Het Land van Maas en Waal
(1986)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 127. Kaart van de gemeente Horssen uit Kuypers Gemeente-atlas, 1867.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||
Horssen
| |||||||||||||||||||||||
De middeleeuwse dorpskerkDe middeleeuwse dorpskerk die na de bouw van de neogotische r.k. kerk aan de eredienst is onttrokken, staat vrij op het kerkhof aan de noordzijde van de Kerkstraat. Het gebouw, dat eertijds was toegewijd aan de H. Bonifacius, bestaat uit een middeleeuwse toren en koorpartij en een jonger schip, dat zijn huidige vormgeving in het begin van de 19de eeuw heeft gekregen (afb. 130-140). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 128. De kern van het dorp Horssen met de middeleeuwse kerk en het Huis Horssen volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
Bronnen
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 129. Dorpsgezicht vanaf het Kerkpad met de drie kerken. Van links naar rechts: de middeleeuwse dorpskerk, de neogotische r.k. kerk en de Hervormde kerk (opn. 1980).
Geschiedenis Over de oudste geschiedenis van de Horssense kerk is zeer weinig bekend zowel in schriftelijke bronnen als in materiële zin. De kerk was oorspronkelijk toegewijd aan de H. Bonifacius, maar zij kreeg na 1800 St. Antonius Abt als patroonheilige. De heren van Batenburg bezaten waarschijnlijk het collatierecht en waren in het bezit van de beneficiën, welke rechten later overgingen op de heren van Horssen. In 1242 wordt melding gemaakt van een pastoor, Theodoricus van Horssen genaamd, als getuige in een proces. De kerk zou in de 14de eeuw deels zijn herbouwd, maar nadere berichten dienaangaande ontbreken. De bouwgeschiedenis lijkt deze bewering evenwel te ondersteunen. Bij de oprichting van het kapittel in de St.-Victorskerk te Batenburg in 1444 werd Horssen hierbij ingelijfd. In 1474 wordt een aan St. Antonius Abt gewijd altaar genoemd, welke vermelding in 1589 wordt herhaald. Verder was er een Maria-altaar dat bij het Batenburgse kapittel was ingelijfd. In 1505 was een zekere Johannes Gotfridi pastoor. In 1515 was hij tevens pastoor van Maasbommel en kanunnik van het Batenburgse kapittel. Op 20 september 1566 richtte de hervormingsgezinde jonker Dirk van Batenburg met een aantal medestanders in de kerk vernielingen aan, waarover een ooggetuige enige | |||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 130. Dorpsgezicht met de oude kerk naar anonieme 18de-eeuwse tekening. g.m., Arnhem.
jaren later verklaarde, ‘dat alsoe die beelden gebroocken und die kerkcke van binnen gedestrueert is; ende dat sij die schoone taefferelen in der kercke, aan stucken geslagen sijnde verbrandt hebben, datter bijna die kercke af aengesteecken was’. Na een bezoek van de Bossche bisschop Lindanus aan Batenburg werd de orde hersteld. In 1609 zette de Hervorming door en vestigde zich Johannes Lotichius als eerste predikant in Horssen. Na de inval van de Fransen in 1672 werd de kerk korte tijd weer door de katholieken gebruikt. In 1674 moesten zij de kerk weer overgeven en slaagden zij erin een schuurkerk met pastoorswoning te bouwen aan de Rijdt. In 1800 werd de oude dorpskerk door de katholieke dorpelingen wettig genaast. Het inmiddels vervallen schip is met steun van een ingenieur van Waterstaat herbouwd; inwendig zijn stucplafonds aangebracht en ook de venstervorm is gewijzigd. In het begin van de 20ste eeuw was het kerkgebouw veel te klein geworden voor de groeiende parochie. Er waren plannen tot nieuwbouw. Uit 1908 dateren zowel de plannen tot vergroting van het bestaande gebouw door de van rijkswege naar Horssen gezonden architect W. Scheepens als de tekeningen voor een totale nieuwbouw naar ontwerp van architect C. Franssen (zie blz. 123, afb. 144-145). Scheepens' plan voorzag in een verbreding van het eenbeukige schip met zijbeuken. Het driebeukige schip zou worden opgedeeld in drie traveeën, die evenals de zijbeuken in steen met kruisribgewelven zouden worden overkluisd. Op de fundering van de schipmuren zou een op ronde en halfronde pijlers rustende arcadewand worden gezet. Om voldoende lichttoevoer te verkrijgen alsook voldoende hoogte projecteerde hij op de zijbeuken topgevels met zelfstandige dwarskappen. Ook de koormuur zou met bogen worden geperceerd naar twee nieuwe zijkapellen die met een stergewelf gedekt, aan de oostzijde van de zijbeuken zouden aansluiten. Architect Scheepens ontwierp een doopkapel aan de westkant van de noordelijke zijbeuk in de vorm van een 6/12 sluiting. Het plan voorzag ook in de uitbraak van een groot gedeelte van de oostelijke torenmuur om het hele portaal en het daarboven gelegen zangkoor optimaal bij de schipruimte te kunnen betrekken. Toen het kerkbestuur besloot om over te gaan tot de bouw van een geheel nieuwe kerk op een perceel ten zuiden van de oude kerk, werd het gebouw overgeleverd aan het spel der | |||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 131. De middeleeuwse kerk met robuuste bakstenen toren vanuit het zuidoosten (opn. 1908).
Afb. 132. De middeleeuwse kerk gezien vanuit het zuidwesten (opn. 1980).
elementen en de vernielzucht van de jeugd. Hoe snel alles achteruit ging bewijzen opnamen uit 1924 (afb. 136-137). In 1931 is aan het kerkschip met behulp van een rijkssubsidie het allernoodzakelijkste herstel uitgevoerd en een subsidie toegekend voor herstel van de toren. In 1937 restaureerde J. Franssen uit Roermond het priesterkoor. Men ging het oude gebouw nu gebruiken als parochiehuis en ontspanningszaal met een eenvoudige podiumconstructie in het koor. Met de bouw van een nieuw dorpshuis verviel in 1974 deze bestemming.
Ga naar margenoot+ De toren is opgetrokken uit rode baksteen waartussen enige donkere verglaasde koppenGa naar margenoot+ zijn verwerkt; het formaat bedraagt 28/26 × 12,5/13 × 6,5 cm, 10 lagen circa 80 cm. Aan het schip is gebouwd in baksteen, in kleur en formaat nagenoeg overeenkomend met het voor de toren gebruikte materiaal. Het koor is opgetrokken van baksteen en tufsteen in speklagen; tot aan de tweede versnijding boven het plint vertonen steunberen en de koormuren afwisselend drie à vier lagen donkerrode baksteen van het formaat 23 × 11/12 × 5 cm en twee tot drie lagen tufsteen van iets groter formaat, 27 × 14 × 6,5 cm.
Ga naar margenoot+ De kerk bestaat uit een in plattegrond bijna vierkante toren met een uitwendige omvang van 7,50 × 7,80 m. Het eenbeukige schip is in verhouding tot zijn lengte tamelijk breed met de inwendige maat van 13 × 9 m. Het koor bestaat uit twee traveeën met een 5/8ste sluiting; het bezit een inwendige breedte van 7 m en een lengte van 12 m.
Ga naar margenoot+ De toren bestaat uitwendig uit twee, vrijwel geheel gesloten, vlak behandelde geledingen met een plint en een bakstenen cordonlijst te halver hoogte. In de onderste geleding zijn aan de noord- en zuidzijde spleetvensters opgenomen die respectievelijk het torenportaal en de eerste torenverdieping verlichten. Boven de rondbogige ingang aan de westzijde is een klein venster aangebracht. In de tweede geleding zijn rondom gekoppelde galmgaten waarin natuurstenen deelzuiltjes met een dubbele schacht (afb. 131-132). Spits met leliekruis en haan (afb. 134). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 133. Opmetingstekening van de middeleeuwse dorpskerk met plattegrond, lengtedoorsnede en een viertal dwarsdoorsneden resp. over het koor gezien naar de sluiting (bb) en naar het schip (dd), alsmede over het schip gezien in de richting van het koor (cc) voor en na 1930.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Inwendig bevinden zich in het sedert de restauratie van 1931 ontpleisterde torenportaal aan de noord- en zuidzijde grote halfrond gedekte spaarbogen. In de velden daarvan zijn eveneens nissen uitgespaard met spleetvensters in het hart. De grote rondboog is ook aan de westzijde uitgevoerd als omraming van de ingangspartij. Aan weerszijden van de toegangsdeur zitten in de muur balkgaten en een slede voor het vergrendelen van de deur met een houten balk. Een eveneens rondbogige doorgang vormt de verbinding met het kerkschip. Een concentrisch gemetseld koepelgewelf, dat bij de restauratie van 1937 is hersteld, dekt het torenportaal. Op de verdieping is de wandgeleding vrijwel gelijk aan die in de torenvoet. Door het later aanbrengen van een tussenvloer is de oorspronkelijke ruimtewerking van deze 8,50 m hoge, met een koepelgewelf gedekte torenverdieping thans optisch niet meer te vatten. De tussenzolder rust op een moerbalk met sleutelstukken. Op de boven de gewelfde eerste torenverdieping volgt de klokkezolder. Hier staat een 17de-eeuwse klokkestoel van het tweejukkige type, die met jonger materiaal is versterkt.
Ga naar margenoot+ De torenspits is, behoudens secundaire herstellingen, van eiken en bevat drie tafelmenten, waarop flieringen rusten die de sporen steunen. Het onderste tafelment wordt gevormd door de horizontale balken van twee elkaar kruisende jukspanten (dekbalkjukken) en vier halve jukspanten daartussen. Ter verstijving zijn tussen de benen van de opvolgende jukspanten elkaar kruisende schoren aangebracht (Andreaskruisen). Midden op het tafelment staat een tot boven in de spits doorgaande koningstijl, die aan vier zijden is afgeschoord. Het tweede tafelment wordt gevormd door de horizontale
Afb. 134. Tekening van torenkruis en haan.
balken van acht halve jukspanten (eveneens dekbalkjukken), die in een krans om de koningstijl staan. Het bovenste tafelment bestaat uit acht balken tussen de hoekkepers en de koningstijl. Dicht onder het toppunt bevindt zich nog een krans van haanhoutjes tussen de hoekkepers en de koningstijl. De jukspanten zijn genummerd met gesneden telmerken (zie lengtedoorsnede op afb. 133). Gesneden inscriptie op een van de balken: ‘i verv / kerkmr’ en ‘Ren anno / 167.’.
