Het Land van Maas en Waal
(1986)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 35. Kaart van de kadastrale gemeenten Druten en Puiflijk. Kaart uit Kuypers Gemeente-atlas, 1867.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||
DrutenHistorisch-geografische schetsDruten heeft als ondergrond voor de dorpskern een kleine stuifzandheuvel, waarop ook nu nog de belangrijkste straat ligt, de Hogestraat. De ligging van de dorpspolder vóór die van Puiflijk en het relatief kleine oppervlak van deze polder doen vermoeden, dat het dorp Druten een betrekkelijk jonge stichting is. Ook de tamelijk late eerste vermelding van deze nederzetting (1167) en de jonge kerkstichting als afscheiding van het kerspel Afferden wijzen in deze richting. De dorpskern met zijn lintbebouwing langs de licht gebogen Hogestraat zal derhalve niet ouder zijn dan de 12de eeuw en is te plaatsen binnen het kader van de middeleeuwse ontginningsgolf. De plaatsing van de boerderijen komt overeen met het klassieke beeld van de contactnederzetting, gelegen op de rand van bouwland, oostelijk van het dorp, en weiland ten westen van de Hogestraat, waar overigens een overspoelde Romeinse bewoningsgrond is aangetroffen. De kerk staat bij de knik van de oudste as, gevormd door de Hogestraat en de Kattenburg. In de 13de eeuw is een gedeelte van het dorpsgebied weer overspoeld. Hierna is men zich door een bekading die in samenwerking met Puiflijk is aangelegd, gaan beschermen zowel tegen het uit de oostelijke gebieden afkomstige bovenwater als tegen het rivierwater. De grote uitbreiding van het dorp in noordelijke richting hangt samen met de pas later in de 14de eeuw tot stand gekomen bedijking. Hier hebben zich hoofdzakelijk kleinere luiden gevestigd. Het Huis te Druten neemt daarbij een aparte positie in. Een groot complex uiterwaarden ten noorden van Leeuwen is door een uitgekiende verwervingspolitiek geheel aan het dorp Druten ten goede gekomen. Belangrijk was in dit verwervingsproces het feit dat de zomerkade hier aansloot op de dijk van Druten. In het uiterwaardengebied zijn verschillende boerderijen gebouwd, zoals Sibillenburg, Batavia en Vincentshoef. Het gebied heeft door zijn eigen afwatering door de oude rivierstrangen bijna het karakter van een zelfstandige polder. Het dorp Druten kreeg pas in de 18de eeuw door de vestiging van het Ambtshuis van Maas en Waal meer het karakter van een verzorgend dorp voor het omliggende gebied, hetgeen het tot heden heeft behouden. Tot de belangrijkste industriële vestigingen uit de 19de eeuw behoorden de steenfabrieken in de waarden, die nabij de dijk westelijk van Druten een uitgestrekte arbeidersnederzetting hebben doen ontstaan. De verschillende dorpsplattegronden (afb. 35-37) geven de structuur goed weer. | |||||||||||||||||||||||||||
Het AmbtshuisAan de Ambtshuisstraat nr. 3, eertijds Kattenburg genaamd, staat het Ambtshuis, de vroegere zetel van de Dijkstoel, het Ambtsgericht en het gemeentebestuur van Druten. Het is een in oudste aanleg in 1758 aangekochte hofstede, die door ingrijpende verbouwingen, met name die uitgevoerd in 1841, zijn huidige gedaante heeft gekregen.
Bronnen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 36. Verpondingskaart van de kadastrale gemeente Druten uit 1809. r.a.g., Arnhem.
Geschiedenis In 1758 verzochten ambtman Otto Roeleman Frederik van Bylandt en de Ridderschap van Maas en Waal aan de Landdag om toestemming tot overplaatsing naar Druten van de beide nog resterende rechtbanken in het Ambt van Maas en Waal, namelijk de ‘Bovenbank’ van Bergharen en de ‘Benedenbank’ in Wamel. Na twee dagen vergaderen met de burgemeesters van Nijmegen en de gecommitteerde van Tiel op de Valkhofburcht in Nijmegen, kwam toestemming tot de aankoop van een Ambtshuis. Op 1 april 1758 werd van juffrouw Anna Maria van Wanrooy voor de som van f3 650, - aangekocht ‘Een Huys, Schuur, Backhuys en al het verder getimmer met annexen Hofken en Boomgaardje, staande en geleghen onder den Kerspel Druten’. In de volgende jaren is aan het Ambtshuis veel verbouwd en gerepareerd, zoals blijkt uit de stukken over de jaren 1758-1759 en 1803, aanwezig in het Ambtsarchief. In het oude huis, waarvan een summiere geveltekening is bewaard gebleven (afb. 38), werden na vergroting en modernisering de Vierschaar en het kantoor van de Dijkstoel ondergebracht, terwijl aparte vertrekken waren gereserveerd voor de jonkers uit de Ridderschap en | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 37. De kern van het dorp Druten volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
voor de burgemeesters van de stad Nijmegen. Op de verdieping bevond zich woonruimte voor de inwonende kastelein. In 1841 vond een grootscheepse verbouwing plaats. De vrederechter mr. A. Schouten en heemraad De Ridder hebben zich intensief en ook daadwerkelijk met de plannen bemoeid. Van beide heren zijn ontwerpschetsen bekend. Als gevolg van een nieuwe indeling werd de vierschaar met de kamer van de Dijkstoel naar de tot belétage uitgebouwde verdieping verplaatst, waar zij aan weerszijden van de hal lagen. De vertrekken daarachter, gescheiden door een lange gang, werden bestemd tot secretarie van de gemeente, raadkamer voor de rechter, ambtskantoor en ambtsspreekkamer. Beganegronds werd een woonkamer ingericht. De cellen voor de gevangenen werden vernieuwd. De totale verbouwingskosten bedroegen f11 000,-. In het bestek werd het stucadoorswerk begroot op f450,-. Het pleisterwerk in de hal, de rechtszaal en aan de plafonds van verschillende andere vertrekken is werk van de Oostenrijkse stucwerker Johann Martijn Rieff, geboren in 1764 te Nesselwänge in Tirol en in 1855 in Druten overleden. Van hem zijn rekeningen bewaard, die overigens niet | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 38. Het Ambtshuis. Gevelaanzichten, plattegronden en dwarsdoorsnede, bewerkt naar opmetingstekening van architectenbureau W.A. Heineman en H. Vos, Velp. Links boven: aanzicht van de voorgevel in 1758, naar tekening in het Ambtsarchief.
nauwkeurig gespecificeerd zijn, maar in elk geval wijzen op werk, dat is uitgevoerd aan de plafonds en het Justitiabeeld in de rechtszaal. Het blijft overigens de vraag of Rieff dit werk op hoge leeftijd heeft gerealiseerd of al voor de verbouwingscampagne van 1841 een deel van de stucwerkdecoraties heeft aangebracht, wat later opnieuw is toegepast. Grootscheepse veranderingen blijven uit tot 1921. In dat jaar is er een nieuwe kap gemaakt en werd het middenrisaliet van de voorgevel verhoogd met een driehoekige bekroning naar ontwerp van de Nijmeegse architect J.C. Hermans; voor de uitvoering droeg aannemer G. Dekkers zorg. Door de opheffing van het Kantongerecht van Druten en de vereniging van de polderdistricten Maas en Waal en Rijk van Nijmegen verlieten de eerste gebruikers successievelijk het Ambtshuis, dat door de gemeente Druten werd aangekocht. Na de bouw van een nieuw gemeentehuis aan de Hogestraat kreeg het Ambtshuis de bestemming tot vormingscentrum. Het werd daartoe op bescheiden schaal inwendig verbouwd en tegelijkertijd gerestaureerd in 1971 door architect W.A. Heineman uit Velp. De Vierschaar, waarvan het gestoelte op zolder was terechtgekomen, werd hersteld en opnieuw in de voormalige rechtszaal geplaatst.
Ga naar margenoot+ Het Ambtshuis heeft een plattegrondindeling, waarbij binnen een rechthoek de belangrijkste vertrekken liggen aan weerszijden van de hal aan de straatzijde. De achter de hal gelegen trappartij en gangen leiden naar kleinere vertrekken aan de tuinzijde van het gebouw. Op de belétage wordt deze indeling in grote trekken herhaald (afb. 38). In hoofdaanleg zit de 18de-eeuwse boerderij nog in het muurwerk tot even boven de halve hoogte van de vensters van de belétage.
Ga naar margenoot+ Het Ambtshuis is opgetrokken uit baksteen, formaat 22-22,5 × 10,5-11 × 4-4,5 cm. De onderbouw van de voorgevel is in blokvorm gecementeerd.
Ga naar margenoot+ De voorgevel kreeg zijn huidige gestalte voornamelijk in 1841. Aan weerszijden van het | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||
even uitspringende middenrisaliet, waarachter de toegangshal is gelegen, heeft de gevel drie vensterassen. Beganegronds bevinden zich rondbogige vensters met zesruits indeling. De hoogte van de vensters komt ongeveer overeen met die van de 18de-eeuwse boerderij. De onderbouw van de gevel is geheel gepleisterd en vormt het basement voor de in baksteen uitgevoerde belétage, waarin grote, achtruits schuifvensters de achterliggende vertrekken (voormalige Dijkstoel en Vierschaar) verlichten. Het middenrisaliet met de houten deur- en vensteromlijsting, waarboven de benaming ‘ambtshuis’ is aangegeven, wordt bekroond door een gevelveld uit 1921. De tamelijk vlak hellende kap is eveneens uit 1921 en heeft een breed uitstekende dakgoot. De achtergevel en zuidgevel vertonen nog sporen van moeten en dichtingen en laten ook kleurverschil in de baksteen zien, waaruit verbouwings- en uitbreidingsactiviteiten zijn af te lezen. De achtergevel heeft een ander vensterritme; wel is het venstertype op begane grond en belétage gelijk aan dat van de voorgevel (afb. 39). De plaats van de dubbele deur doet vermoeden dat de 18de-eeuwse hofstede aanvankelijk een vijf traveeën breed voorhuis heeft gehad, dat later naar de zuidzijde is vergroot.
Ga naar margenoot+ Op de begane grond bevinden zich links en rechts van de lage ingangshal grote vertrekken. In de hal zijn de wanden en het plafond met eenvoudig stucwerk versierd. In een nis tegen de achterwand staat een borstbeeld van koning Willem ii (afb. 41). De rondbogige doorgangen aan weerszijden daarvan vormden de verbinding naar een bordes en een gang, vanwaar de vertrekken aan de tuinzijde en de trap naar de belétage zijn te bereiken. Beide voorkamers hebben balkenzolderingen. In de linkerkamer vindt men de raveelbalk van een verdwenen schoorsteen, twee dichtgezette bogen, die ooit de verbinding hebben gevormd met de erachter gelegen gang, die de portaalruimte vormde van de 18de-eeuwse hofstede. Vanaf het vermelde bordes bereikt men dit portaal, de kelder met de opkamer en de keuken. In het jongere, zuidelijke gedeelte waren de cellen ondergebracht in blokken van twee. Alleen het paar in de zuidoosthoek is nog aanwezig. Op de verdieping bevinden zich de belangrijkste ruimtes eveneens aan de straatkant. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 39. Ambtshuis. De voorgevel (opn. 1975).
Afb. 40. Ambtshuis. Stucdecoratie met allegorische voorstelling van Maas en Waal door J.M. Rieff(opn. 1975).
Afb. 41. Ambtshuis. De vestibule op de begane grond met buste van Koning Willem II (opn. 1975).
Afb. 42. Ambtshuis. Hal op de verdieping (opn. 1975).
Afb. 43. Ambtshuis. Het vierschaargestoelte door B. Cloeck, gestucte zaaldecoratie door J.M. Rieff (opn. 1975).
