Het Land van Maas en Waal
(1986)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||
Afb. 27. Verpondingskaart van Deest uit 1809. r.a.g., Arnhem.
| |||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||
Deest
| |||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||
Afb. 28. De kern van het dorp Deest volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
hertogen van Gelre hadden met name de abdis van het Cisterciënserinnenklooster Grafenthal (‘Vallis Comitis’) en het kapittel van Xanten beslissende invloed. Archivalisch is Deest in de geschiedenis al bekend in de 10de eeuw door vermelding in een oorkonde waarin keizer Otto III aan een klooster te Aken goederen te ‘Dhiste’ schenkt. Andere vermeldingen komen voor in 1189 en 1196 (Sloet, nrs. 118, 375, 389, 434, 468). Het kapittel van Xanten bezat reeds voor 1212 goederen te ‘Dhist’ die door aankoop zijn verworven van het kapittel van Saint-Quentin (Aisne). In 1316 verwierf het kapittel door koop een huis en hofstad, die voor de periode van zes jaar worden verpacht aan Gottschalc van Deest (Ukb. St.x. nrs. 473, 474). In een oorkonde uit 1321 waarin ‘ecclesie Xanctensis bona sita in Deyst, que quondam Godefridus filius Stephani de Deyst coluerat’ worden verpacht aan Theodoricus Vos, wordt een tiental percelen met name genoemd. De omvang van het tiendplichtige bezit in de 15de eeuw wordt in het ‘Liber Ruber’ in het Xantens kapittelarchief opgegeven: ‘summa hereditatis in Deyst 374 iugera, summa communitatis ibiden 170 iugera’ (Wilkes 1937, blz. 584). De abdij Grafenthal bezat in Deest 150 morgen land en vier boerderijen: ‘Munnikhof’, ‘Vogelenzang’ en ‘Uiversnest’ zijn met name bekend. De vierde hoeve is wellicht de aan Grafenthal toebehorende ‘Reventer’ nabij de St.-Antoniuskapel. | |||||||||||||||||||
Voormalige St.-AntoniuskapelAan de Grotestraat, westelijk van het ingedijkte wiel, ongeveer ter plaatse van de huidige r.k. pastorie, stond tot het midden van de 19de eeuw de uit het midden van de 15de eeuw daterende St.-Antoniuskapel (afb. 29-30).
Bronnen
| |||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||
Afb. 29. De St.-Antoniuskapel in Deest, getekend door C. Pronk in 1732, met foutief onderschrift. r.p.k., Amsterdam.
Geschiedenis In het midden van de 15de eeuw werd in het kerkelijk tot het kerspel Afferden behorende ‘maelschap’ Deest een kapel gesticht ter ere van de H. Antonius Abt. Op 30 april 1456 verkochten de kerkmeesters van Deest met toestemming van de ingezetenen aan de hofmeester van de abdij Grafenthal of Nieuwklooster, dat in Deest grote bezittingen had, een stuk land, waarvan de opbrengst zou worden aangewend ‘in de eere Gaits tot stichtenisse ind tymmeringe eenre capellen ind kerckhoff’. De kapel werd gebouwd | |||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||
‘recht voir die doer van eenen bouwhoff die miin vrouwe van Nyencloister toebehoert, geheiten den Reventer’, hetgeen blijkt uit stukken i.z. een omstreeks 1557 voor het Hof gehouden proces tussen de pastoor van Afferden, Steven Heyen, en Jorien de Graaf, een kerkmeester uit Deest die zich van de kapel en de bijbehorende goederen had meester gemaakt, omdat hij de pastoor het collatierecht betwistte. Het door Oediger gepubliceerde Erkundungsbuch van het Aartsdekenaat Xanten vermeldt onder Afferden: ‘Habet capellam in Diest S. Antonii. Pastor presentat. Investiturum? Habet missas. Habet competenciam 8 fl. Marsilius respicat illam missam’ (Marsilius van Dyntheren, vicaris van het Catharina-altaar in de parochiekerk te Afferden). In de kapel werd tweemaal per week een mis opgedragen. Bij de Hervorming werd de kapel aan de katholieke eredienst onttrokken. In 1641 wendden de hervormden zich tot het Xantens kapittel, als tiendheffer