Afb. 135. De kerk vanuit het oosten (opn. 1980).
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 136. Overzicht van de kerk aan de noordzijde (opn. 1924).
Afb. 137. De zeer verwaarloosde kerk voor de inrichting tot parochiehuis (opn. 1924).
Ga naar margenoot+ Omdat het kerkschip is opgetrokken uit rode baksteen die qua kleur en formaat aansluit bij het materiaal van de toren, steunberen ontbreken en geen enkel geledings- of versieringsmotief is aangebracht vertoont het mede door de rondboogvensters een ouder aanzien dan het in werkelijkheid heeft. In het midden van de noordmuur zijn de sporen van een dichtgezette toegang te zien; aan de westkant van de zuidmuur bevindt zich een toegang, die voor de restauratie van 1931 een in baksteen uitgevoerde omlijsting bezat. In het midden van de 18de eeuw bezat het schip, dat ook toen lager was dan het koor, volgens de aan D. van der Burg toegeschreven tekening spitsboogvensters. De aansluiting tegen de toren en tegen de westelijke steunberen van de koorpartij laat zien dat de schipmuren koud tegen deze oudere bouwleden aansluiten.
Ga naar margenoot+ Inwendig heeft het schip evenals buiten enige geleding. De door Franssen uitgevoerde restauratie hield een vernieuwing van de zoldering en de kapconstructie in. De 19de-eeuwse gestucte koof werd uitgebroken, maar tekent zich nog af op de triomfboogmuur boven de zoldering van het schip. Een tweede kleinere, gedrukte boog met brede rollaag is een in het zicht gebleven restant van de 19de-eeuwse triomfboog, die bij de verbouwing tot toneelzaal voor een deel moest worden dichtgezet toen men de huidige lage rondboog tussen schip en koor maakte. Tegen de triomfboogmuur zijn op de kerkzolder twee dakmoeten zichtbaar, een vlak onder de huidige kap en een tweede die wijst op een ouder en smaller schip. Tegen de toren is laatstgenoemde dakmoet niet aanwijsbaar. Op de kerkzolder is duidelijk te zien dat de westmuur van het schip koud aansluit tegen het torenlichaam.
Ga naar margenoot+ Het koor is rondom geschoord door tweemaal versneden steunberen. Het plint en de eerste versnijding lopen rondom door. Op het plint ligt een cordonlijst van Andernacher tufsteen. De versnijding op vensterbankhoogte bestaat uit een samenstelling van hol geprofileerde baksteen en een tufstenen lijstje. In de eerste koortravee aan de zuidzijde bevindt zich een volledig vernieuwd tufstenen poortje, gevat in een spitsbogige omlijsting met bakstenen tracering. Een dito nog origineel zandstenen poortje zit in de tegenoverliggende noordmuur, waar het uitwendig aan het oog is onttrokken door een tussen de steunberen gebouwde toiletgroep. De bakstenen vorktraceringen in de lancetvensters zijn tijdens de restauratie van 1937 nieuw aangebracht in plaats van neogotische natuurstenen exemplaren (afb. 135).
Ga naar margenoot+ Behoudens het reeds genoemde, fraai geprofileerde gotische poortje in de noordmuur en enige spaarvelden onder de vensters in de koorsluiting vertoont het koor niets vermeldenswaardigs in zijn wandopbouw. Een balkenzoldering vervangt de gestucte ribgewelven die nog op foto's uit 1908 en 1924 te zien zijn (afb. 138 en 146). De in 1937 verdwenen neogotische stucgewelven zullen in de tweede helft van de 19de eeuw wel in de plaats zijn gekomen voor een gekoofd stucplafond gelijkend op dat van het schip. Over de middeleeuwse afdekking van het koor is niets bekend. Gezien de steunberen is het aangelegd op een stenen dekking, maar het koor kan ook door een houten tongewelf zijn overkluisd. Sporen van muraalbogen en kolonnetten zijn - zo al aanwezig - verscholen achter de pleisterlaag. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 138. Het interieur van de kerk na de ingebruikname van de in 1910 gereedgekomen neogotische kerk (opn. 1924).
Afb. 139. Gotische deuromlijsting in de noordmuur van het priesterkoor (opn. 1980).
Ga naar margenoot+ Extra aandacht verdient de kapconstructie van het priesterkoor. Gezien het opmerkelijke karakter is zij door A. Warffemius en ir. G. Berends in 1979 nauwkeurig onderzocht. De kapconstructie is van eikehout en omvat vier spanten en twee halve spanten. De spanten, waarvan de meest westelijke een strijkspant is, zijn afzonderlijk genummerd, ofschoon de jukdekbalken verbonden zijn met de sporen daar ter plaatse. De jukdekbalken grijpen om de sporen heen, die ten behoeve van de houtverbinding iets versmald zijn en met toognagels zijn vastgezet. De telmerken zijn gesneden op de oostkant van de spanten en nummeren van west naar oost, waarbij de rechterzijde door een visje wordt gemarkeerd. Elk spant bestaat uit een dekbalkjuk met daarop een geschoorde makelaar die de hanebalkfliering draagt. De flieringen die op de jukdekbalken liggen zijn nieuw en liggen iets verhoogd ten opzichte van de oorspronkelijke. De windschoren zijn tegen de spantbenen gespijkerd, hetgeen ook met hun voorgangers het geval was. Alle sporen zijn bedoeld voor een tongewelf. Van onder naar boven vertonen zij respectievelijk een keep voor de gebogen standzoon, de ronding voor het gewelfbeschot met spijkergaten, een keep voor de schenkel, een keep op de zijkant voor het onderste haanhout (roosterhout) en twee kepen op de zijkant op korte afstand van elkaar voor het bovenste haanhout. Een van de sporen in het zuidoostelijk dakvlak van de koorsluiting is de naald geweest van een tongewelf. Ook de makelaars van het tweede en derde spant zijn overblijfselen van een naald. Sporen en naald lijken oorspronkelijk deel te hebben uitgemaakt van een tongewelfde kap zonder spanten. Een van de zoveel gespannen was blijkbaar van een makelaar voorzien waaraan de naald hing (zie voor reconstructie van een dergelijke kap afb. 140). Sporen en naald zijn in de huidige kap secundair gebruikt, maar wijzen op een vroeger aanwezige kapconstructie, die op basis van vergelijking met andere voorbeelden (de kap op het koor van de kerk in Kloetinge) omstreeks 1300 gedateerd kan worden. Ook op
Afb. 140. De kapconstructie boven het priesterkoor met aanzicht van de spanten, detail van de naald (a) en een overzicht van de aangetroffen telmerken.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||
de sporen staan telmerken, maar zij staan niet in volgorde (zie afb. 140 rechts). Door de grofheid van de houtnerf is een volledige determinatie van alle merken niet goed mogelijk. Op sommige sporen staan twee telmerken, meestal in de vorm van enkele strepen. De eerstgenoemde telmerken zouden kunnen behoren bij de oorspronkelijke toepassing van de sporen. In de vlakke zoldervloer zijn alleen vloerbalken zichtbaar onder de halve spanten van de koorsluiting. Hierin zitten kepen voor kinderbalken, waaruit men de conclusie zou kunnen trekken dat het koor evenals nu in oorsprong een vlakke zoldering heeft gehad. De huidige kap dateert waarschijnlijk van omstreeks 1400; het verbinden van jukdekbalk met sporen is een vroeg 14de-eeuws verschijnsel, terwijl het spijkeren van de windschoren tegen de spantbenen in de 15de eeuw gewoonte gaat worden. Ir. Berends heeft de mogelijkheid geopperd dat de sporen en de naald van de koorkap afkomstig zijn van het vroegere schip, waarvan men de dakmoet nog aantreft tegen de westzijde van de triomfboog. Dit schip heeft ongeveer de breedte gehad van het huidige koor.
Ga naar margenoot+ Alleen aan het koor van de Horssense kerk is op grote schaal tufsteen verwerkt. De toren en het schip zijn van baksteen. De toren is 14de-eeuws en het koor uit het midden van de 15de eeuw, maar het schip is ondanks zijn archaïsch uiterlijk en de baksteen van tamelijk groot formaat, 19de-eeuws. Het moet na 1820 volledig nieuw zijn opgetrokken, want uit het kadastraal minuutplan blijkt dat het oorspronkelijke schip even breed was als het koor. Het oude schip had een inwendige breedte van 7 m en een uitwendige maat van 8,50 m. Met die schipbreedte correspondeert de daklijn die men nog aantreft tegen de triomfboogmuur. Deze daklijn wijst op een gotische kap, waarvan de hierboven genoemde oudste onderdelen van de huidige kap op het koor deel hebben uitgemaakt. In het middeleeuwse schip zou in de vroeggotische periode een kap met houten tongewelf hebben gezeten. Pas na de bouw van het huidige koor is het schip verhoogd, waaraan de dakmoet onder de huidige kap op de triomfboogmuur herinnert. Die verhoging vond plaats in de tweede helft van de 15de eeuw. Het 19de-eeuwse schip had een kap van gelijke helling, die in 1931 is vervangen door de huidige kap die daar iets boven ligt. Uit foto's van 1908 (afb. 131) blijkt dat de 19de-eeuwse dakvlakken niet boven de kapvoet opwipten zoals sporen in de westmuur aan weerszijden van de toren doen vermoeden. Dat het vroeggotische schip een onderdeel van de kerk in haar alleroudste gedaante vormde, is gezien het feit dat in 1242 reeds een priester in Horssen voorkomt, twijfelachtig. Dat ook in Horssen een romaans zaalkerkje heeft gestaan is zeer waarschijnlijk. Alleen bodemonderzoek zou antwoord op deze vraag kunnen geven. De maatvoering van het oude schip wijst wel in die richting. De bouwgeschiedenis van de oude kerk is als volgt te reconstrueren. Fase 1. Een rechthoekig zaalkerkje van 8,50 × 13,50 m (van triomfboog tot de oostmuur van de toren), waarschijnlijk voorzien van een bijna vierkant, versmald, rechtgesloten koor. Romaanse periode, xii-xiii. Fase 2. Verhoging van het schip, aanpassing van het koor en bouw van de huidige toren. Vroeggotisch, xiv. Fase 3. Bouw van een nieuw koor, waarop de kap van het schip uit fase 2 in secundair verwerkte staat wordt gesteld; gevolgd door tweede verhoging van het schip (bovenste dakmoeten). Gotisch, midden xv en xv b. Fase 4. Vervanging van het middeleeuwse schip door een bredere nieuwbouw. Waterstaatsstijl, xix b.