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||
In de bovenhal zijn de wanden en het plafond met stuc versierd. Tegen de wanden zijn pilasters aangebracht en op een houten piëdestal staat een allegorische groep in stucwerk. Tussen een stroomgod en een stroomgodin, personificaties van de rivieren Maas en Waal, beide rustend op uitstromende kruiken, met hoornen van overvloed en werktuigen in de hand, staat een afgeknotte zuil met omlauwerd medaillon, waarop de tekst: ‘inter amnes tuta’ (veilig tussen de dijken) (afb. 40). Vleugeldeuren vormen de verbinding met de twee aangrenzende bovenzalen. Aan de zuidzijde bevindt zich de voormalige Vierschaar. Het gedeelte van het plafond boven het gestoelte is figuraal versierd met symbolen van de rechtspraak. In het midden zijn binnen een ovale omlijsting de volgende attributen aangebracht: de wetstafelen van Mozes, weegschaal, zwaard, wetboek met de inscriptie ‘corpus iuris universalis’ en een gezegelde banderol met het woord ‘constitutio’ (afb. 43). In de hoeken er omheen zijn de volgende symboolcombinaties gegroepeerd. Van de rechter uit gezien, rechts: palm en lauwerkrans (loon voor de rechtvaardige), passer, winkelhaak en schietlood (evenwichtig oordeel); links: gesel en roede (loon voor de onrechtvaardige) en slang met spiegel (prudent oordeel). Boven het gestoelte tegen de achterwand is een plastisch in stuc uitgevoerd beeld van Justitia geplaatst. Het stucwerk is van de hand van Johann Martijn Rieff, een in Druten aan de Hogestraat gevestigde stucwerker (zie ook blz. 87).
Ga naar margenoot+ Het eikehouten gestoelte voor de vierschaar (afb. 43) is gemaakt door timmerman B. Cloeck, die daarvoor de som van f250,- ontving. De tegen de korte zijde van de zaal opgestelde zitbank is door gesneden, voluutvormige armleuningen in negen zitplaatsen verdeeld, waarvan de buitenste twee plaatsen aan weerskanten naar voren curven. Op het hoge ruggeschot achter de zitplaatsen zijn platte pilasters aangebracht, verbonden door gebogen lijsten met gesneden rocailles. Dito snijwerk komt ook voor op de panelen van de borstwering, waarvan het middendeel is uitgebogen ten behoeve van de verdachtenbank. Het gestoelte is in 1971 herplaatst na jarenlang op zolder te hebben gelegen.
Ga naar margenoot+ Links achter het Ambtshuis staat het nog bij de 18de-eeuwse boerderij behoord hebbende bakhuis. Juist omdat in het Ambtshuis ook een kastelein woonde, heeft dit gebouwtje een functie behouden. Het thans als schuurtje in gebruik zijnde bakhuisje is bij de restauratie van 1971 eveneens opgeknapt. | |||||||||||||||||||||||||||
De Rooms-Katholieke kerkAan de Hogestraat-hoek Kattenburg staat de r.k. kerk, toegewijd aan de H.H. Ewalden, gebouwd naar een in 1874 gemaakt ontwerp van dr. P.J.H. Cuypers en gereed gekomen in 1877 (afb. 44-60).
Bronnen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 44. Dorpsgezicht in Druten door C. Pronk naar opname uit 1732. r.p.k., Amsterdam.
Geschiedenis Over de middeleeuwse kerk die ten zuiden van de huidige neogotische heeft gestaan op de plaats van de huidige pastorie, is heel weinig bekend. Aanvankelijk bezat Druten een succursale kapel, waarvan de moederkerk in Afferden stond. De kapel was toegewijd aan de H.H. Ewalden, twee Angelsaksiche missionarissen, die omstreeks het jaar 695 door de Saksen zijn vermoord. De patrociniumkeuze is hoogstwaarschijnlijk gedaan onder invloed van de Norbertijnen van het klooster Bedburg bij Kleef, die al omstreeks 1174 goederen bezaten in Druten. De heren van Druten waren collator. Het is niet exact bekend wanneer de kapel tot parochiekerk is verheven. In het uit de 13de eeuw stammende ‘Necrologium Xantense’ staat in een aantekening, door een overigens latere hand toegevoegd, dat de kerk van Druten het ‘ius sepeliendi’ (het recht tot begraven) had. In de 14de eeuw bezat de proost van Xanten het collatierecht en was het kapittel in bezit van de tienden, waarvoor zij een deel van de kerk moesten onderhouden. Omdat er verschil van mening bestond tussen de deken en het kapittel enerzijds en de pastoor en kerkmeesters anderzijds over het onderhoud van het dak van het priesterkoor werd op 13 april 1496 bepaald, dat ‘die Eerbare Heeren Vurs. der kercken van Drueten geven solden vertien enckel gulden, daer voor solden sy verlaten syn van den koer te stoppen ende te decken nu ende ten ewigen daegen’. De kerk bezat altaren ter ere van O.L. Vrouw en de H. Antonius Abt. In 1614 ging het gebouw over in handen van de hervormden, die het met uitzondering van de periode 1672-1674 tot 1800 in bezit hadden. Het Xantens kapittel behield het beheer over de kerkgoederen, maar moest aan de predikant een jaarwedde van f600, - uitkeren. Na de Hervorming zochten de katholieken hun toevlucht tot het klooster van de | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 45. Gezicht op de middeleeuwse kerk vanuit de Hogestraat, naar C. Pronk door N. Wicart. r.k.d., Den Haag.
Afb. 46. De voormalige middeleeuwse kerk naar het kadastraal minuutplan van 1820.
Afb. 47. De huidige r.k. kerk volgens recent nette plan.
Franciscanen in Megen, totdat in 1663 een priester zich heimelijk in Puiflijk vestigde. Op de grens met Druten werd aan het Kerkpad te Puiflijk een schuurkerk gebouwd (zie blz. 103). De middeleeuwse kerk, die alleen bekend is uit 18de-eeuwse afbeeldingen, bestond uit een eenbeukig schip met kleine, gotische vensters, een hoger, polygonaal gesloten, laat-gotische koorpartij en een met spaarvelden gelede toren, bekroond met een lage ingesnoerde spits. Bij de inval van de Franse troepen in 1795 wilden de katholieken de oude kerk weer in bezit krijgen, maar een daartoe aan Pichegru gericht verzoek leverde geen beslissing op. Derhalve kocht men een huis midden in het dorp, ‘De Klok’ genaamd, ter plaatse van het huidige pand Kattenburg nr. 43, hetwelk heeft dienst gedaan als kerk en pastorie. Op 10 januari 1800 werd het oude kerkgebouw krachtens de staatsregeling van 1798 door de katholieken wettig genaast. Behoorde Druten voordien kerkelijk tot het dekenaat Nijmegen, in 1804 werd het een zelfstandig dekenaat. Onder het pastoraat van Theodorus van Melsen ging het kerkgebouw een nieuwe fase | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 48. De middeleeuwse toren met de Waterstaatskerk, detail van het op blz. 81 afgebeelde pastoorsportret (opn. 1976).
in. In 1822 werd met behulp van een rijkssubsidie van f8 500, - bij de oude toren een nieuwe Waterstaatskerk gebouwd, die is afgebeeld op het portret van pastoor G.P. van den Bosch (afb. 48). Daarop staat tegen de rood-bakstenen toren een witgepleisterd eenbeukig gebouw met versmalde koorpartij onder een doorgaande kap. De kerk was ook inwendig eenvoudig wit gestuct met enige versiering, waarschijnlijk pas in de jaren 1835-1837, door de Drutense stucwerker J.M. Rieff, die over genoemde jaren een som van f797,10 ontving. De kerk kreeg in 1842 ook een orgel. Bij de bouw van de door P.J.H. Cuypers in 1874 ontworpen neogotische kerk moesten gemeentetoren en Waterstaatskerk uiteindelijk in 1877 het veld ruimen. De bouw van de neogotische kerk is uitvoerig te boek gesteld in de door M. Bergevoet en J. Dekkers geschreven parochiekroniek (1977). De kerk werd gerealiseerd onder het pastoraat van Jacobus Crouwels, die al direct bij zijn benoeming van bisschop J. Zwijssen de opdracht kreeg tot de bouw van een nieuwe kerk. De plannen kregen vaste vorm toen men in 1874 op voorstel van pastoor Crouwels architect Cuypers uitnodigde het bouwterrein, gelegen naast de oude kerk, op te nemen en tekeningen te vervaardigen (afb. 50-57). Men wilde de kerk grotendeels in eigen beheer bouwen door met name zelf de steen te bakken. Hiertoe is een speciale commissie opgericht, waarvan naast de pastoor lid waren A.C.J. Dericks en N.A. Geldens, J. van den Hoff, J. Schoenmakers en E. van de Werdt. Van den Hoff had een eigen pannebakkerij en bracht de nodige technische kennis in. De bouw wordt gekenmerkt door tal van conflicten tussen de opdrachtgevers en Cuypers met diens plaatsvervanger J.J. van Langelaar enerzijds en van de commissieleden onderling anderzijds. De bouwgeschiedenis geeft een zeer indringend beeld van de vele materiële en sociale complicaties. In 1877 kwam het kerkgebouw gereed. Het werd in de daaropvolgende jaren inwendig afgewerkt en met een opmerkelijke inventaris gedoteerd. In 1877 werd de kerke-oven verkocht aan de heer Geldens, die hem samen met het medecommissielid Dericks als steenfabriek heeft voortgezet en uitgebouwd. Precies een eeuw bleef de fabriek in handen van de beide families.
Afb. 49. De r.k. kerk van de H.H. Ewalden, gebouwd naar ontwerp van P.J.H. Cuypers en voltooid in 1877. Overzicht vanuit het zuiden (opn. 1976).
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 50-52. Drie ontwerptekeningen voor de r.k. kerk te Druten, door P.J.H. Cuypers, november 1874, oorspr. schaal 1:100. n.d.b., Amsterdam.
Afb. 50. Lengtedoorsnede.
Afb. 51. Plattegrond.
Afb. 52. Gevelaanzicht aan de noordzijde.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 53. Detailtekening van de toren door P.J.H. Cuypers, november 1874, oorspr. schaal 1:20. n.d.b., Amsterdam.
Afb. 54-57. Ontwerptekeningen door P.J.H. Cuypers, vier afbeeldingen op drie bladen, oorspr. schaal 1:100. n.d.b., Amsterdam.
Afb. 54. Gevelaanzicht van toren en schip aan de westzijde.
Afb. 55. Gevelaanzicht aan de koorzijde met transept, toren en sacristie.
Ga naar margenoot+ De kerk is een in baksteen opgetrokken kruisbasiliek in neogotische stijl (afb. 58). Het driebeukige schip heeft een lengte van vijf traveeën, waarvan de middenbeuk in hout is overwelfd en de zijbeuken in steen zijn overkluisd. Het transept bestaat uit een hoog in hout overspannen gedeelte dat even breed is als het driebeukige schip, maar dat met lagere tegen de sluitgevels aangebouwde kapellen is verbreed. Deze kapellen staan door middel van arcades in open verbinding met het dwarspand. De koorpartij bestaat uit twee traveeën met 5/10de sluiting. De eerste koortravee staat in open verbinding met de zijkoren voor het Maria- en Jozefaltaar. Het noordelijk zijkoor is een travee dieper dan het zuidelijk zijkoor, waarachter de sacristie is geprojecteerd. Het gehele priesterkoor inclusief de zijkoren en ook de kapellen tegen de transeptarmen zijn in steen overwelfd. Tegen de noorderdwarspandkapel bevindt zich een klein uitgebouwd portaal. Tegen de westzijde van het schip staat de toren, die aan weerszijden wordt geflankeerd door de polygonale doopkapel en de Piëtakapel. De aansluiting van deze kapellen op de zijbeuken wordt gevormd door een smalle tussentravee, waarin zijtoegangen zijn opgenomen. In de toren en de zijkapellen zijn stenen gewelven aangebracht.