tot onderhoud van de kerk verplicht, met het verzoek om financiële steun voor de net aangeschafte nieuwe klok. In 1672 ging de kapel weer voor korte tijd over in handen van de katholieken. Volgens de Tegenwoordige Staat uit 1741 stond de kapel in een laantje onder aan de dijk en diende zij tot het midden van de 18de eeuw als woonhuis voor de schout. Afbeeldingen uit 1732 en volgende jaren geven die situatie weer. Op het kadastraal minuutplan van 1820 staat het ongeveer 15 bij 7,5 m omvattende gebouwtje met het driezijdige kooreind naar de Grotestraat gericht, hemelsbreed op ongeveer 150 meter afstand van de Waalbandijk (afb. 28 en 30). Van der Aa meldt in 1841, dat er nog in een muurrestant een klokje hing dat speciaal bij begrafenissen werd geluid. Te oordelen naar de bewaard gebleven afbeeldingen is de St.-Antoniuskapel een eenbeukig gebouw geweest met een driezijdige koorsluiting, gotische vensters, een portaalachtig aanbouwtje aan de noordzijde en een gemetseld klokkestoeltje op de top van de westmuur (afb. 29). | |||||||||||||||||||
R.K. kerkAan de Grotestraat nr. 15 staat de aan O.L. Vrouw Onbevlekte Ontvangenis toegewijde r.k. kerk van de parochie Deest, gebouwd in 1952-'53 door architect H. van de Leur, naast de in 1945 beschadigde eerste parochiekerk uit 1858.
Bronnen - Literatuur. Schutjes iii (1872), blz. 413; Mon. Bat. i (1941), blz. 48 en Suppl. blz. 37.
Geschiedenis Tot aan de Reformatie behoorden de inwoners van Deest tot de parochie van St. Victor in Afferden. Na de Reformatie vonden de katholieken een toevlucht in de schuilkerk die op het Huis Doddendaal in Ewijk in de kasteelkelder was ingericht. In 1684 oefende een pater Franciscaan er zielzorg uit. De Franciscanen hadden hier een statie die tot aan de Franse tijd is blijven bestaan. Op de grens van Afferden en Deest is in het begin van de 18de eeuw een schuurkerk verrezen, die in 1831 is vervangen door een Waterstaatskerk aan de Koningstraat, eveneens bestemd voor de katholieken van beide dorpen (zie de kadastrale situatie op afb. 3, aangeduid als ‘pastory’).
Afb. 30. De St.-Antoniuskapel volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
Afb. 31. De r.k. kerk van 1858 na de vergroting tot kruiskerk, situatie na 1879.
Afb. 32. De huidige r.k. kerk uit 1954-1955 volgens het nette plan.
| |||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||
In 1858 is de parochie Deest van Afferden afgesplitst. De nieuwe kerk werd gebouwd noordelijk naast de 15de-eeuwse St.-Antoniuskapel, waarvan de bouwvallige resten werden gesloopt. In de voorgevel van het nieuwe gebouw prijkte het jaartal 1858, waarschijnlijk in chronogram op de stichtingssteen, waarvan de tekst - ex incolarvm liberalitate condebar - door Schutjes wordt vermeld. In 1879 is de kerk vergroot tot kruiskerk (afb. 31). In 1954-'55 is de kerk afgebroken na het gereed komen van het huidige kerkgebouw, een schepping van architect H.C. van de Leur, met de bouw waarvan in 1952 werd begonnen (afb. 32). De onderbouw van een toren tegen de zuidzijde werd gerealiseerd, maar deze werd pas in 1959 hoger opgetrokken.
Ga naar margenoot+ Het kerkgebouw is een driebeukige neo-basiliek met een schip van vijf traveeën, voorafgegaan door een halve travee en toegangsportaal, en voorzien van een diepere koortravee met halfronde absis. Aan de zuidzijde van de koortravee staat een campanile-achtige klokketoren, en aan de noordzijde een kleine toren en sacristie. Tegen de zuidwesthoek van het schip staat een ronde doopkapel. Het kerkgebouw is opgetrokken uit baksteen van fors formaat, gemetseld in kettingverband, en is gedekt met een betonnen zadeldak waarop holle en bolle pannen liggen; het konische dak van de doopkapel heeft een leidekking en een duif als bekroning.