Ga naar margenoot+ In de toren hingen oorspronkelijk twee klokken, waarvan er een door de Duitse bezetters is versmolten. De nog aanwezige klok is in 1658 gegoten door de gebroeders Van Trier. De luidklok heeft een diameter van 102 cm en een versiering bestaande uit twee randen met respectievelijk spelende putti en engelenkopjes. Het tweeregelig opschrift luidt: ‘iacob de rviter scholtvs gerrit de cock + + peter wolters en henrick jansen kerkmr: / + i.p.h. van trier fratres. me fecervnt. anno domino 1658 +’. Na oorlogsschade is de klok door toedoen van het gemeentebestuur weer luidbaar gemaakt. De verloren gegane klok dateerde uit 1623. Hij had een diameter van 127 cm en een niet bekende randversiering. Gieters waren Jan en Willem Philipsen en Peter van Trier. Het | |||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 141. De beide kerken aan weerszijden van de Kerkstraat met links op de achtergrond de r.k. pastorie en rechts het voormalige schoolhuis (opn. 1980).
randschrift luidde volgens de tekstopname uit 1943 door mr. A.P. van Schilfgaarde: ‘s. bonifacius’ is mijnen naem door dat vier ben ick gefloten. willem philipsen -jan philipsen ende peter van trier hebben mij ao 1623 gegoten. jacob van den broeck mattheus dericksen scholtus derick engelen hermen jansen de haerd, kerckmeesters tot horssen’. - Literatuur. Verslag m.c.p.g. over 1959-1963, in: b.m. Gelre lxi (1964), blz. 14; Dorgelo 1961, blz. 33, 50. | |||||||||||||||||||||||
Rooms-Katholieke kerkAan de Kerkstraat nr. 7 staat de aan St. Antonius Abt gewijde r.k. kerk van Horssen, in 1910 gebouwd naar ontwerp van architect C. Franssen in neogotische stijl. De kerk die met haar lengte-as in noord-zuidrichting is gebouwd, is een driebeukige basilicale, pseudokruiskerk met een polygonaal gesloten koor en een toren voor het middenschip (afb. 141, 143-145).
Bronnen - Ontwerptekeningen. Blauwdrukken van de ontwerptekeningen, schaal 1:100, vijf bladen, alle voorzien van het opschrift: ‘Ontwerp voor eene r.k. Parochiekerk te Horssen (Bisdom s'Bosch)’, gesigneerd en gedateerd: ‘Roermond Nov. 1908 / C. Franssen / architect’ berusten in de collectie Diocesaan Bouwbureau Den Bosch (afb. 144). - Literatuur. H. van Helvoort, 1978 (Ms. Franssen), blz. 23.
Geschiedenis De plannen voor de bouw van een nieuwe kerk in Horssen dateren al van 1893. Toen al is door pastoor Vermeulen aan architect P.J.H. Cuypers gevraagd een plan te leveren zowel voor uitbreiding van de oude kerk als voor de bouw van een geheel nieuw bedehuis, dat zou moeten verrijzen in de tuin van de pastorie. Cuypers is op 30 augustus 1893 in Horssen geweest en heeft blijkens een schrijven van de pastoor aan Mgr. Van der Ven d.d. 9 oktober 1893 ook een tweetal tekeningen geleverd. Geen van beide plannen is uitgevoerd. In 1897 sloeg de bliksem in de toren van de oude kerk. Voor het herstel heeft men een beroep gedaan op architect C. Franssen uit Roermond. Deze herstelbeurt is waarschijnlijk van invloed geweest op de keuze van de architect, toen in 1908 het plan tot nieuwbouw, dat kennelijk meer door de bisschop dan door de pastoor wenselijk werd geacht, opnieuw ter tafel kwam. Een poging om de oude kerk alsnog te vergroten leed schipbreuk (plan Scheepens, blz. 116). Oud-burgemeester C.A. Hiebendaal deed moeite de nieuwbouw te verhinderen en de pastoor, bevreesd voor de consequenties van het project, bood zelfs ontslag aan. Dit alles verhinderde niet, dat men 25 januari 1909 met het uitgraven van het terrein begon, op 13 april met het metselen aanving en op 26 mei de eerste steen legde. Ruim een jaar later op 20 juni 1906 werd het kerkgebouw geconsacreerd. Verdere bijzonderheden over de bouw zijn in de archieven van kerk en bisdom niet gevonden.
Afb. 142. De middeleeuwse dorpskerk volgens het kadastraal minuutplan.
Afb. 143. Een recente kadastrale weergave van de ligging van de beide kerkgebouwen.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 144. De r.k. kerk van St.-Antonius Abt, ontwerptekening uit een serie van vijf bladen door architect C. Franssen uit Roermond en gedateerd november 1908, Collectie Diocesaan Bouwbureau, Den Bosch. Lengtedoorsnede gezien naar het oosten.
Ga naar margenoot+ Het kerkgebouw bestaat uit een driebeukig schip, gevolgd door een pseudotranseptGa naar margenoot+ waarvan de armen heel weinig buiten de zijbeuken uitspringen en een koorpartij bestaande uit twee traveeën met een 5/10 sluiting (afb. 146). Voor het middenschip staat een toren met haakse steunberen, geflankeerd door een doopkapel en een portaal, die beide aansluiten op de zijbeuken. De kerk is geheel in steen overwelfd. De middenbeukstraveeën en de viering zijn even groot en identiek van uitvoering. Zij meten 7 × 6 m, waarbij de schipbreedte de grootste maat vormt, gerekend vanuit het hart van de pijlers. Opmerkelijk is het in de zijbeuken toegepaste systeem van inwendige contreforten, die uitwendig niet tonen dat zij in de binnenruimte een soort alternerend stelsel vormen, dat niet is doorgevoerd in de wandopbouw van de middenbeuk. In de zijbeuken is een overkluizing toegepast van twee vierkante gewelven waarvan de gewelfvelden aan de schipzijde opklimmen naar de scheibogen.
Ga naar margenoot+ Het kerkgebouw is opgetrokken uit donkerrode baksteen en een bescheiden gebruik van natuursteen voor lijstwerk, dekplaten en bouwsculptuur. Inwendig is er gebruik gemaakt van lichtgekleurde baksteen voor het aanbrengen van speklagen in het schoon metselwerk.
Ga naar margenoot+ De kerk vertoont uitwendig een consequente toepassing van vensters en spaarvelden die de vorm van korte of lange gelijkzijdige spitsbogen bezitten. Dit geldt voor toren en kerk. De circa 23 m hoge toren is opgebouwd uit vier geledingen en een even ingesnoerde spits (afb. 145). Het schip vertoont in de lichtbeuk tripletvensters waarmee in de zijbeuken telkens twee vensters corresponderen, die onderling worden gescheiden door pilastervormige muurverzwaringen ter plaatse van de inwendige steunberen. De lichtbeukvensters worden wel gescheiden door naar buiten tredende steunberen die staan op de gordelbogen van de zijbeuk tussen de schippijlers en de ‘sterke’ inwendige steunberen. Schip en koorpartij zijn onder een doorlopende kap gebracht. De pseudotransepten hebben een lage topgevel met afgewolfd zadeldak; de doopkapel | |||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 145. Opmetingstekening van torenaanzicht en plattegrond van de r.k. kerk.
en het portaal naast de toren dragen een schilddak dat verbonden is met de zadeldaken van de zijbeuken. Ook de sacristieruimten zijn afzonderlijk bedaakt.
Ga naar margenoot+ Hoewel de kerkplattegrond een kruiskerk suggereert is daarvan inwendig ruimtelijk weinig te bespeuren, afgezien van de vensteromvang en de overwelving van de lage transeptruimten. Door het plaatsen van altaren in ondiepe rechtgesloten nissen, een soort altaar-cellen, hebben die pseudotransepten meer het karakter van vooruitgeschoven zijkapellen. De vier traveeën van de middenbeuk en de koorpartij gaan door het vrijwel ontbreken van een scheidende triomfboogmassa in elkaar over, waardoor een ongedeelde ruimtelijke eenheid ontstaat. De constructie en het overwelvingstype van de zijbeuken verlenen het middenschip een bijzondere breedtewerking. Het interieur is een goed voorbeeld van vroeg 20ste-eeuwse neogotiek waarin ruimtelijk en constructief nog een aantal experimenten wordt uitgevoerd.
Ga naar margenoot+ Bij de bouw van de neogotische kerk heeft men het oude meubilair bestaande uit het neobarokke hoofdaltaar en twee zeer grof gedetailleerde zijaltaren vervangen door een nieuw hoogaltaar uit het atelier van M. van Bokhoven, die ook opdracht kreeg voor de overige grote kerkmeubelen. Enige beelden en het altaarschilderij (Kruisafname naar Rubens) bleven wel gespaard. Dit geldt ook voor de oudere utensilia, waaronder 18de- en vooral 19de-eeuws werk. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 146. Het interieur van de middeleeuwse kerk, kort voordat het gebouw definitief werd verlaten. Een interessante glasplaatopname die een goed beeld geeft van de inwendige architectuur en de inventaris (opn. 1908).
Ga naar margenoot+ Hoogaltaar. Mensa van kalksteen, retabel van eikehout, ongepolychromeerd; M. van Bokhoven, Den Bosch; 1910. Mensa: reliëf in vierpas met voorstelling van het Offer van Melchisedech. Predella: vier reliëfs met voorstelling van de vier evangelisten met hun symbolen. Retabel: links en rechts van de expositietroon een reliëf, respectievelijk de Wonderbare broodvermenigvuldiging en het Laatste Avondmaal; aan weerszijden een biddende engel onder baldakijn met torenbekroning. Expositietroon met torenbekroning, waarin een kruisbeeld. Tabernakel met koper beslagen, waarin twee engelen zijn gegraveerd.
