam een gegraveerde versiering van door bloemen en dieren omspeeld bandwerk, waartussen drie medaillons met voorstellingen uit het Oude Testament: Kaïn en Abel, Abraham offert Izaak en Susanna met de Ouderlingen. Aan de cartouches hangen een kever, een kreeft en een vis. - Literatuur. Catalogus Arnhem 1955 (Gelders Zilver), blz. 19 (nr. 16) zie aldaar ook blz. 109 (nr. 98) en 118 (nr. 170); J. Frederiks, Dutch Silver, iii, Den Haag 1960, blz. 46 en pl. 138.
Ga naar margenoot+ Twee schaaltjes. Doorsnede 21 cm (vierkant); zilver; merken: gekroonde staande leeuw, letter y (= 1781) of × (= 1780), meesterteken i.s. Inscriptie op de onderrand: ‘Gerrit Van | |||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||
Riemsdijk/Geeft dit tot present/Aan de Kerk van Leeuwen/1781’. Schaal met oplopende rand met ondulerende hoeken; rocaillemotieven zijn op de rand aangebracht. n.b. Gerrit van Riemsdijk was in 1735 als opvolger van zijn vader Remmer van Riemsdijk koster-schoolmeester in Boven-Leeuwen geworden en bekleedde die functie tot 19 februari 1783. Het gaat duidelijk om een afscheidsgeschenk aan de kerk gedaan na een 48-jarig dienstverband (zie ook blz. 152 en hieronder s.v. gedenksteen).
Ga naar margenoot+ Avondmaalsblad. Afmeting 33,5 × 24,3 cm; tin; merken: gezaagde kroon op letter x, viermerk f.v.d.b. (= Francis van den Bagaert, Den Bosch, ca. 1800), lopende engel, klimmende leeuw en naar onder wijzende pijl. Blad op pootjes.
Ga naar margenoot+ Kerkekist. In het gangetje tussen kerk en aanbouw staat de kerkekist waarin vroeger de archiefbescheiden werden bewaard.
Ga naar margenoot+ In de zuidmuur is een gedenksteen (afb. 196) aangebracht, hardsteen, formaat 123 × 89 cm, waarop in hoogreliëf twee gekroonde wapens met daaronder de namen op een banderol. Links het door twee leeuwen als tenanten gehouden, met drie franse lelies beladen wapen van Van Coeverden en rechts een schild met dubbele adelaar voor Van Riemsdijk. De inscriptie loopt in het vlak onder de banderollen door en luidt derhalve in zijn geheel: ‘c. van coeverden en g. van riemsdyk/hebben de penningen/tot opbouw van deese/kerk versamelt in den/yaare 1753’. n.b. Cornelis van Coeverden was predikant en in 1752 als proponent naar Leeuwen beroepen, waar hij aanvankelijk dienst deed als adjunct; in 1779 deed hij afstand van zijn dienst. Samen met koster-schoolmeester Gerrit van Riemsdijk, in functie van 1735-1783, nam hij het initiatief tot bouw van de kerk, waarvoor beiden naar heinde en ver collectereizen ondernamen.
Ga naar margenoot+ In de toren hangt een moderne klok, die een klok uit 1756 van de gieter Alexius Petit vervangt, welke 31 december 1942 op last van de Rüstungsinspektion uit de dakruiter werd gehaald. Deze klok die 410 kg woog, droeg het opschrift: ‘Alexius Petit me fudit’. In de kerkrekening van 1756 komen verschillende posten voor aangaande het gieten van een nieuwe klok. Verder blijkt dat men een oude klok, waarschijnlijk uit de in 1706 ten onder gegane Aldegundiskerk, heeft laten versmelten, hetgeen blijkt uit de volgende posten op de staat van uitgaven in 1756: ‘aan Herbert Ryken voor vragt van het klokke spijs na Amsterdam.’. 2-8-0'; ‘van het klokke spijs na Druuten... 0-12-0’. Onder inkomsten staat vermeld: ‘voor het oude klokke Spijs ontvangen... 241-13-0’. Ook naar Petit in Someren wordt spijs geleverd, wat de lage kostprijs ad 24-17-0 verklaart, waarvoor hij (uit voorraad?) een nieuwe klok leverde. | |||||||||||||||
Rooms-Katholieke kerk
Afb. 196. Hervormde kerk. Gedenksteen met de wapens van Ds. C. van Coeverden en koster-schoolmeester G. van Riemsdyk (opn. 1976).
Aan de Molenstraat, hoek Pastoor Schoenmakersstraat, staat de aan St. Willibrord toegewijde r.k. parochiekerk, gebouwd in 1916-1917 naar ontwerp van architect W. te Riele Gzn. in een laat-neogotische stijl (afb. 199-204).
Bronnen
| |||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||
Afb. 197. Hervormde kerk. Avondmaalsbeker, mogelijk Willem Lesier, Nijmegen, 1622 (opn. 1976).
Geschiedenis Van de middeleeuwse parochiekerk van Leeuwen (Boven- èn Beneden-Leeuwen) is zeer weinig bekend. Zij was toegewijd aan de H. Aldegundis, een heilige abdis die leefde in de 8ste eeuw, maar pas in 1161 heilig is verklaard. Haar cultus is in het rivierengebied vooral vanuit Emmerik verspreid. In 1225 werd het Xantense kapittel door de Keulse bisschop Heinrich 11 bevestigd in het bezit van de kerk, die waarschijnlijk een 12de-eeuwse stichting is. Leeuwen was reeds in 1308 bij het Xantens kapittel ingelijfd en de proost bezat vanouds het begevingsrecht. Vermeld worden een O.L. Vrouwe-altaar en vicarieën ter ere van de H. Nicolaas en de H. Antonius Abt. De kerk is mogelijk gebouwd op grondgebied dat toebehoorde aan het huis Leeuwen op den Berg (zie blz. 173). Volgens de overlevering zou de kerk gestaan hebben op de plaats van de grote waai bij de Hervormde kerk, totdat zij het slachtoffer werd van een dijkdoorbraak. Dat zij in de waai zou zijn verzwolgen, is op zijn minst twijfelachtig, aangezien men in 1753 bij de bouw van de Hervormde koepelkerk aan de dijk nog over de middeleeuwse klok blijkt te beschikken. In elk geval is het oude gebouw door het watergeweld onbruikbaar geworden. De kerk behoorde sinds 1609 aan de hervormden die met die van Puiflijk een gecombineerde gemeente vormden. Sedert de Hervorming waren de katholieken van Leeuwen deels verbonden met Puiflijk en deels met Wamel. In 1796 werd Leeuwen weer een zelfstandige parochie onder pastoor Gerardus van der Sandt. Men kerkte aanvankelijk in een boerenschuur. In 1800 werd voor f 13000, - een schuurkerk met pastorie onder één dak gebouwd. In 1836 werd zij vervangen door een Waterstaatskerkje met een pastorie, die aan de Waalbandijk ten westen van de Waterstraat werd gebouwd. Deze kerk aan het Boveneind, die de kroon zette op het pastoraat van Franciscus Verploegen, was zowel voor Bovenals Beneden-Leeuwen bestemd. Het was een driebeukig gebouw van zes traveeën lengte, voorzien van een ingebouwde torenpartij en een koor met nevenruimtes. Inwendig bezat de kerk zuilen op hoge piëdestallen en ringkapitelen. Het tongewelf van het middenschip rustte op een kroonlijst; in de zijbeuken waren vlakke plafonds. De kerk die nog bekend is uit oude ansichten, werd gebouwd onder supervisie van ir. H. Fijnje met een rijkssubsidie van f 11 000, -. De aanbesteding vond plaats op 29 februari 1836 en werd aangenomen voor de som van f 14 475, - door Harmen de Kok, meester timmerman uit Afferden. De totale kosten bedroegen f 16 646,95 met uitzondering van de vloer en het pleisterwerk, die pas in 1840 werden aangebracht. In 1847 werd op kosten van de burgerlijke gemeente in de toren een uurwerk geplaatst door uurwerkmaker P. Oppers uit Leuth, maar dat is in 1908 vervangen. In 1868 schonk kerkmeester Zeger Smits een torenklok van 276 pond, die hij had besteld bij Petit en Fritsen in Aarle-Rixtel. Deze klok is later versmolten, omdat de toonhoogte niet overeenstemde met de nieuw aangekochte klokken. Op 5 februari 1916 ontstond een brand achter het hoogaltaar van de toen tachtigjarige kerk. Zij leed een dusdanige schade, dat men herstel niet meer zinvol achtte. Temeer daar in 1899 in Beneden-Leeuwen een nieuwe kerk (zie blz. 180) was gebouwd, besloot men tot nieuwbouw op een terrein aan de Molenstraat in Boven-Leeuwen, dat reeds jaren voordien door een broer van de toenmalige pastoor C.P.J. Schoenmakers met het oog op een eventuele nieuwbouw was geschonken. Architect Wolter te Riele, die na opname van de brandschade van de Waterstaatskerk had geadviseerd om een nieuwe kerk te bouwen, maakte het ontwerp waarvan het bestek en enige tekeningen bewaard zijn gebleven. In september 1916 werd de bouw aanbesteed. Het werk werd gegund aan Marinus van Heck uit Leeuwen, die had ingeschreven voor f 108 650, -. Op 29 april 1918 werd de kerk geconsacreerd. Reeds in 1921 traden ernstige gebreken aan het licht, die werden toegeschreven aan de kalkarmoede van het gebruikte cement en het daarin verwerkte klapzand, dat afkomstig was uit de afgegraven molenbelt. Ook het toezicht zou onvoldoende zijn geweest. De toren bleek veel te zwaar en stond in 1922 na een storm op instorten. Hij moest ongeveer 9 m worden verlaagd. Afbeelding | |||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||
Afb. 198. Kadastrale situatie van de r.k. kerk e.o. aan de Molenstraat.