Ga naar margenoot+ De kerk bezit een betrekkelijk jonge inventaris, als gevolg van het feit dat Deest pas in 1858 een zelfstandige parochie werd. Afgezien van de luidklok uit 1641 dateert de inventaris voornamelijk uit de tweede helft van de 19de eeuw. Preekstoel, heiligenbeelden (H. van der Geld) en vaatwerk (J.A. Boermans, H.G. Esser en R. Voss), alsmede diverse andere mobilia, zijn uit de oude kerk overgebracht naar het gebouw uit 1952-'53. Het gebrandschilderd glas is voor de nieuwe kerk vervaardigd.
Ga naar margenoot+ Celebratie-altaar, gemaakt van de voormalige communiebank. Eikehout, ongepolychromeerd, gedeeltelijk goud geverfd; J.A. Oor, Roermond; neogotisch, ca. 1860-1870. Ajour panelen met traceringen en vierpassen.
Ga naar margenoot+ Preekstoel. Eikehout, ongepolychromeerd; vervaardigd door J.A. Oor, Roermond; neogotisch, 1864. Zeszijdige voet en kuip, waarop vier reliëfs voorstellend de Evangelisten met hun symbolen in spitsbogige nissen.
Ga naar margenoot+ Doopvont. Hoogte zonder deksel 105 cm, diameter 38 cm, hoogte deksel 12 cm; marmer; xix a. Vierzijdige voet, balusterstam en ronde kuip.
Ga naar margenoot+ Het orgel is een instrument van de orgelmakers J.J. Vollebregt en Zoon uit Den Bosch. Het is in 1953 te Deest geplaatst, waar het uit 1866 daterende orgel van Gradussen uit Winssen met de door J.A. Oor uit Roermond gemaakte kas tijdens de oorlogshandelingen was vernield. De geschiedenis van het huidige orgel in de Deester parochiekerk gaat terug tot het midden van de 19de eeuw. Het orgel is waarschijnlijk tussen 1852 en 1856 geplaatst in de kapel van de Zusters ‘Dochters van Maria en Jozef’ aan de Choorstraat in 's-Hertogenbosch en in 1874 overgebracht naar de nieuwe kapel aldaar. De kas was gesneden door Hendrik van der Mark uit Oirschot, die als weesjongen bij de Zusters van de Choorstraat op school had gezeten. In 1911 namen de zusters de huidige neogotische kapel in gebruik, waarin het orgel werd overgeplaatst. Rond 1930 bouwde Pels een nieuw groot orgel voor de congregatiekapel maar handhaafde het oude orgelfront van Van der Mark als façade. Na enige omzwervingen kwam het instrument van Vollebregt, zonder de kas van Van der Mark, omstreeks 1950 terecht in de kerk van Fellenoord te Eindhoven. Toen men hier een nieuw orgel, vervaardigd door Vermeulen, in gebruik had genomen, werd het Vollebregt-orgel door de orgelmaker Verschueren uit Heythuyzen te koop aangeboden aan de parochie te Deest. Het is in 1971 gerestaureerd onder toezicht van H. van der Harst, die het herkende als een werk van Vollebregt. - Literatuur. Frans Jespers en Ad van Sleuwen, ‘Tot roem van zijn makers’, een studie over J.J. Vollebregt en Zn., uitgave van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant, 1978. | |||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ De kerk telt een vijftiental gebrandschilderde vensters, in 1953 vervaardigd door het Atelier Brabant. In het priesterkoor een cyclus van zes ramen met voorstellingen uit het leven van de kerkpatrones Maria Onbevlekte Ontvangenis: 1 Joachim en Anna, 2 Annunciatie, 3 Maria met Kind op maansikkel en slang (Immaculata Conceptio), 4 Maria knielend voor het Kind in de kribbe, 5 Maria onder het kruis, 6 Kroning van Maria. In het schip bevinden zich negen glas-in-lood ramen, waarvan vijf stuks een Nieuw-Testamentische scène of parabel in beeld brengen en vier ramen symbolen vertonen van enige sacramenten: 1 de berg Thabor, 2 terugkeer van de verloren zoon, 3 Petrus wandelt op het meer, 4 genezing van de lamme te Kafarnaüm, 5 opwekking van Lazarus, 6 symbolen van het Vormsel: vuur, vat met chrisma, 7 symbolen van de Biecht: stola, kelk, druiven en aren, 8 Symbolen van het Priesterschap: twee ineengevouwen handen op boek, rozen, twee ringen, twee vogels en olijftak, 9 symbolen van het Oliesel: oliebusje en Phoenix.