Ga naar margenoot+ Doopvont. Totale hoogte 103 cm, diameter kuip 106 cm; Naamse steen; xiii. Voet en stam met vier zuiltjes nieuw, 1910. Vierkant basement, waarop geschulpt geprofileerd voetstuk; ronde stam met vier ronde zuiltjes; ronde kuip met vier uitstekende maskers; tussen de maskers drie keer een bladmotief en eenmaal een kop tussen ranken; rond bolvormig deksel met bol en kruisje. De rand van de bak is met cement gerepareerd.
Ga naar margenoot+ In de collectie van museum ‘Commanderie van Sint Jan’ in Nijmegen bevindt zich een sculptuurfragment, dat afkomstig heet te zijn uit Horssen (afb. 147). Het is een kuipfragment van een romaanse doopvont waarop een naar rechts lopende gestileerde leeuw is afgebeeld, begrensd door een rechte omlijsting en een gestileerd leliemotief (links).
Ga naar margenoot+ Preekstoel. Eikehout, ongepolychromeerd; M. van Bokhoven, Den Bosch; 1911-1915; neogotiek. Zeszijdige voet en kuip, waarin vier reliëfs: Wetsovergave aan Petrus - Twaalfjarige Jezus tussen leraren in de tempel - Bergrede - Laat de kinderen tot mij komen; rondende trap.
Ga naar margenoot+ Twee biechtstoelen. Eikehout, ongepolychromeerd; M. van Bokhoven, Den Bosch; circa 1910; neogotiek. Driehoekig fronton met tympaan waarin respectievelijk de Goede Herder en Johannes Nepomucenus met biechtstoelmodel in linkerhand. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 147. Fragment van een doopvont, afkomstig uit Horssen. n.m.c., Nijmegen (opn. 1976).
Afb. 148. Mariabeeld, gepolychromeerd hout, 16de eeuw (opn. 1976).
Ga naar margenoot+ Mariabeeld (afb. 148). Hoogte met grondplaat 98 cm; eikehout met neogotische polychromie over de oude beschildering; rugzijde uitgehold en met een plank gedicht; xvi. Staande madonna in biddende houding. Mogelijk onderdeel van een oorspronkelijk grotere groep (Calvariegroep?). Christus met de Emmausgangers. Hoogte 49 cm; lindehout, afgeloogd; xixb. Beeldengroep afkomstig van een draaitabernakel. Christus is met de beide leerlingen gezeten aan een ovale tafel en houdt brood in de hand, op de tafel een kelkje en drie broden; een der leerlingen draagt een hoed op de rug. Afkomstig van het hoogaltaar in de oude kerk (afb. 146). Antonius Abt. Hoogte 107 cm; hout, neogotische polychromie; M. van Bokhoven; 1890. Staande heilige met Tau-staf, bel en varken. Twee engelen. Hoogte 120 cm; hout, geverfd; M. van Bokhoven; 1910-1914. De beide engelen hebben een kandelaar in de hand. Zij zijn afkomstig van de communiebank.
Ga naar margenoot+ Kruisbeeld. Totale hoogte 81 cm, hoogte corpus 35 cm; hout, kruis rood en zwart geverfd, corpus wit en goud gekleurd; circa 1800. Rechthoekig geprofileerd voetstuk; de horizontale balk eindigt in geprofileerde verbredingen, de staande balk heeft een bord met het inschrift inri. Kruisbeeld. Hoogte corpus 60 cm; hout, gepolychromeerd; circa 1850. Met doornenkroon; de balken eindigen in een driepas met op de onderzijde het geschilderde opschrift: ‘6 dec missiekruis 1910’. - Literatuur. Registrum Memoriale. Triomfkruis. Afmeting levensgroot; hout, gepolychromeerd; mogelijk M. van Bokhoven; 1910-1914; neogotiek. De balken eindigen in vierpassen waarin symbolen van de evangelisten.
Ga naar margenoot+ Gebrandschilderde ramen; atelier van F. Nicolas, Roermond; na 1910; neogotiek. In de koorsluiting zijn de vensters beglaasd met vijf maal twee concorderende voorstellingen uit het Oude en Nieuwe Testament. Het zijn van links naar rechts boven elkaar geplaatst: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||
1 Annunciatie - Gideon en het vlies; 2 Geboorte van Christus - Vinding van Mozes in de Nijl, 3 Kruisiging - Offer van Abraham; 4 Verrijzenis - Jonas door de walvis uitgespuwd; 5 Hemelvaart - Elia vaart ten hemel, en Eliseus. De overige ramen hebben een versierde omlijsting: In de Mariakapel: drie aanroepingen uit de Litanie: Morgenster - Ark van het Verbond - Ivoren Toren. In de Jozefkapel: lelietak - schip der kerk - viooltje?
Ga naar margenoot+ Bewening van Christus. Hoogte 138 cm, breedte 98 cm; olieverf op doek; waarschijnlijk xix. Kopie op origineel formaat van het middenluik van de triptiek van koopman Michielsen en Maria Maas, geschilderd door P.P. Rubens in 1618, thans in de collectie van het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. Het doek dat in de pastorie hangt, maakte deel uit van het neobarokke hoogaltaar in de oude dorpskerk (afb. 146). Calvarievoorstelling. Hoogte 104 cm, breedte 62 cm; olieverf op doek; xixd. Gekruisigde Christus met Maria, ondersteund door Maria Magdalena, en rechts Johannes de Evangelist.
Ga naar margenoot+ Stralenmonstrans (afb. 149). Hoogte 60 cm, diameter voet 22 × 17 cm; zilver; geen merken; 1770; barok. Geschulpte, geprofileerde voet, waarvan de welving is verdeeld in acht segmenten; op vier segmenten de gedreven voorstellingen van Lam Gods en druiven - vruchtenfestoenen - engelenkopje met kruis - engelenkopje met anker; peervormige nodus met gevleugeld engelenkopje en de symbolen van de evangelisten; rondom de lunula over de gebundelde stralen, wingerdranken, druiventrossen en korenaren; onder de lunula, in reliëf, Antonius Abt met Tau-staf en varken; boven de lunula God de Vader op wolken en de Geestesduif; aan weerszijden hiervan twee bazuinende, gevleugelde engelen die een beugelkroon dragen, waarop een bol met stralenkruis. Inscriptie onder de voetrand: ‘derk janse van der horst en anneke koenen van langeveld egte luyden hebben dese remonstrantie vereert 1770’.
Afb. 149. Stralenmonstrans, zilver, zonder merken, in voetrand gedateerd 1770 (opn. 1976).
Ciborie. Hoogte met deksel 27 cm, zonder deksel 20 cm, diameter voet 14 cm; zilver; merk: s (= belastingstempel 1852-1859); midden xix. Ronde, geprofileerde voet; op de welving een rand van gestileerde bladmotieven; stam met meerdere insnoeringen en knorrenranden; eivormige nodus met bladmotief en godrons; gladde cuppa; geprofileerd deksel met gelijkarmig kruisje. Ciborie. Hoogte met deksel 43 cm, zonder deksel 30,5 cm, diameter voet 17,5 cm; zilver; xix c; neobarok en neogotiek. Geschulpte, geprofileerde voet met op de welving, tussen voluten, opgeschroefde reliëfs met de bustes van Christus - Maria - Jozef; neobarokke stam; tegencuppa met aan de onderzijde acht reliëfs van gevleugelde engelenkopjes en daarboven acht reliëfs onder neogotische arcaden met de voorstellingen: Christus zegent twee kinderen - allegorische voorstellingen van geloof, hoop en liefde (kruis, anker en drie kinderen) - Maria met Kind - Petrus - Paulus - vrouwelijke halffiguur (afgebroken attribuut?); deksel met palmettenrand; als bekroning een gevleugelde putto met hart en anker, en eertijds in de rechterhand een kruisje. Kelk. Hoogte 28 cm, diameter voet 16 cm; zilver; merken: meesterteken hb boven 2 in vierkant (= H.A. Boerkamp, Nijmegen 1838-1869); s (= belastingstempel 1852-1859); neobarok; circa 1855. Vermoedelijk door Boerkamp uit Duitsland geïmporteerd. Geschulpte voetrand; welving verdeeld over drie voluten, waartussen plaatjes met reliëfs van Christus Eucharisticus - Calvarie - Johannes Evangelist met adelaar; neobarokke stam; tegencuppa met drie cartouches, waarin ovalen met bustes van Christus - Maria - Jozef. Kelk. Hoogte 24 cm, diameter voet 15,5 cm; zilver; merken: stadsteken: naar rechts lopend bokje (= Boxmeer); meesterteken c r in ovaal (= Chr. Rijke), jaarletter gekroonde t (= 1770-1771). Geschulpte geprofileerde voet; peervormige nodus; tegencuppa met geschulpte band; vanaf de voetrand tot en met de tegencuppa geribd. Twee gekoppelde oliebusjes. Hoogte 6,5 cm, breedte samen 7,5 cm; zilver; merken: tl boven 5 (= Th.J.H. van Luytelaar, Veghel/Eindhoven/Rotterdam, 1883-1888); Romeins zwaardje; neogotiek; circa 1885. Twee cilindrische busjes met gekanteelde rand aan de bovenzijde en spits torendak met kruisbloem; op de busjes respectievelijk: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||
o en c; de busjes zijn verbonden door een ‘muurtje’ met kantelen en open gotische vensters. Ampullen met blad. Hoogte ampul 14 cm; afmeting blad 25 × 21 cm; zilver; merken: stadsteken anker in geschulpt schild (= Düsseldorf), gg gekroond in geschulpt schild (niet geïdentificeerd); 1780. Ampullen: op voet, lichaam en dekseltje spiraalvormige ribben; aangezette sneb; voluutvormig oor. Blad: ovaal met brede geschulpte rand. Inscriptie onder de voet van de ampullen; waterampul: ‘i v d haselkamp: 1780’; wijnampul: ‘i v haaren de huisvrouw’. Wierookvat. Hoogte 24,5 cm; diameter 13,5 cm; geel koper; xix a. Ronde, hoge, geprofileerde voet; geprofileerd lichaam; geprofileerd opengewerkt deksel. Reliekschrijn. Baisser, hoogte 11 cm, breedte 8,5 cm, diepte 7 cm; merken: anker in geschulpt schild (= Düsseldorf), gg in rechthoek; zijn niet geheel identiek aan die van ampullen en blad; xviii d. In ovale omlijsting, reliëf van Antonius van Padua als buste, met boek in zijn rechter- en lelietak in zijn linkerhand; in het midden van de buste een ronde theka met reliek van Antonius van Padua; aan de achterzijde een rechthoekige greep. Reliekhouder. Diameter 6,5 cm; zilver; xixd of midden xix. Om de theka met reliek van Antonius van Padua een laurierkrans. Harmonische schel. Hoogte 12,5 cm, diameter 20,5 cm; gegoten brons; xixc. Vier bellen door een kruisstukje verbonden; boven de bellen gevleugelde engelenkopjes; ovale greep. Godslamp. Hoogte 44 cm, diameter 36 cm; koper, goud geverfd; 1917; neogotiek. Zeszijdige lamp met een brede opengewerkte rand van drie- en vierpassen aan de bovenzijde. Opschrift: ‘Geschenk van de Kerkmeesters B.v.d. Heuvel en L.J.v.d. Bosch bij gelegenheid van het gouden priesterfeest 15 juni 1917 van hun Pastoor-Deken Mgr. A.J.N. Vermeulen’.
