Het Land van Maas en Waal
(1986)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |||||||||||||||||
Afb. 1. Kaart van de kadastrale gemeenten Afferden en Deest uit Kuypers Gemeenteatlas, 1867.
| |||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||
Afferden
| |||||||||||||||||
Dorpstoren op het HoogOp het Hoog staat als laatste overblijfsel van de middeleeuwse dorpskerk die in 1838 werd afgebroken, de 14de-eeuwse bakstenen toren, die sedert 1974 eigendom is van de burgerlijke gemeente Druten (afb. 4-9). | |||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||
Afb. 2. Verpondingskaart van Afferden uit 1809. r.a.g., Arnhem.
| |||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||
Afb. 3. De kern van het dorp Afferden volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
Bronnen
| |||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||
Afb. 4. De middeleeuwse kerk van Afferden in de 18de eeuw, getekend door N. Wicart, r.k.d., Den Haag.
Afb. 5. De middeleeuwse kerk op het Hoog volgens het kadastraal minuutplan.
Afb. 6. De middeleeuwse toren op de r.k. begraafplaats op het Hoog volgens nette plan.
| |||||||||||||||||
GeschiedenisDe middeleeuwse kerk van Afferden, toegewijd aan de H. Victor en Gezellen, is een van de oudste kerkgebouwen in het Land van Maas en Waal geweest. Mogelijk stond hier reeds in de Karolingische tijd een godshuis. Een op 20 mei 1985 uitgevoerd bodemonderzoek heeft geen fundamenten van schip en priesterkoor aan het licht gebracht. Door intensief gebruik van het kerkhof met name ter plekke van de voormalige standplaats van de kerk zijn alle sporen uitgewist. Men moet derhalve volstaan met schaarse historische gegevens. In 1165 rees een geschil tussen de St.-Victorskerk in Xanten en de St. Andreas in Keulen, dat door de Keulse aartsbisschop Rainald van Dassel in het voordeel van de kanunniken van Xanten werd beslecht. Zij zouden de kerk van Afferden voor altijd bezitten en van de inkomsten jaarlijks 3 mark ontvangen, terwijl de rest aan de kelnarij zou toevloeien. Geen proost zou de kerk van het Stift mogen vervreemden. In 1176 werd het Stift nogmaals, nu door aartsbisschop Philips i van Keulen, in het bezit van Afferden | |||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||
bevestigd en eveneens in 1225, door de kardinaal-legaat Konrad, bisschop van Porto. De kerk bezat twee beneficiën, de vicarie van St. Antonius Abt en van de H. Anna en Catharina, waarvan Schutjes de goederen omschrijft. In 1615 vestigde zich in Afferden de eerste predikant die bezit nam van de kerk op het Hoog. De inkomsten van de St.-Antoniusvicarie dienden in 1617 voor reparatie van de kerk. De katholieken namen in de periode 1663-1710 vooral hun toevlucht tot Megen en Ravenstein. De Hervormde gemeente Afferden was in het begin van de 17de eeuw kerkelijk verenigd met Puiflijk en een tijdlang met Druten en Boven-Leeuwen. In 1672 kwam de kerk weer voor korte tijd in handen van de katholieken, maar in 1675 werd de parochie al weer opgeheven na het vertrek van de Fransen. De toenmalige pastoor Bernardus van Oell, een conventuaal uit het klooster te Kleef, werd na een gevangenschap in de z.g. ‘papenkelder’ van het Huis te Leeuwen verbannen. In 1711 werd aan de katholieken toegestaan dat zij een schuurkerk bouwden op de grens van de dorpsgebieden van Afferden en Deest. De schuurkerk met pastoriewoning onder één kap werd gebouwd aan de Koningstraat tegenover de Molenweg. In dit uiterlijk niet als kerk herkenbare godshuis nam pastoor Petrus Reesen, een Franciscaan uit Megen, zijn intrek. In 1801 legden de katholieken wettig beslag op de oude kerk op het Hoog, die zij tot 1833 alleen op zon- en feestdagen gebruikten, want ook de schuurkerk aan de Koningstraat bleef mede ten gerieve van de dorpsbewoners van Deest in gebruik. In 1833 brak men de schuurkerk af en werd met steun van het Rijk onder het pastoraat van Arnoldus Bruysten, die Afferden bediende van 1828-1850, een Waterstaatskerk gebouwd. Van de bouwvallige schuurkerk die bij publieke verkoop slechts f500,- opbracht aan afbraakmateriaal zijn twee eiken gebinten, herkenbaar aan de ingebrande contouren van een door wijnranken omgeven duif, opnieuw gebruikt in het achterhuis van een tegenoverstaande boerderij aan de Koningstraat. Nadat de Waterstaatskerk was voltooid, werd de middeleeuwse kerk op het Hoog buiten gebruik gesteld en in 1838 met uitzondering van de toren afgebroken. De toren heeft bij een storm in 1908 de noodbekapping verloren, die sedert 1900 het sterk verwaarloosde met pannen belegde tentdak verving. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn de zolderingen uit de toren gesloopt. Na jarenlang als open karkas aan weer en wind te hebben blootgestaan, is in 1976 de torenromp gerestaureerd en met een lage kap afgedekt.
Ga naar margenoot+ Het torenlichaam is opgetrokken in baksteen, formaat 26 × 12/13 × 4/5,5 cm, 10 lagen 69 cm, van donkerrode tint, gemetseld in staand verband met daartussen licht geelgroen verglaasde koppen, die echter geen patroon vormen. Aan het plint zijn in de 19de eeuw jongere materialen gebruikt. Ook de bovenste lagen wijken in kleur iets af. De oostmuur van de toren, feitelijk de westmuur van een ouder kerkschip, is opgebouwd uit tufsteen, brokken onregelmatige natuursteen (kolenzandsteen en keien), deels afwisselend met baksteen toegepast. Tussen de stroomlagen van de natuursteen zijn ook gebakken tegels of dakpanfragmenten verwerkt. Door bepleistering is het beeld zeer fragmentarisch.
Ga naar margenoot+ De toren beslaat een bijna vierkante plattegrond en heeft een muurdikte van ongeveer 1,10 m (afb. 8). De oostmuur is wat dikker omdat deze bestaat uit de westmuur van het in 1838 afgebroken schip en de bakstenen oostelijke torenmuur, die samen een dikte van 1,50 m bezitten. Aan de buitenzijde van de toren is die muurdikte van de westmuur van het kerkschip nog duidelijk af te lezen, namelijk 62 cm. De oorspronkelijke toegang tot het kerkschip is nog aanwezig; van de met een flauwe segmentboog gedekte ingang kan men de oorspronkelijke breedte in het torenportaal nog waarnemen. Twee eenvoudig geprofileerde rood zandstenen blokken onder de segmentboog laten zien dat men hier met de westmuur van het schip als buitenmuur te doen heeft (afb. 7). Ten behoeve van de huidige, in een houten kozijn gevatte deur, die smaller is dan de oorspronkelijke toegang, heeft men in de 19de eeuw in afwijkende baksteen hoekvullingen gemetseld. De dikte van de westmuur aan weerszijden van de middeleeuwse doorgang is 73 cm en daarmee ongeveer een steenbreedte dikker dan de muurdikte van 62 cm die bij de hoeken kan worden waargenomen. Het verschil is alleen verklaarbaar als klamp tegen de tufstenen ondermuur van het voormalig kerkschip, dat in oorsprong van ouder datum zal zijn dan de daarin later aangebrachte toegang van baksteen met de rood zandstenen lateidragers. De toren is tegen de westmuur van de kerk koud aangezet en is met de bovenbouw half op de bestaande muurdikte van de schipmuur gebouwd. | |||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Uitwendig gaat het muurwerk van de toren, behoudens een versnijding bij het plint, zonder versnijding en ongeleed op tot aan de torenkap (afb. 9). De toren heeft oorspronkelijk geen westingang gehad, maar was alleen vanuit het kerkschip toegankelijk. In de zuid- en westmuur zitten op regelmatige afstand nog kortelinggaten; die in de noordelijke torenmuur zijn dichtgezet met baksteen. De indeling van de gevels met spleetvensters en galmgaten was rondom gelijk. Bij het torenportaal en de twee verdiepingen daarboven zijn nu ten dele dichtgezette spleetvensters aanwezig, die men inwendig nog uitstekend kan waarnemen. De galmgaten zijn spitsbogig, hebben een achtkantig bakstenen deelzuiltje en zijn gevat in een rondbogige spaarboog. Het plint heeft aan de westzijde nog zijn oorspronkelijke profilering behouden en aan het westelijk deel van de noordmuur. De in de 19de eeuw doorgebroken westingang is na afbraak van het kerkgebouw spoedig gedicht. De toren heeft tot circa 1906 zijn oorspronkelijke eikehouten kapconstructie gehad. De spits was afgetopt mede ten behoeve van een ooievaarsnest. Volgens rapporten van A. Mulder en W. Scheepens, opgemaakt in 1905 en 1906, was hij eenvoudig te herstellen door het vernieuwen van enige sparren en pannen. Op aanwijzing van een plaatselijk deskundige is kort daarop besloten de oude constructie te vervangen door een bijna plat dak.