Ga naar margenoot+ Mariabeeld. Hoogte 123 cm; hout, bruin geverfd, midden xix. Maria als Immaculata staande op de wereldbol, maansikkel en slang met appel in de bek. H. Jozef en het Kind Jezus. Twee beelden, oorspronkelijk behorend tot een groep, de H. Familie voorstellend. Hoogte respectievelijk 120 en 75 cm; zacht hout, afgeloogd; H. van der Geld, Den Bosch; 1902. Het Jezuskind maakt spreekgebaar en houdt wereldbol. - Literatuur. Reg. Mem., hoofdst. 2. Antonius van Padua. Hoogte 145 cm, zacht hout, afgeloogd; H. van der Geld, Den Bosch; 1881. De heilige is afgebeeld staande met open boek waarop het Jezuskind. - Literatuur. Reg. Mem., hoofdst. 2. Franciscus van Assisi. Hoogte 145 cm, zacht hout, afgeloogd; H. van der Geld; 1902. De heilige is afgebeeld met stigmata en kruis. - Literatuur. Reg. Mem., hoofdst. 2. Theresia van Lisieux. Hoogte 103 cm; eikehout, ongepolychromeerd; gesigneerd: H. van Melick, Eindhoven; xxb.
Ga naar margenoot+ Kruisbeeld. Corpus iets minder dan levensgroot; hout met nieuwe polychromie; xix a.
Ga naar margenoot+ Veertien staties. Afmeting 62 × 82 cm; olieverf op doek; vermoedelijk door F. Kops; neogotisch, ca. 1910-1915. Verwante kruiswegstaties te Beuningen (r.k. kerk van de H. Cornelius) en Vught (H. Hartkerk).
Ga naar margenoot+ Torenmonstrans. Hoogte 69 cm, diameter voet 19,5 cm; verguld zilver; merken: meesterteken h + e (= H.G. Esser, Weert, 1838-1892), jaarletter p (= 1874), lopend leeuwtje, minervakopje en zwaardje; neogotisch. Zeslobbige voet waarop de navolgende voorstellingen: 1 familiewapen beladen met een boom, 2 Clara met monstrans, 3 Christianus als bisschop, 4 Bernardus van Clairvaux, 5 Antonius van Padua met lelietak, 6 Arnoldus als bisschop; zeszijdige stam met open traceerwerk; aan weerszijden van de stam voluten met belletjes; nodus met zes ronde knoppen en open traceerwerk; rond de lunula de tekst: ‘Sanctus, sanctus, sanctus, Dominus Deus Sabaoth’; daaromheen zes lobben met wingerd op blauw fond; aan weerszijden van de lunula de beeldjes van Petrus en Paulus onder baldakijnen; tegen de zijkanten een gesluierde vrouwelijke heilige en een bisschop; in de toren twee engelenbeeldjes met daarboven een Mariabeeldje in een aedicula; tegen de spits zes engelenbeeldjes; het kruisje op de bekroning ontbreekt. Expositieciborie. Hoogte 50 cm, zonder deksel 26 cm, diameter voet 15,5 cm; verguld zilver; merken: meesterteken ib in ruit (= J.A. Boermans, Venlo, 1830-1886), jaarletter d (= 1863), lopend leeuwtje en minervakopje; neogotisch. Achtlobbige voet waarop afgewisseld door passiebloemen de navolgende symbolen met begeleidende teksten zijn gegraveerd: 1 Apocalyptisch Lam: ‘Sua vita et sacrificio’, 2 Leeuw: ‘Fortitudo’, 3 Pelikaan met jongen: ‘Caritas’, 4 Pauw: ‘Pulchritudo’; achtlobbige, mandarijnvormige nodus en bundelstam; cuppa in de vorm van een vierpas met vier torentjes met op de vier bolsegmenten de navolgende gegraveerde figuren: 1 Christus met kelk en brood, 2 Juliana voor monstrans, 3 Clara met ciborie, 4 Antonius van Padua met knielende ezel; vierlobbige deksel met wimbergen overgaande in een | |||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||
torenspits met open traceerwerk op rood en blauw fond, met hogels en kruisje. Onder de voet de inscriptie: ‘J.A. Boermans Venlo fe. 1863’. - Literatuur. Schrift ‘uitgaven sedert 1858’, in kerkarchief. Lunuladoos. Hoogte 5,5 cm, diameter 10,5 cm; zilver; merken: meesterteken h + e (= H.G. Esser, Weert, 1838-1892), zwaardje; 1874. Op de doos filetstrepen, op het deksel gegraveerd Apocalyptisch Lam omgeven door rand van wingerdranken. Ampullenblad. Afmeting 30 × 18,5 cm; zilver; merken: 12 (= gehaltemerk Duitsland), V in gekroond schild (= import); xixd. Ovaal blad met twee