Ga naar margenoot+ De kerk is gebouwd van baksteen die in een speciaal voor de bouw van de kerk geëxploiteerde steenoven werd gebakken. In 1874 werd een commissie voor de steenoven opgericht, bestaande uit zes leden onder voorzitterschap van de pastoor. Tot deze commissie behoorden behalve de pannenbakker J. van den Hoff, ook de heren A.C.J. Dericks en N.A. Geldens, die in 1878 de oven hebben overgenomen en de exploitatie met succes hebben voortgezet. Tot de produkten van de oven behoorden gewone baksteen, profielsteen, geglazuurde steen en tegels. De gebruikte natuursteen is afkomstig uit de groeve Abaizeret te Namen.
Ga naar margenoot+ De kerk bestaat uit een forse toren, opgebouwd uit twee blokvormige geledingen met hoge spits en een naar verhouding tamelijk laag, en opmerkelijk langgerekt bedehuis. Uitwendig worden de flanken van het kerkgebouw beheerst door de reeksen topgevels | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 56. Dwarsdoorsnede over het dwarspand naar de koorpartij.
Afb. 57. Dwarsdoorsnede over het schip naar het zangkoor.
Afb. 58. Opmetingstekening van de kerkplattegrond.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 59. Het gepolychromeerde kerkinterieur naar oude foto.
Afb. 60. Het kerkinterieur in de huidige versoberde gedaante (opn. 1982).
van de zijbeuken en de zijkoren. Cuypers heeft de vensters van de lichtbeuk geplaatst tussen de zadeldaken van de zijbeuken, wat ook inwendig leidt tot een opmerkelijke plaats van de lichtbeukvensters boven de schippijlers (ontleend aan het schip van de r.k. kerk te Princenhage). In de koortraveeën zijn tripletvensters aangebracht. Op de viering staat een open klokketorentje met hoge spits. Het hele ontwerp toont een voorliefde voor kleine puntige en spichtige accenten: de hoektorentjes en pinakels bij de torenbalustrades, de koortorentjes en de series dakkapellen (afb. 49-57).
Ga naar margenoot+ Het interieur vertoont door de in de jaren '60 uitgevoerde versobering, waarbij de polychromie grotendeels is verdwenen, een deel van het meubilair is verwijderd en de baldakijnen boven de beelden tegen de schippijlers zijn afgebroken, node een leeg aanzien (afb. 60). De wandopbouw in schip en transept is tweeledig; brede arcadebogen van in zicht gelaten baksteen met daarboven een gepleisterde vlakke lichtbeukzone met betrekkelijk smalle vensters, horizontaal gescheiden door een smal cordonlijstje. Het houten spitsbogige tongewelf in de middenbeuk en in de transeptarmen bezit op muurstijlen rustende ribben en is versterkt met trekstangen. De stenen gewelven in koorpartij en zijbeuken zijn als schoon werk behandeld. Er zijn nog wel polychrome accenten op de hoofdpijlers, -bogen en gewelfribben. De oorspronkelijke uitmonstering (afb. 59) wordt beschreven op blz. 77-78.
Ga naar margenoot+ De kerk van Druten, lange tijd hoofdkerk van het dekenaat, bezit nog diverse belangrijke mobilia, die echter niet alle ongeschonden zijn gebleven. Veel van wat in de jaren '60 werd verwijderd, keerde successievelijk weer terug, zij het in een gewijzigde context of opstelling. Voorgoed verdween de polychromie, maar het gebrandschilderd glas bleef als een compleet ensemble gespaard. Als belangrijkste toeleveringsbedrijven gelden de ateliers van Cuypers en Stoltzenberg en F. Nicolas uit Roermond.
Ga naar margenoot+ (afb. 61 en 62). Gepolychromeerd hout en steen; atelier Cuypers en Stoltzenberg, Roermond; 1880. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||
Stenen mensa met kruis, aren en druiven in goud geschilderd op rood fond; predella met bladranken. Retabel met vier reliëfs, waarvan de buitenste in luiken zijn opgenomen; links van de expositietroon: Offer van Abraham (luik) - Paschamaal, rechts: Mannaregen - offer van Melchisedech (luik); op de buitenzijde van de luiken op panelen, de door baldakijnen bekroonde gestalten van Isaias - Jeremias en David - Ezechiël. n.b. de boven de expositietroon behorende torenachtige bekroning is verwijderd. Het altaar is in 1961 gerestaureerd door H. Smeets uit Roermond.
Ga naar margenoot+ Preekstoel (afb. 59). De preekstoel, geleverd door het atelier Cuypers en Stoltzenberg uit Roermond in 1878, werd in 1961 afgebroken; de kuip kwam in particulier bezit terecht, maar werd in 1985 herplaatst. De op een korte stenen zuil geplaatste achtzijdige, houten kuip draagt de beeltenissen van Christus en de vier westerse kerkvaders; daaronder kopjes als de zeven hoofdzonden. - Literatuur. Bergevoet/Dekkers 1977, blz. 60-61.
Ga naar margenoot+ Doopvont. Hoogte bak 100 cm, deksel 60 cm, diameter 40 cm; marmer en koper; W.H. de Haan, Antwerpen; 1928. Ronde voet met koperen ringen en bladwerk in koper; ronde bak met vier engelenkopjes in koper; rond deksel met bladrand en op de bol een kruis waaromheen een slang.
Afb. 61. r.k. kerk. Het retabel van het hoogaltaar met gesloten luiken (opn. 1976).
Afb. 62. r.k. kerk. Het geopende retabel van het hoogaltaar, atelier Cuypers en Stoltzenberg, 1880 (opn. 1976).
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 63. Ontwerpschets voor het Jozefaltaar in de r.k. kerk te Druten door P.J.H. Cuypers. n.d.b., Amsterdam.
Afb. 64. Gezicht op de altaren van hoogkoor en zijkoren vanuit de zuidelijke transeptarm (opn. 1982).
Afb. 65. Het altaar van Vincentius a Paolo in de kapel naast het zuidertransept (opn. 1984).
Afb. 66. Ontwerptekening voor het Vincentiusaltaar door P.J.H. Cuypers met detailschets van de kapelplattegrond. n.d.b., Amsterdam.
Ga naar margenoot+ In het Cuypersarchief bevindt zich de ontwerptekening voor de communiebank (n.d.b. Amsterdam, archief Cuypers 127/281). Doorlopende bank met een breedte van 6,49 m, bestaande uit zes opengewerkte traceringsmotieven tussen met druivenranken versierde stijlen en een in hoogreliëf gesneden middenpaneel waarop twee profeten met banderol als halffiguren het kruis flankeren. Aan de uiteinden een staande engel met kandelaar (afb. 67). De communiebank is verwijderd.
Ga naar margenoot+ Het orgel is een door F.C. Smits uit Reek gebouwd instrument dat in 1842 gereed kwam. De eerste contacten met de orgelmaker dateren uit 1840. Na het gereedkomen werd het instrument geplaatst in de Waterstaatskerk. Volgens gegevens in het Smitsarchief had F.C. Smits het werk oorspronkelijk begroot op f3 250, - maar hij heeft het tenslotte uitgevoerd voor f3000, -, omdat hij in die tijd concurrentie vreesde van de ‘St. Niclaasorgels’. In genoemd archief bevindt zich een schets van het front. Ook de dispositie is nauwkeurig | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||
overgeleverd. In ‘de ontvangst en uitgave van de kerk te Druten’ staan de bedragen vermeld, die voor het orgel zijn geschonken door de parochianen. Smits vervaardigde een bescheiden instrument, 16 registers verdeeld over Manuaal en Positief, het Pedaal aangehangen aan het Manuaal. Het is oorspronkelijk gebouwd als balustrade-orgel. In 1877 werd het instrument door de firma Smits overgebracht naar de pas gereed gekomen neogotische kerk, waar het in de toren op de tribune van het zangkoor tegen de noordmuur werd opgesteld. Reden voor deze zijdelingse opstelling was het feit, dat door de zangers een glas-in-lood raam was geschonken. Een restauratie in 1897 uitgevoerd door F.C. Smits jr. liet de oude dispositie nagenoeg ongewijzigd, maar werd toch een tamelijk ingrijpende ombouw. Het orgel heeft doordat het in 1944-45 grote oorlogsschade opliep veel geleden. In 1970 werd het gerestaureerd door de firma L. Verschueren uit Heijthuizen. Het frontwerk is gereconstrueerd. De vurehouten kast, die zwaar had geleden, werd gerestaureerd en gecompleteerd met nieuwe en van elders afkomstige onderdelen. Vervolgens werd het instrument op een nieuw orgelbalkon geplaatst naar ontwerp van architect H. van de Leur. De wit met goud geverfde borstwering is afkomstig uit Oijen, behoudens de zuilen die nieuw zijn. Het beeld van koning David, gemaakt door J. Stut in 1843 en de ornamentale groepen op de zijtorens zijn aangekocht. Het overige snijwerk is vervaardigd door de Gebr. Bongers uit Roggel naar voorbeeld van versieringen aan het orgel van de r.k. kerk in Winssen. - Literatuur. P. van Dinteren, Ontvangst en uitgave van de kerk te Druten 1827-1875, in: Tweestromenland nr. 8 (1970), blz. 16-17; H. van der Harst, Het orgel in de parochiekerk van de H.H. Ewalden te Druten, in: Tweestromenland nr. 11 (1971), blz. 37-42; Van Os 1978, blz. 55.
Ga naar margenoot+ Bidstoel. Hoogte 95 cm; eikehout, ongepolychromeerd, behalve het Maria-reliëf; atelier Cuypers en Stoltzenberg; 1874; neogotiek. Ajourpaneel in het front van de knielbank, traceerwerk met Maria in stralenkrans en het opschrift: ‘Maria sine labe concepta o p n’. - Literatuur. a.p.d. nr. 1.
Ga naar margenoot+ (afb. 68). Hoogte 74 cm; afgeloogd notehout; xv b; Nederrijns. Maria zittend op een laag bankje met op haar schoot de gestorven Christus. Het hoofd van Maria is een weinig bijgesneden; de achterzijde van het beeld is vlak en onbewerkt. Maria (afb. 69), afkomstig van een kruisgroep. Hoogte 79 cm; eikehout met moderne polychromie; circa 1480; Nederrijns. Staande figuur op rechthoekige grondplaat; gekleed in lang gewaad opgehouden door een ceintuur die een pijpplooitje vormt in het kleed; op het hoofd een capulet en om de schouders een lange mantel die wordt opgehouden door de linkerarm. In de rug van het beeld werd een briefje gevonden met de volgende inhoud: ‘Dit beeldje stelt voor Maria staande onder het kruis. Het dagtekent uit den jare 1470 en heeft veel kunstwaarde. Het is achter uitgehold om scheuren te voorkomen. Aldus de Heer Joseph Cuypers ca. 1900. Gevonden 10-11-73 j d-n b’. In 1961 is het beeldje gerestaureerd door H. Smeets, Roermond. Anna onderwijst Maria (afb. 70). Hoogte 140 cm; wit geverfd hout; vermoedelijk
Afb. 67. Ontwerptekening voor de verdwenen communiebank door P.J.H. Cuypers. n.d.b., Amsterdam.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 68. r.k. kerk. Piëta, notehout, 2de helft 15de eeuw (opn. 1976).
Afb. 69. r.k. kerk. Maria als Mater Dolorosa, gepolychromeerd eikehout, circa 1480 (opn. 1976).
Afb. 70. r.k. kerk. Anna onderwijst Maria, geverfd hout, midden 19de eeuw (opn. 1976).