Ga naar margenoot+ Inwendig vertoont de toren beganegronds nog duidelijke restanten van een stenen koepelgewelf als dekking van de door spleetvensters verlichte portaalruimte. Hierboven lagen oorspronkelijk twee tussenverdiepingen en de klokkeverdieping met vloeren op enkelvoudige balklagen. De vloeren zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog uit de toren gesloopt. De balkconstructie laat zich aflezen uit de balkgaten die respectievelijk in de oost- en westmuur (onderste vloer) en in de noord- en zuidmuur (bovenste vloer) zitten. De bovenste vloer onder de klokkezolder is door middel van een moerbalk extra versterkt in verband met het gewicht van de voormalige klokkestoel. Is de muurdikte van de toren in het overwelfde portaal 110 cm, daarboven neemt ze af tot ongeveer 90 cm zonder inwendig te versnijden. Opmerkelijk is ook de constructie van de torenvensters met een houten latei en geklemd gemetselde platte bakstenen onder de rollagen.
Ga naar margenoot+ Van de gedaante van het middeleeuwse kerkgebouw is niet meer bekend dan het beeld dat de aan N. Wicart toegeschreven tekening (afb. 4) ervan weergeeft. Het was een kerkgebouw met een eenbeukig schip en een wat lagere koorpartij. Ook het kadastraal minuutplan (afb. 5) vertoont een eenbeukig schip met polygonaal gesloten koor zonder aanbouwen. De nok van het middeleeuwse schipdak lijkt blijkens de 18de-eeuwse tekening lager gelegen dan de top van het driehoekige veld dat zich in de vorm van een buitenbepleistering met blokverdeling aftekent tegen de huidige oostelijke torenmuur. Of het schip in zijn 19de-eeuwse gedaante dezelfde hoogte had als in zijn laat-middeleeuwse vorm, valt moeilijk uit te maken. In elk geval is het schip breder geweest dan de toren. Sporen van een dakmoet behorend bij een ouder en lager kerkschip zijn tegen de oostmuur van de toren mede door de pleisterlaag niet waarneembaar. Uit de toepassing van het natuursteenmateriaal in het onderste gedeelte van de schipmuur is af te leiden dat hij behoort tot het kerkgebouw in een van zijn oudste fases (romaans werk). Het bovengedeelte van die westmuur is vermoedelijk bij een latere verhoging van het schip tot stand gekomen, waarbij men in de oudere ondermuur een nieuwe ingang maakte in baksteen (vroeg-gotisch werk). Tegen deze westmuur en deels erop bouwde men tenslotte in de 14de eeuw de toren in een zeer eenvoudige overgangsstijl.
Ga naar margenoot+ In de toren hing een luidklok, diameter 100 cm, versierd met herten en bokken op de bovenrand en een vitragemotief op de onderrand. De klok die na de bouw van de neogotische kerk aan de Koningstraat op de nieuwe toren is geplaatst, werd in de Tweede Wereldoorlog versmolten. Het opschrift luidde: f : ebbinkhuysen pastor te Afferde en Deest / w : van kerkhof en w : van der weerde buurmeesteren // henricus petit me fecit anno Domini 1806. // Tot Afferdens Profijt soo ben ik hier / en roep die van Deest door mijn gehuyl en getier. / dat sij komen ter kerken. / als sij niet en werken. N.B. Franciscus Ebbinkhuysen was pastoor van Afferden en Deest gedurende de jaren 1786-1818. | |||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||
Afb. 7. Interieur van het torenportaal gezien in oostelijke richting met de toegang in de westmuur van het voormalige schip (opn. 1984).
Afb. 8. Horizontale doorsneden van de middeleeuwse toren op begane grond en klokkeverdieping.
Afb. 9. De toren op het Hoog met de westmuur van het voormalige kerkschip gezien vanuit het zuidoosten (opn. 1977).
Torenuurwerk In de r.k. kerk hangt als curiositeit nog een tweetal raderen van het 19de-eeuwse torenuurwerk, dat oorspronkelijk stond opgesteld op de eerste verdieping van de toren op het Hoog. Op het grote tandwiel staat de volgende inscriptie: ‘Dit geheel is hermaakt en gerepareerd door Petrus Oppers koster en onderwijzer der jeugd te Leuth. het jaar onzes Heeren 1831. onder den Heer J.H. Rijer Burgemr van Druten & Afferden’. Op de spaken van het kleine tandwiel: ‘an/no/18/31’. | |||||||||||||||||
Rooms-Katholieke kerkAan de Koningstraat nr. 45 staat de aan de H.H. Victor en Gezellen toegewijde r.k. parochiekerk, een door architect C. Weber uit Roermond in 1890-1891 gebouwde driebeukige kruisbasiliek met onvoltooid gelaten toren (afb. 10-12). De kerk is de opvolgster van de in 1833 gebouwde Waterstaatskerk die meer oostelijk aan de Koningstraat heeft gestaan op de grens van Afferden en Deest. | |||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||
Afb. 10. De r.k. kerk van St.-Victor en Gezellen aan de Koningstraat gezien vanuit het oosten (opn. 1976).
Bronnen - Literatuur. Van der Aa i (1839), blz. 60; Kalf 1906, blz. 396; Rosenberg 1972, blz. 111-112; Van Helvoort 1974 (ms. Weber), blz. 27-30 en bijl. i-vi; H. Croonen, Geschiedenis van Afferden, manuscript z.j. in parochiearchief.
Geschiedenis Het bezit van de in 1801 opnieuw verworven middeleeuwse kerk op het Hoog die veel te klein was en van een bouwvallige schuurkerk aan de Koningstraat uit 1711 (zie blz. 25) deed de kerkbestuurders van de parochie Afferden en Deest besluiten om op 27 juni 1830 een rekest naar koning Willem i te zenden, waarin een subsidie van f14.000,- werd gevraagd voor de bouw van een nieuwe kerk en pastorie. Bijzondere omstandigheden, te weten de erg drassige terreingesteldheid en de financiële onmacht van de door veel dijkdoorbraken geplaagde arme bevolking, verklaren de hoge subsidieaanvraag. Na een toezegging van f8.000,- begon men onder het pastoraat van Arnold Bruysten met de bouw van een nieuwe kerk bij de oude schuurkerk. Het gebouw werd uitgevoerd naar een door Pieter Verwaayen uit Nijmegen vervaardigd ontwerp, waarbij de Waterstaatsingenieur H.F. Fijnje de supervisie hield. Een vroeger plan voor kerk en pastorie door de Nijmegenaar J.G. Graat is waarschijnlijk afgekeurd. De bouw van de pastorie bleef voorlopig achterwege; zij kon pas in 1838 worden gerealiseerd. In 1833 kon aannemer H. de Kok beginnen met de bouw, waarvoor 272 500 stenen per schip uit Millingen a.d. Rijn werden aangevoerd. Het werd een kerkgebouw van drie traveeën lengte met een toren, waarvan de bekroning tot 25 m reikte. Het hoogaltaar, vervaardigd voor f1.000,- door Buis (Beuyssen) uit Boxmeer, werd geschonken door de gebroeders Aard, Peter en Johannes van Weerden. Van de twee zijaltaren kwam er een uit de kerk op het Hoog en was het ander, het H. Kruisaltaar, afkomstig uit het Augustinessenklooster in Venray. Deze altaren, de preekstoel met evangelistenfiguren op de kuip en de rijk gesneden communiebank, die evenals de veertien op doek geschilderde kruiswegstaties, was geschonken door de familie De Pélichy, zijn in 1891 overgedragen aan armlastige kerken. | |||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||
Afb. 11. Plattegrondtekening van de r.k. kerk.
Toen Deest in 1858 werd verheven tot zelfstandige parochie, was de plaats van de Waterstaatskerk nabij de gemeenschappelijke grens van de beide dorpen voor de inwoners van Afferden excentrisch komen te liggen. In 1886 werd nabij de kom van het dorp aan de Koningstraat grond aangekocht. De toekomstige bouwplaats werd in 1890 opgehoogd met zand, afkomstig van het Hoog, de Weem en de Kerke-akkers, allen gelegen rondom het oude kerkhof. De grondwerkzaamheden begonnen op 12 maart 1890 en op 16 juli daaropvolgend legde pastoor W.Th.G. Otten de eerste steen. De kerk werd gebouwd in neogotische stijl naar ontwerp van architect C. Weber, hoewel aanvankelijk een voorkeur bestond voor een gebouw in neoromaanse stijl, dat echter te kostbaar zou worden. De kerkbouw kon worden gefinancierd uit de nalatenschap van de dames Wilhelmina en Maria van Welie. Eerstgenoemde was reeds geruime tijd overleden (3-7-1881) en haar zuster stierf op 4-1-1890, waarna men vrijwel meteen met de werkzaamheden is gestart. In september begon de toren verzakkingsverschijnselen te vertonen. Men had verzuimd te heien. Ook de fundamenten voldeden niet. Bij een hoogte van 17 m werd de bouw in oktober gestaakt. Ook was het toezicht van architect Weber en opzichter W. Wijsbeek uit Uden onvoldoende geweest. Nadat een commissie van deskundigen, bestaande uit architect P.Th. Stornebrink uit Wijchen, aannemer De Rooy uit Tilburg en twee rijksingenieurs, ter plaatse poolshoogte was komen nemen, besloot men om binnen en buiten de toren 70 palen van 10 m lengte te heien en deze door ijzeren kespen te verbinden. Hierop zijn onder de fundamenten door 63 ijzeren balken geplaatst, tezamen een rooster vormend, waarop de toren kwam te staan. Tenslotte werden de fundamenten verbreed, ijzeren koppelstangen ingemetseld en contreforten aangelegd. Door deze tegenslag was de begroting ver overschreden. Voltooiing van de toren tot de spits zou nog eens f9050, - hebben gekost. Op advies van het bisdom werd de toren tot de nok van het kerkdak opgetrokken. Op voorstel van Stornebrink zouden de gewelven in de kerk als stucgewelven moeten worden uitgevoerd. De kerk bleek echter solieder dan men verwachtte en kreeg toch gewelven van IJsselsteentjes. Door verkoop van onbezwaarde effecten ter waarde van ruim f15000, - konden de overschreden kosten worden | |||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||
betaald. Op 13 november 1891 kon de kerk na inzegening in gebruik worden genomen; pas in augustus 1903 vond de inwijding plaats.