insnoeringen, geprofileerde rand en een ornament aan de vier zijden. Wierookvat en scheepje. Hoogte vat 33 cm, scheepje 15,5 cm; zilver; merken: meesterteken h + e (= H.G. Esser, Weert, 1838-1892); jaarletter p (= 1874), minervakopje, leeuwtje. Ronde voet versierd met bladornamenten; op de onderzijde van het vat bladmotieven waarboven tussen bloem- en bladmotieven afwisselend drie cartouches en drie maal een tweetal engelenkopjes; op het deksel een rand van godrons, ajourdeel met festoenen en bladmotieven, daarboven een laurierkrans; op de bovenzijde cartouches tussen vruchten, als bekroning een vlam. Scheepje: ronde voet met bladornament, op het lichaam cartouches, op het deksel gegraveerde voorstelling van het Apocalyptisch Lam. Wierookvat met scheepje. Hoogte vat 31 cm; scheepje 10,5 cm; geel koper; neogotisch, xixd. Ronde voet; half bolvormig, glad lichaam; in het hoge deksel uitgesneden kruisjes, driepassen en vensters; als bekroning een knop. Missaalbeslag. Hoogte schilden 13 cm, breedte 11 cm; verguld zilver; merken: meesterteken onleesbaar, jaarletter s (= 1877), leeuwtje, minervakopje. Op schild voorzijde: Johannes Evangelist, op schild achterzijde: Maria met gevouwen handen en krans van rozen op het hoofd; op de hoekstukken: engelenkopjes; op klampen en sloten: Christus, Maria en Jozef, in ovaal, ieder tweemaal afgebeeld. Canonborden. Afmeting groot bord 41 × 60 cm; zilver, merken: meesterteken rv in ovaal (= R. Voss, Roermond, werkzaam 1863-1896); jaarletter r (= 1876) lopend leeuwtje, minervakopje. Geprofileerde lijst met rozetten. Handgeschreven tekst.
Ga naar margenoot+ Zes kandelaars. Hoogte 61 cm, geel koper; xix b. Ronde voet op drie bolpootjes, conische stam tussen vijf nodi, schaalvormige bobèche. Twee kandelaars. Hoogte 200 cm; geel koper; neogotisch, ca. 1900. Zeszijdige voet op drie klauwpootjes; getorste stam met drie platte nodi, zeszijdige gekanteelde bobèche. Zes kandelaars. Hoogte 87 cm; kerkzilver; neogotisch, 1870-1880. Driezijdige voet op voluutpoten, op de drie zijden raamtraceringen tussen drie hoekpinakels; tegen de stam drie beeldjes van Christus, Maria en Jozef, elk 7 cm hoog; zeszijdige bobèche met bladmotieven op de onderzijde en een opstaande sierrand.
Ga naar margenoot+ Harmonische schel. Hoogte 22,5 cm, diameter 20 cm; geel koper; xix d. Klokmodel op vier klauwpootjes; aan de onderzijde ajourrand van wingerdranken; handvat in de vorm van een driepas.
Ga naar margenoot+ Wijwateremmer. Hoogte 29,5 cm, diameter 28 cm; geel koper; xix a. Ronde geprofileerde voet met rand van godrons; onversierd lichaam.
Ga naar margenoot+ De kerk bezit een luidklok, gegoten in 1640 door Peter van Trier en Johan Philipsen, diameter 86 cm, versierd met twee vitrageranden (hertenmotief) en voorzien van het opschrift: antonis hiet ick. peter van trier ende johan philipsen heben my gegoten anno 1640. Waarschijnlijk is dit de klok uit de voormalige St.-Antoniuskapel, waarvoor het Xantens kapittel in 1641 een rozenobel en tien rijksdaalders bijdroeg. Hij is in 1959 in de nieuwe toren gehangen. - Literatuur. Schutjes iii (1872), blz. 412; Voorloopige Lijst 1917, blz. 64; Dorgelo 1961, blz. 42. | |||||||||||||||||||
BegraafplaatsOp de r.k. begraafplaats ten noorden van de kerk en pastorie staan geen opmerkelijke grafmonumenten. Vermeldenswaard uit het oogpunt van plaatselijke geschiedenis zijn het priestergraf en grafmonumenten opgericht voor leden van de familie Van Welie. | |||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Platliggende zerk, hardsteen, formaat 264 × 137 cm, aan de bovenzijde voorzien van een priesterkelk; daaronder de tekst: sepulchrum sacerdotale franciscus van lankveld / 1881 † 1900 / petrus van zutphen / 1900 † 1919 / martinus verhoeven / 1919 † 1938.