Afb. 199a-b. Twee ontwerptekeningen van de door W. Te Riele Gzn. in 1916-1917 gebouwde r.k. kerk van St. Willibrordus met de pastorie. n.d.b., Amsterdam.
199a en b geven de oorspronkelijke toestand weer. Bij de verlaging werd de torenspits op een betonnen rooster geplaatst. De pijlers en de bogen zijn met deugdelijke specie hersteld en de kapconstructie die te licht was en helemaal ten laste van de muren en gewelven kwam, is verbeterd. Door het Parochiaal Kerkbestuur werd een procedure aangespannen tegen architect en aannemer op 15 april 1922, aanhangig gemaakt bij de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven. Op 30 juni 1923 werd vonnis gewezen ten gunste van het kerkbestuur. De aannemers Marinus van Heck en Gijsbertus van Heck uit Alphen moesten een som van f 11 324,52 aan de aanbesteder betalen en de architect een bedrag van f 17 919,86. De watersnoodramp van 1926 heeft kort daarop het kerkgebouw opnieuw ondermijnd, maar financiën voor herstel ontbraken. In 1932 kon een restauratie van kerk en pastorie worden gerealiseerd onder technische leiding van architect J. van Halteren, bekostigd uit giften uit het Grewen-Fonds en de opbrengst van een door pastoor R. Dekkers uitgeschreven loterij. Bij deze restauratie werd het priesterkoor grondig aangepakt en werden de binnenmuren van de kerk uitgebroken en vervangen.
Ga naar margenoot+ De kerk is opgetrokken in rode baksteen voor de buitenhuid en inwendig grotendeels als schoon werk behandeld in een lichtgele baksteen in halfsteens verband en staand verband in pijlers en scheibogen; ook de ribben zijn van baksteen. Er is slechts natuursteen toegepast bij de baldakijnen en consoles tegen de schippijlers en in het priesterkoor.
Ga naar margenoot+ In plattegrond (afb. 201) en opbouw heeft W. te Riele een symbiose tot stand willen brengen tussen bouwkunsthistorische ruimtevormen uit het romaans en de vroege gotiek, die op een zeer persoonlijke wijze zijn verwerkt. Een opmerkelijk verschijnsel is het in de breedte uitwerken van een in wezen primair op de lengte-as gerichte compositie. De lengte-as van de kerk loopt van zuidwest naar noordoost, waarbij de koorpartij naar het noordoosten is gericht. De kerk heeft een driebeukig schip, waarvan de hoofdbeuk bestaat uit twee vierkante traveeën met stergewelven en twee halve traveeën aan weerszijden. Deze halve traveeën zijn ruimtelijk veel hoger en vormen een soort | |||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||
Afb. 200. De kerk met de in 1922 wegens bouwgebreken verlaagde toren (opn. 1976).
Afb. 201. Opmetingstekening van de kerkplattegrond met de sacristie.
| |||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||
Afb. 202. Het interieur van de kerk met de nog beschilderde gewelven naar opname in het Te Riele-archief. n.d.b., Amsterdam.
Afb. 203. Het middenschip van de kerk gezien in de richting van de onderbouw van de toren en de toegangstravee (opn. 1976).
Afb. 204. Het kerkinterieur gezien naar het priesterkoor (opn. 1976).
afsluitende dwarsblokken bij het schip. De zijmuren manifesteren zich uitwendig als een soort transeptarmen die echter niet buiten de breedte van het middenschip uitsteken. Aan de ingangszijde wordt het schip voorafgegaan door een toegangsportaal met flankerende devotiekapellen; aan de noordoostzijde volgt een koortravee met een driezijdige sluiting. De zijbeuken worden gevormd door zes vierkante traveeën met kruisribgewelven, waarbij de middelste traveeën, de derde en vierde in successie, in de breedte zijn verdubbeld en ruimtelijk zijn samengebracht onder een omvangrijk gewelf, dat eenzelfde oppervlakte beslaat als de twee grote middenschipstraveeën. Door deze compositie is de lengte van het schip minus ingangspartij en priesterkoor gelijk aan de grootste breedte van het schip. Aan het einde van de zijbeuken bevinden zich driezijdige sluitingen van de zijkoren, in de vorm van halve zeshoeken. In het verlengde van de linkerzijbeuk bevindt zich de zeshoekige doopkapel. Aan de overliggende zijde een traptoren die toegang geeft tot het zangkoor boven de ingangspartij.
Ga naar margenoot+ Uitwendig vertoont de kerk door het bewust gewilde spel van gevels en daken een cumulatief karakter, dat de inwendige compositie niet zonder meer verraadt, doch eerder versluiert (afb. 200). Het schip met de smalle afsluitende traveeën, die als onderbouw voor de grote toren en de angelustoren dienen, vormt het centrale blok waaromheen de zijbeuken, ingangspartij en het koor zijn gegroepeerd. De zes zijbeuks- | |||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||
traveeën zijn twee aan twee bijeengetrokken en overkapt door zadeldaken die met hun nok dwars op de middenbeuk staan. De topgevels worden op de hoeken geschraagd door steunberen en in het midden door een haakse contrefort. De gevelvelden zijn door blindnissen geleed en per travee van een spitsboogvenster voorzien. De vensterpartij in het ingangsblok is iets rijker van vorm en bestaat uit vier lancetten. De stergewelfde middenbeukstraveeën ontvangen licht door ronde vensters in de niet door dwarskappen van de zijbeuken belende muurgedeelten van het middenschip. Ook de pseudotransepten van de hoofdbeuk worden door vensters verlicht. Het koor heeft een meer conventionele vorm, verlicht door spitsboogvensters met vorktraceringen. Door de afbraak van de hexagonale toren mist de kerk de oorspronkelijke klokkeverdieping en heeft het uiterlijk ingeboet.
Ga naar margenoot+ Het interieur van de kerk is door de veelheid van ruimtelijke vormen en de gecompliceerde gewelfvormen een goed voorbeeld van zeer persoonlijke verwerking van aan de gotiek ontleende bouwvormen (afb. 202-204). Het meest opmerkelijke is de brede, open vorm van het middenschip en de aansluitende, extra brede zijbeuk, die een centraliserende werking hebben. De oplossingen om de ingewikkelde gewelfpatronen uit pijlers en wanden te doen ontspruiten zijn niet overal even harmonisch. De kerk biedt door het wegnemen van de schilderingen op gewelfvelden en gepleisterde wanden boven triomfen scheibogen een versoberd aanzien.
Ga naar margenoot+ De kerk heeft een vrij omvangrijke inventaris, waarin naast enige oude mobilia, afkomstig uit de Waterstaatskerk, de grote reeks beelden, voornamelijk uit het atelier van M. van Bokhoven uit Den Bosch, en de series glas-in-lood vensters opvallen. Pronkstuk is het middeleeuwse Madonnabeeld.
Ga naar margenoot+ Hoogaltaar (afb. 204). Tombe van kalksteen, retabel van eikehout; gepolychromeerd; door M. van Bokhoven en Zonen naar ontwerp van W. te Riele Gzn, 1918. Op de voorzijde van de tombe drie reliëfs: de zevenarmige kandelaar - Christus-monogram - ark van het Verbond. Retabel met vier reliëfs: Antonius preekt voor de vissen - Antonius en het wonder van de ezel - Willibrordus predikend - Willibrordus tot bisschop gewijd. Bij gesloten luiken op de beschilderde panelen vier heiligen met bijzondere relatie tot de Eucharistie: Leonardus van Veghel met hostie, palm en strop - Nicolaas Pieck, met kelk, palm en strop - Juliana van Luik, met kelk en boek - Clara, met ciborie. Als bekroning een rondboog met aan de bovenzijde twee gevleugelde engelen die een baldakijn dragen en aan de voet van de boog zittend de vier evangelisten met hun symbolen; op de boog staat de tekst: ‘ecce tabernaculum dei cum hominibus’. n.b. Het altaar is blijkens een serie calques en blauwdrukken, in het n.d.b. te Amsterdam (collectie Te Riele), door de architect in 1917 ontworpen, maar voor wat betreft de detaillering van de retabel gewijzigd uitgevoerd. Maria-altaar. Tombe met daarop Mariabeeld, hoogte 140 cm; kalksteen; door Charles Vos, Maastricht; 1934. Maria is gezeten met het Kind op haar schoot; zij is gesluierd. Van een ouder Maria-altaar zijn nog de beelden van David en Isaïas over (zie blz. 162, onder beelden). Jozefaltaar. Tombe met beeld van Jozef, hoogte 160 cm; kalksteen; door Charles Vos, Maastricht; 1934. Jozef is gezeten en het Kind Jezus staat voor hem met boekrol.