Ga naar margenoot+ De kerk is geheel opgetrokken uit baksteen, handvormsteen en geglazuurde profielsteen;Ga naar margenoot+ voor onderdelen als kapitelen, consoles, lijstwerk, venstertraceringen en dergelijke is voornamelijk Savonnières toegepast; de ronde schipkolommen zijn van gepolijst zwart graniet.
Ga naar margenoot+ Het kerkgebouw is een driebeukige, basilikale kruiskerk. Het schip ter lengte van twee en een halve travee, dat wordt voorafgegaan door de toren, is ingedeeld volgens het alternerend stelsel (afb. 11). Het koor en de transeptarmen hebben een 5/10de sluiting, alle voorafgegaan door respectievelijk twee en een smalle travee die op de viering aansluiten. Aan weerszijden van het priesterkoor sluiten lage zijkapellen aan. Tegen de oostzijde van de toren, in het verlengde van de rechterzijbeuk, bevindt zich de doopkapel. Tegen de westmuur van de toren staat een traptoren. Het gebouw is niet georiënteerd; de lengte-as loopt noord-zuid met het priesterkoor in noordelijke richting.
Ga naar margenoot+ De kerk is uitwendig in een betrekkelijk sobere neogotische vormentaal uitgevoerd voor wat betreft de detaillering. De polygonale sluiting van de transeptarmen en de daarin aangebrachte hoge smalle vensters geven niettemin aan het bouwvolume een heel eigen karakter, ondanks het feit dat het gebouw een door bouwcalamiteiten onvoltooide toren bezit. Een houten angelustoren op de viering met een zeer spitse naaldbekroning vormt nu het hoogste punt (afb. 10). Hoe de toren zou hebben moeten worden, is bij ontstentenis van de bouwtekeningen niet bekend.
Ga naar margenoot+ Het interieur wordt gekenmerkt door de toepassing van kleurige baksteen en tamelijk plastisch uitgevoerde bouwonderdelen (afb. 12). De belijning van de binnenruimte wordt voor een belangrijk deel gevormd door de ronde schalken in de wandopbouw en de forse ribben van de gewelven. Het alternerend stelsel in het middenschip, door Weber ook in Overasselt toegepast, maakte het mogelijk de middenbeuk grotendeels met stergewelven te overkluizen gelijk aan die in de viering. De smalle traveeën die de transeptarmen vormen en de smalle middenbeukstravee op de overgang naar de zangkoorruimte in de toren hebben boven de arcadeboog een schijntriforium. Het picturale en plastische element komen in de zijbeuken in wand- en gewelfopbouw door de meer gedrongen verhoudingen nog pregnanter uit, waaraan ook de kruiswegstaties van F. de Vriendt nog eens extra bijdragen.
Ga naar margenoot+ De inventaris is voornamelijk laat 19de-eeuws, doch bevat een middeleeuwse piëta en enig oud vaatwerk, afkomstig uit het oud bezit van de kerk.
Ga naar margenoot+ Hoogaltaar (afb. 12). Kalksteen, niet gepolychromeerd; ontworpen door architect C. Weber en uitgevoerd door het atelier van de Gebr. De Kort, Vught; 1893. Sobere neogotische mensa, rustend op vier marmeren zuiltjes en een achterwand met een lege vierpas, geflankeerd door blinde driepas-arcaden. Op de retabel staan naast de expositietroon beelden van een priester in toga en superplie (door het ontbreken van een attribuut niet als een bepaalde heilige identificeerbaar) - Bonifacius - Willibrordus - Leonardus van Veghel; uiterst links en rechts een engel met banderol. Tabernakel, bekleed met koper, waarin twee engelen met rode email aureool onder traceerwerk. Maria-altaar. Kalksteen, niet gepolychromeerd; ontworpen door C. Weber, uitvoering door Gebr. De Kort, Vught; 1893; neogotiek. Het altaarblad rust op een achterwand met reliëfkruis in vierpas tussen twee arcaden en aan de voorzijde op vier marmeren zuiltjes met koolbladkapitelen. Op het blinde tabernakel staat een a.m.-monogram en het wordt bekleed door een kruisbeeld. Retabel met links en rechts twee engelen met banderollen, waartussen reliëfs: Annunciatie en Kroning van Maria. Jozef-altaar. Kalksteen, niet gepolychromeerd; ontworpen door C. Weber, uitvoering door Gebr. De Kort, Vught; 1893; neogotiek. Altaarblad als bij Maria-altaar; op het tabernakel s.j.-monogram met daarboven een kruisbeeld. In de retabel twee reliëfs: Huwelijk van Maria en Jozef - Dood van Jozef. - Literatuur. Registrum Memoriale 11; blz. 7. | |||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||
Afb. 12. Het interieur van de r.k. kerk, gezien naar het priesterkoor (opn. 1976).
Ga naar margenoot+ Preekstoel. Steen; ontwerp C. Weber, uitvoering Gebr. De Kort, Vught; 1898; neogotiek. Vierkante voet, waarop zuilenbundel en achtzijdige kuip met vier reliëfs, voorstellende de vier westerse kerkvaders in spitsboognissen: Augustinus, Ambrosius, Gregorius en Hieronymus. Rondende, gepolychromeerde, smeedijzeren trapleuning.
Ga naar margenoot+ Doopvont met hefkraan. Hoogte bak 110 cm, hoogte deksel 100 cm, diameter deksel 50 cm; zwart marmer, geel koper en smeedijzer; 1896 of 1897. Achtzijdige vont met verguld traceerwerk; achtzijdig, torenvormig deksel; smeedijzeren hefkraan met vierpassen en ranken, gepolychromeerd. - Literatuur. In parochie-archief, Schrift ‘Inkomsten uit de nalatenschap van M. van Welie’.
Ga naar margenoot+ Het orgel is een in oorsprong door de orgelmaker F.C. Smits uit Reek vervaardigd instrument, dat in 1851 voor de Waterstaatskerk van Afferden-Deest werd geleverd en | |||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||
Afb. 13. r.k. kerk. Piëta, eikehout, toegeschreven aan Hendrik Douverman, circa 1520 (opn. 1976).
Afb. 14. r.k. kerk. Maria met Kind, doek, kopie naar A. van Dijck, 19de eeuw.
in 1895 werd overgeplaatst naar de neogotische kerk door de Gebroeders Gradussen uit Winssen, die tevens een verbouwing aan het orgel uitvoerden. De orgelkast in neogotische trant is tegen de zijmuur van de toren geplaatst met aan de vanuit de kerk zichtbare zijde de speeltafel en een smal front bestaande uit een pijpenveld en een pijpentoren met ajour panelen. De kast is ondanks de neogotische modificaties nog ten dele van Smits. Over de historie van het orgel is het volgende bekend. Volgens stukken aanwezig in het parochie-archief werd op 4 november 1850 een akkoord gesloten voor de levering van een nieuw orgel voor de kerk van Afferden en Deest tussen het kerkbestuur, bestaande uit pastoor A. van Hoogstraten, de kerkmeesters W. van Welie en C.G. Kouwen enerzijds en Franciscus Cornelis Smits Mr. Orgelmaker te Reek anderzijds. De levering daarvan zou tegen 8 september 1851 geschieden, volgens de in het bewaard gebleven bestek omschreven dispositie, 18 stemmen omvattend gelijkelijk verdeeld over Groot Manuaal en Positief, met drie blaasbalken 4 en 8 voet. Het orgel werd begroot op f2.500, -; de kast, te vervaardigen door H. Smits uit Cuyck, begroot op maximaal f500, -, kostte tenslotte f300, -. Ook het bestek van wijziging en overplaatsing d.d. 8 februari 1895 is bewaard gebleven. Het blijkt echter, dat de Gebr. Gradussen nog meer hebben vernieuwd dan daarin staat vermeld. Zo is vrijwel het gehele prestantenkoor vernieuwd en veel pijpwerk afgesneden of ingesneden om tot ‘Parijse diaposon’ te komen in plaats van de oude kamertoon. De orgelmakers betrokken het pijpwerk van meest Belgische en Duitse orgelpijpfabrieken. Een en ander kwam de artisticiteit van het instrument niet ten goede. Het is een Gradussenorgel met nogal wat Smits-materiaal geworden. Blijkens kwitantie van 1 mei 1896 kostte de verbouwing f1.250, -. - Literatuur. Van Os, 1978, blz. 55; Rapport betreffende het orgel in de r.k. parochiekerk te Afferden (g), door J.J. van der Harst, juni/juli 1983, postarchief r.d.m.z.