Ga naar margenoot+ Platte zerk waarachter een hardstenen grafkruis is geplaatst. Op het kruis een wit marmeren plaat met de inscriptie: tot aandenken / der familie / gerardus / van welie / door wie voor al / hier de kerk en het / liefde gesticht / zijn gebouwd / en begiftigd. Op het linker kruis in wit marmer: hier rust / joannes / van welie / geb. te / winssen / 24 nov. 1819 / overl. te / deest / 7 febr. 1894 - hij was / den geloovigen / een voorbeeld in woord / in wandel in liefde / in geloof in kuischheid / i tim. iv. il -r.i.p. Op het rechter kruis: hier rust / gerarda / wilhelmina / van welie / geb. te / winssen / 3 sept. 1817 / overl. te / deest / 26 nov. 1896 - zij was / vol van goede werken / en aalmoezen / act. ix. 16-r.i.p. | |||||||||||||||||||
TurksweerdIn de Afferdense en Deestse Waarden bij de steenfabrieken ten noorden van De drie Waaien heeft het huis ‘Turksweerd’ gestaan, aanvankelijk in bezit van de Gelderse hertogen, maar door hertog Reinoud 11 overgedragen aan de abdij Grafenthal, waar zijn zuster Elisabeth abdis was. Volgens Schutjes zou men het huis in de bedding van de Waal moeten localiseren. Van het huis zelf is niets bekend. In de leenakten wordt in 1481 ‘eenen weert’ vermeld ‘met al sijnen toebehoren, gelegen butendijcks (...) inder buyrschap van Diest’, die via de dochter van Willem van Egmond, Margriet, overgaat in handen van het geslacht Turck (tot 1620), gevolgd door Van Renesse (1620-1671), Staats (1671-1740) en De Pélichy (vanaf 1740). De naam Turksweerd gaat waarschijnlijk terug op de familie Turck. In de 19de eeuw was Deest geruime tijd een eigendom van de adellijke familie De Pélichy, die de bezittingen hebben verkocht aan de heren Van Kink uit Nijmegen. - Literatuur. Van der Aa xi (1848), blz. 335; Schutjes iii (1872), blz. 412; Leenaktenboeken Kwartier van Nijmegen 1924, blz. 96-97. | |||||||||||||||||||
R.K. PastorieAan de Grotestraat nr. 13 staat de r.k. pastorie van de parochie van O.L. Vrouw Onbevlekt Ontvangen, gebouwd in 1858 gelijktijdig met de bouw van de eerste parochiekerk op het grondgebied van Deest. De pastorie sluit qua type aan bij de in de eerste helft van de 19de eeuw elders in Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen gebouwde pastoriewoningen, waarvan dit gebouw een van de laatste voorbeelden is. Bijna kubusvormig woonhuis, opgetrokken in rode baksteen, bestaande uit een even hoge begane grond en verdieping onder een omgaand schilddak met vier hoekschoorstenen. De dakschilden zijn met leien in Maasdekking bekleed. De drie traveeën brede voorgevel bezit een flauw uitspringend middenrisaliet. De enigszins gemoderniseerde zesruits schuifvensters en de van een eenvoudige omlijsting voorziene toegangsdeur vormen met de brede daklijst de belangrijkste accenten in de zeer sobere gevels. | |||||||||||||||||||
BoerderijenGa naar margenoot+ Bijmansstraat nr. 37. Hallehuisboerderij met voorhuis en bedrijfsgedeelte onder afgewolfd zadeldak, xix b. De boerderij is opgetrokken in baksteen en gedekt met riet en gesmoorde Hollandse pannen. In de voorgevel, gemetseld in kruisverband en voorzien van vlechtingen, beganegronds vensters met zesruits schuiframen en luiken. Op de zaadzolder twee vensters waarvan de oorspronkelijk aanwezige luiken zijn vervangen door vierruits verticaal scharnierende ramen.