Ga naar margenoot+ Preekstoel. Eikehout; door F. Smits, meester-schrijnwerker, Cuyck; 1865. Zeszijdige voet met ajour panelen; zeszijdige kuip met rondboognissen waarop in hoog reliëf de staande beeltenissen van Christus als Goede Herder en de vier evangelisten, alsmede op de deur Willibrordus als bisschop in buste. De trap is vernieuwd. Het van een beeld voorziene klankbord ontbreekt. - Literatuur. Registrum Memoriale 1851, blz. 22.
Ga naar margenoot+ Doopvont. Hoogte 140 cm; zwart marmer, metalen deksel; 1852. Vierkant, geprofileerd voetstuk; achtzijdige balusterstam; ronde zich naar boven verbredende vont; deksel met twee parelranden, bekroond door bol met kruisje. - Literatuur. Handelingen van het kerkbestuur. | |||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Twee biechtstoelen. Eikehout; 1851, verfraaid 1852. Driedelig front met vlak middendeel en kwartcirkelvormig gebogen zijgedeelten, die van elkaar zijn gescheiden door pilasters met composiete kapitelen. Op de zijdeuren van een biechtstoel ajour panelen met ihs-monogram; bij de andere panelen met kruis, anker en hart als symbolen van geloof, hoop en liefde. Op de kroonlijst eikeloof en tiara met sleutels. De zijdeuren worden op zolder bewaard. - Literatuur. Register Handelingen van het kerkbestuur, onder 1851.
Ga naar margenoot+ Maria met Kind (afb. 205). Hoogte 115 cm; eikehout, afgeloogd; vermoedelijk door of uit de omgeving van Arnt van Kalkar; xv d; gotisch. Gerestaureerd en van neogotische polychromie ontdaan in 1976 door H. Mares, Maastricht. Maria, staande, draagt op beide handen het bijna liggende Kind. Het kleed van Maria valt in zware hoekplooien tot op de grond en heeft boven aan de hoekig uitgesneden halsopening een geplooid kraagje. De mantel over haar schouders wordt door de rechterarm even opgenomen. De haren met middenscheiding vallen naast haar gelaat in golven naar achter en vervolgens in strengen over de schouders. Het in tuniekje geklede Kind heft zijn rechterhand in zegengebaar en houdt in de linkerhand een wereldbol, daarbij ondersteund door de rechterhand van zijn moeder. n.b. Het beeld dat tot het oud bezit van de ongedeelde parochie Leeuwen behoorde werd in de nacht van 27 op 28 mei 1980 ontvreemd; terecht gekomen bij een bona-fide antiquair te Hönnepel (Kreis Kleve) werd het daar gevonden en na een getroffen regeling op 27 juni 1980 teruggeplaatst in de kerk. Zie schema, afb. 206, nr. 17. - Literatuur. Cat. Eindhoven/Utrecht/Maastricht 1953 (Onze beeldhouwkunst der late middeleeuwen), nr. 40; Cat. Amsterdam 1958 (Middeleeuwse kunst der Noordelijke Nederlanden), nr. 357; Cat. Utrecht 1962 (Beeldhouwkunst van de middeleeuwen tot heden), blz. 107.
Afb. 205. r.k. kerk. Maria met Kind, vermoedelijk door of uit de omgeving van meester Arnt van Kalkar, 4de kwart 15de eeuw (opn. 1981).
Twee beelden, afkomstig van voormalig Maria-altaar. Hoogte 100 cm; zacht hout, gepolychromeerd; Fr. Kuipers, Den Bosch; 1880; neogotisch. Op sacristiezolder. 1 David, als koning, staande, met boekrol waarop de tekst: ‘Noemde u geslot deur - d.h. waard all. o.a. god 1 vitg’. 2 Isaïas, staande, met banderol waarop de tekst: ‘noemde u v.o. maagd. d.f. arke.t.ik.d.heerlijk’. - Literatuur. Memoriale parochiae van 1851, blz. 24. H. Hart van Jezus. Hoogte 160 cm; hout, gepolychromeerd; gesigneerd J. Thissen, Roermond; 1880 (zie schema, afb. 206, nr. 21). H. Hart van Maria. Als voornoemd beeld (afb. 206, nr. 22). - Literatuur. Registrum Memoriale 1851, blz. 24. Antonius van Padua. Hoogte 130 cm; hout, polychromie afgeloogd; M. van Bokhoven en Zonen, Den Bosch; 1918. Staande heilige, gekleed in Franciscaans habijt, met monstrans in zijn handen en een ezel aan zijn voeten. (afb. 206, nr. 19). Serie van tien beelden (afb. 204). Hoogte circa 110 cm; kalksteen; M. van Bokhoven en Zonen, Den Bosch; 1919. Opgesteld in de koorsluiting en tegen de schippijlers (zie Schema, afb. 206, nrs. 1-10).
- Literatuur. Registrum Memoriale 1871, blz. 27. Theresia. Hoogte 113 cm; hout, gepolychromeerd; gesigneerd: M. van Bokhoven en Jonkers, Den Bosch; circa 1930. Staande heilige met kruis en rozen. Willibrordus. Hoogte 120 cm; hout, gepolychromeerd; gesigneerd: M. van Bokhoven en Jonkers, Den Bosch; circa 1930. Staande heilige in bisschopsgewaad met kerkmodel (afb. 206, nr. 18). Caecilia. Hoogte 70 cm; hout, gepolychromeerd; circa 1918; neogotisch. Afgebeeld met orgel en palmtak als attributen. In de sacristie. O.L. Vrouw van Lourdes en Bernadette. Hoogte van de beeldgroep 220 cm; steen; | |||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||
Charles Vos, Maastricht; 1934. Staande, gesluierde Maria met gevouwen handen en rozenkrans; voor haar de knielende Bernadette Soubirous; op het voetstuk de tekst: ‘ik ben de onbevlekte ontvangenis’ (afb. 206, nr. 16). - Literatuur. Registrum Memoriale 1871, blz. 332.
Ga naar margenoot+ Triomfkruis met Maria en Johannes. Christusbeeld, levensgroot; hout, gepolychromeerd; beelden van Maria en Johannes: hoogte 120 cm; kalksteen; M. van Bokhoven en Zonen, Den Bosch; 1919. Zij passen in de bovengenoemde serie van tien engelen en heiligenbeelden (zie Schema, afb. 206, nrs. 11-13). - Literatuur. Registrum Memoriale Parochiae, blz. 27. Kruisbeeld. Hoogte 40 cm; hout, wit geverfd; midden xix. Kruisbeeld. Hoogte 165 cm; hout, afgeloogd; xix a. Eertijds gebruikt als kerkhofkruis. Passiekruis. Hoogte 160 cm; hout, zwart en goud geverfd; xix c. Met lijdenswerktuigen. Processiekruis. Hoogte 64,5 cm; gegoten koper; xix c. Onder aan de voet van het kruis een vaas met guirlandes; de balken eindigen in een schelpmotief; in de viering van de balken een stralenkrans. Processiekruis. Hoogte 64,5 cm; gegoten koper; 1894. Onder de voet van het kruis een ajour afgeplatte bol met uitstekende rozetknoppen; de balken eindigen in een ajour vierpas waarin franse lelies; in de viering van de balken palmetten. - Literatuur. Registrum Memoriale 1851, blz. 25. Altaarkruis. Hoogte 53,5 cm; geel koper; xix c. Driezijdige voet op bladmotieven; op de zijden in ovaal medaillon Vader, Zoon en Geestesduif; de onderzijde van het kruis is vaasvormig met langgerekte knorren; de balken eindigen in een ornament. Bij dit kruis behoort de op blz. 166 genoemde serie van negen kandelaars.
Ga naar margenoot+ De kerk is in de periode 1916-1919 volledig beglaasd door de glazenier W. Derix uit Goch. Een belangrijk deel is geschonken door bouwpastoor Schoenmakers en diens familie. Zie voor de plaats van de vensters het schema op afb. 206 (rechts), waarmee de onderstaande letter- en cijferaanduiding correspondeert.
Afb. 206. Schematische weergave van de plaats van de diverse in de tekst vermelde inventarisstukken en gebrandschilderde vensters.
| |||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||
Afb. 207. r.k. kerk. Twee heiligenfiguren uit de serie van gebrandschilderde vensters in de zijbeuken (opn. 1976).