Ga naar margenoot+ Twee kandelaars. Hoogte 67 cm; geel koper; xix a. Driezijdige voet op drie bolpootjes; op de zijden twee keer florale motieven en een keer symbool van geloof, hoop en liefde (hart, kruis en anker); vaasvormige stam en dito hoge bobèche met palmetversiering. Vier kandelaars. Hoogte 56,5 cm; geel koper; xix a. Ronde, geprofileerde, hoge voet met drie bolklauwpootjes; stam met verschillende insnoeringen; hoge, vaasvormige bobèche. Zes kandelaars. Hoogte 75 cm (2 ×), 70 cm (2 ×), 63,5 cm (2 ×); geel koper; 1874. Driezijdige voet op drie bladornamenten; op de zijden als reliëfs, ovale medaillons met bustes van God de Vader, Zoon en Geestesduif; stam in twee gedeelten: onderzijde vaasvormig met knorren, bovenste gedeelte gecanneleerd; vaasvormige bobèche met knorren. Bedevaartkaarsenhouder. Hoogte 130 cm; ornamenten van blik om kern van hout; xix d. Over de hele houder, die de vorm heeft van een kaars, bloemtakken, rozen en lelies; in het midden van de houder een ovaal plaatje met opschrift: ‘processie van driel naar kevelaer’; boven het plaatje een gestrikt lint. n.b. De tocht naar Kevelaer werd doorgaans per boot gemaakt.
Ga naar margenoot+ Vijf wandarmen; geel koper xix a. Vlucht 55 cm (1 ×); ronde, hoge, geprofileerde wandplaat met gebogen arm en een knoop in het midden; onder de vetvanger palmetten. Vlucht 45 cm (2 ×); ronde wandplaat met gebogen arm en bladmotief aan de onderzijde; vetvanger met cannelures aan de onderzijde. Vlucht 56 cm (2 ×); ronde wandplaat met gegraveerde ster; gebogen, hoekige arm met knoop en uitlopend bladmotief; geprofileerde vetvanger met aan de onderzijde een knoop met blad (bij één exemplaar afgebroken). | |||||||||||||||||||||||
Hervormde kerkAan het Kerkpad nr. 7 staat de uit 1822 daterende Hervormde kerk, een driezijdig gesloten zaalgebouwtje, dat aan de rechterzijde wordt geflankeerd door een in 1828 gereedgekomen pastorie (afb. 150-156). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 150. De Hervormde kerk aan het Kerkpad, gebouwd in 1822, geflankeerd door de pastorie uit 1829 (opn. 1976).
Afb. 151. Opmetingstekening van de plattegrond van de zaalkerk en de pastorie met dwarsdoorsnede over het schip.
Bronnen - Literatuur. Van der Aa v (1844), blz. 849, 850; Voorloopige Lijst 1917, blz. 113; Bloys van Treslong Prins 1917/18, blz. 109; Jaarverslag p.g.a.c. over 1910 en 1911, in: b.m. Gelre xiv (1911), blz. xxix, idem xv (1912), blz. lvi; Verslag m.c.p.g. over 1955, in: b.m. Gelre lvi (1957), blz. xix; H. Ten Boom, Uit Horssen's historie. Bij de herdenking van het 150-jarig bestaan van de Hervormde kerk te Horssen, in: Tweestromenland nr. 16 (1973), blz. 48-53; Idem, De Hervormde kerk van Horssen, in Kontaktblad Streekgemeente Maas en Waal, mei 1976, nr. 24; G.C.J. van Eldik e.a., Nederlands Hervormde Gemeente Horssen en zijn kerkgeschiedenis, Horssen 1981. - Archivalia. Kerkarchief van de Nederlands Hervormde kerk van Horssen gedeponeerd in het r.a.g. Arnhem (zie ook op blz. 114).
Afb. 152. De Hervormde kerk en pastorie als ensemble gefotografeerd loodrecht op de frontgevels (opn. 1976).
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 153. Het interieur van de Hervormde kerk gezien naar de preekstoel voor de modernisering van het bankenplan (opn. 1957).
Afb. 154. Het interieur gezien naar de herenbanken en het orgelbalkon nog met de gesloten bankenblokken (opn. 1957).
Geschiedenis Toen de katholieke dorpelingen op 10 juli 1800 het middeleeuwse kerkgebouw overnamen, brak er voor de Horssense protestanten een periode aan van ruim twintig jaar, waarin zij zich moesten behelpen met een gehuurde kamer. Al spoedig vertrok ook de predikant. Toch slaagde men erin om met behulp van gelden, die tijdens een in 1820-1821 gehouden landelijke collecte voor behoeftige gemeenten in het Land van Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen waren bijeengebracht, en met een in 1821 door koning Willem 1 verleende subsidie van f 700, - het huidige zaalkerkje te bouwen. De inwijding vond plaats op 6 oktober 1822. In 1980 werden muurwerk, dak met ruiter en stucplafond gerestaureerd.
Ga naar margenoot+ Het sobere, uitwendig door lisenen versterkte gebouw bestaat uit twee traveeën en een driezijdige sluiting. Het heeft inwendig een lengte van 13,5 m bij een breedte van bijna 7 m. De ruimte wordt verlicht door zes spitsbogige, gietijzeren vensters. Mogelijk heeft men hier te doen met een zeer vroege toepassing. Tegen de sluiting is een kleine rechthoekige consistorie toegevoegd. Boven de afgewolfde ingangsgevel staat op het met pannen gedekte dak een zeshoekig klokketorentje met leien, dat in 1980 geheel werd vernieuwd. Op de ingesnoerde spits staat een leliekruis met haan. De toegang bezit een houten deuromlijsting met een gebogen fronton.
Ga naar margenoot+ Inwendig is de kerkzaal witgepleisterd met een geverfd lambris langs de wanden. Een segmentbogig tongewelf dekt de ruimte. De meubilering dateert voor een belangrijk deel uit de bouwtijd, behoudens enige hierna te noemen inventarisstukken. Helaas is het oorspronkelijk bankenplan en de afsluiting met voorzangerslezenaar voor de preekstoel (afb. 153-154) in het begin van de jaren '60 vervangen door open banken met een op primitieve wijze ‘verbeterd’ zitcomfort (afb. 155-156). Aan de ingangszijde is een eenvoudig orgelbalkon opgenomen, bereikbaar via een houten trap in de ruimte ten westen van het tochtportaal. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 155. Overzicht van het interieur van de Hervormde kerk (opn. 1976).
Afb. 156. Gezicht door het schip naar de herenbanken en het zangkoor. De bankenblokken zijn vervangen door een z.g. verbeterd model (opn. 1976).
Ga naar margenoot+ Tot de inventaris behoren de navolgende stukken.
Ga naar margenoot+ Tegen de sluitingswand staat een eenvoudige preekstoel, eikehout, xix a. Zeszijdige kuip op eenvoudige poot, ruggeschot en klankbord; in de kuip en het ruggeschot rechthoekige panelen met een vrij vlak profiel (afb. 153 en 155).
Ga naar margenoot+ Lezenaar. Koper, afm. blad 43 × 34 cm; xvii. Geprofileerde balusterstam met ajour bewerkte lezenaar met bladvoluten, gemonteerd op de bovenregel van de kanselkuip.
Ga naar margenoot+ Lezenaar. Koper, afm. blad onbekend; xvii of xix. Geprofileerde balusterstam met ajour bewerkt blad met uit boommotief groeiende voluten en draperie. De lezenaar was gemonteerd op de toegangsdeuren die voor de interieurwijziging van omstreeks 1960 het middenpad afsloten (afb. 153).
Ga naar margenoot+ Onder het orgelbalkon staan twee herenbanken, bestemd voor de adellijke familie die het Huis te Horssen bewoonde. Beide banken bestaan uit gesloten blokken van twee rijen van elk vier zitplaatsen, trapsgewijs verhoogd ten opzichte van de gewone kerkbanken. De gestoelten hebben een op geringde zuilen met composietkapitelen rustend baldakijn met een gebogen front, dat met een grof gesneden rocaille-ornament is versierd. In de voor- en ruggeschotten zijn geprofileerde panelen opgenomen; ook het stijl- en regelwerk is geprofileerd, evenals de deuren met S-vormige bovenregel. Tegen het houten tongewelfje dat tussen de twee banken over het middenpad is geslagen bevindt zich het alliantiewapen van Pieter Bouwens, vrijheer van Horssen, en Maria Jacoba Gerbade, met twee omziende leeuwen als tenanten, een in hout gesneden reliëf (afb. 156). De banken zijn vervaardigd van grenen en imitatie-eiken geschilderd. De traditie wil dat de banken afkomstig zijn uit de oude kerk en dat zij tussen 1800 en 1822 op het Huis te Horssen zijn bewaard. Het gebezigde materiaal, grenehout en de boers gesneden rocailles alsmede de typisch 19de-eeuwse behandeling van de panelen maken het onwaarschijnlijk dat het 18de-eeuwse | |||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||
meubels zijn in Lodewijk xv-stijl. Ook het alliantiewapen wijst eerder naar de bouwtijd van de kerk, aangezien Pieter Bouwens en Maria Gerbade in 1810 zijn gehuwd. De banken vertonen overigens sporen van een latere vertimmering. - Literatuur. Voorloopige Lijst 1917, blz. 113; Bloys van Treslong Prins 1917/18, blz. 109; Van Eldik e.a., 1981, blz. 10.