Ga naar margenoot+ Van Heemstraweg nr. 2a. ‘Het Uiversnest’. t-boerderij met bakhuis en schuur, xix b. In de huidige verschijningsvorm is de hoeve betrekkelijk jong, maar in oorsprong is zij | |||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||
Afb. 33. Vriezeweg nr. 34. Boerderij ‘De Ganzenkuil’ (opn. 1977).
Afb. 34. Kweldam nr. 39. Boerderij ‘De Oude Dries’ (opn. 1977).
een van de vier boerderijen die het klooster Grafenthal in Deest bezat. Het voorhuis bestaat uit een begane grond met lage verdieping onder een met riet gedekt overstekend schilddak met hoekschoorstenen. De vensters van het vijf traveeën brede voorhuis hebben zesruits schuiframen en luiken. Eenvoudige paneeldeur met smeedijzeren roosters en daarboven een geornamenteerd bovenlicht waarin een ooievaar (de uiver). Gemoderniseerd bedrijfsgedeelte onder afgewolfd zadeldak, gedekt met riet en pannen; in de achtergevel deeldeuren, gietijzeren raampjes en een hooiluik. Op het erf een bakstenen schuur onder met pannen gedekt, afgewolfd zadeldak. Voor de boerderij een ruim opgezet bakhuis. Smeedijzeren hek langs de straatzijde met de naam ‘Uiversnest’ op het toegangshek.
Ga naar margenoot+ Kweldam nr. 39. Boerderij ‘De Oude Dries’ (afb. 34). Kapitale hoeve van het middenlangsdeeltype met dwarsgeplaatst voorhuis, gedateerd op staafanker 1837, doch in eerste aanleg ouder. Het voorhuis heeft een breedte van zeven traveeën beganegronds, ontstaan uit een met twee venstertraveeën naar rechts vergrote, symmetrische eerste aanleg van vijf traveeën. Op de verdieping vensters met diefijzers voor de zaadzolder, drie stuks in de voorgevel en twee in de smalle zijgevel. De kap bestaat uit een met riet gedekt schilddak met hoekschoorstenen. Boven de voordeur met panelen een bovenlicht met kromme roeden. Bedrijfsgedeelte onder afgewolfd zadeldak onder riet en pannen. Links van de boerderij een deels gepotdekselde houten schuur met afgewolfd zadeldak. Op het erf achter de hoeve een kleinere boerderij onder afgewolfd zadeldak.
Ga naar margenoot+ Vriezeweg nr. 34. ‘De Ganzenkuil’ (afb. 33), fraaie boerderij van het krukhuistype staande op een huisterp aan de oostzijde van de Vriezeweg, xviii. Het naar links uitgebouwde voorhuis waarin kelder en herenkamer wordt afgesloten door een tuitgevel met schoorsteen; het rechter gedeelte van het voorhuis is ook door uitleg iets vergroot. Schuifvensters met roedeverdeling in de opkamer; de overige vensters zijn gemoderniseerd. De twee vensters van de zaadzolder op de verdieping bezitten diefijzers. In het bovenlicht van de voordeur zit een gietijzeren levensboom. Het bedrijfsgedeelte is voorzien van een met riet en rode en blauwe Hollandse pannen gedekt, afgewolfd zadeldak. In de gepleisterde achtergevel deeldeuren onder een lateibalk, geflankeerd door gietijzeren stalraampjes.
Ga naar margenoot+ Waalbandijk nr. 24. Hallehuisboerderij met middenlangsdeel, gelegen aan de voet van de bandijk, xix a. Boerderij onder een afgewolfd zadeldak gedekt met riet en rode verbeterde Hollandse pannen. Voorgevel met een in raaplaag als natuursteenimitatie uitgevoerde huid; gewijzigde venster- en deurpartij. Achtergevel van baksteen met boven de ankerbalk gepotdekseld gedeelte waarin het hooiluik is opgenomen.
Waalbandijk nr. 44. t-boerderij met middenlangsdeel, xix b. Het voorhuis bestaat uit begane grond en lage verdieping ter breedte van drie traveeën en is voorzien van een met riet bekleed schilddak met hoekschoorstenen. Beganegronds zesruits schuiframen. |
|