Afb. 207a. St. Petrus. Afb. 207b. St. Christoffel. Priesterkoor. Vijf hoge lancetvensters met middenstijl (i-v): i Annunciatie, ii Geboorte van Christus, daarboven engelen en de profeet Osea in de vensterkop, iii Kruisiging, eronder Christus met de Emmausgangers, God de Vader met de Geestesduif in de vensterkop, iv Verrijzenis, erboven vier engelen met spreukband, alsmede de profeet Isaïas in de vensterkop, v Pinksteren. Mariakapel. Drie ongedeelde spitsboogvensters (vi-viii): vi Anna onderwijst Maria, vii Maria met het Kind op de arm, viii Joachim met staf en een mandje met twee duiven. Allen staande gestalten. Jozefkapel. Drie ongedeelde spitsboogvensters (ix-xi): ix Johannes de Evangelist met boek en adelaar, x Jozef met leliestaf samen met een engel die een model van de St. Pieter in Rome vasthoudt (Jozef als patroon der Kerk), xi Aartsengel Michael met zwaard en met een lans de draak dodend. Doopkapel. Drie kleine ramen (a-c): a Doop van Christus in de Jordaan, b Mozes laat de farao en de Egyptenaren omkomen in de Rode Zee, c Kindermoord te Bethlehem. Middenschip. Zeven vensters in de lichtbeukzone van de beide vieringen; driehoekvenster geflankeerd door rozetten (a) en zes spitsboogvensters (b-g): aDuif met twee kleine rozetten, b Willibrord, daarboven een engel met model van de kerk in Boven-Leeuwen, c Aldegondis, abdis, waarboven engel met achthoekig kerkmodel van de Hervormde kerk aan de Waalbandijk (Aldegondis is de patroonheilige van de middeleeuwse kerk van Leeuwen; Willibrord, de huidige patroon van Boven-Leeuwen). In de grote toren zijn vier evangelisten weergegeven, zittend op de schouders van de vier grote profeten (geïnspireerd op het zuider-transeptraam in de kathedraal van Chartres): d Jeremias en Lucas, e Ezechiël en Johannes, f Isaïas en Mattheus, g Daniël en Marcus. Zijbeuken. Zeventien spitsboogramen met bustes van de twaalf apostelen, de vier westerse kerkvaders en St. Christoffel (1-17): 1 Jacobus Minor, met knots, 2 Philippus, met kruisstaf, 3 Mattheus, met bijl, 4 Bartholomeus, met mes, 5 Simon, met zaag, 6 Thaddeus, met hellebaard, 7 Paulus, met boek en zwaard, 8 Petrus, met sleutel (afb. 207a), 9 Andreas, met X-kruis, 10 Thomas, met winkelhaak, 11 Johannes, met kelk en serpent, 12 Jacobus Maior, met boek en pelgrimsstaf waaraan een schelp hangt, 13 Augustinus, als bisschop met vlammend hart in rechterhand, 14 Hiëronymus, als kardinaal met boek en leeuw, 15 Christoforus, het Kind dragend (afb. 207b), 16 Ambrosius, als bisschop met bijenkorf, 17 Gregorius, als paus met boek en duif. Zangkoor. Vier spitsboogvensters waarin drie voorstellingen (xi-xiii) xi David, als koning met harp, xii Caecilia met engel, orgelspelend (twee lancetten), xiii Gregorius, als paus met boek en inspiratieduif.
Ga naar margenoot+ Veertien kruiswegstaties. Hoogte 100 cm, breedte 125 cm; gesigneerd Albert Servaes 1939, te St.-Martens-Latem (België). Alle staties zijn gecomprimeerd tot twee of drie hoofdpersonen die ten halven lijve zijn afgebeeld. De kruisweg van Boven-Leeuwen is een variant op een door Servaes voor een Trappistenklooster in Belgisch Luxemburg gemaakte serie staties. Pastoor R. Dekkers kreeg na aanvraag van de bisschop van Den Bosch, mgr. A.F. Diepen, toestemming Servaes de kruisweg te laten schilderen, mits alle staties aan zijn persoonlijke goedkeuring werden onderworpen. Dit laatste hield verband met het feit dat Servaes in de jaren '20 een kruisweg had geschilderd, die tot in de hoogste instanties in Rome was afgekeurd. De kruisweg werd geëxposeerd in Venetië in 1939. - Literatuur. Register van de handelingen van het kerkbestuur (begonnen 1845), onder 1939; Van Helvoort 1979 (Ms. G. te Riele), blz. 12-13. In het parochiearchief notities over de aanvankelijke bezwaren van mgr. Diepen aan Vicaris-Generaal Hendrikx; in het bisdomarchief correspondentie van Servaes met de bisschop.
Ga naar margenoot+ Maria met Kind. Hoogte 55,5 cm, breedte 45,5 cm; olieverf op doek; xix a. Ovaal medaillon in geprofileerde lijst. Maria, ten halve, met het naakte Kind op haar armen.
Ga naar margenoot+ Stralenmonstrans. Hoogte 87 cm, diameter voet 27,5 × 23 cm; zilver; geen merken; xixa; neobarok. Ovale voet met palmettenrand en grote acanthusbladeren, laurierfestoenen en twee omlijste ovalen op de welving; stam met laurierbladeren; over de stralen: onder de lunula engelenkopje tussen acanthusbladeren en voluten; rondom de lunula: takken, | |||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||
Afb. 208. r.k. kerk. Ciborie, zilver, door P.A. Theonville, 1799 (opn. 1976).
wingerdbladeren, druiventrossen en korenaren; boven de lunula: Geestesduif in stralenkrans; als bekroning Lam, liggend op kruis en verzegeld boek op laurierkrans, gedragen door engelenkopjes; hierboven een driehoek met Alziend Oog in stralenkrans. Ciborie (afb. 208). Hoogte met deksel 44,5 cm, zonder deksel 27,5 cm, diameter voet 16 cm; zilver, cuppa verguld zilver; merken: stadsteken klimmend bokje tussen bollen in schild (= Boxmeer), meesterteken pat in liggende rechthoek (= P.A. Theonville); 1799. Ronde, geprofileerde voet met grove parelrand, waarboven een krans van laurierbladeren; op de welving gedreven wingerdbladeren, druiventrossen en korenaren; stam met vaasvormige nodus met bladmotieven aan de onderzijde en guirlandes aan de bovenzijde; stam met parelrand; tegencuppa met gestileerde bladeren, afgezet met een sierrand; deksel met omwonden stengelkrans, op de welving voorzien van bloemfestoenen waaraan druiven en korenaren; als dekselbekroning een band, waarop een halve bol met stralenkruis, waartegen een doornenkroon. Inscriptie in de opstaande voetrand: ‘g.w. van elk 1799’. - Literatuur. Kalf 1906, blz. 400. Ciborie. Hoogte met deksel 48 cm, zonder deksel 31 cm, diameter voet 17,5 cm; zilver; merken: meesterteken wm5 in achthoek (= W.W. Manders, Eindhoven 1878-1905), jaarletter v (= 1880), lopend leeuwtje + 2, minervakopje. Ronde, geprofileerde voet met palmettenrand en cartouches op de welving, waarin de bustes van Willibrordus - H. Hart van Jezus - H. Hart van Maria; tussen de cartouches vruchtenfestoenen; peervormige nodus met lege cartouches en festoenen; tegencuppa met knorrenrand aan de onderzijde en daarboven drie volutencartouches, waarin kruis - anker - hart, tussen aren en druiventrossen. Geprofileerd deksel met drie lege volutencartouches tussen bladmotieven; als bekroning een platte bol met knorren en bladeren, waarop koperen kruisje met corpus. Ciborie. Hoogte 52 cm, zonder deksel 25 cm, diameter voet 20 cm; verguld zilver; merken: meesterteken J tussen twee kruisjes in zeshoek (= fa. Janssen en Co, Tilburg-Haarlem 1899-1922); leeuwtje + 2, minervakopje; ingeslagen in de voetrand: Janssen Co Holland; 1905; neogotiek. Zeslobbige voet met opstaand, opengewerkt randje; op de door een parelrandje omzoomde lobben reliëfvoorstellingen van God de Vader en de Geestesduif - Immaculata - de vier evangelisten met hun symbolen; zeszijdige stam met traceerwerk; grote platte nodus; tegencuppa met wingerdbladeren en druiventrossen, waardoor een tekstband loopt; deksel met op de welving bladmotieven en bekroond door een neogotische toren, waarin een H. Hartbeeldje en twee gevleugelde engelen met de Arma Christi; het topkruisje ontbreekt. Inscriptie op de voetrand: ‘Joseph, Henrica, Allegondis, Jacoba, Maria, Petrus × Maria v.d.W.d.d. fratri suo Cornelio Schoenmakers sac. jubilari 22 maii 1880-1905’. Geschenk aan pastoor Schoenmakers bij gelegenheid van zijn zilveren priesterfeest door zijn familie. Kelk (afb. 209). Hoogte 26 cm, diameter voet 16,5 cm; zilver; merken: stadsteken gekroond boompje (= Den Bosch), meesterteken hs gekroond (= Hubertus Sassen, Den Bosch vanaf 1778; Crooy 160), jaarletter k gekroond (1783), trembleerteken. Ronde voet met palmettenrand en een gelijkarmig kruisje op de gladde welving; tussen twee platte nodi van omwonden stengels een peervormige nodus met bladeren aan de onderzijde en langgerekte, holle knorren aan de bovenkant; onversierde, tulpvormige cuppa. Kelk. Hoogte 24 cm, diameter voet 16 cm; zilver; merken: v in gekroond schild (= import); 1854. Zeslobbige geprofileerde voet met opstaande ajourrand, waarin vierpassen; op de welving tak- en bladmotieven en een grove parelrand aan de bovenzijde; ajour tegencuppa van bloem- en bladmotieven. - Literatuur. Registrum Memoriale Parochiae, blz. 21. Kelk. Hoogte 26,5 cm, diameter voet 17,5 cm; verguld zilver; merken: meesterteken ah waarboven een kroon in vierkant (= A.P. Hermans, Eindhoven 1860-1879), jaarletter d (= 1863); leeuwtje + 2, minervakopje. Geschulpte geprofileerde voet; op de welving tussen drie voluten aan de onderzijde bladmotieven en aan de bovenzijde ingezette reliëfs: Avondmaal - graflegging - verrijzenis; neobarokke stam en nodus met drie gevleugelde engelenkopjes; tegencuppa met drie medaillons, waarin de door aren, rietpluimen en druiven omgeven bustes van Willibrordus - Petrus - Johannes. Volgens | |||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||
Afb. 209. r.k. kerk. Kelk, zilver, door Hubert Sassen, Den Bosch, 1783 (opn. 1976).