Het pijpwerk heeft de volgende kenmerken: Bourdon 16′ bas/discant, bas hout, rest metaal, Smits Prestant 8′, bas zink, rest metaal, fabriekspijpwerk, 1896 | |||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||
Bourdon 8′, groot octaaf hout, rest metaal, Smits Violoncello 8′, C t.e.m. Fis gecombineerd, grotere zink, rest metaal, fabriekswerk 1896 Fluit 8′, Smits, in groot octaaf gecombineerd met Bourdon 8′ Holpijp 8′, Smits, groot octaaf hout, rest metaal Fluit 4′, Smits, 12 hoogste cylindrisch open Prestant 4′, C t.e.m. Fis″ fabriekspijpen uit 1896, hoogste 12 van Smits Fugara 4′, bas-pijpwerk uit 1896, discant Gambapijpen van Smits Octaaf 2′, grotendeels pijpwerk van Smits Harmonica 8′, doorslaand tongwerk van Smits Trompet 8′, ruig zuidelijk tongwerk van Smits.
De dispositie luidt:
Ga naar margenoot+ Twee biechtstoelen. Baksteen en kalksteen; ontwerp C. Weber, uitvoering van de sculptuur door Gebr. De Kort, Vught; 1893. Driedelig front met wimberg boven de middeningang; twee zij-ingangen; links en rechts gipsen beeldjes van Petrus en Maria Magdalena en de Goede Herder en David; in de wimberg: Geestesduif en Lam Gods.
Ga naar margenoot+ Wandbekleding van marmeren panelen in transept (tweemaal vijf panelen) en in het koor (zes panelen), respectievelijk uit 1890 en 1901. Ingegroefde motieven. In het koor symbolen binnen spitsboogmotieven.
Ga naar margenoot+ Piëta (afb. 13). Hoogte 78 cm; eikehout; Hendrik Douverman; circa 1520. Gerestaureerd door W. Mares in 1974. Het dode lichaam van Christus steunt op de rechterknie van Maria, die zijn hoofd met haar rechterhand steunt. In bruikleen aan het Nijmeegs Museum ‘Commanderie van St. Jan’. - Literatuur. Cat. 's-Hertogenbosch 1913, nr. 760; Bouvy 1947, blz. 188; G. de Werd, Een onbekende Piëta ca. 1520 door Hendrik Douverman te Afferden (Gld), in Antiek 6 (1971-1972), blz. 674. Maria met Kind. Hoogte 50 cm; gepolychromeerd hout; xix a. Staande Maria, met kroon en scepter, draagt op haar linkerarm het Kind, eveneens gekroond en met wereldbol in de linkerhand. In glazen kastje. Staakmadonna. Hoogte 95 cm; gepolychromeerd hout; vermoedelijk uit 1851, daar in dat jaar een nieuwe troon voor O.L. Vrouw wordt geplaatst. Jozef. Hoogte 160 cm; wit en goud geverfd hout; W. de Kort, Vught; 1873. Staande figuur met leliestaf. Antonius van Padua. Hoogte 160 cm; wit en goud geverfd hout; W. de Kort, Vught; 1877. Staande heilige met leliestaf en Christuskind. Antonius Abt. Hoogte 160 cm; wit en goud geverfd hout; W. de Kort, Vught; 1875. Heilige, staande in monniksgewaad, in de rechterhand een geopend boek, in de linkerhand een staf met bel; aan zijn voeten een varken. Victor. Hoogte beeld 200 cm, hoogte voetstuk 60 cm; wit en goud geverfd hout; W. de Kort, Vught; 1875. Staande heilige, als krijgsman gekleed, met speer, vaandel en palmtak; voluutvormig voetstuk met bladmotief. Goede Herder. Hoogte circa 175 cm; gepolychromeerd hout; Gebr. De Kort, Vught; 1908; neogotiek. Christus, staande met lam en staf. Wilhelmus. Hoogte 175 cm; gepolychromeerd hout; Gebr. De Kort, Vught; 1908; neogotiek. Staande monnik met staf en schedel aan zijn voeten.
Ga naar margenoot+ Triomfkruis (afb. 12). Levensgroot; gepolychromeerd hout; Gebr. De Kort, Vught; 1898; neogotiek. Kruis met vierpassen, waarin evangelistensymbolen. | |||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||
Missiekruis. Minder dan levensgroot; gepolychromeerd hout; vermoedelijk Gebr. De Kort; 1912; neogotiek. Kruishout met geschilderde evangelistensymbolen. Altaarkruis. Kerkzilver; 1894. Driezijdige voet op klauwpootjes; op de zijden van de voet engelen; ronde stam met ronde, bolvormige nodus met florale motieven; de kruisbalken eindigen in driepassen. Inscriptie op de achterzijde van de dwarsbalk: ‘Van de Fam Schouten - kruis en zes kandelaars - Driewaayen 1894’. Zie voor de kandelaars blz. 37; Drie Waayen is een hoeve aan de Waalbandijk, zie blz. 44.
Ga naar margenoot+ Veertien kruiswegstaties in reliëf. Afmetingen 100 × 132 cm (10 ×) en 100 × 55 cm (4 ×); gips; signatuur in elfde statie: F. de Vriendt, Burgerhout (België); 1893. In marmeren omlijsting nog vier reliëfs van staande engelen met banderollen. Vergelijk de identieke afgietsels in de r.k. kerken van Maasbommel (blz. 290) en Hernen (blz. 428).
Ga naar margenoot+ Schild. Hoogte 75 cm; gepolychromeerd hout; 1908. Ter herdenking van het zilveren priesterjubileum van pastoor Otten, met het opschrift: ‘1883 - 1908 - W - Otten - Pastoor’. In reliëf: boek, kruis, stola, kelk met hostie.
Ga naar margenoot+ Muur- en gewelfschilderingen, deels op linnen geschilderd en tegen de wand aangebracht; gesigneerd en gedateerd: ‘P.N. de Boer inv. et pinx. 1896’; neogotiek. Alleen de gewelven van de koorpartij zijn gepleisterd en beschilderd met ranken en tondi met engelen en eucharistische symbolen. Jozefkapel: Dood van Jozef - Vlucht naar Egypte; daarboven engelen met banderollen (vergelijk de reliëfs in het Jozefaltaar, blz. 30). Mariakapel: Kroning van Maria - Annunciatie; daarboven engelen met banderollen (vergelijk de reliëfs in het Maria-altaar, blz. 30). Middenschip: vier evangelisten en acht tondi met Arma Christi, alles in ronde spaarvelden.
Ga naar margenoot+ Van de beglazing met figurale voorstellingen zijn slechts twee vensters te vermelden achter de zijaltaren; in het schip bevinden zich nog grisailleramen en het koor heeft moderne, non-figuratieve vensters. De twee navolgende vensters zijn van Nicolas, Roermond; 1893; neogotiek. Mariakapel: Maria met Kind in mandorla (lancetraam); daarboven rond raampje met rozetak; in zijmuur vijfpasraampje met gekroond Maria-monogram. Jozefkapel: Jozef in gotische nis; daarboven een rond raampje met lelietak.
Ga naar margenoot+ Maria met Kind (afb. 14). Afmeting 109,5 × 92 cm; olieverf op doek; kopie naar origineel van Anthony van Dijck; xix. Maria, zittend, houdt met beide handen het kind vast, dat op haar schoot staat. Waarschijnlijk voormalig altaarstuk. Bewening van Christus. Afmeting 112 × 86 cm; olieverf op doek; kopie XIX, naar Bewening door Anthony van Dijck, circa 1629, in Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen, inv. nr. 403. Voor een begroeide rotspartij links zit Maria, de ogen ten hemel gericht, met het dode lichaam van haar zoon. Maria Magdalena, rechts, geknield, kust de linkerhand van Christus. Geheel rechts, tegen de bewolkte hemel, staat de apostel Johannes. Links vooraan op de grond staat een schaal met doek, doornenkroon en daarnaast drie nagelen. n.b. het doek heeft als altaarschilderij gediend voor het hoogaltaar in de Waterstaatskerk. In het Registrum Memoriale staat onder het jaar 1833 deze vermelding: ‘Het hoogaltaar heeft ruim 1.000 gld gekost. Het is vervaardigd door Buis (= Beuijssen) te Boxmeer. De schilderij van het altaar, een stuk der eerste leerlingen van den schilder van Dijk is een geschenk van den Hoogwelgeboren Familie de Pélichy’. - Literatuur. Registrum Memoriale, blz. 6.
Ga naar margenoot+ Torenmonstrans. Hoogte 66 cm, diameter voet 24,5 cm; verguld zilver; merken: 800 m, maansikkel, kroon, ster (= Duitsland); 1908; neogotiek. Zeslobbige voet met gegraveerde wingerd; ronde stam en dito nodus met traceerwerk en rozetten; aan weerszijden van de lunula een beeldje van Maria en Jozef; in de toren drie beeldjes: zittende God de Vader tussen twee staande engelen. Inscriptie onder in de voet: ‘d.d. parochiani occ. jub. arg. pastoratus r.a.d.w. otten 1 juli 1908’. - Literatuur. Registrum Memoriale, blz. 8. | |||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||
Afb. 15. r.k. kerk. Ciborie, zilver, door C.P. van Gemert, Grave, 1826 (opn. 1976).