Antwerpen; midden xix; neobarok. Beide figuren staande en gekleed in lange, ruime gewaden; Anna heeft het hoofd bedekt door een sluier en draagt een geopend boek waaruit zij Maria onderricht. In de afrekening over het jaar 1846 in het kerkarchief wordt melding gemaakt van drie beelden, besteld bij Peters (Peeters) in Antwerpen. Vergelijk verwante beelden te Wijchen (door J. van der Neer, Antwerpen), te Hilvarenbeek en in Eindhoven-Villapark (beide van Goossens, Den Bosch). Beelden van H. Peeters, afkomstig uit de St.-Pieterskerk in Den Bosch, thans in de r.k. kerk te Beek-Ubbergen. H. Hart van Jezus. Hoogte 175 cm; wit geverfd hout; 1878; neogotiek. In het a.p.d. nr. 1 staat vermeld: ‘Houten beeld H. Hart van Jezus, gepolychromeerd door den beeldhouwer Mr. Cuypers uit 's-Hertogenbosch’. Vermoedelijk is Fr. Kuypers bedoeld, omdat er zo nadrukkelijk ‘beeldhouwer’ staat; het is ook mogelijk dat de plaatsnaam een vergissing is en toch Roermond bedoeld wordt. Kruisgroep (afb. 60). Hoogte minder dan levensgroot; eikehout; wit overgeverfd; crucifix uit het atelier Cuypers en Stoltzenberg, 1880; de beelden van Maria en Johannes uit het atelier Cuypers en Co, Roermond, 1902; neogotiek. n.b. De kruisgroep die thans in de viering tegen het muurgedeelte boven de triomfboog hangt, stond oorspronkelijk op een balk in de triomfboogopening. Het corpus hing aan een door bladwerk omrand kruishout met evangelistensymbolen in vierpassen aan de uiteinden. Op de draagbalk stond de tekst: ‘hoc signum crucis erit in coelo cum dominus ad iudicandum venerit’ (afb. 59). Al in het ontwerp van Cuypers was een dergelijke Calvariebalk opgenomen alsmede een koorhek, bekroond door een reeks kandelaars (afb. 56). Lucia. Hoogte circa 150 cm; wit geverfd hout; Cuypers en Co, Roermond; 1897; neogotiek. Heilige gekleed in lang gewaad, met sluier en krans op het hoofd, zwaard en palm als attributen. Barbara. Hoogte circa 150 cm; wit geverfd hout; Cuypers en Co, Roermond; 1897. Heilige met als attributen toren, palmtak en kelk op boek. Lambertus. Hoogte circa 150 cm; wit geverfd hout; 1840-1850. Staande heilige in bisschoppelijk gewaad met staf en palmtak. Opgesteld tegen pijler in het middenschip. Zie ook Willibrordus. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Hoogte circa 150 cm; wit geverfd hout; 1840-1850. Staande heilige in bisschoppelijk gewaad, met staf en waterstroom. Vergelijk de opmerking over de aankoop van drie beelden in 1846 onder Anna (blz. 73-74); de beelden staan afgebeeld op afb. 60 vooraan. Zie ook schema afb. 71, nrs. 5 en 6. Serie van acht heiligenbeelden (afb. 60 en 71, nrs. 1-4, 7-10). Hoogte 150 cm; geverfd hout; Cuypers en Stoltzenberg (nrs. 1-3), Cuypers en Co (nrs. 4-7), onbekend (nr. 8); geleverd in de periode 1877-1926; neogotiek.
Ga naar margenoot+ Hoogte 80 cm; hout; xix a. Goud geverfd met nieuwe doornenkroon. Kruisbeeld. Hoogte kruis 54,5 cm, hoogte corpus 27,5 cm; kruis van eikehout, corpus van zacht hout; xix d; neogotiek. Aan de vier uiteinden van de kruisbalken een gestileerd bladornament. Staand kruisbeeld. Hoogte 57,5 cm, hoogte corpus 10,5 cm; koper; circa 1883; neogotiek. Hoge geprofileerde voet op drie gehurkte leeuwen; korte getorste stam waarop een platte knoop; hierop een kruis waarvan de balken eindigen in driepassen, waartussen stralen; rond de viering een ornament. Bij dit kruisbeeld vier kandelaars (zie blz. 80). Processiekruis. Hoogte kruis 95 cm, hoogte corpus 31 cm; verzilverd koper; 1928. - Literatuur. a.p.d. nr. 65. Ga naar margenoot+ Het gebrandschilderd glas is uitgevoerd naar ontwerp van P.J.H. Cuypers en J.J. van
Afb. 71. Schematische kerkplattegrond met aanduiding van de positie van de gebrandschilderde vensters (A-R) en van de serie beelden in het middenschip (1-10).
Langelaar door het ‘Etablissement tot vervaardiging van Geschilderde Kerkvensters en ander Glasschilderwerk’ van F. Nicolas te Roermond. De vensters zijn geleverd in 1877 en in de maanden oktober en november van dat jaar geplaatst. Bij de afrekening oordeelde het kerkbestuur de prijs van diverse vensters te duur en deed pastoor J. Crouwels voorstellen om bezuinigingen achteraf door te voeren, hetgeen tenslotte neerkwam op het korten van het honorarium en de verdiensten van architect-ontwerper en glazenier. De totale beglazing omvat een omvangrijk figuraal gedeelte in koren, transept en kapellen, het grote torenvenster en het glas boven de toegangsdeuren; in het schip en de toren alsmede de eenvoudige bijruimtes bestond de beglazing uit wat Nicolas noemt ‘broeiglas in lood’ en door Cuypers wordt omschreven als vensters ‘met geschilderde couronnementen en randen’. De correspondentie aanwezig in het parochie-archief en het Cuypersarchief geeft een goed beeld van het uitgevoerde programma en de prijzen. Zie voor de plaats van de vensters het nevenstaande schema (afb. 71, de letters A-R). Priesterkoor. De koorvensters in de sluiting bestaan uit spitsbogen die door een meneel in twee lancetten zijn verdeeld en een oculus in de vensterkop. De smalle vensters zijn verdeeld in twee zones, waarin concorderende scènes zijn aangebracht: de Oud-Testamentische voorstellingen in de benedenzone en de Nieuw-Testamentische direct erboven geplaatst. Alle voorstellingen zijn gevat in een architectonisch kader, bekroond door een wimberg.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 72-74. r.k. kerk. Gebrandschilderd glas, naar ontwerp van P.J.H. Cuypers, uitgevoerd in 1877 door glazenier F. Nicolas uit Roermond (opn. 1976).
Afb. 72. Drie musicerende engelen in de lichtbeuk van het priesterkoor.
Afb. 73. Het sterfbed van Maria, in de sluitwand van het noordelijke zijkoor, de Mariakapel.
Afb. 74a-e. Vijf concorderende Oud- en Nieuw-Testamentische voorstellingen in de vensters van de koorsluiting.
Koortraveeën. F-I Vier tripletvensters in de lichtbeuk van het koor met in elk raam drie staande engelen; twee vensters met musicerende engelen (afb. 72), en twee, waarin engelen met banderols. Mariakapel. J Sterfbed van Maria (afb. 73). Noordertransept. K Groot venster met in de benedenzone van links naar rechts: Geboorte van Maria - Maria's presentatie in de tempel - Annunciatie - Visitatie; de scènes zijn bekroond door wimbergen en een hoge decoratieve zone; in de vensterkop drie oculi met twee wierokende engelen en de Kroning van Maria. Zuidertransept. L Groot venster met vier scènes uit het leven van de H.H. Ewalden; van links naar rechts: beide heiligen voor de koning van de Saksen - Opdragen van het H. Misoffer- Marteldood - Reliekentranslatie naar Keulen; in de vensterkop twee oculi met knielende engelen en de opname van de twee heilige broeders in de hemel. Aanbouw tegen zuidertransept: twee kleine spitsboogvensters: M Genezing van de blindgeborene; N Duiveluitdrijving door Jezus. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||
Portaal. O Klein venster: Christus met de tekst ‘Ik ben de weg de waarheid en het leven’. Piëtakapel. Drie vensters naar ontwerp van Cuypers en Langelaar, uitgevoerd door F. Nicolas, Roermond. P Maria, de zuster van Aäron, wordt van lepra genezen - Johannes de Evangelist (met tekst van de terugkeer van de Verloren zoon). Q Maria Magdalena balsemt Jezus' voeten - Evangelist Lucas. R Terugkeer van de Verloren zoon - Mozes met de tekst num xii, vs 13. De vensters Q en R dateren respectievelijk uit 1910 en 1913-14. Bij herplaatsing in 1960 zijn de teksten van P en R verwisseld. - Literatuur. a.p.d. nrs. 1, 154, 163, 165.
Ga naar margenoot+ De kerk was oorspronkelijk geheel gepolychromeerd op de grote muurvlakken. De schilderingen zijn, behoudens die in de Piëtakapel, in de jaren '60 monochroom overgeschilderd, omdat zij reeds veel geleden hadden en men restauratie zowel vanwege de veranderde smaak als omwille van de hoge kosten niet zinvol achtte. Zo zijn veel | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 75. r.k. kerk. Stralenmonstrans, zilver, door P.A. Theonville, Boxmeer, circa 1810 (opn. 1976).
figurale voorstellingen verdwenen, maar de meer decoratieve uitmonstering op pijlers en gewelfribben is gespaard. De neogotische beschildering was uitgevoerd naar ontwerp van dr. Cuypers door de Kunstwerkplaatsen van Cuypers en Co. Het uitgevoerde programma omvatte de volgende onderdelen. Boven de triomfboog de tronende Christus, geflankeerd door de staande figuren van de H. Willibrord, de H. Bonifacius en de H.H. Ewalden (1883); zie afb. 59. In de spaarbogen achter het hoogaltaar figurale taferelen, waarschijnlijk engelen (1883). In de Mariakapel links van het koor een Mariacyclus op de bovenmuur, bestaande uit voorstellingen van de Annunciatie - Bruiloft van Maria en Jozef - Maria onder het kruis - Kroning van Maria. Verloren gegaan zijn ook door het afbikken van de muren twee taferelen in de Lucia- en Barbarakapel met voorstelling van de marteling van de beide heiligen respectievelijk door het zwaard en op de brandstapel (1928). Eveneens verdwenen zijn de schilderingen in de St.-Jozefkapel, voorstellende de H. Familie in de werkplaats van Jozef. Van dit tafereel is nog wel een schetsontwerp aanwezig in het Cuypersarchief. In de St.-Vincentiuskapel bevonden zich vier taferelen uit het leven van de heilige (1888 en 1893); ze zijn overgeschilderd. Op het houten vieringgewelf waren de grote profeten afgebeeld, acht staande figuren met banderol tegen een met sterren bezaaid fond, die zijn voltooid in 1902. Ook deze acht gewelfschilden zijn overgeverfd. Het middenschip tenslotte was in de lichtbeuk en op het houten tongewelf decoratief beschilderd (1915-1917) inclusief de westmuur van het schip; op de wanden zaten met de beelden corresponderende symbolen. Ook de uit 1925 daterende polychromie van de doopkapel is overgeschilderd. - Literatuur. a.p.d. nr. 166 (beschrijving uit 1916 door pastoor P. Verhoeven).
In de Piëtakapel zes voorstellingen op drie doeken, afmeting: 75 × 270 cm (2 ×) en 75 × 400 cm; olieverf op doek; ontwerp van Cuypers, uitgevoerd door Kunstwerkplaatsen Cuypers en Co, Roermond; 1907. Voorstellingen: Opdracht in de tempel - Vlucht naar Egypte - Twaalfjarige Jezus in de tempel - Kruisdraging - Calvariegroep - Graflegging. - Literatuur. a.p.d. nr. 165.
Veertien staties. Hoogte 104 cm, breedte 190 cm; olieverf op doek; ontworpen door P. Cuypers en uitgevoerd door de firma Cuypers en Stoltzenberg (1-11) en Kunstwerkplaatsen Cuypers en Co (12-14); 1887-1894. Figuren tegen een gouden achtergrond. - Literatuur. a.p.d. nrs. 65, 162, 163.