inscriptie met chronogram op de voetrand in 1863 geschonken door de pastoor: ‘parochia leoviae parocho donvm fecit’. Reliekhouder. Hoogte 16 cm, breedte 12 cm; zilver; geen merken; circa 1800. Rondom de ovale theka koperen eikels en eikebladeren; op stralen, die eindigen in bolletjes, een mijter, kromstaf en schep; als bekroning een kruisje. Reliekhouder. Hoogte 39 cm, diameter voet 13 cm; koper en zilver; merken: meesterteken tr onder vijfpuntige ster in ruit (= J.T. Rijsauw, Cuyck/Arnhem 1814-1824); haantje 2 in achthoek naar links, mannenkop naar rechts (= kantoorstempel 1812-1813); 1813; voet wellicht later. Ronde, geprofileerde voet; vaasvormige stam; ronde theka waarin kruisje; rond de theka een zilveren laurierkrans; over de stralen zilveren wingerdranken en druiventrossen, als bekroning een zilveren beugelkroon met kruisje. Bedieningspixis. Hoogte 8 cm, diameter oliedoosje 6 cm, diameter hostiedoosje 5 cm; zilver; merken: stadsteken een naar links springend bokje in schild (= Boxmeer); meesterteken pat (= P.A. Theonville); 1799. Pixis voor de H. Oliën versierd met bloemfestoenen tussen twee parelranden; hostiepixis met laurierbladeren en twee parelranden; als bekroning een kruisje. Inscriptie aan de onderzijde: ‘g.w. van elk 1799’. Wierookvat met scheepje. Hoogte vat 32,5 cm, diameter 14 cm; hoogte scheepje 13 cm, lengte 15 cm; verzilverd; 1854; neobarok. Vat: geschulpte, geprofileerde voet met schelpmotieven; op het lichaam tussen voluten gevleugelde cherubskoppen; deksel met opengewerkt ornament tussen c-voluten op het ingesnoerde gedeelte; als bekroning een vlammende knop. Scheepje: geschulpte, geprofileerde voet met schelpmotieven; op het lichaam bladmotieven; cherubskopje op het openslaande gedeelte van het deksel; als handgreep een krul. Wierookvat met scheepje. Hoogte vat 27,5 cm, diameter 13 cm; hoogte scheepje 9 cm, lengte 13,5 cm; geel koper; 1894; neogotiek. Vat: ronde, geprofileerde voet; glad lichaam met gekarteld randje aan de bovenzijde en een rand met opengewerkte vierpassen aan de onderzijde; torenvormige bekroning met vier dakkapellen; als bekroning een kruisbloem. Scheepje: Ronde geprofileerde voet; op het lichaam aan de bovenzijde een gekarteld randje; deksel met gekarteld randje en bladmotief in het midden; als handgreep aan beide kanten een ornament. - Literatuur. Registrum Memoriale begonnen in 1851, blz. 25. Missaalbeslag. Hoogte schilden 12,5 cm; verzilverd; 1874; neogotiek. Op de achthoekige schilden de voorstelling van respectievelijk een predikende en een celebrerende priester; in de hoeken een ornament; op de klampen aan de bovenzijde staat: ‘petrus van (de rest van het sluitstuk ontbreekt) 1824-1874’; aan de onderzijde: ‘petrus van zeeland 1821-1872’. - Literatuur. Registrum Memoriale begonnen in 1851, blz. 24.
Ga naar margenoot+ Lichtkroon. Hoogte circa 130 cm; geel koper; xix b. Twee zevenlichts vluchten; stam met vele insnoeringen en onderaan een bol; de armen zijn voorzien van een bladnodus, de ingesnoerde bobèches versierd met palmetten aan de onderzijde en knorren aan de rand.
Ga naar margenoot+ Vijf kandelaars. Hoogte 19,5 cm; gegoten brons; midden xv. Ronde, geprofileerde, hoge voet, die geleidelijk overgaat in de stam met afgeplatte knoop; de stam is onder de knoop zeszijdig en erboven rond. Vier kandelaars. Hoogte 109 cm; koper, vernikkeld; 1874. Driezijdige voet op klauwpootjes; op de hoeken een bladmotief; op de zijden de bustes van Christus, Maria en het Alziend Oog; balusterstam met acanthusbladeren; vaasvormige bobèche met laurierbladeren. Negen kandelaars. Hoogte 58 cm; geel koper; xix c. Driezijdige voet op bladmotieven; op de zijden de bustes van God de Vader, de Zoon en Geestesduif; het onderste gedeelte van de stam is vaasvormig, het bovenste gedeelte gecanneleerd; vaasvormige bobèche met knorrenrand. Bij deze kandelaars behoort het op blz. 163 vermelde altaarkruis. Twee zevenlichts kandelaars. Geel koper; 1886; neogotiek. Ronde geprofileerde voet die geleidelijk overgaat in de stam; aan de bovenzijde van de stam een bladmotief, waaruit de zeven armen ontspringen. | |||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Kroon voor een beeld. Hoogte 9 cm, diameter 14,5 cm; zilver; geen merken; midden xix.
Ga naar margenoot+ Wijwateremmer. Hoogte 24 cm, diameter 26 cm; koper; xix d; neogotiek.
Ga naar margenoot+ Lavabo. Hoogte reservoir 46 cm, breedte 28 cm; hoogte bak 15 cm, diameter 30 cm; koper; circa 1880. Reservoir: zeszijdig met brede achterwand; op de vijf zijden die in het zicht zijn een vierlobbig ornament; aan de bovenzijde driezijdig traceerwerk met bloemen; spits toelopend, met een kruisje bekroond deksel. Bak: zeszijdig, zich naar boven verwijdend model. | |||||||||||||||
Hervormde pastorieAan de Waalbandijk nr. 69 ten oosten van de Hervormde kerk staat de voormalige pastorie, die in 1907 naar ontwerp van architect G. Formijne is gebouwd door aannemer J.H. van Berghen uit Waardenburg. Bestek en tekening van dit huis bevinden zich in het Kerkarchief. Dit gebouw heeft twee voorgangers gehad op dezelfde plaats. Het oudste pastoriehuis, dat waarschijnlijk uit het midden van de 18de eeuw stamde, ging in 1855 door brand verloren. Op de fundamenten werd een nieuwe pastorie gebouwd naar plannen van architect D.A. Verbrugh uit Tiel; de bouw daarvan is uitgevoerd door Cornelis van Hellemondt uit Wamel voor de som van f 6345, -. Ook hiervan zijn bestek en tekeningen voorhanden. - Archivalia. Kerkarchief Ned. Herv. Gemeente Leeuwen, r.a.g. Arnhem, inv.nr. 135 (tekeningen en bestekken van 1855 en 1906). | |||||||||||||||
Rooms-Katholieke pastorieAan de Molenstraat nr. 37, achter de koorpartij van de r.k. kerk, staat de pastorie, een zeer royaal opgezet woonhuis, gebouwd naar ontwerp van architect W. te Riele Gzn. Het maakt deel uit van het in 1916-1917 gerealiseerde totaalplan van kerk en pastorie (afb. 199). Het op een onregelmatige plattegrond gebouwde huis heeft een indeling waarbij de belangrijkste vertrekken - pastoorskamer, woonkamer, eetzaal en aansluitende serre - links van de over de hele diepte van het huis lopende gang zijn gesitueerd en de kleinere vertrekken en keuken aan de rechterzijde. De vertrekken op de verdieping volgen deels uit deze indeling. De villa-achtige pastoorswoning is opgetrokken in baksteen; de toepassing van spitsbogige spaarvelden boven en terzijde van de vensters, topgevels boven de risalerende delen van de oost- en zuidgevel, en het met leien beklede dak typeren de functie van het gebouw. | |||||||||||||||
Huis te LeeuwenAan de Waalbandijk nr. 7 staan de overblijfselen van het adellijk Huis te Leeuwen, bestaande uit het als voorhuis van een boerderij dienstdoende 17de-eeuwse poortgebouw op het omgrachte burchtterrein en een gedeelte van een voormalig koetshuis op het voorterrein (afb. 210-219).
Bronnen
| |||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||
Afb. 210. Het Huis te Leeuwen gezien vanuit het zuidwesten, door C. Pronk in 1745 getekend naar een in 1732 gemaakte schets. Links het nog bestaande poortgebouw met de boogbrug. g.m., Arnhem.
Geschiedenis
Afb. 211. Het Huis te Leeuwen gezien vanuit het noordoosten, door C. Pronk, als afb. 210. g.m., Arnhem.