Afb. 16. r.k. kerk. Ciborie, zilver, door C.P. van Gemert, Grave, circa 1830 (opn. 1976).
Afb. 17. r.k. kerk. Kelk, zilver, door G. Brom, Utrecht, circa 1895 (opn. 1976).
Ciborie (afb. 15). Hoogte met deksel 36 cm, zonder deksel 23 cm, diameter voet 14,5 cm; zilver; merken: meesterteken C v G 4 in liggende zeshoek en C.P.v.G als monogram onder 4 in vierkant (= C.P.v. Gemert, Grave 1824-1836); jaarletter r (= 1826), minervakopje, zwaardje. Ronde geprofileerde voet; vaasvormige nodus; op het deksel een knorrenrandje en een bol met kruisje. Ciborie (afb. 16). Hoogte met deksel 41 cm, zonder deksel 27 cm, diameter voet 16,5 cm; zilver; merken: meesterteken C v G in liggende zeshoek en C.P.v.G. als monogram onder 4 in vierkant (= C.P. van Gemert, Grave 1824-1836), minervakopje, zwaardje; circa 1830. Ronde, geprofileerde voet met palmettenrand; vaasvormige nodus met laurierbladeren en parelrand; ajour tegencuppa met acanthus, aren en druiven; op het deksel een laurierkrans en bovenaan laurierbladeren; op de top een kruisje. Kelk. Hoogte 23,5 cm, diameter voet 16,5 cm; verguld zilver; merken: stadsteken 13 met 3 kronen in schild (= Keulen, xviii); meesterteken: 1 r in ovaal (= Joan Rohr, Keulen); circa 1760-1770. Ronde, geschulpte voet; op de welving getordeerde ribben en kruisje; gladde peervormige nodus; onversierde cuppa. Kelk en pateen. Hoogte 30,5 cm, diameter voet 16 cm; verguld zilver; Frans werk; midden xix; neobarok. Ronde, geschulpte voetrand met op de welving drie rozetten met stenen en ovale bustes van: Victor - Maria - een diaken; peervormige nodus met druiven, aren en drie rozetten van stenen; op de tegencuppa aren, druiven en rietpluimen en drie cartouches met de voorstellingen van: Christus - Maria - Jozef. Pateen met gegraveerde Christuskop. Kelk (afb. 17). Hoogte 22,5, diameter voet 17 cm; verguld zilver; merken in opstaande voetrand gegraveerd: ‘G. Brom Ultraiect’, anker P2 in ovaal (= essaieurteken van L. Pronk; o.a. Utrecht 1892-1893, 's-Hertogenbosch 1893-1899), zwaardje; circa 1895; neogotiek. Zeslobbige voet met gegraveerde voorstellingen van: Christus aan het lignum vitae (wingerdkruis, dat zich vertakt over de overige lobben) - Maria - Anna - Johannes Evangelist - Petrus - Mattheus Evangelist; ronde stam met zeslobbige nodus met bladmotief en open traceerwerk; ajour tegencuppa van wingerd; in de cuppa gegraveerd tussen wingerdblad: Antonius van Padua - Egbertus met kruis en schip - Lucia - | |||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||
Ambrosius - Gudula met boek en lantaarn - Henricus met kroon, kerkmodel en zwaard. Reliekhouder. Afmeting houder 18,5 × 11,5 cm, totale hoogte 35,5 cm; zilver op zwart houten voet; merken: jaarletter h (= 1842), leeuwtje 2, minervakopje. Ronde, geprofileerde voet, stam met grote vaasvormige nodus, ovale theka, omlijst door bladeren. Reliekhouder. Hoogte 25,5 cm, diameter voet 8 cm; zilver; geen merken; 1844-1845. Ronde, geprofileerde voet met hoge welving; stam bestaande uit peervormige nodus aan de bovenzijde met knorren versierd; theka met reliek van de H. Victor, omgeven door een krans van laurierbladeren, bekroond door een bol met kruisje. Inscriptie aan de achterzijde: ‘Dono a.c.c.a. g: w: v: Welie. a m w Coni’. In 1859 verwierf de parochie de reliek van St. Victor. Reliekhouder. Hoogte 44 cm, breedte voet 21 cm; zilver op hout en koperen stralen; xix c. Voet op bolpootjes; op de voorzijde een gedreven afbeelding van O.L. Vrouw van Smarten met zwaard; de kruisbalken zijn versierd met voluten en acanthusbladeren en een parelrand; rondom de theka een parelrand. De houder bevat een reliek van het H. Kruis, die de parochie in 1834 ontving. Ziekendoosje. Hoogte 18 cm, breedte 11,5 cm; kerkzilver; Päpstliches Kunst-Institut F.X. Dutzenberg, Krefeld; xix d. Rond, torenvormig busje op drie pootjes; midden in een staande ruit is de vierkante pixis met afgeschuinde hoeken geplaatst; op de voorzijde Christus ‘en buste’ gegraveerd; op de hoeken van de ruit drie medaillons waarin gegraveerd: God de Vader - Maria - Jozef. n.b. in het vierkant worden de hosties bewaard en in het torentje de H. Olie. Ziekenpixis. Hoogte circa 1,5 cm, diameter 11,5 cm; verguld zilver; merken: kroon, maansikkel (= Duits); xx a. Op het dekseltje gegraveerd: Lam Gods omgeven door ranken en vier medaillons, waarop de Evangelisten zonder hun symbolen. Blad. Afmeting 19 × 19 cm; zilver; merken: stadsteken ooievaar in gekroond schild en leeuw in gekroond schild (= 's-Gravenhage), jaarletter m in gekroond schild (= 1734 of 1758), c t in cirkel; 1758. Vierkant blad met filetstrepen en afgeschuinde hoeken versierd met schelpmotief; onder het blad vier pootjes. Wierookvat. Hoogte 27,5 cm, diameter voet 14 cm; rood en geel koper; xix a. Ronde, geprofileerde voet die geleidelijk overgaat in het lichaam; deksel met diverse soorten openingen. Wierookvat met scheepje. Vat: hoogte 33 cm, diameter voet 18 cm - scheepje: hoogte 16 cm, lengte 15,5 cm; zilver; merken: v in gekroond schild (= import); 1856. Vat: zeslobbige voet op hoge, geprofileerde rand; op de welving traceerwerk; aan de onderzijde van het lichaam traceerwerk, waartegen een bladmotief; aan de ophangpunten van de kettingen drie gevleugelde engelenkopjes; aan de onderkant van het deksel een bladerkrans om een tak gewonden; de bovenzijde met traceerwerk versierd; op de top een vlam. Inscriptie onder de voet van het vat: ‘Wilhelmina en Maria van Welie Afferden 1856’. Scheepje: zeslobbige voet op hoge, geprofileerde rand; korte, zeszijdige stam; aan de onderzijde van het lichaam een bladmotief, waartussen traceerwerk; op het dekseltje een gevleugeld engelenkopje. Missaalbeslag. Schilden: hoogte 25 cm, breedte 18 cm; zilver; merken: in de schilden w + b (= Wed. W. Boermans, Venlo 1830-1889), zwaardje, xix. Op de voorzijde een schild met voorstelling van de Immaculata; op de achterzijde de H. Victor. Datering: schilden midden xix; sloten eind xix; het overige zilver circa 1800. Altaarlezenaar. Hoogte 32 cm, breedte 44 cm, diepte 37 cm; zilver; merken: meesterteken j.j. in zeshoek (= J. Jonkergouw, 's-Hertogenbosch 1894-1922), minervakopje, zwaardje; circa 1900. Op het leesblad: in het midden Christuskop in clipeus, in de vier hoeken een draak bijtend in wingerdtak; op de vier hoeken van de lezenaar beeldjes van de evangelistensymbolen; op de voorzijde, in niëllo-medaillon, de H. Alardus; op de linkerzijkant het Apocalyptisch Lam en een groot, driehoekig reliëf met zittende Petrus; op de rechterzijkant een pelikaan en de zittende figuur van Paulus; aan de achterkant een kruis van bladeren en florale versiering. De niëllo-medaillons zitten in banden aan de onderzijde van de lezenaar; de reliëfs van Petrus en Paulus in de driehoeken aan de zijkanten, gevormd door de band en het oplopend leesblad. Inscriptie aan de onderzijde: ‘Jos. Jonkergouw, 's-Hertogenbosch’. | |||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Twee kronen. Afmetingen respectievelijk: hoogte 11,5 cm, diameter 15,5 cm en hoogte 11,5, diameter 11,5 cm; zilver; merken: meesterteken ml boven 7 in vierkant (M. Lijdens, Grave, Zeeland, Uden 1842-1855), Leeuwtje 2; midden xix. Twee kronen van staakmadonna. Afmetingen respectievelijk: hoogte 6,5 cm, diameter 12 cm en hoogte 8,5 cm, diameter 17 cm; verguld zilver; merken: meesterteken sleutel in vierkant met afgesneden hoeken (bovendeel merk weggevallen), jaarletter p (= 1874), leeuwtje 2, minervakopje; 1874; neobarok. Beugelkroon. Hoogte 22,5 cm, diameter 15,5 cm; zilver; merken: stadsteken adelaar 835 (= Portugal, Lissabon na 1938), meesterteken drie zegels boven platte a in vierkant met afgeschuinde hoeken; midden xx. Beugelkroon met daarop een kruisje met bol. Scepter. Lengte 35,5 cm; zilver; merken: meesterteken w v r boven 49 (= W.J. van Roosmalen, 's-Hertogenbosch 1847-1880), zwaardje.