Ga naar margenoot+ De H.H. Ewalden. Hoogte 175 cm, breedte 81 cm; olieverf op doek; gesigneerd: ‘Wim Nieuwenhuizen, 1938’. Een grijsaard zittend temidden van de beide Ewalden (de witte en de zwarte); zij richten zich naar een stralend licht: ‘Fulgebunt justi, Sap. 3’. De grijsaard stelt waarschijnlijk aartsbisschop Anno van Keulen voor of Timon, een medebroeder van de twee Angelsaksische missionarissen, die op aanwijzing van een licht de twee heiligen vond en heeft begraven.
Ga naar margenoot+ In de Piëtakapel bevindt zich een kleine gedenksteen, voorzien van het opschrift: ‘Ter herinnering aan het xxv jarig pastoraat van den zeer eerwaarden heer Cornelius J. Broeckx, pastoor deken dezer parochie mdccclxxxii-mcmvii’.
Ga naar margenoot+ Naast de ingang in de zuiderzijbeuk staat buiten het gebouw een hardstenen priesterzerk, formaat 197 × 60 (boven maaiveld) × 9 cm afkomstig van het graf van pastoor Reynierus Johannes van Gelder, overleden op 8 december 1819, afkomstig van het kerkhof rond de middeleeuwse kerk.
Ga naar margenoot+ Stralenmonstrans (afb. 75). Hoogte 58 cm, diameter voet 18,5 × 14 cm; zilver; merken: meesterteken pat (= P.A. Theonville, Boxmeer), stadsteken: naar links springend bokje (= Boxmeer); circa 1810. Ovale voet met omlijste knorrenrand; op de welving twee engelenkopjes geschroefd; peervormige nodus met laurierbladeren en draperie; rond de lunula vijf engelenkopjes in wolken; op de stralenkrans: wingerdranken en aren; op de top een stralenkruis. - Literatuur. Brabantia 1965, blz. 166. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 76. Kelk, zilver, Duits werk, 3de kwart 19de eeuw (opn. 1976).
Torenmonstrans. Hoogte 79 cm, diameter voet 21,5 cm; verguld zilver; merken: meesterteken gekroonde ah (= A.P. Hermans, Eindhoven 1860-1879), lopend leeuwtje + 2, minerva, zwaardjes; 1866; neogotiek. Zeslobbige, geprofileerde voet met in vierpassen op blauw fond: crucifix - vier evangelistensymbolen - Immaculata; zeszijdige stam; nodus met zes ronde knoppen met de naam ihesvs en daartussen gegraveerd traceerwerk; aan het draagvlak twee hangers met stenen; midden op het draagvlak Lam op verzegeld boek; stralenlunula afgezet met diamanten; de lunula wordt geflankeerd en overhuifd door neogotische architectuur, waarin zilveren beeldjes van: Petrus - Paulus - Willibrord met kerkmodel - Bonifacius met boek - Franciscus van Assisi - Antonius van Padua, en in de toren de Immaculata en waarschijnlijk nogmaals Willibrord met staf en Bonifacius; crucifix als bekroning. Inscriptie op de voet: ‘Gedachtenis der echtgenooten Carel Bernard Derickx en Cornelia Schouten’. - Literatuur. a.p.d. nr. 1. Ciborie. Hoogte met deksel 41 cm, zonder deksel 27 cm, diameter voet 15,5 cm; zilver; met vergulde cuppa; merken: meesterteken pat (= P.A. Theonville, Boxmeer), stadsteken: naar links springend bokje in schild (= Boxmeer), wapen van de heren van Boxmeer; circa 1810. Ronde, geprofileerde voet met palmettenrand; vaasvormige nodus met laurierbladeren en holle omlijste knorren, waartussen twee parelranden; ajour tegencuppa met aren en druiven, waartussen vier clipei met gegraveerde voorstellingen van: Doornenkroning - Kruisdood - Graflegging - Hemelvaart; deksel met een rand van ovalen en dubbel golfslagmotief, op de rand een welving van gedreven bloemen; bekroond door nieuw kruisje met driepassen aan de einden van de balken. Ciborie. Hoogte met deksel 44 cm, zonder deksel 29 cm, diameter voet 18,5 cm; zilver; merken: v in gekroond schild (= import); 1853-1854; neobarok. Geschulpte voetrand met ingezette reliëfs: Laatste Avondmaal - Hof van Olijven - Val onder het kruis; nodus met drie engelenkopjes; tegencuppa met drie ovalen: Jezus - Maria - Jozef en aren en druiven; op het deksel vier engelenkopjes tussen voluten; bekroond met crucifix. - Literatuur. a.p.d. nr. 1.
Kelk. Hoogte 23,5 cm, diameter voet 13 cm; tin; geen merken; xix a. Ronde, geprofileerde voet waarop twee parelranden; hoge ronde stam zonder nodus; onversierde cuppa. n.b. Kelk die de overleden priesters in het graf werd meegegeven. Kelk. Hoogte 29 cm, diameter voet 18 cm; zilver; twee onleesbare merken, een in vierkant en een in ruit; 1851; neobarok. Geschulpte voetrand met op de welving drie ingelaste plaatjes met de voorstellingen van: Calvariegroep - Johannes Evangelist met adelaar- Christus met brood en kelk; neobarokke stam; op tegencuppa drie cartouches met in reliëf: Jezus - Maria - Jozef. n.b. Dit type kelk wordt in xix c veelvuldig vanuit Duitsland in Nederland geïmporteerd; het is een geslaagd fabrieksprodukt. Kelk (afb. 76). Hoogte 25 cm, diameter voet 17,5 cm; zilver; geen merken; xix c; neobarok. Geschulpte voetrand; op de welving drie ingelaste reliëfs met de voorstellingen van: Calvariegroep - Graflegging - Verrijzenis; nodus met drie engelenkopjes; tegencuppa met drie cartouches met in reliëf: Jezus - Maria - Jozef. Importprodukt uit Duitsland. Kelk. Hoogte 24,5 cm, diameter voet 17 cm; verguld zilver; W.H. Haan en Zoon fecit Antverpia 1898; neogotiek. Zeslobbige voet met tekst ‘Quid retribuam...’ op de rand; op de lobben paus Cornelius, H.H. Ewalden en kruis; rozetnodus, ajour tegencuppa. Onder de voet schenkingsinscriptie van pastoor C.J. Broekx, 1898. Drie H. Oliënbusjes. Hoogte 16 cm, vierkant grondvlak 5 × 6 cm; tin; merken: gekroonde tudorroos met in de kroon de letters pp; midden xix. Dekenale H. Oliënbusjes met de inscripties: ‘inf chr cat’. Twee ampullen met schaal. Hoogte ampullen 17 cm, afmeting schaal 25,5 × 18,5 cm; zilver; merken: meesterteken ab met open boek (= A.J. Bockemeulen, Boxmeer 1827-1842); 1830-1840. Ampullen: ronde, geprofileerde voet waarop godrons; aan de onderkant van het lichaam knorren en aan de bovenkant een band van wingerdranken; voluutvormig oor met gevleugelde hermen; op het deksel een bladmotief. Schaal: op de rand druiven en aren. Wierookvat en scheepje. Afmeting vat: hoogte 25,5 cm, diameter voet 14 cm, scheepje: hoogte 13 cm, lengte 13 cm; geel koper; xix a. Vat: ronde, geprofileerde voet, waarop het lichaam dat aan de onderkant een schelpvormig | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 77. Stafbekroning met beeldje van de Immaculata, geïmporteerd zilverwerk, circa 1870 (opn. 1976).
tegenstuk heeft; hoog deksel met geboorde en uitgezaagde openingen. Scheepje: ronde geprofileerde voet, waarop langgerekt scheepje. Wierookvat met scheepje. Afmeting vat: hoogte 30 cm, diameter voet 15 cm, scheepje: hoogte 13 cm, lengte 13 cm; zilver; geen merken; import; 1851; neobarok. Vat: zeszijdige geprofileerde voet met schelpmotieven; op het lichaam gevleugelde engelenkopjes; het deksel wordt bekroond door een vlam. Scheepje: zeszijdige, geprofileerde voet met schelpmotieven; op het lichaam bladmotieven; op het deksel een gevleugeld engelenkopje. - Literatuur. a.p.d. nr. 65. Godslamp. Koper; firma Brom, Utrecht; 1884. De trechter waarop het glas rust heeft grote, gedreven knorren en is aan de bovenzijde gekanteeld. Daarboven hangt vrij een zeslobbige band, waaraan met wingerdtakken twaalf kaarsenhouders bevestigd zijn. Missaalbeslag. Afmeting schilden 24 × 16,5 cm; zilver; merken op de sloten: ab met open boek (= A.J. Bockemeulen, Boxmeer, 1827-1842), jaarletter s (= 1852), minerva; merken op schilden: naar rechts lopend bokje (= Boxmeer), jaarletter e (= 1839), lopend leeuwtje + 2, minerva. Schilden: Maria met Kind, omgeven door slang met appel in de bek, scapulier en bloemen - St. Jozef met Kind, omgeven door timmergereedschap en bloemen. Sloten: op elke klamp een evangelistensymbool en een lijst van wingerd en druiven. Drie canonborden. Afmetingen: 34 × 24 cm (2 ×) en 48 × 32,5 cm (1 ×); verzilverd koper; 1894. Ajour gegoten rand met vier franse lelies in de hoeken. Stafbekroning (afb. 77). Beeldje van de Immaculata, hoogte 32 cm; zilver; merken: v in gekroond schild (= import); circa 1870. Immaculata, staande op maansikkel en slang, het hoofd bekranst met twaalf sterren; de huls voor de stok is versierd met een kapiteel met guirlandes, waarboven vier engelenkopjes tussen voluten. Votiefzilver. Kronen van Maria en Kind en scepter. Kroon van Maria: hoogte 8,5 cm, diameter 23 cm; kroon van Kind: hoogte 9 cm, diameter 12,5 cm; scepter: lengte 40 cm; merken kronen: v in gekroond schild (= import); scepter: geen merken.
Ga naar margenoot+ Hoogte 40,5 cm, gegoten brons; xvii. Hoge, ronde, geprofileerde voet, die geleidelijk overgaat in een stam met meerdere insnoeringen, waarop een platte, geprofileerde vetvanger. Twee schijfkandelaars. Hoogte 18,5 en 19,5 cm; gegoten brons; xvii. Ronde, gewelfde voet; stam met meerdere insnoeringen; platte vetvanger. Bij de hoogste kandelaar is de voet vastgesoldeerd; de beide kandelaars vormen geen set. Vier kandelaars. Hoogte 41 cm; koper; xixd; neogotiek. Hoge, geprofileerde voet op drie gehurkte leeuwen; getorste stam met twee geprofileerde knoppen; hoge geprofileerde vetvanger met gekanteelde bovenrand. Deze serie behoort bij het op blz. 75 genoemde koperen kruis. Zes kandelaars. Hoogte 56 cm; brons; eind xix; neogotiek. Ronde, geprofileerde voet op drie zittende, schilddragende leeuwtjes; zeshoekig onderstuk aan de stam overgaand in ronde stam met drie nodi; geperforeerde vetvanger. Vier knoopjeskandelaars. Hoogte 50 cm (2 ×) en circa 56 cm (2 ×); gegoten brons; circa 1900; neogotiek. Hoge geprofileerde voet op drie zittende leeuwen; stam met drie knoppen, waarop hoge geprofileerde en aan de bovenrand gekanteelde vetvanger. Kaarsenkroon en twee wandarmaturen. Hoogte kroon circa 70 cm; koper; circa 1877. De kroon is twaalflichts en hangt in het koor. Wandarmen: vlucht van 85 cm; koper; vervaardigd door W.H. Haan, Antwerpen; 1898. Aan de drielichts wandarmen een versiering van rankwerk en een schildje.