Ga naar margenoot+ Tegen de sluitingswand links van de preekstoel staat een uit 1656 daterende, hardstenen grafzerk opgesteld, formaat 133 × 71 cm, omkaderd door een gemetselde omlijsting (afb. 158). De zerk werd in 1911 bij graafwerkzaamheden in of bij de oude kerk gevonden en vervolgens overgebracht naar de Hervormde kerk, aangezien de grafsteen Franciscus Diepenbroeck memoreert, die als predikant van 1619 tot 1656 te Horssen stond. Op de zerk staat het wapen Diepenbroeck, twee gekruiste zwaarden, met helmteken, geflankeerd door de initialen f en d, waaronder het volgende grafschrift: ‘salvtem tvam exspecto / iehovah // ao.domini.m.dc.lvi. / aetatis.svae.lxxi.et / sacri ministerii.xxxvii / d.franciscvs / diepenbroeck medicvs et astrologvs cele / bris.deo animam / locvlo ossa dedit’. In de met cementpleister beraapte tympaanbekroning staat gegrift: ‘1911 / overgebracht / van.de.r.c. kerk / naar.de.herv.kerk. te hors’.
Ga naar margenoot+ Op het orgelbalkon staat een in 1934 bij de firma Flentrop voor f 700, - aangekocht orgel, dat is gebouwd door de Utrechtse orgelbouwer Van Maarschalkerweerd. Het bouwjaar is niet bekend; eind xix. De dispositie luidt:
Ga naar margenoot+ Twee psalmbordjes. Hoogte 70, breedte 36 cm; zwart en goud geverfd hout; xixb. Voorzien van de geschilderde opschriften ‘Psalm’ en ‘Gezang’; bekroond met uitgezaagde muziekinstrumenten.
Ga naar margenoot+ Avondmaalsbeker. Hoogte 10,8 cm, diameter voet 7,4 cm; zilver; gemerkt (figuur) en voorzien van trembleerteken; 1720. Drieregelig opschrift in grote kapitalen met de tekst: ‘voer de kerck van horssen heeft den kerckmeester isebrand meyers dezen beker laeten maeken anno 1720’.
Ga naar margenoot+ Schenkkan. Hoogte tot sneb 26,7 cm, diameter voet 8,3 cm; zilver; merken: geen, wel voorzien van gegraveerde aanduiding ‘18 onc ii’; xixa. Ronde voet, hoog ovaalvormig lijf, brede schenktuit en ebbehouten handvat. Op het lijf het gegraveerde alliantiewapen Bouwens van Horssen en Gerbade. De schenkkan draagt de dedicatietekst: ‘Aen de Hervormde Gemeente van Horssen door P. Bouwens en M.J. Gerbade, Heer en Vrouwe van Horssen 1822’.
Ga naar margenoot+ Schaal, diameter 25 cm; zilver; merk: ws onder 5 bolletjes (niet geïdentificeerd) en trembleerteken; Ronde schaal met ondulerende rand. | |||||||||||||||||||||||
Hervormde pastorieDe pastorie rechts van de Hervormde kerk aan het Kerkpad nr. 9 werd gebouwd in 1829. Het is een in baksteen opgetrokken blokvormig huis met verdieping onder een met pannen belegd schilddak (afb. 152). Achter de drie traveeën brede voorgevel liggen links een kelder met opkamer, in het midden een over de gehele diepte van het huis doorlopende gang en rechts de keuken met schoorsteen. De op het zuiden gelegen achterkamers zijn wat ruimer en lichter doordat het aantal vensters per vertrek is verdubbeld. De achtergevel is vijf-assig. Zie voor plattegrond afb. 151. Rechts van het huis sluit een koetshuis onder zadeldak aan. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 157. De kleine Algemene Begraafplaats aan het Kerkpad met zicht op de torens van de drie kerken (opn. 1976).
| |||||||||||||||||||||||
BegraafplaatsenHorssen telt een drietal begraafplaatsen, namelijk het op enkele grafstenen na ontruimde kerkhof rond de oude dorpskerk, de r.k. begraafplaats aan het Kerkpad schuin tegenover de Hervormde kerk, en een kleine, door een beukenhaag omzoomde Algemene Begraafplaats aan het westeinde van het Kerkpad (afb. 157). Van de oude zerken die rond de middeleeuwse dorpskerk hebben gelegen zijn slechts drie exemplaren over die genealogisch interessant zijn. Twee hebben betrekking op het geslacht Bouwens van Horssen. 1 Hardstenen zerk, formaat 250 × 140 cm, met in hoogreliëf het alliantiewapen Bouwens van Horssen en Gerbade. De graftekst luidt: ‘hier liggen begraven / jonkvrouwe agatha bouwens van / horssen oud 30 jaren dochter / van jonkheer pieter bouwens / van horssen en van vrouwe maria / jacoba gerbade overleden 7 mei / 1843 - jonkheer pieter bouwens van / horssen heer en burgemeester / der heerlijkheid horssen enz enz / oud 67 jaren echtgenoot van / vrouwe maria jacoba gerbade / overleden 28 julii 1843’. n.b. Agatha Bouwens was de oudste dochter van Pieter Bouwens (zie blz. 140). 2 Hardstenen zerk, formaat 210 × 135 cm, gebroken, afgesleten opschrift met slechts ten dele te ontcijferen graftekst: ‘tot nagedachtenis van margaretha / oud 10
Afb. 158. Hervormde kerk. Grafsteen voor Ds. Franciscus Diepenbroeck, medicus en astroloog, 1656 (opn. 1976).
jaar.... en rebekka henriette / beiden dochters... van Jhr. Pieter Bouwens van Horssen en Maria Jacoba Gerbade; zij zijn samen verdronken op 28 maart 1830’. 3 Hardstenen zerk, formaat 250 × 140 cm, met de inscriptie: ‘hier liggen begraven / de weledelgestrenge heer / carel beniamin viëtor / in leven gepensioneerd kapitein / in den ouderdom van 68 iaren / overleden te horssen / den 16 april 1856/ en zijne weduwe vrouwe / maria mechtelina / iohanna meijer / in den ouderdom van bijna 80 iaren / overleden te horssen / den 10 maart 1862’. - Literatuur. Bloys van Treslong Prins 1917, blz. 109-110. | |||||||||||||||||||||||
Voormalig klooster holtmeerTen zuiden van de Broekse Leigraaf nabij de grens met de kadastrale gemeente Bergharen geeft een heuvel aan de noordkant van de Kloosterweg de standplaats aan van het middeleeuwse klooster van O.L. Vrouw op de Holtmeer (afb. 159). In 1970 zijn bij een zandwinning en kort daarop bij de herbouw van de in 1972 afgebrande boerderij Kloosterhof skeletresten aangetroffen en funderingen van het voormalige kloostercomplex. Gedetailleerde gegevens hierover ontbreken evenwel. Het klooster Mons S. Mariae ofwel O.L. Vrouwenberg is gesticht als een vrouwenconvent van poenitenten van de derde orde van St. Franciscus. Dirck van Bronckhorst, heer van Batenburg, was de stichter van dit Tertiarissenklooster, dat in 1444 door zijn zoon Gijsbrecht werd veranderd in een onder het orde-kapittel van Utrecht behorend mannenklooster van Franciscaner broeders. De bloeiperiode lag in de eerste helft van de 16de eeuw. Op 25 augustus 1547 werd in | |||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 159. De hoeve ter plaatse van het voormalige klooster Holtmeer volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
het klooster het z.g. Verdrag van Holtmeer gesloten, dat kortstondig de verhoudingen regelde tussen de boven- en benedendorpen inzake de afwatering van het gebied tussen Maas en Waal. In de loop van de 16de eeuw had het klooster herhaaldelijk te lijden van krijgsgeweld. Het werd in 1551 geplunderd en in 1573 stemden de broeders ermee in, dat de kloostergoederen zouden worden geïncorporeerd bij het kapittel van de St.-Stevenskerk in Nijmegen, hetgeen overigens niet gebeurde. In het begin van de 17de eeuw was het lot van het klooster beslecht. De kloostergoederen kwamen onder zeggenschap van Gedeputeerde Staten, die in april 1611 het besluit namen tot publieke verkoping van ‘'t holt van het dack der kerck Holtmeer mit die plancken und leyen gevallen und ingestort sijnde mit 't gene, dat noch umbhooch steet, mitzgaders die balcken, 'twelck apparent is, dat ook noch vallen sal,...’ De kloostergebouwen moeten het slachtoffer zijn geworden van de krijgsverrichtingen van prins Maurits en de Spaanse troepen. Er was niet veel meer dan een grote onbewoonde bouwval van over. In 1616 keurden de Gedeputeerden dan ook goed, dat rentmeester Wolter van Duiren ‘tot den bouw van 't huis of schuir aen die Holtmeer die steen, die umb und in die kerck und umb 't clooster in d'eerde, eerst doen opruimen und daer tho gebruicken sal, und, so hy dearaen te cort compt, die reste voorts doen afbreken boven van die muir van de kerck und dat op ener hoochte rontzom gelijck’. Over de administratie van de kloostergoederen waren in de eerste helft van de 17de eeuw geschillen tussen Maximiliaan van Bronckhorst en Gedeputeerde Staten van het Kwartier van Nijmegen. Het klooster Holtmeer bezat bouwhoven en landerijen in Horssen, Dreumel, Bergharen en Puiflijk. Zo behoorde de boerderij Meleveld bij het klooster tot het kloosterbezit en bezat Holtmeer in Horssen een eigen wind- en oliemolen. Omdat de opbrengsten van de landerijen door dijkdoorbraken en overstromingen sterk verminderden, besloten Gedeputeerde Staten in 1651 ‘de bouwinge ende landereyen van den clooster Holtmeer’ in het openbaar te verkopen. De Kloosterhof werd gekocht door jonker Diederik van Lynden, heer van Hemmen en Blitterswijk, ambtman in Overbetuwe, in het jaar 1654. Twee jaar later werd de boerderij Meleveld onder Horssen verkocht aan Pelgrom Helman. Van der Aa meldt, dat er in het begin van de 19de eeuw niets dan enige overblijfselen van de bouwvallen te zien zijn. - Literatuur. Van der Aa v (1844), blz. 851; Schutjes iv (1873), blz. 640-641; J.S. van Veen, Bijdrage tot de geschiedenis van het klooster Holtmeer te Horssen, in: Bossche Bijdragen vii, afl. 2 (1925-26), blz. 276-287; Stüwer 1938, blz. 39; Maris 1939, blz. 228-233; Schoengen 1 (1941), blz. 117-118; C.v. K(ouwen), Horssen klooster Holtmeer, in: Tweestromenland nr. 9 (1970), blz. 16. | |||||||||||||||||||||||
Huis HorssenTen westen van de dorpskom ligt het door een uitgestrekt park omgeven Huis Horssen, een in de 19de eeuw tot landhuis verbouwde boerderij of rentmeesterswoning, die de opvolger is van het oudere huis dat ongeveer 100 m westelijker in de as van de huidige oprijlaan heeft gestaan (afb. 160-163).