Ga naar margenoot+ Acht luchters. Geel koper, circa 1900; neogotiek. Twee stuks, 13-lichts. Hoogte 175 cm; ronde voet op drie leeuwtjes; stam met drie nodi; kaarsenhouders aangebracht op opengewerkte banden. Twee stuks, 7-lichts. Hoogte 210 cm; ronde voet op drie leeuwtjes, gedraaide stam met schijfnodi; armen met bladmotieven. Twee stuks, 9-lichts. Hoogte 175 cm; ronde voet op drie maskerkoppen; ronde stam met drie nodi; armen met ranken. Twee stuks, 3-lichts. Vlucht 30 cm; met bladwerk en schildjes waarop gekroonde Maria- en Jozefmonogrammen.
Ga naar margenoot+ Twee kandelaars (afb. 19). Hoogte 26,5 cm; gegoten brons; circa 1600. Ronde geprofileerde voet op drie nageklonken knotspootjes; de voet gaat geleidelijk over in balusterstam, waarop platte vetvanger. Tweede exemplaar zonder pootjes. Zeven kandelaars. Hoogte 68 cm; geel koper; 1845; Jac. de Graauw, Driel. Voet op drie bolpootjes; op de welving, aan de voorzijde een opgeschroefd ornament; conische stam tussen twee nodi; hoge, vaasvormige vetvanger met een bladmotief. Zes kandelaars. Kerkzilver; 1894 (behorend bij altaarkruis op blz. 34). Driezijdige voet op klauwpootjes; op de zijden engelen; ronde stam in twee gedeelten, met ronde bolvormige nodus met florale motieven; vetvanger met puntvormige uitsteeksels, waarop een bloemetje. Acht kandelaars. Hoogte 43,5 cm; geel koper; vermoedelijk 1905; neogotiek. Ronde geprofileerde voet op drie zittende leeuwtjes; rechte stam met drie knopen; hoge gekanteelde vetvanger. Twee kandelaars. Hoogte 58 cm; gegoten brons en vernikkeld; circa 1900; neoromaans. Driezijdige voet op klauwpoten, waarboven bladranken; getorste stam met op halve hoogte een platte nodus met bladmotief; hoge, geprofileerde vetvanger, die aan de bovenzijde met een rand van franse lelies wordt afgesloten.
Ga naar margenoot+ Harmonische schel (afb. 18). Hoogte 21,5 cm, diameter 23,5 cm; geel koperplaat; 1799. Op drie voluutvormige pootjes, waarop een rechte opstaande rand, waarin openingen; onder de greep de volgende tekst: ‘Elisabet Peperkamp anno 1799’; hierboven tweemaal een Maria-monogram met daaronder een vlammend hart met twee takjes en een kroon.
Afb. 18. r.k. kerk. Harmonische schel, geel koper, 1799 (opn. 1976).
Afb. 19. r.k. kerk. Kandelaars, gegoten brons, circa 1600 (opn. 1976).
| |||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Wijwateremmer met kwast. Hoogte 28,5 cm, diameter 27,5 cm; koper; midden xix. Ronde voet met knorrenrand; bovenrand van omlijste knorren.
Ga naar margenoot+ Vier processievanen, geborduurd en deels met beschilderde schilden. Wit vaan. Eind xix. Schild, hoogte 62 cm, met geschilderde monstrans; het overige geborduurd; geborduurde tekst: ‘Geloofd zij Jezus Christus’. Groen vaan. Eind xix. Schild, hoogte 75 cm, met geschilderde gestalte van Antonius van Padua met Kind; het overige geborduurd. Blauw vaan. 1899. Geborduurd, met voorstelling van de Visitatie, hoogte 62 cm, en de tekst: ‘Afferden 1899’. Rood vaan. 1900. Schild, hoogte 62 cm, met geschilderde H. Familie; het overige geborduurd; geborduurde tekst: ‘H. Familie Afferden 1900’. | |||||||||||||||||
BegraafplaatsenGa naar margenoot+ Op het Hoog is rond de middeleeuwse dorpstoren de r.k. begraafplaats gesitueerd. Na de afbraak van de oude kerk is ook ter plekke van het schip en het koor begraven. Een 16de-eeuws grafkruis herinnert aan de continuïteit vanaf de Middeleeuwen tot heden. Op het kerkhof staan voornamelijk grafmonumenten die niet ouder zijn dan het einde van de 19de eeuw. De ereplaats, ongeveer ter plaatse van het voormalige priesterkoor, wordt ingenomen door de steen voor de gezusters Van Welie, die de bouw van de r.k. kerk financieel mogelijk hebben gemaakt. Aan de zuidzijde van het kerkhof tegenover de ingang zijn de priestergraven gelegen.
Ga naar margenoot+ Hardstenen, neogotisch grafmonument met groot kruis als bekroning en tegen de uit twee geledingen bestaande steen, de van de volgende inscripties voorziene, wit marmeren gedenkplaten: ‘Ter / Nagedachtenis / van de gezusters / Wilhelmina van Welie / Geb: 7 maart 1804 / overl: 3 Juli 1881 / en / Maria van Welie / Geb: 10 Dec: 1806 / overl: 4 Jan: 1890’. Op de sokkel: ‘Aan de edele / weldoensters / van kerk en armen / de Dankbare Parochie / van Afferden’.
Ga naar margenoot+ In de toren stond vroeger een zerk opgesteld, volgens Bloys van Treslong Prins afkomstig uit de afgebroken kerk. De zerk diende ter nagedachtenis aan Théodore baron de Pélichy, gestorven op het huis Turksweerd te Deest in 1811 en diens vrouw Maria Elisabeth Brigitta de Stappens d'Harnes, overleden in Nijmegen in 1829. Op de zerk stonden de wapens van beide geslachten met de schildhouders van het wapen De Pélichy, kroon en de wapenspreuk: ‘Vulnerat et sanat’. De tekst op de zerk luidde: ‘d.o.m. / jezus + maria / Ontfermt U mijner, ontfermt U mijner / Gij tenminste mijn vrienden Job xix vs 21. Bid voor de Zielen. // A. Anchelon fec 's Hage 1838’. Ga naar margenoot+ Op het kerkhof aan de noordzijde van de toren staat een hardstenen grafkruis (afb. 20) uit het midden van de 16de eeuw, formaat hoogte vanaf de grondslag 93 cm, breedte kruisarm 51 cm, dikte 17 cm, aan de voorzijde behakt met graftekst in gotische letters en
Afb. 20. Grafkruis uit 1543, staande op de r.k. begraafplaats (opn. 1976).
Afb. 21. Het. z.g. moordkruis aan de Waalbandijk (opn. 1984).
| |||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||
een wapen. Het accoladeschild op de stam is beladen met een winkelhaak. De tekst luidt: ‘Intjaer / 1543 / dē 3o dach ··i· augusty ste... / wyllem · roest · bid got / v · dē · ziel’.
Ga naar margenoot+ Aan de rivierzijde van de Waalbandijk ter hoogte van de Klapstraat steekt een stuk hardsteen net boven het wegdek uit, dat de kop is van een verweerd en geschonden wegkruis, waarop vaag kelk en hostie zichtbaar zijn (afb. 21). Door dijkverhoging is het kruis grotendeels in het dijklichaam begraven. Het kruis zou volgens de overlevering daar zijn geplaatst als z.g. moordkruis ter nagedachtenis aan een Franciscaner pater, Fidelis genaamd, die hier werd gedood, toen hij daags voor Kerstmis in het jaar 1542 twee strijdende ‘ridders’ trachtte te scheiden. Overigens verzoenden zij zich met elkaar en traden in het klooster te Megen in. De bron voor deze geschiedenis is een krantebericht van 1910, een vroom kerstverhaal. - Literatuur. Manders 1953, blz. 121-122; J.R. Gubbels, Het stenen kruis bij Afferden, in: Numaga ix (1962), blz. 96; Manders 1982, blz. 126-127.