In de leenaktenboeken van het kwartier van Nijmegen wordt vanaf 1417 de belening vermeld van ‘Thuys to Lewen, met den tween voorgeborchten, met graven ende bongerden, ende met sestich hollantsche mergen landts daerto gehorende...’ Het is het huis dat Willem van Druten heeft doen timmeren omstreeks 1400. Na de Van Drutens is het huis in bezit van de familie van Bynsfeld (1452-1455). In 1455 is het verkocht aan Gadert van den Poll. Diens achterkleinzoon Herman van den Poll, gehuwd met Maria van Isendoorn, is de laatste mannelijke telg van dit geslacht op het Huis te Leeuwen. Men krijgt een beeld van het huis in zijn laat 16de-eeuwse staat op de uit 1571 daterende kaart van de ‘Middelweerte’ de tegenwoordige Drutense waarden (afb. 213). Hierop komt het onder de naam ‘Leuwenburch’ voor als een dubbelhuis met zadeldaken tussen getrapte zijtopgevels en arkeltorens op de hoeken aan weerszijden van de lange ingangsgevel; het geheel is door een gracht omgeven. Via de vrouwelijke lijn vererfde het huis op het geslacht Van Boetzelaer in 1596. | |||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||
Afb. 212. Het poortgebouw van het Huis te Leeuwen met boogbrug en huisgracht. Het 17de-eeuwse gebouw vormt het voorhuis van een hoeve op T-vormig grondplan.
Hermans dochter Gertrud van den Poll was gehuwd met Diedrix van den Boetzeler. Bij een boedelscheiding kwam het leengoed in 1635 in handen van Zweder van Boetzelaer, die in 1641 huwde met Johanna Adelheyt van Flodroff. Dit echtpaar heeft in 1654 tegen de westzijde van het middeleeuwse huis een nieuw, groot huis met poortgebouw binnengrachts en twee bouwhuizen daarbuiten laten bouwen. Het jaartal 1654 en hun namen komen voor op de poortomlijsting (afb. 214). Bij een vergroting van het leen in 1670 is in de omschrijving sprake van eerder uitgevoerde ‘timmeringen en melioratien aen den borch ende huys tot Leeuwen’. Het resultaat daarvan tonen de 18de-eeuwse tekeningen. In 1675 werden in de kelder van het huis tien priesters uit Maas en Waal gevangen gehouden; nog altijd spreekt men van de papenkelder. Via Zweders kleindochter Johanna Dorothea vererfde de bezitting op het geslacht Quadt van Wickrath en vervolgens op Van Wylick. In de periode 1715-1783 ging het huis achtereenvolgens over in handen van de graven van Flodroff, Van Styrum en Fleming. Het huis werd echter bewoond door rentmeesters. In 1728 was het de Xantense rentmeester Willem van Triest, die met verlof van de
Afb. 213. Het Huis te Leeuwen op een uit 1571 daterende kaart van de Middelweerte, getekend door de landmeter Cornelis van Berck. r.a.g., Arnhem.
bisschop ook een priester op het huis liet wonen. Een van de bijgebouwen buiten de gracht heeft ook jarenlang dienst gedaan als schuurkerk. Zowel de hervormden als de katholieken hebben er in de 18de eeuw gebruik van gemaakt. In 1783 werd het Huis te Leeuwen verkocht aan Adriaan Boeses, gehuwd met Anna Sybilla Haselkamp. Hun dochter, die was getrouwd met Mr. W. Engelen van Pijlsweert, liet het goed in 1816 veilen, maar Mr. Engelen en zijn zwager V.A. Boeses kochten het in 1826 terug. Inmiddels was het complex in 1819, behoudens het poortgebouw en een gedeelte van het noordelijke bouwhuis buiten de gracht, geheel gesloopt. In 1836 werd het goed verkocht aan de familie Krijnen, van wie het op de huidige eigenaar G.L.J. van der Grift vererfde. Het poortgebouw werd het voorhuis van een T-boerderij door de aanbouw van een 19de-eeuws bedrijfsgedeelte op de plaats van het vroegere voorplein. | |||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||
Afb. 214. Het poortgebouw van het Huis te Leeuwen; frontale gevelopname (opn. 1976).
Afb. 215. Opmetingstekening van de overblijfselen van het Huis te Leeuwen. Plattegrond van de kelder en de begane grond van het tot woning omgebouwde poortgebouw met het omstreeks 1840 toegevoegde bedrijfsgedeelte en dwarsdoorsnede over het poortgebouw.
| |||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Het poortgebouw is opgetrokken uit baksteen, die zich door een lichte bepleistering en sauslagen moeilijk nauwkeurig laat meten; baksteenformaat ongeveer 25 × 11,5 × 5,5 cm, 10 lagen circa 66 cm.
Ga naar margenoot+ Het poortgebouw vormt het voorhuis van het boerderijcomplex. Het heeft een langgerekte, rechthoekige plattegrond van circa 22,5 m bij 6-6,5 m. Het muurwerk buikt op sommige plaatsen wat uit. De oorspronkelijke indeling van dit zeer brede tamelijk ondiepe bouwlichaam, dat de gehele breedte van het 17de-eeuwse voorplein innam, bestond uit een poortdoorgang, geflankeerd door ruime vertrekken. De doorgang is bij de verbouwing tot woonhuis vestibule geworden; de vertrekken terzijde zijn onderverdeeld in een grote en een kleine kamer (afb. 215). Het woongedeelte loopt verder door in het aansluitende gedeelte van het driebeukig bedrijfsgedeelte. Daarin is een gedeelte van de woning, namelijk een keuken, gang en slaapvertrek opgenomen.
Ga naar margenoot+ Het met zijn voorgevel nog in het water van de gracht staande poortgebouw heeft een als risaliet gemetselde middenpartij, versierd met pilasters, hoofdgestel en tympaanbekroning. De pilasters zijn in gepleisterde baksteen uitgevoerd. De Ionische kapitelen, architraaf, kroonlijst en tympaanrand, alsmede de vulling van het gevelveld zijn van natuursteen. In het driehoekige gevelveld bevindt zich een vlak afgekapt wapenschild met gravenkroon op een cartouche-achtig fond, geflankeerd door hoornen van overvloed. Het schild vertoont nog sporen van een afgekapt wapenschild (afb. 214). Op de kraagsteen onder het wapenschild staan de namen van Zweder van Boetzelaer en diens echtgenote gebeiteld: ‘assvervs a boetzelaer et / iohanna altea a flodrroff’. In de blokken van het fries boven de kapitelen staat: ‘anno // 1654’. Ook aan de voormalige pleinzijde heeft blijkens sporen in de constructie een tympaan gezeten. De vroegere rondbogige poortdoorgang is nog herkenbaar aan de rollaag in het metselwerk met natuurstenen imposten en boogblokken. In de vulmuur is een dubbele toegangsdeur opgenomen met bovenlicht, waarin een ijzeren levensboom, en een houten omlijsting met een door consoles gedragen kroonlijst, xix b. Aan weerszijden van de middenpartij en in de kopse gevels zijn zesruits schuifvensters aangebracht op de plaats van de 17de-eeuwse, die wat kleiner waren. Tussen de vensters in de voorgevel zijn dichtgezette ovale lichtopeningen of spaarvelden waarneembaar. Op de tekening van C. Pronk (afb. 210) komen deze voor boven de vensterdorpels, waaruit blijkt dat de 19de-eeuwse vensteropeningen naar boven toe zijn vergroot. De dakvensters in het pannendak zijn 19de-eeuws evenals het klokketorentje, waarin een Engels klokje hangt. Voor het huis ligt een bakstenen brug op drie bogen als vaste verbinding over de gracht.
Ga naar margenoot+ De indeling van het interieur is nagenoeg symmetrisch (zie plattegrond, afb. 215). Aan weerszijden van de tot hal herschapen poortdoorgang bevinden zich kelderruimten. Die aan de noordzijde is toegankelijk vanuit de in de achterbouw ondergebrachte keuken. Hij wordt overkluisd door twee parallel in noord-zuidrichting lopende, segmentboogvormige tongewelven, die in het midden rusten op een scheidingsmuur, waarin twee doorgangen zijn gelaten. In het westelijk deel van de kelder zit een muurdam, waarschijnlijk het restant van een oudere kelderindeling. In de noordmuur bevindt zich het restant van een stenen trap, die eveneens op een oudere indeling wijst. De zuidelijke kelder- of kruipruimte is toegankelijk via een luik in de kamervloer, maar tijdens het onderzoek niet toegankelijk. Op de begane grond is de indeling als volgt: kleine vertrekken naast de met witte en zwarte tegels belegde hal, en grote kamers aan de uiteinden, bereikbaar via verbindingsgangen achter de kleine vertrekken. De grote kamers hebben 19de-eeuwse schoorsteenmantels; die aan de noordzijde is voorzien van een houten boezembetimmering. In de kamers zijn deels weggetimmerde houten balkenzolderingen en lage lambrizeringen. De zolderverdieping toont een grotendeels uit de bouwtijd daterende kapconstructie van dekbalkjukken met kromme spantbenen, schaarspanten en deels rondhouten sporen. De plaats van de vier 17de-eeuwse dakvensters is nog herkenbaar. | |||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||
Afb. 216. Restant van het buiten de huisgracht gebouwde noordelijke bijgebouw (opn. 1976).
Afb. 217. Plattegrond van het bijgebouw met reconstructie van de zuidgevel aan de pleinzijde.