Bronnen - Literatuur. Van der Aa v (1844), blz. 850-851; Schutjes iv (1873), blz. 636; Leenaktenboeken Kwartier van Nijmegen 1924, blz. 77-78; b.m. Gelre xxv (1922), blz. 134; Verslag stichting ‘Vrienden der Geldersche Kasteelen’ (1948-1958), 1959, blz. 29; Zandstra 1962, blz. 64, 97. - Afbeelding. Foto van een ongedateerde, laat 18de- of vroeg 19de-eeuwse tuinplattegrond met het opschrift ‘Kaart van de Buitenplaats Horssen’ bevindt zich in het r.a.g, Algemene kaartenverzameling nr. 754. Het origineel moet zich in particulier bezit bevinden in de Verenigde Staten (afb. 167).
Geschiedenis De heerlijkheid Horssen maakte aanvankelijk deel uit van de bannerheerlijkheid Batenburg. Door verkoop is zij in 1649 daarvan afgescheiden. Het is sedertdien een Gelders leen. In 1650 is Horssen door de erfgenamen van Boldewijn van Luxemburg verkocht aan Johan van Wijnbergen en drie jaar later werd het leen met het goed Utendijk vergroot. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 160. Het Huis Horssen, het in het midden van de 19de eeuw tot herenhuis verbouwde voormalige rentmeestershuis van het landgoed. De smalle, naar de oprijlaan gerichte voorgevel (opn. 1981).
Afb. 161. De linkerzijgevel van het huis (zuidwestzijde), waarin duidelijke bouwsporen van diverse gedichte vensters (opn. 1981).
Afb. 162. Opmetingstekening van het Huis Horssen met vier gevelaanzichten en de plattegronden van begane grond en verdieping.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 163. Gezicht op het in een landschappelijk park gelegen Huis Horssen (opn. 1981).
In 1723 kwam de heerlijkheid aan Jan Hendrik van Delen tot Druten, vervolgens in 1734 aan Adam Jacob Smits en Anna Maria Bouwens. Zij was in 1742 in het bezit van Horssen. In 1747 kwam de heerlijkheid aan haar neef Jan Bouwens en vervolgens aan diens broer Pieter Bouwens (zie voor beider portretten blz. 141). In de 19de en 20ste eeuw vererfde de bezitting op de familie Van den Broecke en de erven Van Beusekom. In 1980 gingen huis en landgoed door verkoop over in handen van A.J.M. Jurgens. Van de geschiedenis van het oude huis en het landgoed is vrijwel niets bekend, doordat de laatste telg uit het geslacht Bouwens, Jhr. mr. P.F.Z. Bouwens van Horssen, het huisarchief heeft vernietigd. Van het oude huis is behalve de afbeelding als kaartsymbool op de hierboven vermelde kaart niets bekend. Het kadastraal minuutplan geeft ter plaatse van het oude huis een rechthoekig gebouw weer van 22,5 × 17,5 m, dat met de brede zijde naar de oprijlaan was gericht. Waarschijnlijk heeft men hier te doen met een 17de-eeuws huis.
Ga naar margenoot+ Het Huis Horssen is een op een rechthoekige grondslag van 13,5 × 23 m opgetrokken woonhuis met verdieping en omgaand schilddak. Het huis is gelegen in de as van de grote oprijlaan. De korte zijde vormt de voorgevel. Het huis is de opvolger van het ‘oude’ Huis Horssen en wordt ook wel als rentmeestershuis genoemd. Het zal waarschijnlijk als bijgebouw dienst hebben gedaan bij het oude huis. In de zuidgevel zijn de sporen van diverse dichtgezette vensters te zien op de beganegrondverdieping (afb. 161 en 162), waaruit een vroegere indeling blijkt die niet strookt met de huidige indeling van het huis. Ook in de westgevel komt beganegronds de hanekam van een dichtgezet venster voor, maar al deze sporen laten niet toe inzicht te krijgen in de oorspronkelijke opzet. Het lijkt erop dat de lange gevel aan de zuidkant oorspronkelijk voorgevel van het gebouw is geweest. Diverse vensters zijn dichtgezet. In het midden van de 19de eeuw is het gebouw geschikt gemaakt voor semi-permanent verblijf van de eigenaars van het landgoed, waarbij vooral het oostelijk gedeelte met de oostgevel als show-gevel werd aangepast aan de eisen en smaak van de toenmalige eigenaars, die het oude huis lieten afbreken. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||
Inwendig werd een tweedeling aangebracht, waarbij het voorste of oostelijke part tot woonhuis werd bestemd en het westelijk gedeelte meer voor stalling, opslag en berging dienst ging doen. De verdeling komt thans nog uit in de dekking van het huis; een pannendak boven het woongedeelte en rietdekking op het achterhuis. Hoezeer het om een aanpassing van het bestaande gebouw ging, bewijst de inzet van de grote vensters op de verdieping, die aan de frontzijde door de daklijst heen steken. De vensters zijn te hoog voor de lage verdieping van buiten gezien. Inwendig zitten de onderdorpels op minder dan normale maat boven de verdiepingsvloer. Het woongedeelte bestaat inwendig uit een grote en een kleine kamer achter de façade met schoorstenen en eenvoudige betimmeringen. Daarachter loopt over de hele breedte van het huis een brede gang waaraan de keuken, het trappenhuis geflankeerd door een doorgang naar het achterhuis en een vertrek liggen. Op de verdieping wordt die indeling herhaald met dien verstande dat boven de grote salon twee slaapkamers liggen. Er was geen mogelijkheid het huis aan een diepgaand onderzoek te onderwerpen.
Ga naar margenoot+ Op het bordes ten westen van het huis staan vier zandstenen vazen, die door breuk en vorstschade in zeer slechte staat verkeren. De 18de-eeuwse tuinvazen met deksel behoren tot twee types. a Twee vazen met op de romp een omlopend reliëf, voorstellend een klassieke, waarschijnlijk mythologische scène (afb. 166). b Twee vazen met ramskoppen als oren en ovale medaillons aan weerszijden op de romp.
Ga naar margenoot+ Aan het begin van de toegangslaan aan de Zelksestraat staat een monumentaal toegangshek (afb. 164), bestaande uit vier hardstenen posten met verdiepte panelen, lage plint en smalle kroonlijst. De posten worden bekroond door vlammende, bolvormige vazen met een versiering van knorren op de bol. Tussen de posten draaien een dubbel en twee enkelvoudige spijlhekken. Datering xix a.
Afb. 164. Het toegangshek tot het landgoed met het Huis Horssen op de achtergrond naar telelensopname (opn. 1981).
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 165. De z.g. biljartkamer in het park ten noordoosten van het Huis Horssen (opn. 1981).
Afb. 166. Tuinvaas op het bordes met klassiek reliëf (opn. 1981).
Afb. 167. Kopie van een plattegrondtekening met de parkaanleg rond het Huis Horssen. r.a.g., Arnhem.
Ga naar margenoot+ Rechts van de oprijlaan, even voorbij de vroegere standplaats van het oude huis, staat een klein 18de-eeuws gebouwtje met zadeldak tussen topgevels. In de zuid-westelijke puntgevel zijn beganegronds twee 19de-eeuwse tuindeuren met omlijsting aangebracht en midden erboven een 19de-eeuws venster met gebogen bovenlicht eveneens voorzien van een houten omlijsting (afb. 165). In de oostelijke zijgevel zat oorspronkelijk een door twee vensters geflankeerde toegang. Het gebouwtje deed naar verluidt dienst als biljartkamer; de oorspronkelijke bestemming is niet bekend.
Ga naar margenoot+ In het tuingedeelte ten westen van het Huis staat een zonnewijzer op een natuurstenen voet in Lodewijk xv-stijl.
Ga naar margenoot+ In het landschappelijke park rond het Huis Horssen zijn resten van de vroegere formele tuinaanleg bewaard gebleven, voornamelijk in het padenpatroon. Uit de laat 18de-eeuwse ‘Kaart van de Buitenplaats Horssen’ (afb. 167) blijkt dat het stramien van het park was | |||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||
gebaseerd op twee hoofdassen die in de omgeving van het huis een knik vertonen. Secundaire lanen lopen hiermee parallel of gaan er diagonaalsgewijs doorheen. Recht voor het huis is die formele aanleg op de plattegrond nog het duidelijkst. Opmerkelijk zijn ook de slingerpaadjes in de boscompartimenten, die ook in de percelen aan weerszijden van de toegangslaan nog deels aanwezig zijn. De vijver nabij het Huis is mogelijk een restant van een voormalige eendenkooi.