Ga naar margenoot+ Driestel van goudlaken. Waarschijnlijk van omstreeks 1863. Op de rug van het kazuifel, in de viering van het kruis, het Lam Gods op verzegeld boek; hieromheen geslingerd bloemen en bladmotieven. Kazuifel en dalmatiek van zwart fuweel. Bestemd voor uitvaartdiensten; xix b of c. Kazuifel met in zilverdraad ingeweven kruis, zandloperhouder, bliksemschichten uit een wolk, zeis, beenderen, open boek, bazuinen en urn op graftombe. Bijbehorende dalmatiek met een reeks in zilverdraad uitgevoerde cartouches waarin het ihs-monogram. Kazuifel. Aurifrisiae van gouddraad-ornament op een achtergrond van zilverdraad | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||
(xviii-)xix, overgebracht op nieuw goudlaken (xx b). Op de voorzijde: ihs-monogram, ranken, druiven en bloemen; op de rugzijde: Latijns kruis met in reliëf-borduurwerk clipei met in de viering Petrus-kop, waaromheen de bustes van de vier evangelisten met hun symbolen. Dito kazuifel in de St.-Janskathedraal in Den Bosch. Kazuifel. Witte zijde met Mariavoorstelling in borduurwerk; Stadelmaier, Nijmegen; circa 1950. Koorkap. Aurifrisiae en rugschild (xix d) op latere stof met ingeweven herten en adelaars. De afbeelding op het schild vertoont het H. Hart van Jezus, ten halven lijve, waaromheen passiebloemen en bladmotieven; op de aurifrisiae bloemtakken en de tekst: ‘exaudi Domine orationem meam’.
Ga naar margenoot+ Immaculata op maansikkel. Hoogte 45 cm; xix d. Geborduurde voorstelling op blauw fluweel en de tekst: ‘Onbevlekte Maagd bescherm Uwe Congregatie’. H. Familie. Hoogte 80 cm; xxa. Geborduurde voorstelling op rood fluweel, met de tekst: ‘Jezus Maria Jozef zegent onze huisgezinnen’. Paus Cornelius. Hoogte 45 cm; 1907. Geborduurde voorstelling van de H. Cornelius als paus, staande, en een viertal wapens: respectievelijk van: Mgr. W. van de Ven, bisschop van Den Bosch - Nederland - paus Pius × - gemeente Druten. Bovenaan staat de tekst: ‘r.k. patronaat / s1 cornelius druten’, onderaan: ‘opgericht 20 jan 1907’; links: ‘vakteekenschool / spaarbank, rechts: ‘herhalingscursus / bibliotheek’.
Ga naar margenoot+ In de toren van de oude kerk heeft een luidklok gehangen, gegoten door Peter van Trier en Jan Philipsen in 1646. Hij is evenals de uit 1816 daterende klok van Petit en Fritsen, vermeld in de Voorloopige Lijst, verloren gegaan in de Tweede Wereldoorlog. Zij zijn in 1949 vervangen door drie nieuwe klokken, gegoten bij Petit en Fritsen in de toonhoogtes dis (gewicht 1534 kg), fis (gewicht 771 kg) en gis (gewicht 507 kg). Zij dragen respectievelijk de opschriften
- Literatuur. Voorloopige Lijst 1917, blz. 64; Dorgelo 1961, blz. 45 en tabel i en vi; Bergevoet en Dekkers 1977, blz. 78. | |||||||||||||||||||||||||||
Rooms-Katholieke pastorie
Afb. 78. Portret van pastoor G.P. van den Bosch (1801-1874), anoniem doek, wrschl. N. van Wintelroy, circa 1850-60 (opn. 1975).
De r.k. pastorie is gelijktijdig met de kerk gebouwd naar plannen van P.J.H. Cuypers voor een ‘begunstigingssom’ van f 15 100, -. De pastorie is gebouwd op de plaats van de oude kerk, thans Hogestraat nr. 4. Het is een vrij fors opgezet bakstenen gebouw op een winkelhaakvormige plattegrond, met de toegang in de binnenhoek, zesruits vensters en eindgevels naar de kerk en de hoofdstraat gericht.
In de spreekkamer van de pastorie hangt een portret van pastoor Gerardus Petrus van den Bosch, olieverf op doek, formaat 108 × 85,5 cm; waarschijnlijk door Nic. van Wintelroy, circa 1850-1860 (afb. 78). G.P. van den Bosch (Boxmeer 1801 - Druten 1874) werd pastoor van Druten in 1838. De geportretteerde is afgebeeld staande voor een draperie en een boekenkast; hij heeft een boek in de hand en naast hem staat een lessenaar met kruisbeeld en boek; op de achtergrond een doorkijkje naar de Waterstaatskerk met de middeleeuwse toren. - Literatuur. Schutjes iii (1872), blz. 506. | |||||||||||||||||||||||||||
Hervormde kerkAan de Kattenburg nr. 61 staat de Hervormde kerk, een in 1859-1860 gebouwde, bakstenen zaalkerk van vier traveeën met een driezijdige sluiting en open klokkespitsje boven de voorgevel, uitgevoerd naar ontwerp van de Tielse architect D.A. Verbrugh. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 79. Hervormde kerk. Opmetingstekening met plattegrond en doorsnede naar de sluitingswand.
Bronnen - Literatuur. H.C. Ribbius, De Christen, de tempel des levenden Gods, Kerkwijdingsrede gehouden te Druten, Tiel 1860; Van den Dobbelsteen / Dekkers 1971, nr. 23; H. van Capelleveen, ‘Zoo sloeg dan de ure’, de protestanten van Druten, Afferden en Deest, Evangelische Gemeente Druten 1985. - Archivalia. Archief van de Hervormde Gemeente Druten, in r.a.g., Arnhem, manuscript-inventaris 1967, m.n. inv. nr. 121 (waarin bestek en begroting).
Geschiedenis In 1800 werd de middeleeuwse kerk, waarvan de hervormden vanaf de Reformatie gebruik hadden gemaakt, toegewezen aan de katholieken, die een schadeloosstelling van 454 gulden, 13 stuivers en 11 penningen aan de hervormden moesten betalen, een afkoopsom die pas in 1818 is geaccepteerd. De hervormden zijn door aankoop in het bezit gekomen van een schuur aan de Nieuwstraat, ter plaatse van het huidige pand nr. 23, die zij tot kerk hebben omgebouwd. Het was een rechthoekig gebouwtje met de ingang waarboven een bovenlicht aan de straat, en kleine vensters in de zijgevels, maar waarschijnlijk zonder dakruiter. Inwendig was het kerkje met een tongewelf overkluisd en bemeubeld met een preekstoel en vijftien banken. Wanneer men dit gebouwtje in bezit heeft gekregen, is niet bekend. Het heeft dienst gedaan tot 1860, toen het werd verkocht aan de juist opgerichte Israëlitische gemeente van Druten, die het als synagoge heeft ingericht en in gebruik heeft gehad tot 1906. Het heeft als schuur voortbestaan tot 1976. Vanaf 1850 zijn er pogingen in het werk gesteld om te komen tot de bouw van een nieuwe kerk en pastorie. De plannen kregen in 1856 meer vaste vorm, toen architect D.A. Verbrugh uit Tiel de tekeningen en begroting presenteerde die echter veel te duur uitvielen. Er moest drastisch bezuinigd worden en de opdracht voor een nieuwe ontwerptekening gold alleen nog maar voor een kerkgebouw met 200 tot 250 zitplaatsen dat niet meer mocht kosten dan f7000, -. In 1858 kwamen de subsidietoezeggingen af. De kerk moest nog wat verkleind worden, zodat de begroting kon worden aangepast aan de beschikbare financiën. Nadat de aanbesteding al had plaats gevonden, werd grond gekocht aan de toenmalige Korte Brouwerstraat, naast het perceel de ‘Rijakker’, waarop later de pastorie zou worden gebouwd. De bouw vond plaats onder toezicht van een door de hoofdingenieur van Rijkswaterstaat aangewezen opzichter, W.G. Bloem, terwijl het dagelijks toezicht berustte bij de Drutense meester-metselaar J. Janssen. In juli 1859 kon boven de ingang de eerste steen worden gemetseld met het jaartal en de namen van de drie kerkvoogden O. Liese, H.W. de Kat en J.F. Pool. Eind 1859 was de ruwbouw gereed en kon men aan de binnenafwerking beginnen. Het meubilair werd vervaardigd door de timmerlieden C. Schut en W. Scholten c.s.; bovendien werden enige uit de oude kerk afkomstige particuliere banken aan de kerkvoogdij overgedragen en herplaatst. Op 6 mei 1860 kon de kerk in gebruik worden genomen.
Ga naar margenoot+ De plattegrond van de zaalkerk bestaat uit een rechthoekig schipgedeelte van vier traveeën en een driezijdige sluiting, met inwendig gemeten een lengte van 19,25 m en een breedte van 10,75 m. Van deze betrekkelijk brede zaal wordt in de eerste travee een portaal met flankerende ruimtes afgenomen; daarboven bevindt zich het orgelbalkon. Het gebouw wordt rondom geschoord door vlakke, zich bij de plint en halverwege iets versnijdende steunberen, en door achthoekige contreforten aan weerszijden van de ingangsgevel (afb. 79).
Ga naar margenoot+ De geheel in baksteen opgetrokken kerk volgt het bouwschema van de Waterstaatskerken uit de eerste helft van de 19de eeuw, maar vertaald in de sluike neogotische vormen van het derde kwart van de eeuw. De toegangsgevel is gelegen op de straatas van de Kattenburg (afb. 81). De puntgevel met een opmerkelijk vlakke dakhelling wordt bekroond door een achthoekig klokketorentje met spits kruis en haan, waarvan de trommel oorspronkelijk veel hoger is geweest. De toegangsdeuren hebben een spitsbogig bovenlicht en het geheel wordt omlijst door een gepleisterde, brede, in ojiefvorm uitlopende omlijsting. Ook de octogonale hoekpilasters die de gevel afsluiten en uitlopen in een kruisbloem zijn gepleisterd. Aan weerszijden van de ingang is een | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 80. De linkerzijgevel van de Hervormde kerk (opn. 1976).
Afb. 81. De Hervormde kerk met de ingangsgevel naar de Kattenburg (opn. 1976).
spitsboogvenster opgenomen, dat evenals de vensters in de langsmuren en de sluiting niet meer zijn oorspronkelijke raamverdeling bezit (afb. 80). Op de in 1859 door P. Harte voor f15, - gebeitelde, hardstenen stichtingssteen staat: ‘den eerste steen gelegd 2 juli 1859’, en de namen van de kerkvoogden.
Ga naar margenoot+ Het kerkinterieur was in zijn oorspronkelijke gedaante uiterst sober met een eenvoudige preekstoel en doophek; tegen de zijmuren en de orgelgalerij luifelbanken, benevens twee vrijstaande bankenblokken in het zaalgedeelte. In 1959-1960 is het meubilair grotendeels verwijderd en een verhoogd liturgisch centrum gemaakt naar plannen van architect Van Kleef uit Rhenen. Waar oorlogsschade de toestand van het gebouw ernstig had verslechterd, werd bij de herstelbeurt het interieur bijna volledig gemetamorfoseerd.
Ga naar margenoot+ Orgel gebouwd door de Gebroeders Gradussen uit Winssen en in de kerk geplaatst in 1876. Instrument met neogotisch sprekend front met een onderbouw, voorzien van dichte panelen, drie pijpvelden met lancetvormige omlijsting, aan de bovenzijde recht afgesloten en in het midden eindigend in een wimberg, bekroond met pinakels en een kruisbloem; aan de zijkanten ajour gesneden wangstukken. De kast is geschilderd. De dispositie luidt:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 82. Het Huis te Druten gezien aan de voorzijde naar tekening van C. Pronk, gemaakt in 1745 naar een in 1732 ter plaatse gemaakte schets. r.p.k., Amsterdam.
| |||||||||||||||||||||||||||
Huis te DrutenTen westen van de Hogestraat, op ongeveer 700 m afstand van de r.k. kerk, heeft het kasteel, ook wel Huis te Druten genaamd, gestaan. De voormalige standplaats is nog herkenbaar in het door een moderne woonwijk omgeven terrein. Buiten het versmalde grachtentracé en de stenen boogbrug, die naar de huisplaats leidt, zijn er geen zichtbare overblijfselen meer aanwezig.