Ga naar margenoot+ Ten noordwesten van het poortgebouw staat op het voorterrein, aan de voet van de Waalbandijk, het in wit gesausde baksteen opgetrokken en met een rieten schilddak gedekte restant van een der beide bouwhuizen (afb. 216). Een schim van het gebouw in zijn vroegere omvang is te zien op de tekening van C. Pronk van het huis aan de achterzijde (afb. 211). Een dergelijk bijgebouw heeft blijkens een door M.J. de Man tussen 1806 en 1811 getekende geniekaart, aanwezig in het a.r.a. Den Haag, en volgens het kadastraal minuutplan (afb. 218) ook aan de zuidzijde van de oprijlaan gestaan. Het gebouw is lange tijd gebruikt als koetshuis en stalling; hier of in het geheel verdwenen pendant is in de 18de eeuw ook gekerkt (zie blz. 151 en 169). Ondanks veranderingen is de oorspronkelijke venster- en deurindeling nog herkenbaar. Het gebouw is aan de westzijde ingekort. Hier treft men geen hoekpilaster aan zoals op de zuidoosthoek, maar loopt het muurwerk links van de daar aanwezige gewone muurdamverzwaring even door. In de nog vier traveeën brede zuidgevel zijn in de eerste en derde travee dichtgezette vensters te zien en in het tweede vak een dichtgemetselde deur, die bij de 17de-eeuwse opzet horen; aan de noordzijde bevinden zich een venster en twee rondbogige stalpoorten; de indeling van de oostmuur is door later ingebroken staldeuren verstoord. Inwendig is de oorspronkelijke indeling verdwenen.
Ga naar margenoot+ In zijn oudste vorm zal het Huis te Leeuwen, zoals Willem van Druten het heeft laten bouwen aan het einde van de 14de eeuw, hebben bestaan uit een dubbelhuis met getrapte zijtopgevels en zakgoot in het midden, waartegen aan de noordzijde een lagere aanbouw stond. Het is waarschijnlijk gefaseerd tot stand gekomen. Het complex omvatte het op de tekening van C. Pronk weergegeven achterhuis (afb. 211), waarvan de laat 16de-eeuwse omvang is te zien op de kaart van landmeter C. van Berck (afb. 213). Het huis stond op een omgracht terrein, dat later plaats bood aan de 17de-eeuwse uitbreiding. Het omgrachte terrein had de oppervlakte van een gemiddelde hofstad. Een goede vergelijking bieden het omgrachte grondstuk van de naburige Vorstkamer in Boven-Leeuwen, de drie adellijke huizen in Wamel en de standplaats van het Huis te Druten, allen verdwenen, maar op het kadastraal minuutplan nog volledig aanwezig. Op de tekening van C. Pronk is aan de oostzijde van het complex duidelijk een buiten gebruik gestelde toegang te zien, gericht naar de Drutense kant. Het midden 17de-eeuwse huis is echter uitgebouwd naar de Leeuwense kant. Een bevredigende oplossing voor de aanduiding ‘met den tween voorgeborchten’ is visueel niet goed te duiden. De beide tekeningen van Pronk geven een omvattend beeld van de 17de-eeuwse uitbreiding. Tegen de achterzijde van het oude huis is een nieuwe, grote woning met een breedte van zeven traveeën gebouwd op een rechthoekig grondplan. De voorgevel van het onderkelderde en van een verdieping voorziene huis bezat een middenrisaliet met pilasterstelling en tympaan. Boven de vensters van de verdieping waren gebeeldhouwde festoenen aangebracht. Voor het huis lag een voorplein, dat was omsloten door het nog bestaande brede poortgebouw en verhoogde kademuren in de flanken. Het huis vertoonde qua aanleg veel verwantschap met het eenvoudiger Huis te Druten (afb. 82) en Klein Schoonenburg in Overasselt. Het Huis te Leeuwen was ongetwijfeld rijker van uitvoering. Het bedrijfsgedeelte van de huidige hoeve beslaat ongeveer de plaats van het | |||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||
Afb. 218. Het Huis te Leeuwen c.a. gelegen binnen de nog bestaande buitensingel volgens het kadastraal minuutplan.
Afb. 219. Gezicht op de overblijfselen van het Huis te Leeuwen vanuit het oosten vanaf de Noord-Zuidweg (opn. 1976).
voormalige binnenplein. Ter hoogte van het oostelijk gedeelte van de nog grotendeels aanwezige gracht en in het weiland daarachter moeten zich in de bodem nog de fundamenten van het hoofdgebouw bevinden.
Ga naar margenoot+ Van de oorspronkelijke tuinaanleg zijn weinig sporen over. De vroeg 19de-eeuwse situatie is bekend uit de geniekaart van M.J. de Man. Daarop zijn nog duidelijk sporen van de formele aanleg te herkennen voor en naast de omgrachte huisplaats, die evenals thans nog het geval is, wordt omgeven door een buitensingel. De bij het huis behorende percelen liepen nog verder oostwaarts dan de Noord-Zuidweg, waar men thans nog een bosperceel aantreft op de plek waar De Man een perceel met diagonale lanen tekent, in recente literatuur ten onrechte aangeduid als ‘sterrebos’. De meest indrukwekkende restanten van de oude aanleg vormen enige eeuwenoude kastanjebomen en rode beuken en de met haagbeuken afgezette oprijlaan, die vanaf de Waalbandijk na een haakse bocht recht op brug en poortgebouw toelopen. | |||||||||||||||
Voormalig Huis LeeuwenberghNiet te verwarren met het Huis te Leeuwen aan de Waalbandijk is het ‘Huis Leeuwenberch’, ook wel aangeduid met ‘Huis ende hoffstat tot Leeuwen op den berge’. Het complex moet hebben gestaan aan de Molenstraat, op de heuvel waarop de windmolen van Boven-Leeuwen heeft gestaan, ter hoogte van de latere Trambaan. Schutjes vermeldt dat bij de molen urnen zijn gevonden. Bij de bouw van de St.-Willibrorduskerk in 1916 is de veel klapzand bevattende molenberg afgegraven. Op het kadastraal minuutplan zijn al geen aanwijzingen van een oude bebouwing meer te vinden. Wel valt de afwijking in percelering in het gebied rond de molenberg op. Het goed wordt als Gelders leen vermeld vanaf 1402 en is dan in bezit van de heren van Leeuwen, die hier mogelijk hun stamhuis hadden. Op het bij de bezitting horende grondgebied zou ook de middeleeuwse parochiekerk hebben gestaan. Het huis op den berge kwam kort voor 1500 in handen van het geslacht Van Baex(en). Op een kaart van | |||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||
Afb. 220. Opmetingstekening van het schoolgebouw aan de Waalbandijk nr. 37, naar tekening van G. Formijne.
Afb. 221. Het voormalige schoolgebouwtje aan de Waalbandijk (opn. 1976).
Van Geelkercken van omstreeks 1640 komt het huis voor onder de naam ‘Baex’. In het leenregister is omstreeks 1680 sprake van ‘Leeuwenberch, een out, vervallen huys’, wanneer het leen wordt opgedragen aan Dr. Everart Harscamp. Gedurende de 18de eeuw is het leengoed grotendeels in handen van de familie Smits, maar door de afsplitsing van diverse percelen successievelijk gereduceerd tot het huis en de molen en een halve morgen grond. De belangrijkste percelen, met name de Berchacker, Boesinkheuvel en Nijelant, waren reeds lang vervreemd. Over het oude huis zijn geen bijzonderheden bekend. Wel bevindt zich in de topografische verzameling van het r.k.d. in Den Haag onder nr. p 1375 een pentekening in bister van een huis met het opschrift ‘Leeuwen’. Dit anonieme, ongedateerde, mogelijk 17de-eeuwse blad vertoont een riddermatig huis met trapgevels en een ronde hoektoren. Aangezien het beeld geen overeenkomst vertoont met het middeleeuwse gedeelte van het Huis te Leeuwen aan de Bandijk, ligt de toeschrijving ‘Leeuwenberch’ meer voor de hand. - Literatuur. Van Spaen iv (1805), blz. 92; Van der Aa vii (1846), blz. 155; Schutjes iv (1873), blz. 686-687; Reg. Leenaktenboeken 1924, blz. 115-117; Manders 1953, blz. 98; Idem 1982, blz. 104-105; Van Heiningen 1965, blz. 184-185. | |||||||||||||||
SchoolgebouwAan de Waalbandijk nr. 37 staat het 1837 gedateerde Leeuwense schoolgebouw (afb. 221). De oorspronkelijk uit een groot lokaal bestaande school met uitgebouwde toiletruimtes aan de achterzijde en een ingangspartij aan de lange oostzijde, wordt verlicht door grote rondbogige vensters in de kopse tuitgevels. In 1911 is de ruimte in twee klaslokalen verdeeld en de portaalruimte aan de oostzijde gebouwd door architect G. Formijne uit Tiel. Het schoolgebouw is opgezet volgens het standaardtype voor scholen van 50 leerlingen; van dit type zijn omstreeks 1825 bestek-tekeningen als voorbeeld in roulatie (afb. 220). De plaatsing haaks op het dijklichaam maakte de bouw van een beperkt souterrain mogelijk. Het gebouwtje heeft in verband met veranderde
Afb. 222. Dorpsgezicht met enige voor Leeuwen karakteristieke huizen op de voorgrond. Molenstraat 17-19 en 21 (opn. 1976).
| |||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||
functie kleine wijzigingen ondergaan zoals het aanbrengen van kleine vensters in de westgevel. De plaats van de toiletkokers tegen de achterzijde wijkt af van het standaardplan. De oorspronkelijke indeling bood plaats aan 35 grote en 15 kleine leerlingen; er was een apart afgeschot vertrekje voor de onderwijzer, in de noordwesthoek van het lokaal met een eigen ingang, die in dichtgezette vorm nog aanwezig is. Van alle dorpsscholen in het Land van Maas en Waal is dit schoolgebouw het best bewaard gebleven.