Ga naar margenoot+ In 1957 zijn door mr. H.C. van Beusekom elf geschilderde portretten van leden van de familie Bouwens van Horssen met de adelsbrief van de familie ten geschenke gegeven aan de Stichting ‘Vrienden der Geldersche Kasteelen’ (Brantsen van de Zyp-Stichting). Het betrof een negental portretten, door P.F. de la Croix in 1758-1759 geschilderd van de vier zonen en dochters van Jan Lucas Bouwens en Sara Cornelia Marcelis met hun respectievelijke echtgenoten en een kleindochter (hieronder beschreven onder de nrs. 3-11). Tot de overdracht behoorden ook twee 19de-eeuwse portretten van Jhr. Jacobus Gijsbertus Bouwens van Horssen en diens vrouw Elisabeth Cancell (nrs. 14b en 15) geschilderd door een onbekend portrettist. In 1982 werd door mr. E. van Beusekom deze collectie met een tiental portretten aangevuld, te weten twee 17de-eeuwse doeken door N. Maes en J.F. Bodecker, een 18de-eeuws door F. Wicart en zeven 19de-eeuwse, voornamelijk getekende portretten door R. Jelgerhuis en H. Michael (beschreven onder de nrs. 1, 2, 4b, 12a-c, 13, 14a, 16 en 17). De onderlinge familierelatie is hieronder schematisch aangegeven. De door P.F. de la | |||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 168-176. Serie van negen portretten van de familie Bouwens van Horssen c.a., geschilderd in 1758 door P.F. de la Croix, gelegateerd aan de Brantsen van de Zyp Stichting (opn. 1974).
Afb. 168. Mr. Jan Bouwens, heer van Horssen. Croix geschilderde portretten bevinden zich thans op het kasteel Ammersoyen; de overige hangen in het kasteel De Cannenburgh te Vaassen.
Afb. 169. Cornelia Elisabeth van der Dussen.
Afb. 170. Pieter Bouwens, heer van Horssen.
Afb. 171. Margaretha Berkhout.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 172. Onno Tamminga baron du Tour.
Afb. 173. Anna Maria Bouwens.
Afb. 174. Sara Cornelia Jacoba barones du Tour.
Afb. 175. Willem August Sirtema van Grovestins.
Afb. 176. Jacoba Johanna Bouwens.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 177. Jhr. Jacobus Gijsbertus Bouwens van Horssen, anoniem schilder, kort voor 1847 (opn. 1974).
Afb. 178. Elisabeth Louise Juliana Cancell, pendant van afb. 177.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 179. Zelksestraat nr. 8. Boerderij ‘De Laan’ (opn. 1976).
| |||||||||||||||||||||||
BoerderijenHorssen bezit een aantal boerderijconcentraties die de aandacht verdienen vanwege hun situering en onderlinge groepering. Ook al is er in detail veel aan gewijzigd en verminkt, toch leveren de boerderijen met hun schuurcomplexen nog een zeer wezenlijke bijdrage tot het historische landschapsbeeld. De belangrijkste groepen vindt men in het gebied tussen de oude kerk en het landgoed van het Huis Horssen aan de Zelksestraat en de Pannekoeksestraat (afb. 180). Het is een gebied van grote waarde. In de Molenhoek staat aan het begin van de Molenstraat de tweede interessante groep, de nrs. 1, 3 en 5, waarvan een gedeelte zwaar verpauperd is. Een veel betere indruk maakt het pand Molenweg 23 en de nabijgelegen boerderij Kloosterweg nr. 5. Als derde concentratie zij gewezen op de boerderijen aan de Roedensestraat, met name nr. 10. Voor al deze huizen geldt dat ze een min of meer gaaf bewaard exterieur bezitten
Afb. 180. Detail uit recente kadastrale kaart met de boerderijen aan Pannekoeksestraat, Kerkpad en Zelksestraat.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||
voorzover zulks het woongedeelte betreft; het bedrijfsgedeelte heeft veelal onvermijdelijke wijzigingen ondergaan. In de meer verdichte kern van het dorp, grotendeels gevormd door de Rijdt, is nauwelijks gave oude bebouwing bewaard gebleven. Alleen nr. 30 heeft nog een klein aardig dwarshuis. Andere, belangrijker panden zijn dusdanig aangepakt, dat hun historische substantie tot een minimum is teruggebracht.
Ga naar margenoot+ Kerkstraat nr. 10. Westelijk aan de voet van de middeleeuwse dorpstoren gelegen boerderij met zes traveeën breed dwarshuis onder met pannen gedekt zadeldak (afb. 181). In de voorgevel zesruits schuifvensters met luiken. Het pand heeft dienst gedaan als schoolhuis, en staat als zodanig aangegeven op het kadastrale minuutplan.
Ga naar margenoot+ Kloosterweg nr. 5. Boerderij van het hallehuistype met een naar rechts uitgebouwd voorhuis met zijtopgevel, gelegen tegenover de Houting, xviii. In de voorgevel twee zesruits schuifvensters rechts van de toegangsdeur; links daarvan een negenruits venster en een kleiner raam; op de zolderverdieping een vierruits venster en een luik. Het voorhuis heeft een gepleisterde zijtopgevel met schoorsteen en anker en is gedekt met riet. Het bedrijfsgedeelte onder afgewolfd zadeldak met riet en pannen. Rechts van het huis een klein bijgebouw.
Ga naar margenoot+ Lindeboomstraat nr. 4. Klein T-huis, ‘Het Goch’, nabij de oude kerk en het voormalige schoolhuis, xviii. Mede vanwege de ligging van belang.
Ga naar margenoot+ Pannekoeksestraat nr. 13. Hallehuisboerderij met dwars voorhuis tussen zijtopgevels, xviii. Vier traveeën breed voorhuis, oorspronkelijk met zesruits vensters, thans deels gewijzigd, en vierruits vensters in de voorgevel. Deur met platstukken en eenvoudige kroonlijst (afb. 183). Op het erf een vrijstaande schuur en een half open wagenloods met tasruimte. De boerderij is fraai gelegen aan de noordrand van de oudste dorpsakker.
Afb. 181. Kerkstraat nr. 10. Het voormalig ‘schoolhuis’ (opn. 1976).
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 182. Overzicht vanaf het Kerkpad naar de boerderijen die met hun bedrijfsgedeelten naar de Zelksestraat zijn gericht, v.l.n.r. de nrs. 8, 10 en 12 (opn. 1976).
Ga naar margenoot+ Roedensestraat nr. 10. T-boerderij met gaaf bewaard voorhuis onder met riet gedekt schilddak en bedrijfsgedeelte onder afgewolfd zadeldak met riet- en pannendekking, xviii-xix. Vier traveeën breed voorhuis met zesruits schuifvensters en twee kleine zolderramen.
Vermeldenswaard zijn ook nog Roedensestraat nr. 7 op L-vormige plattegrond en nr. 9 onder afgewolfd zadeldak. Ga naar margenoot+ De boerderijen aan de Zelksestraat staan deels met hun front naar het Kerkpad gericht. Dankzij het feit, dat de kartograaf van het kadastraal minuutplan nogal wat boerderijen huisnamen heeft opgetekend, zijn verschillende huizen nog met een thans vergeten naam aan te duiden. De Zelksestraat is genoemd naar het ingedijkte moerasgebied De Zelk. De hierna vermelde boerderijen staan aan de rand van de oudste dorpsakker en
Afb. 183. Pannekoeksestraat nr. 13 (opn. 1976).
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||
Afb. 184. De boerderijgroep van afb. 182 gezien vanaf de Zelksestraat, v.l.n.r. respectievelijk de nrs. 12, 10 en 8 (opn. 1976).
de Zelksestraat vormt feitelijk de grens met het ontgonnen gebied van De Zelk (afb. 182 en 184).
Zelksestraat nr. 2. Boerderij ‘Het Houten Wames’, gelegen op de hoek van Zelksestraat en Kerkpad, in haar huidige vorm xix a. Statige boerderij met gepleisterde voorgevel onder afgewolfd zadeldak. In het voorhuis beganegronds T-vensters met luiken aan weerszijden van de toegangsdeur; op de verdieping twee zesruits schuiframen en een zeshoekig venstertje in de top. Geheel met riet gedekte kap.
Zelksestraat nr. 6. Boerderij ‘De Laan’, een klein bedrijf van het middenlangsdeeltype onder afgewolfd zadeldak, xviii (afb. 179). Witgepleisterde voorgevel met respectievelijk een zesruits venster rechts van de toegangsdeur in de middenbeuk, en in de opgewipte rechterzijbeuk; kleine vensters in de linkerzijbeuk en voor de zolderverdieping. Schilderachtig gelegen met de voorgevel op ruime afstand van het Kerkpad, helaas met weinig historisch besef hersteld en van een commercieel gerichte erfbeplanting voorzien in de jaren '80.
Zelksestraat nr. 8. Boerderij ‘De Vogelvanger’, onder afgewolfd zadeldak met riet en pannen, in oorsprong xviii maar in xix en xx gemoderniseerd (afb. 182 links). In het middenbeuksgedeelte van de voorgevel de toegangsdeur en een groot zesruits schuifvenster; in de zijbeuken kleinere exemplaren; voor de zolderverdieping twee kleine vensters. Bedrijfsgedeelte met sterk gewijzigde deeldeuren en vensterpartijen. De boerderij ligt met de rechterzijgevel aan het naar het zuiden omknikkende Kerkpad; het bedrijfsgedeelte is naar de Zelksestraat gericht.
Zelksestraat nr. 10. Hallehuisboerderij met naar links uitgebouwd voorhuis onder met riet gedekt schilddak (afb. 182). Asymmetrische gevelindeling: voorhuis met verdieping over drie traveeën en aansluitende rechterzijbeuk. Bedrijfsgedeelte met door riet en pannen gedekt afgewolfd zadeldak en gewijzigde gevelindeling. Rechts van het huis op de grens met nr. 12 vrijstaande schuur met bakstenen achter- en zijgevel en houten ingangsgevel.
Zelksestraat nr. 12. T-boerderij met voorhuis tussen zijtopgevels en met riet gedekt zadeldak, xviii-xix. In de beganegronds vier traveeën brede voorgevel zesruits vensters met luiken, waarboven tweeruits zoldervensters. Bedrijfsgedeelte onder afgewolfd zadeldak met riet en pannen gedekt. Daarachter op het erf een vrijstaande stenen schuur onder afgewolfd met riet gedekt zadeldak, maar met verstoorde gevelindeling. Het complex ligt op de hoek van de Zelksestraat en de Broekweg nabij het toegangshek van het landgoed Huis Horssen (afb. 184). |
|