Bronnen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||
Geschiedenis Het Huis te Druten, dat mogelijk op fundamenten van een ouder huis is opgetrokken, werd tot de 17de eeuw bewoond door het geslacht Van Druten, waarvan leden al in de 12de eeuw worden vermeld. Na de Van Drutens ging het huis over in handen van de familie Van der Moelen (Van der Meulen). Johan van der Moelen, heer van Druten, Schoonenburg en Sleeburg onder Overasselt, en diens echtgenote lieten het goed na aan hun jongste dochter Jeanette Agnes. Zij was gehuwd met Steven van Delen. Vijf generaties van deze familie waren eigenaar van het huis. In 1732 kreeg Stevens kleinzoon, Nicolaus Hans Willem, ambtman, richter en dijkgraaf in Maas en Waal en eigenaar van de Lakenburg in Wamel, de bezitting. Na het kinderloos overlijden van diens tweede echtgenote, Margaretha Gijsberta van Brakell tot den Brakell, kwam het huis in 1830 in handen van een neef, wiens vier kleinkinderen na de dood van hun vader, Mr. Steven van Delen, die in 1866 op het huis overleed, de goederen verdeelden en het huis lieten slopen. Ga naar margenoot+ Het Huis te Druten bestond uit een hoofdgebouw van vijf bij drie traveeën, gedekt door een hoog schilddak. Het huis was waarschijnlijk maar ten dele onderkelderd en rees met voeting uit de gracht op. Begane grond en verdieping hadden nagenoeg dezelfde hoogte. Evenwijdig aan de voorgevel stond een langgerekt poortgebouw onder een zadeldak tussen zijtopgevels. Het tussenliggende voorplein, meer een plaats, werd geflankeerd door gesloten hoge muren. Het gehele complex was omgeven door een brede gracht. Tegen de zuidmuur van het poortgebouw bevond zich een grote eendekooi.
Afb. 83. Het Huis te Druten en omgeving volgens het kadastraal minuutplan van 1820.
Afb. 84. Het Huis te Druten gezien aan de achterzijde, de Leeuwense kant, naar tekening van A. de Haen uit 1732. g.m., Arnhem.
Afb. 85. De theekoepel aan de Waalbandijk (opn. 1976).
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 86. Opmetingstekening van de theekoepel aan de Waalbandijk met plattegronden en doorsnede naar het westen.
Boven de toegangsdeur van het huis was een wapensteen aangebracht in een omlijsting. Het huis bezat kruisvensters en dakvensters rondom tegen de dakschilden. Vanaf de Hogestraat liep een rechte laan, nog goed te zien op het kadastraal minuutplan (afb. 83), op het huis aan. In deze lindelaan stonden 206 bomen, welke in 1876 werden omgehakt door de meester-klompenmaker Arnoldus van den Hoff ten behoeve van de Amsterdamse houtkopersfirma I. van der Woude. Na de sloop van het huis bleven op het terrein slechts muurresten en fundamenten over en een paar arbeiderswoningen namen de plaats in. Het grachttracé, bestaande uit huisgracht en buitensingel, markeert nu nog het terrein, dat toegankelijk is via de gespaard gebleven stenen boogbrug. Het gebouw vertoont in aanleg en opbouw een opmerkelijke verwantschap met het 17de-eeuwse gedeelte van het Huis te Leeuwen (zie blz. 167 e.v.). | |||||||||||||||||||||||||||
Koepel aan de WaalbandukAan de Waalbandijk nr. 184 staat een 18de-eeuwse theekoepel (afb. 85 en 86) die heeft behoord aan de jonkers van Delen, heren van Druten en Lakenburg. In 1969 werd de koepel voor het symbolische bedrag van f1,- door de gemeente Druten gekocht van de toenmalige eigenaresse, de N.V. Scheepswerf Janssen in Druten. Ondanks de dreiging, dat de koepel in verband met een geplande dijkverzwaring zou moeten worden geamoveerd, werd hij in 1971 gerestaureerd onder leiding van architect W.A. Heineman uit Velp. De zeskante bakstenen koepel staat aan de veldzijde tegen het dijklichaam aangebouwd. Het gebouwtje wordt gedekt door een laag, klokvormig, met leien bekleed koepeldak met bekronend spitsje. De toegang bevindt zich aan de voet van de dijk. Inwendig heeft de theekoepel een verdieping, van waaruit men via drie, met luiken af te sluiten, roedenvensters een fraai uitzicht heeft over de rivier de Waal. - Literatuur. H. Manders 1953, blz. 121; Verslag m.c.p.g. over 1968-1969, in: b.m. Gelre lxiv (1970), blz. xvii; W.T.H. van den Dobbelsteen, Het theekoepeltje, gerestaureerd monument te Druten, in: Tweestromenland nr. 27 (1977), blz. 28-32. | |||||||||||||||||||||||||||
Woonhuizen en boerderijenDe ontwikkeling die Druten heeft doorgemaakt van een in eerste aanleg voornamelijk agrarisch dorp met een betrekkelijk beperkte administratieve functie tot een in belangrijkheid toenemend streekcentrum, komt heel evident tot uitdrukking in de bouw van woonhuizen en boerderijen. Een scheiding maken in deze twee categorieën is feitelijk te simplistisch, aangezien talrijke huizen een overgangsbeeld laten zien. Er zijn oude woningen, die primair een agrarische bestemming hebben gehad, maar deze door de ontwikkeling van het dorp hebben verloren, zoals met name de huizen aan de Hogestraat. Daarnaast zijn er woonhuizen en zelfs villa's aan te wijzen, die qua indeling en aanbouwen een ‘gereduceerd’ boerderijschema vertonen, b.v. herenhuizen aan de Kattenburg en de Heersweg. Naast deze twee loten van eenzelfde stam zijn er de exempels van jongere architectuur, die vanuit een heel ander behoeftepatroon zijn gecreëerd, woningen voor beambten, handwerkslieden en arbeiders. Vooral bij deze jongere architectuur is de binding met het typisch streekeigene verslapt ten gerieve van invloeden van buitenaf, die in Druten opmerkelijk vorm kregen in een verdorpste, kleinschalige woonhuisarchitectuur, geïnspireerd door het bouwpatroon van de stad. Men ziet een duidelijke wisselwerking. Dat daarbij Druten wel degelijk een eigen inbreng heeft, wordt bewezen door de opmerkelijke toepassing van ter plaatse vervaardigde bouwmaterialen. Meer dan elders het geval is ziet men in Druten de uit eigen steen- en pannenbakkerijen afkomstige, vaak door hun vorm en kleurig glazuur opvallende produkten: een gebouwd stalenboek. Uitgaande van de huidige hoofdfunctie of uitdrukkelijke identiteit wordt hieronder de indeling in twee hoofdgroepen aangehouden: woonhuizen en boerderijen.
Ga naar margenoot+ Heersweg nr. 13. Villa ‘Weltevreden’. Vrijstaand, geheel gepleisterd landhuis, gebouwd in 1881 ter plaatse van het huis ‘De Kolk’. Woonhuis met twee even hoge woonlagen onder omgaand schilddak. Vijf traveeën brede voorgevel met hoekpilasters en middenrisaliet, waarvan de bekroning door de omlopende daklijst heensteekt en eindigt in een gebogen fronton met rond venster. In de gevels stolpvensters met licht getoogd bovenlicht. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ingang in portiek met paneeldeur, waarboven balkon met lage balustrade. Het huis is als notariswoning gebouwd door Charles Auguste Amédée van de Garde en behoort thans tot het complex van de stichting Huize Boldershof. - Literatuur. Van den Dobbelsteen/Dekkers 1971, nr. 1.
Heersweg nr. 26. Villa ‘Delenoord’. In baksteen opgetrokken villa bestaande uit kelder, begane grond en verdieping, onder een met pannen gedekt schilddak, xix b. Vijf traveeën brede voorgevel met hoekpilasters en iets vooruitspringend middenrisaliet, waarin brede paneeldeur, voorafgegaan door een gemetselde stoep. Vensters met hanekammen en afgeschuinde bovenhoeken en zesruits schuiframen. Op halve hoogte een gestucte cordonlijst. Boven de eenvoudige kroonlijst drie niet oorspronkelijke dakkapellen. Moderne, lage achterbouw.
Ga naar margenoot+ Hogestraat nr. 11. Het ‘Witte Huis’ (afb. 88). Gepleisterd woonhuis met lage verdieping onder met pannen belegd schilddak en onder afhang gebrachte achterbouw, xviii. Het huis draagt zowel uit- als inwendig het stempel van de uit Tirol afkomstige stucadoor Johann Martijn Rieff (1764-1855), die zich in 1792 in Druten heeft gevestigd en er tot zijn dood bleef wonen. Mogelijk is hij de bouwer van het huis, maar in elk geval de decorateur. Het vier bij twee traveeën brede voorhuis bezit op de hoeken en tegen de rechter zijgevel pilasters en gestucte guirlandes onder de verdiepingsvensters. Inwendig zijn in de linker voorkamer stucpanelen met allegorische voorstellingen van drie seizoenen - zomer (afb. 87), herfst en winter - omkaderd door geprofileerd lijstwerk. In de rechter voorkamer een marmeren schoorsteenmantel met grote consoles als wangen, afkomstig uit het pand Hogestraat nr. 6. In 1960 wilde de gemeente Druten het huis slopen, maar de familie Van Haaren, eigenaresse van het pand, heeft alles in het werk gesteld om afbraak te voorkomen en liet het pand in 1961-1962 restaureren onder leiding van ir. J.G. Deur uit Nijmegen. Bij de restauratie moesten de van zand en kalk vervaardigde guirlandes, die van de gevels
Afb. 87. Hogestraat nr. 11. Stucdecoratie met voorstelling van de zomer door J.M. Rieff (opn. 1976).
Afb. 88. Hogestraat nr. 11. Het ‘Witte Huis’, voormalig woonhuis van de stucadoor J.M. Rieff (opn. 1976).
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||
waren losgevroren, worden vervangen door afgietsels. Het beschadigde stucwerk van het interieur werd hersteld en verder beperkte men zich zich tot consolidatie. - Literatuur. Een merkwaardig huis in Druten, in: Numaga vii (1960), blz. 211-212; Numaga xi (1964), blz. 195, 203; Verslag m.c.p.g. over 1959-1963, in: b.m. Gelre lxi (1962-1964), blz. xlii; St. Jansklokken, Bisdomblad voor het diocees Den Bosch, 14 december 1962, blz. 4; g.o.c. nr. 41 (1969), blz. 14.
Ga naar margenoot+ Kattenburg nr. 15. Goed gedetailleerd vrijstaand herenhuis, bestaande uit begane grond en verdieping, op a-symmetrisch grondplan, onder twee haaks ten opzichte van elkaar staande zadeldaken. Linker gedeelte van het huis met topgevel heeft een polygonaal uitgebouwde erker met bovenliggend balkon. Het drie traveeën brede rechtergedeelte met portiek en stoep heeft vensters met geboorte- en sluitstenen van natuursteen in de ontlastingsbogen. De gevel is uitgevoerd in rode baksteen met witte voegen en crêmekleurige hoekaccenten en lijsten; waterlijsten en vensterbanken van groen geglazuurde baksteen. Smeedijzeren muurankers en hekwerk. Dit huis aan de Kattenburg is een van de beste voorbeelden van rond de eeuwwisseling gebouwde woonhuizen opgetrokken in ter plaatse vervaardigd materiaal.
Andere, kleinere, voorbeelden van polychrome laat 19de-eeuwse baksteenarchitectuur vindt men aan de Kattenburg, en de Mr. Van Coothweg (afb. 98); op het terrein van de steenfabriek van Dericks en Geldens een uniek kantoorgebouwtje.