Ga naar margenoot+ Tot 1961 was ter plaatse van het parkeerterrein van het huidige sportcomplex ‘De Gelenberg’ de Joodse begraafplaats gelegen. Het terrein bestond uit twee percelen, waarvan een als begraafplaats dienst deed en het ander als uitbreiding en was vanaf 1836 of 1838 in eigendom van de Israëlitische gemeente Druten en vanaf 1879 tot 1907 van de Israëlitische gemeente Nijmegen. De begraafplaats had een omheining van haagbeuken en een muur met twee meter hoge steunberen en een zwaar ijzeren hek aan de straatzijde. Er lagen in 1880 29 mensen begraven. De negen zerken, die in 1961 nog aanwezig waren, zijn overgebracht naar de Israëlitische begraafplaats aan de Prins Bernhardstraat in Nijmegen. Zie ook blz. 82. - Literatuur. W. van den Dobbelsteen, De Joodse gemeenschap in Druten in de vorige eeuw en het begin van deze eeuw, in: Tweestromenland nr. 12 (1971), blz. 12-15. | |||||||||||||||||
Rooms-Katholieke pastorieAan de Koningstraat nr. 47 staat de door architect C. Weber in 1890 gebouwde r.k. pastorie, een in baksteen opgetrokken herenhuis met hoge verdieping. De bouwkosten werden volgens de op 21 april 1890 na wijziging goedgekeurde plannen begroot op f11.970, -. | |||||||||||||||||
Gesticht of ZusterhuisIn 1915 ontwierp architect J. Stuyt plannen voor de bouw van een Gesticht of Zusterhuis, dat was gepland op het terrein tegenover de r.k. kerk op de hoek van de Koningstraat en de Schriksestraat. Het Gesticht met kapel zou in fasen worden gebouwd. Tevens zouden bij het omvangrijke complex, waarin voogdij- en weeskinderen zouden worden ondergebracht, een vierklassige lagere school en een bewaarschool worden gerealiseerd aan de Schriksestraat. Een complete collectie ontwerptekeningen van dit project bevindt zich in het n.d.b., Amsterdam (collectie J. Stuyt, nr. 4). Aan de Schriksestraat zijn tenslotte alleen twee schoolgebouwen verrezen, gebouwd naar ontwerp van Jan Stuyt, gedateerd juli 1923. Tekeningen hiervan bevinden zich in voornoemd archief (collectie J. Stuyt, nr. 4). | |||||||||||||||||
BoerderijenIn Afferden staan nog diverse gaaf bewaard gebleven boerderijen, met name aan de Koningstraat, de Molenweg en aan de Waalbandijk. In verhouding met andere Maas en Waalse dorpen valt het aantal op en er zijn boerderijen van hoge kwaliteit bij.
Ga naar margenoot+ Distelbergstraat nr. 8. Op een verhoogde huisplaats gelegen boerderij van het middenlangsdeeltype met dwars geplaatst voorhuis, xix a. Drie traveeën breed voorhuis, voorzien van met riet gedekt schilddak en hoekschoorstenen; woongedeelte met kelder en lage verdieping. Symmetrische voorgevel met gestreken plint, kozijnen met hanekammen en beganegronds gemoderniseerde vensters. Nog oorspronkelijke ramen op de verdieping. Bedrijfsgedeelte met afgewolfd zadeldak onder riet en pannen. | |||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||
Afb. 22. Koningstraat nr. 1 (opn. 1977).
Afb. 23. Koningstraat nr. 15 (opn. 1977).
| |||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Kerkweg nr. 77. Hallehuisboerderij met dwarsgeplaatst voorhuis, dat in de linkerzijgevel is gedateerd door een jaartalanker met 1773. Deurpartij met platstukken en kroonlijst; vensters gemoderniseerd.
Ga naar margenoot+ Klapstraat nr. 1. Hallehuisboerderij met middenlangsdeel en naar rechts uitgebouwd voorhuis met de jaarankers 1729.
Klapstraat nr. 15. Aan de voet van de Waalbandijk gelegen hallehuisboerderij met middenlangsdeel en dwars geplaatst voorhuis, xix b. Het drie traveeën brede voorhuis met lage verdieping en kelder heeft schuiframen en luiken en is gedekt door een schilddak met rietdekking. Bedrijfsgedeelte met middenlangsdeel onder een afgewolfd zadeldak met rietdekking en golfplaten ter plekke van de oorspronkelijke pannen. Langs de dijk een middenlangsdeelschuur onder met riet gedekt schilddak met topgevel.
Ga naar margenoot+ Koningstraat nr. 1. Markante, nabij de toegang tot de Koningstraat gelegen hallehuisboerderij met middenlangsdeel en dwars geplaatst voorhuis (afb. 22), xviii b. Vijf traveeën breed voorhuis met kelder en lage verdieping onder een met riet gedekt schilddak en tuitgevel aan de linkerzijkant. Gestucte voorgevel met hoekpilasters, vensters met schuiframen en luiken en een door houten platstukken en kroonlijst omlijste voordeur. Het gedeeltelijk gemoderniseerde bedrijfsgedeelte heeft een zadeldak van riet en pannen. Op een van de gebinten ingebrande eucharistische symbolen; het hout is afkomstig uit de voormalige schuurkerk, die aan de overzijde van de Koningstraat heeft gestaan (zie blz. 25 en 28).
Koningstraat nr. 7. Op een lage pol gelegen hallehuisboerderij met middenlangsdeel onder een afgewolfd met riet en pannen bedekt zadeldak en gepotdekselde achtergevel. Ramen op begane grond en zaadzolder gemoderniseerd, xix a.
Koningstraat nr. 9. Op verhoging gelegen boerderij van het middenlangsdeeltype onder afgewolfd, met riet en pannen gedekt zadeldak en gedateerd d.m.v. jaarankers: 1710. In de bakstenen voorgevel één vier- en twee zesruits vensters op de beganegrond; op de zaadzolder een kozijn met twee luiken geflankeerd door kleine vierruits vensters. In de gevel diverse sporen van verbouwing, waaronder een dichtgezet venster en een opgelichte rechter zijbeuk. Ook de achtergevel met deeldeuren en hooiluik is gemoderniseerd.
Koningstraat nr. 15. Bijzonder gaaf specimen van een hallehuisboerderij met middenlangsdeel en naar links uitgebouwd voorhuis (afb. 23) met aan de straat bezijden het voorhuis een bakhuis, xviii. De op een verhoging aan de straat gelegen boerderij is oorspronkelijk een beganegronds vier traveeën brede boerderij geweest onder afgewolfd zadeldak, die blijkens een in de voorgevel duidelijk zichtbare bouwnaad met twee traveeën naar links is uitgebreid. In het voorhuis zes- en vierruits schuifvensters, deur met omlijsting en gietijzeren levensboom. Op het voorhuis een schilddak met riet gedekt. De kap op het bedrijfsgedeelte is afgewolfd en met riet en pannen gedekt. Bakhuis onder zadeldak met pannen; roedenvensters in de gevels. Op het erf een middenlangsdeelschuur aan de linkerzijde haaks op de boerderij. Voor het woongedeelte aan de straat drie leilinden.
Koningstraat nr. 53. Middelgrote hallehuisboerderij met middenlangsdeel en dwars geplaatst voorhuis, xix b. Drie traveeën breed voorhuis met deur in het midden tussen zesruits schuiframen met luiken, daarboven lage zolderverdieping met drie vensters en schilddak met hoekschoorstenen. Gemoderniseerd bedrijfsgedeelte. Smeedijzeren inrijhek tussen geschoren hagen.
Ga naar margenoot+ Koningstraat nr. 4. Forse T-boerderij, in oorsprong xviii, maar in 1915 verbouwd. Het voorhuis heeft een met leien bekleed, geknikt schilddak met hoekschoorstenen gekregen en een brede overstekende daklijst op klossen. De middentravee van het vijfassige voorhuis is uitgebouwd tot torentje en boven de voordeur is een balkon aangebracht. Goed voorbeeld van assimilatie van de hereboerderij aan villabouw. | |||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||
Koningstraat nr. 6-8. Een hallehuisboerderij met middenlangsdeel en dwarsgeplaatst naar rechts uitgebouwd voorhuis, dat door middel van muurankers in de voorgevel is gedateerd ‘1751’. De boerderij is in eerste aanleg ouder; de jaarankers behoren bij een uitleg van het voorhuis met twee venstertraveeën, wat blijkt uit een bouwnaad in het midden van de voorgevel. Een tweede vergroting van het woonhuis vond later plaats zoals blijkt uit een bouwnaad bij het meest rechtse venster. Het voorhuis heeft vier- en zesruits schuifvensters, een zolderverdieping en een schilddak, gedekt met rode, hollandse pannen. Een dito dekking ligt op het dak van het bedrijfsgedeelte, waarvan de achtergevel met vlechtingen is gemoderniseerd, doch waarvan de oorspronkelijke ingang nog herkenbaar is.
Koningstraat nr. 14. Kapitale hoeve gelegen op een opduiking aan de Koningstraat-hoek Bloesemstraat (afb. 24). Hallehuisboerderij met middenlangsdeel en zeer verzorgd gebouwd, dwarsgeplaatst voorhuis, xix b. Voorhuis ter breedte van zes traveeën met beganegronds zesruits schuifvensters met luiken, toegangsdeur met houten omlijsting in de vijfde travee en lage, gemoderniseerde vensters op de verdieping, rozetankers van gietijzer en met riet gedekt schilddak met hoekschoorstenen. Bedrijfsgedeelte gedekt met gesmoorde hollandse pannen en smalle rietstroken onder de nokvorsten. Achter de boerderij twee hallehuisschuren met afgewolfde zadeldaken en enigszins gemoderniseerde gevels. Voor de hoeve staan vier leilinden; rechts van het voorhuis een ommuurde tuin.