Bronnen
| |||||||||||||||
BoerderijenBoven-Leeuwen heeft naar verhouding heel wat meer en gevarieerdere specimina van landelijke bouwkunst bewaard dan het aangrenzende Beneden-Leeuwen. Het agrarisch karakter van Boven-Leeuwen is veel evidenter, omdat het nauwelijks plaats heeft moeten maken voor industrie. Derhalve treft men aan de naar de Waal toelopende straten als Kampsestraat, Houtsestraat, Bernhardstraat en Florastraat boerderijen aan van de tweede helft 18de eeuw tot het begin van de 20ste eeuw. Er heeft een verdichting plaats gevonden. Ook aan de Waalbandijk staan verschillende opmerkelijke boerderijen en dijkhuizen.
Ga naar margenoot+ Bernhardstraat nr. 21. Boerderij van het hallehuistype met middenlangsdeel en dwarsgeplaatst voorhuis onder met riet gedekt schilddak, midden xix. In het vijf traveeën brede voorhuis met symmetrische gevelindeling zes- en vierruits schuiframen. Bedrijfsgedeelte onder afgewolfd zadeldak met riet en pannen gedekt.
Bernhardstraat nr. 37. Kleine boerderij op L-vormige plattegrond met de voorgevel gericht naar de Houtsestraat, xviii-xix. Wit gepleisterd voorhuis met zolderverdieping onder met riet gedekt schilddak. Het voorhuis is naar links uitgebouwd en heeft in de voorgevel twee zesruits schuifvensters links van de toegangsdeur en een kleiner venster rechts daarvan; zolderverdieping met twee vierruits vensters. Jongere achterbouw, waarin rechts onder opgewipt dakschild een kleine slagerswinkel is opgenomen.
Bernhardstraat nr. 6. Boerderij van het hallehuistype met middenlangsdeel en naar links uitgebouwd voorhuis met zolderverdieping onder met riet bekleed schilddak. In de voorgevel anker met het jaartal 1787. De voorgevel met zes- en vierruits schuiframen is vrij goed intact; het bedrijfsgedeelte en de zijgevels zijn voorzien van een moderne beklamping.
Bernhardstraat nr. 8. Boerderij met vijf traveeën breed voorhuis met verdieping, in eerste aanleg midden xix, en voorgevel van circa 1900.
Bernhardstraat nr. 32. Boerderij op T-vormig grondplan en middenlangsdeel. Voorhuis met zolderverdieping en met riet gedekt zadeldak tussen zijtopgevels; traveeverdeling met drie zesruits vensters links van de eenvoudige toegangsdeur en een dito venster rechts; zolderverdieping met twee kleine gedeelde vensters. Bedrijfsgedeelte onder afgewolfd zadeldak met pannen gedekt. Voorhuis circa 1800.
Ga naar margenoot+ Florastraat nr. 31. Boerderij op T-vormig grondplan met vijf traveeën breed, symmetrisch voorhuis onder met pannen gedekt schilddak; xix b. Voorhuis met verdieping, zesruits schuiframen met luiken. In de zijgevel dito vensters en ronde raampjes; deur met aardige smeedijzeren roosters. Op het erf schuur en wagenloods.
Florastraat nr. 33. Boerderij op T-vormig grondplan met drie traveeën breed voorhuis met lage verdieping onder met riet gedekt schilddak, xix. In het twee traveeën diepe voorhuis zes- en tweeruits vensters en paneeldeur. | |||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||
Afb. 223. Waalbandijk nr. 5. Herenboerderij ‘Vredenburg’ (opn. 1976).
Florastraat nr. 45. Wit gepleisterde boerderij onder afgewolfd zadeldak, in de voorgevel gedateerd 1780, doch al vroegtijdig in xx a gemoderniseerd.
In de Florastraat staan meer huizen, waarvan men de oude kern al aantreft op het kadastraal minuutplan, maar die door vergaande modernisering c.q. aanpassing aan 20ste-eeuwse wooneisen hun identiteit verloren hebben. Voorbeelden daarvan zijn Florastraat nr. 107 (gedesoriënteerde T-boerderij) en nr. 109 (verkneuterde keuterij).
Ga naar margenoot+ Houtsestraat nr. 6. Vijf traveeën breed voorhuis van een T-boerderij waarvan het bedrijfsgedeelte is verloren gegaan, midden xix op standplaats van oudere hoeve. Karakteristiek gelegen op enige afstand van de binnenbocht in de Houtsestraat, nabij de Bernhardstraat.
Ga naar margenoot+ Kampsestraat nr. 9. Boerderij op T-vormig grondplan met zes traveeën breed ondiep voorhuis met verdieping onder met riet gedekt schilddak; voorhuis is als volumen gaaf bewaard, maar de vensterindeling is gemoderniseerd.
Kampsestraat nr. 2. Gepleisterde T-boerderij met verdieping onder met riet gedekt schilddak. Vijf traveeën breed voorhuis met zesruits schuifvensters op de begane grond en twee kleine vensters op de zolderverdieping. Achterbouw onder met riet en pannen gedekt zadeldak. Op het erf twee schuren. Op de gevels moderne structuurpleisterlaag. Karakteristiek gelegen met de lange zijgevel aan de Houtsestraat.
Kampsestraat naast nr. 10. Houten schuur van het middenlangsdeeltype op stenen voeting, gedekt met pannen; circa 1800.
Kampsestraat nr. 12. Vernieuwde boerderij met in de voorgevel de jaarankers 1742.
Ga naar margenoot+ Aan de Molenstraat staan diverse T-boerderijen met een 19de-eeuws karakter. | |||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||
Molenstraat nr. 17-19. Voorbeeld van een aan de straat gelegen T-huis, waarvan het voorhuis tussen zijtopgevels zeer ondiep is, xviii b. Opmerkelijk als bouwvolume, maar door modernisering van de vensters in voor- en zijgevels verknoeid (afb. 222).
Molenstraat nr. 53. Boerderij op T-vormig grondplan met verdiept voorhuis tussen zijtopgevels. In het vijf traveeën brede en twee traveeën diepe voorhuis zesruits schuiframen. Voorhuis met schilddak. Bedrijfsgedeelte onder afgewolfd zadeldak, geheel gedekt met grijze pannen.
Ga naar margenoot+ Waalbandijk nr. 3. Boerderij van het middenlangsdeeltype met naar rechts uitgebouwd voorhuis met zijtopgevel, in de voorgevel gedateerd: 1744. Het met de voorgevel aan de voet van de dijk gesitueerde huis is xx c gerenoveerd. Op het kadastraal minuutplan komt het huis voor onder de naam ‘De Groene Weg’.
Waalbandijk nr. 5. ‘Vredenburg’ (afb. 223). Kapitale boerderij, waarvan de naam in de rechterzijgevel is aangebracht, xix c. Dwars geplaatst, vijf traveeën breed voorhuis met wit gepleisterde gevels, waarin een blokverdeling is aangebracht; symmetrische voorgevel met inpandig portiek en vensters met geprofileerde omlijsting in korfboogvorm met bekronend ornament; beganegronds T-vensters en op de verdieping tweeruits ramen. Voorhuis onder met riet gedekte schildkap en bedrijfsgedeelte met inspringende gevel, gedekt met riet en pannen. Op het erf vrijstaande schuur en klein bakhuis. De boerderij staat op het terrein van de voormalige tuin van het Huis Leeuwen.
Waalbandijk nr. 39. Kapitale boerderij met naar links uitgebouwd voorhuis tussen zijtopgevels, gedateerd op anker boven de deur 1812, maar vermoedelijk xviii. Voorhuis met zesruits schuiframen op de begane grond, vier ter linker zijde van de voordeur met houten deuromlijsting en twee vierruits vensters boven kelder rechts daarvan; op verdieping negenruits schuiframen in de voorgevel en vierruits in de zijgevel, waar beganegronds smalle vensters voorkomen (afb. 224). Bedrijfsgedeelte onder afgewolfd zadeldak met riet en pannen gedekt. Fraai gelegen in een bocht van de Waalbandijk. Vrijstaande schuur op het erf.
Waalbandijk nr. 43. Goed geproportioneerde T-boerderij met vijf traveeën breed voorhuis en lage verdieping, xix b, met later gemoderniseerde ingang met verdiept portiek en T-schuiframen. Dekking van riet op het voorhuis en van riet en golfplaten op het bedrijfsgedeelte.
Waalbandijk nr. 47. Boerderij met verbouwd voorhuis, waarin een anker met de oorspronkelijke stichtingsdatum 1769. Het voorhuis is van dwarshuis omgezet in een verhoogd woongedeelte onder zadeldak. Bedrijfsgedeelte onder afgewolfd zadeldak, met een beuk aan de oostzijde verbreed. Haaks ten opzichte van het hoofdhuis een vrijstaande schuur met afgewolfd zadeldak, gedekt met riet.
Afb. 224. Waalbandijk nr. 39 (opn. 1976).
|
|