Kattenburg nr. 33. Witgepleisterde villa (afb. 89) met verdieping onder met pannen gedekt schilddak en lage achterbouw met koetshuis onder zadeldak, xix b. Zowel de vijf traveeën brede voorgevel als de drie traveeën brede zijgevel bezitten een smal middenrisaliet en kleine balkons. De gevel aan de straatzijde is iets rijker gedetailleerd met pilasters en consoles tegen de omlopende kroonlijst. De vensters hebben gestucte profiellijsten met een getoogde bovenzijde en T-ramen.
Afb. 89. Kattenburg nr. 33 (opn. 1976).
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 90. Kattenburg nr. 43. Het huis ‘De Klok’, na 1795 enige tijd als kerk en pastorie in gebruik. Opmetingstekening met plattegrond en doorsnede van het rechtergedeelte van het pand.
Kattenburg nr. 43. Winkel-woonhuis, het voormalige huis ‘De Klok’, dat traditioneel wordt aangeduid als schuurkerk en pastorie; door de katholieke inwoners van Druten op afbetaling gekocht in 1795, doch na 1800 nog alleen als pastorie in gebruik tot een niet nader bekend tijdstip. In 1839 is het pand in gebruik als herberg en logement. Die functie heeft het ook nog in 1877 wanneer het pand wordt bewoond door J. van den Hoff, grondeigenaar en pannenfabrikant, tevens lid van de bouwcommissie van de neogotische kerk. Mogelijk zijn de houten zuilen in het pand afkomstig van het orgelbalkon in de Waterstaatskerk, waarvan de afrekening van sloopmateriaal in 1880 vermeld is onder de post ‘afbraak verschillende - f2130,14’. De twee houten zuilen geven het huis een posthuum kerkelijk karakter, maar hebben als zodanig niet van doen met de schuurkerk van 1795. De plattegrondtekening van het huis (afb. 90) geeft een beeld van de verschillende bouwfases.
Kattenburg nr. 24-26. Kubusvormige villa met verdieping onder met pannen gedekt schilddak, xix b. Vijf traveeën brede voorgevel in baksteen met gepleisterd middenrisaliet en dito hoekpilasters met verdiepte schachten. Boven de ingang een op consoles rustend balkon met een balustrade van gietijzeren roosterwerk; vensters met afgeronde hoeken en geprofileerde stucomlijsting met gestuct lofwerk en palmetmotief versierd. Alle vensters voorzien van schuiframen. Links van het huis een aanbouw met schilddak en klein middenfronton.
Ga naar margenoot+ Van de hieronder genoemde boerderijen hebben diverse hun oorspronkelijke functie verloren en doen dienst als enkele of dubbele woning.
Ga naar margenoot+ Delenspad nr. 3. Hallehuisboerderij met middenlangsdeel onder met riet en pannen gedekt afgewolfd zadeldak, xix a. Gepleisterde, blauw-grijs gesausde voorgevel met oorspronkelijke vensters op de begane grond en naar binnen draaiende vierruits vensters voor de zaadzolder; het raam van de woonkamer is gemoderniseerd.
Ga naar margenoot+ Hogestraat nr. 19-21. Boerderij met middenlangsdeel en dwarsgeplaatst voorhuis, dat voor dubbele bewoning is uitgebouwd, xviii-xix. Voorhuis met lage verdieping en vier traveeën breed front; beganegronds schuifvensters met luiken en paneeldeur met houten omlijsting (afb. 91). In de linker zijgevel tweede toegangsdeur.
Hogestraat nr. 63. Tot woonhuis omgebouwde boerderij van het middenlangsdeeltype met een naar rechts uitgebouwd voorhuis met gezwenkte zijtopgevel, xviii. Ingrijpend gerestaureerd in 1973 (afb. 93). Het woongedeelte is opgetrokken uit gele baksteen. In de voorgevel beganegronds drie schuifvensters met roedenverdeling en twee kleine vierruits vensters op de verdieping; in de zijgevel smalle vensters. De toegangdeur met gefacetteerde panelen en een houten omlijsting van platstukken en kroonlijst is bij de restauratie aangebracht en afkomstig van een in 1974 afgebroken boerderij aan de | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 91. Hogestraat nr. 19-21. Dubbel woonhuis (opn. 1976).
Afb. 92. Hogestraat nr. 63. Opname van de situatie voor de restauratie (opn. 1967).
Afb. 93. Hogestraat nr. 63. Het huis na de restauratie in 1974 (opn. 1976).
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||
Koningstraat nr. 81, het huidige Europaplein (afb. 95). Voor de restauratie was het huis in tweeën bewoond en uitwendig bepleisterd (afb. 92).
Hogestraat nr. 69 (gesloopt). Het westelijk gedeelte van de Hogestraat heeft in de jaren '70 verschillende historische panden zien verdwijnen. Hogestraat 69 droeg de jaarankers 1732 in de gevel. Foto in Archief r.d.m.z.
Hogestraat nr. 18. Hoeve ‘Het Reigersnest’. Kapitale boerderij van het middenlangsdeeltype met dwarsgeplaatst voorhuis (afb. 94); in de voorgevel een anker met het jaartal 1811, waarschijnlijk verband houdend met een verbouwing. Zeven traveeën breed voorhuis met verdieping, aan beide kopse gevels naar achteren uitgebouwd; aan de rechterzijde door middel van een afhang en aan de linkerzijde aan de Ooievaarstraat door een uitbouw met verdieping. Het voorhuis is onderkelderd en heeft beganegronds vensters met zesruits schuiframen met zonneblinden; op de verdieping in de voorgevel vierruits en in de linker zijgevel zesruits schuiframen. Hoofdingang met houten pilasters en hoofdgestel als omlijsting van een brede paneeldeur met gietijzeren levensboom in het bovenlicht; de gecanneleerde pilasters rusten op geprofileerde hardstenen basementen. Zij-ingang aan de Ooievaarstraat met brede houten deuromlijsting op hardstenen neuten en een smalle kroonlijst rustend op gesneden consoles; bovenlicht met snijraam, waarin een ovale lijst met eikeloofmotief en vier gevederde pijlen (afb. 96). In het bedrijfsgedeelte zijn moderne kruiskozijnen met roedenverdeling en luiken aangebracht bij een historiserende verbouwing tot woonboerderij.
Hogestraat nr. 20-22 (gesloopt). Rechts van ‘Het Reigersnest’ stond tot 1965 een boerderij met onderkelderd voorhuis, dat voor bewoning in tweeën was gedeeld. In de gevels zaten muurankers met ‘a s 1699’ en een jaartalanker met 1831. Foto's in archief r.d.m.z.
Afb. 94. Hogestraat nr. 18. Boerderij ‘Het Reigersnest’ (opn. 1976).
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 95. Hogestraat nr. 63. Deurpartij afkomstig van een gesloopte boerderij, voormalig Koningstraat nr. 81 (opn. 1976).
Afb. 96. Hogestraat nr. 18. Deurpartij van de zij-ingang aan de Ooievaarstraat (opn. 1976).
Ga naar margenoot+ Kattenburg nr. 57. Boerderij met statig voorhuis, bestaande uit begane grond en verdieping onder met geglazuurde pannen bedekt schilddak en een tegen het voorhuis geplaatste schuur, boven de deeldeuren gedateerd 1847. Voorhuis met symmetrische gevel van vijf traveeën, met op de verdieping zesruits schuiframen; ingangspartij met platstukken en hoofdgestel met klossen en rozetten. Karakteristieke ligging op de hoek van de Ambtshuisstraat.
Kattenburg nr. 32 (gesloopt). Karakteristiek pand met jaarankers 1780 en gezwenkte, z.g. Gelderse zijtopgevel, gesloopt in 1963. - Literatuur. Verslag m.c.p.g. over 1964-66, in: b.m. Gelre lxii (1967), blz. xxvii.
Ga naar margenoot+ Stationstraat nr. 36. Hallehuisboerderij met middenlangsdeel en dwarsgeplaatst voorhuis, xix b. Voorhuis bestaande uit een vier traveeën brede begane grond met verdieping, gedekt door een overstekend rietdak met hoekschoorstenen en geprofileerde knijpplank onder de overstek. Ingang met paneeldeur waarin smeedijzeren roosterwerk, omlijst door houten platstukken en hoofdgestel. De schuiframen waren oorspronkelijk voorzien van luiken. De achtergevel van het thans met golfplaten gedekte bedrijfsgedeelte is geheel verbouwd. Ligging met voorgevel aan de straat.
Stationstraat nr. 38. Eenvoudige hallehuisboerderij met middenlangsdeel onder zadeldak met wolfseind aan de voorzijde en grotendeels met riet gedekt, xix b. In de voorgevel licht getoogde zes- en vierruits vensters met luiken. Zijgevels in de oorspronkelijke staat, maar achtergevel verbouwd. Met voorgevel direct aan de straat gelegen.
Ga naar margenoot+ Stevenspad nr. 8. Verbouwde hallehuisboerderij met breed voorhuis met verdieping onder met pannen gedekt schilddak. In de frontgevel van het gepleisterde voorhuis schuifvensters met getoogde bovendorpel; ingang met platstukken en hoofdgestel in de meest linker travee en kozijnen met tuindeuren in de derde en vijfde travee. Sterk verbouwd achterhuis. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||
Afb. 97. Kattenburg nr. 32 (gesloopt). Karakteristiek pand uit 1780 met gezwenkte zijtopgevel (opn. 1963).
Afb. 98. Mr. Van Coothweg nrs. 22-24. In geglazuurde baksteen gemetselde arbeiderswoningen, gelegen nabij de steenoven van de firma Dericks en Geldens (opn. 1985).
Ga naar margenoot+ Veerstraat nr. 24/Waalbandijk nr. 190-192. Een in twee periodes gebouwd dijkhuis, bestaande uit een tegen het dijklichaam gebouwd voorhuis met een souterrain en een hoofdverdieping onder een met pannen gedekt schilddak. In de vijf traveeën brede gevel aan de dijkzijde toegangsdeur met houten omlijsting en hoofdgestel, geflankeerd door vijftien-ruits schuiframen; in de zijgevel smallere tienruits vensters, xviii b. Aansluitend naar rechts uitspringend achterhuis, xix a met kelder, begane grond en verdieping onder met pannen gedekt schilddak; getoogde vensters met hanekammen en gemoderniseerde ramen; afzonderlijke ingang aan de Veerstraat.
Ga naar margenoot+ Waalbandijk nr. 111. Café-dijkhuis aan de rivierzijde van de Waalbandijk bestaande uit begane grond en verdieping onder met gesmoorde pannen gedekt schilddak, xix b. In de vier traveeën brede voorgevel aan de rijweg zes- en vierruits schuifvensters, waarvan die op de begane grond oorspronkelijk waren voorzien van luiken. In de twee traveeën brede rechter zijgevel toegangsdeur tot de woning. Lage aanbouw tegen de linker zijgevel.
Waalbandijk nr. 123. Kleine dijkwoning onder met pannen gedekt zadeldak tussen zijtopgevels met schoorstenen, xix b. Drie traveeën brede voorgevel met zesruits schuiframen aan weerszijden van de eenvoudige toegangsdeur. In de zijgevels smalle vensters aan weerszijden van de stookplaats en een klein venster op de verdieping.
Waalbandijk nr. 94. In de bocht van de Waalbandijk gelegen hallehuisboerderij met middenlangsdeel en dwarsgeplaatst voorhuis, circa 1850. Het voorhuis bestaat uit begane grond en verdieping onder met riet gedekt schilddak met hoekschoorstenen. Het drie traveeën brede voorhuis heeft een symmetrische voorgevel met schuiframen en vierruits bovenvensters. Het bedrijfsgedeelte heeft een met riet gedekt, afgewolfd zadeldak, waarvan de nok lager ligt dan die van de kap van het woongedeelte. |
|