Koningstraat nr. 90. Witgepleisterde hallehuisboerderij van het middenlangsdeeltype onder afgewolfd zadeldak, xix a; bedrijfsgedeelte verlengd circa 1920. Het woongedeelte is geheel met riet gedekt, het bedrijfsgedeelte draagt pannen boven de zijbeuken. In het woongedeelte links van de voordeur een kelder met opkamer; op de begane grond kozijnen voorzien van schuiframen met luiken; zaadzolder voorzien van bolkozijn waaraan de luiken ontbreken. De achtergevel van omstreeks 1930 heeft deeldeuren met een segmentboog, geflankeerd door gietijzeren stalramen en een hooiluik in de top.
Afb. 24. Koningstraat nr. 14 (opn. 1977).
| |||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Molenweg nr. 18. Hallehuisboerderij met middenlangsdeel onder afgewolfd met riet en pannen gedekt zadeldak, xix a. In de voorgevel beganegronds twee zesruits schuifvensters en een vierruits venster in de rechterzijbeuk, die later is opgewipt; twee venstertjes met zesruits verdeling op de zaadzolder.
Molenweg nr. 20. Hallehuisboerderij van het middenlangsdeeltype onder afgewolfd zadeldak, gedekt door riet en pannen, xviii. Voorgevel voorzien van vensters met gemoderniseerde ramen; links van de voordeur een opkamer met kelder. Zaadzolder voorzien van kleine vensters met vierruits ramen, waarvan het middelste, dubbele venster niet oorspronkelijk is. De zijgevels zijn gemoderniseerd. De kap is voor de helft gedekt met riet en boven de deels opgewipte zijbeuken met gesmoorde muldenpannen.
Molenweg nr. 22. Hallehuisboerderij van het middenlangsdeeltype onder zadeldak, dat aan de voorzijde is afgewolfd en aan de achterzijde een niet oorspronkelijke topgevel heeft, in oorsprong xviii b. Ondanks latere modernisering heeft de boerderij een voor Maas en Waal zeldzaam geworden voorgevel met een met eikehouten planken beschoten overkraagde geveltop onder het wolfseind (afb. 25). In het woongedeelte met witgepleisterde voorgevel en zwart geteerde plint bevindt zich links van de voordeur een overwelfde kelder (tongewelf) met opkamer; de vensters hebben zesruits schuiframen met luiken. De kap is gedekt met riet en gesmoorde muldenpannen boven de zijbeuken. - Opmeting. s.h.b.o. Arnhem (1967), nr. 220, door R. Keller.
Ga naar margenoot+ Oude Weissestraat nr. 8. Hallehuisboerderij met middenlangsdeel, gelegen op het uiteinde van een stroomrug, xix. Het voorhuis bestaat uit begane grond en zolderverdieping, voorzien van met riet gedekt schilddak. In de voorgevel vensters met schuiframen, opmerkelijke blauw gestreken plint; zijgevels, waarin mestdeurtje, ten dele oorspronkelijk, achtergevel gemetseld in een afwijkende kleur baksteen, voorzien van deeldeuren met zijraampjes, staldeuren en een hooiluik.
Oude Weissestraat nr. 10. Hallehuisboerderij met een middenlangsdeel, evenals nr. 8 gelegen op het uiteinde van een stroomrug, met drastisch gemoderniseerd bedrijfsgedeelte, xix b. Boerderij onder afgewolfd, met riet en rode muldenpannen gedekt zadeldak. In de voorgevel twee grote schuifvensters links van de eenvoudige toegangsdeur, een iets kleiner venster in de rechterzijbeuk en twee kleine vensters met vierruits roedenverdeling op de zaadzolder.
Ga naar margenoot+ De Pas nr. 6. Hallehuisboerderij met middenlangsdeel en dwarsgeplaatst voorhuis met een zadeldak tussen zijtopgevels, xix a. Het voorhuis bestaande uit een vijf traveeën breed woongedeelte heeft op de begane grond vensters met zesruits schuiframen en een toegangsdeur met houten omlijsting en kroonlijst in het midden; zijtopgevels met twee grote vensters op de begane grond en twee vierruits vensters op de verdieping, gemetselde vlechtingen in de top en schoorstenen tegen de eindgevels. Bedrijfsgedeelte onder met riet en pannen gedekt dak en gemoderniseerde achtergevel. Bij de boerderij staat een eenvoudige 19de-eeuwse varkensschuur onder zadeldak met gesmoorde pannen. Achter de boerderij een schuur met overstek onder met riet gedekt schilddak. Bij de hoeve een smeedijzeren inrijhek.
Ga naar margenoot+ Schoolstraat nr. 12. Groots opgezette hallehuisboerderij met middenlangsdeel en dwars geplaatst voorhuis, xix b. Voorhuis bestaande uit begane grond en verdieping onder met riet gedekt zadeldak met hoekschoorstenen. In de vier traveeën brede voorgevel bevinden zich alleen vensters; de toegang is opgenomen in de smalle rechterzijde van het woongedeelte. Aansluitend bedrijfsgedeelte met afgewolfd zadeldak gedekt met rode muldenpannen; zijgevels met stalramen in verdiepte velden.
Ga naar margenoot+ Waalbandijk nr. 68. Nabij een wiel gelegen kleine dijkboerderij onder afgewolfd, met riet en pannen gedekt zadeldak, in de witgepleisterde voorgevel door jaarankers gedateerd: 1740. | |||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||
Afb. 25. Molenweg nr. 22. Opmetingstekening uit 1967 door R. Keller. s.h.b.o., Arnhem.
Waalbandijk nr. 80. Hallehuisboerderij met middenlangsdeel onder afgewolfd zadeldak, geheel gedekt met riet, xviii-xix. Voorgevel van het woongedeelte met twee oorspronkelijke vensters op de zaadzolder; de overige vensters gemoderniseerd. Tegen de dijk achter de boerderij vrijstaande, tweebeukige, houten schuur met zwart geteerde, gepotdekselde wanden, ankerbalkconstructie en rieten kap.
Waalbandijk nr. 90. Aan de voet van de bandijk gelegen hallehuisboerderij met middenlangsdeel en dwarsgeplaatst voorhuis, xix b. Het voorhuis met drie traveeën brede gevel en verdieping onder schilddak met riet gedekt, heeft beganegronds schuiframen met luiken. Het bedrijfsgedeelte, aan de achterzijde afgewolfd, is gedekt met riet en golfplaten ter vervanging van pannen. Rechts van het voorhuis een met zijn lengte-as evenwijdig aan de dijk gebouwde middenlangsdeelschuur met zwart geteerde, gepotdekselde wanden op een bakstenen plint en gedekt door een afgewolfd zadeldak met riet en pannen.
Waalbandijk nr. 94. Hoeve ‘De drie Waaien’, met gevelsteen en jaartal 1894. Boerderij bestaande uit een schuur met villa-achtig voorhuis, ter linker zijde geflankeerd door een aanbouw met zadeldak. In baksteen opgetrokken voorhuis met verdieping onder | |||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||
Afb. 26. Windkorenmolen aan de Molenweg hoek Kerkdam gebouwd in 1869 (opn. 1976).
omgaand schilddak en aan de voorzijde voorzien van een risaliet met tuitgevel. Bakhuis onder zadeldak links voor het woonhuis, xviii; ramen met oorspronkelijke roedenverdeling en luiken en bolkozijn in de zijgevel; aangebouwde oven. Stalgedeelte bestaande uit een grote schuur onder zadeldak met muldenpannen, aan de zijde van het woonhuis afgewolfd. In de zijgevels verdiepte velden met gietijzeren stalraampjes; in de achtergevel deeldeuren, waarboven een hooiluik, en staldeuren. Het complex is de opvolger van een oudere hoeve. | |||||||||||||||||
DijkmagazijnAan de Waalbandijk, ten oosten van De drie Waaien, staat ongenummerd aan de veldzijde van de dijk een bakstenen dijkmagazijn van het oudste type, dat in het Land van Maas en Waal voorkomt. Identieke dijkmagazijnen staan in Dreumel (blz. 247) en Alphen aan de Maas (blz. 278), allen xix c. Het dijkmagazijn, bestemd voor onderhoudsen versterkingsmateriaal, bestaat uit een op rechthoekige grondslag opgetrokken bakstenen gebouwtje met verdieping onder een met pannen gedekt zadeldak. In de beide kopse gevels laaddeuren op begane grond en verdieping, omlijst met gepleisterde platstukken en lijstwerk met halfrond bovenlicht in de topgevel. Zijgevels met verdiepte velden, waarin ventilatiespleten met hardstenen omlijsting. Hardstenen dorpels en waterlijsten op verdiepingshoogte. | |||||||||||||||||
Windkorenmolen ‘De drie waaien’Aan de Molenweg nr. 1, hoek Kerkdam, staat de in 1869 gebouwde windkorenmolen, die in 1965 is gerestaureerd (afb. 26). De in baksteen opgetrokken, ronde stellingmolen met vijf zolders is gebouwd voor molenaar H. Sengers en steeds in het bezit van leden van deze muldersfamilie gebleven. Op de baard zijn de letters k en s over elkaar heen aangebracht en op het achterschild staat de datering ‘Anno 1869’. - Literatuur. Gelders Molenboek 1968, blz. 382-383; Idem 1982, blz. 390-391. |
|