| |
| |
| |
15 Zes memo's voor de toekomst
De troonrede van dit jaar (1989) was nog het beste te vergelijken met een verzameling memo's, bijeengehouden door een nietje. Verschillende ministers hebben op de valreep van hun termijn in hun departementale begrotingen nog volop aanwijzingen willen geven voor hun opvolgers. De minister van Financiën vindt dat het financieringstekort met drie procent verder omlaag moet en tevens dat de belastingen in Nederland nog te hoog zijn. De minister van Justitie wil trots een hele trits wetgeving in herinnering brengen: vergeet niet dat we het goed gedaan hebben. De minister van Onderwijs verzucht dat een hele reeks afsluitende wetten net niet de haven van de parlementaire goedkeuring hebben gehaald en hij wekt een volgende minister op maar snel te oogsten. De minister van Sociale Zaken is met betrekking tot het knellende probleem van de werkloosheid even kort als eerlijk: we hebben ons best gedaan, maar de doelstellingen helaas niet helemaal gehaald. Er zijn banen bij gekomen, maar er zijn te weinig langdurig werklozen weer op hun arbeidsplek gebracht. ‘De inspanningen van het actieve arbeidsmarktbeleid zullen dichterbij de praktijk worden gebracht, indien het voorstel Arbeidsvoorzieningenwet wordt aangenomen’, zo luidde de tekst in de Troonrede. Tussen de regels door kon men lezen: en snel een beetje!
Een memo wordt geschreven om iets in herinnering te brengen of om uitdrukkelijk iets onder de aandacht te brengen: wil je alsjeblieft dit niet vergeten. Bij het naderende afscheid van de kopstukken van het kabinet Lubbers-II heeft elke minister de natuurlijke neiging gehad terug te blikken (vergeet me niet) en een beetje vooruit te kijken (vergeet dit niet). In de betrekkelijke stilte van de kabinetsformatie is het inderdaad een goed moment om de balans van zeven jaar regeringsbeleid op te maken. Nu de Troonrede zelfs zo sober was dat dit jaar de algemene beschouwingen worden uitgesteld tot na de regeringsverklaring van een nieuw kabinet, heeft het zin om zich - in een algemene beschouwing - af te vragen of de zeven magere jaren die achter ons liggen, zullen worden gevolgd door zeven vette of door zeven sobere jaren.
Maar ook de kiezers hebben intussen de balans van zeven jaar beleid opgemaakt. De verkiezingsuitslag gaf aan dat Nederland nog steeds een land is dat niet van extreme wisselingen houdt. De regeringspartijen verloren samen vijf zetels, de oppositie won in een onderlinge winst- en verliesrekening uiteindelijk drie zetels, en de twee resterende zetels gingen respectievelijk naar klein rechts en naar de Centrumdemo- | |
| |
craten. Laten we hopen dat de balans van rechts en links in het nieuw verkozen parlement niet van deze partijen afhankelijk gaat worden. Vergelijkbare verkiezingsuitslagen in Noorwegen en Duitsland geven aan dat een moderne samenleving met politiek bewuste kiezers nog geenszins immuun is voor de keuze van eenvoudige oplossingen voor sociale opgaven als pluriformiteit, het tegengaan van rassendiscriminatie en het openstaan voor asiel. De Nederlandse natie kon in de zeventiende eeuw groot worden met tolerantie als geestesmerk en de vrije zee als handelsmerk. Nu de verkiezingsuitslag nog eens bevestigd heeft dat we wonen in een land van kooplieden en verlichte (al dan niet socialistische) dominees, zie ik niet in waarom we de eeuwenlange traditie niet zouden kunnen of willen voortzetten. In elk geval zal een van de eerste politieke en morele toetsstenen van de nieuwe regering - welke regering dan ook - zijn dat bij de volgende verkiezingen Jan geen maat in het parlement erbij zal krijgen.
Zoals de Partij van de Arbeid in het begin van de jaren tachtig zich niet op tijd kon aanpassen aan de eisen van een veranderend economisch klimaat, zo struikelde de vvd op de drempel van de jaren negentig over de aanpassingen die nu nodig zijn voor een minimaal behoud van de natuur. Zeven jaar geleden werd het roer omgegooid in een no-nonsense beleid, dat begon aan de sanering van de overheidsfinanciën en met een economisch herstel. Tegelijk ontstond een nieuwe zakelijkheid in de politiek, die eerst schoorvoetend maar later instemmend door velen werd overgenomen. De zeven magere jaren van de kabinetten Lubbers-I en -II eindigden in flinke winsten voor veel bedrijven en een forse verlaging van de belastingtarieven. Het gaat economisch al weer een paar jaar goed met de bv Nederland en iedereen verlangt nu snel naar zeven vette jaren. De invloed van de Bijbel op de wensen en verlangens van de Nederlandse burger lijkt zich soms uitsluitend tot deze wijsheid te beperken.
Toch is er in de achter ons liggende periode van de twee kabinetten Lubbers wel het een en ander misgegaan of blijven liggen. Een stringentere zorg voor het milieu wordt nu politiek aanvaard, maar de doordringende uitvoering van mooie plannen, die bij publikatie al verouderd of te weinig radicaal zijn, moet nog zijn beslag krijgen. Alleen om dit milieuprobleem al is het verstandiger te spreken van zeven sobere jaren, die volgen op de magere. Daarnaast is het niet toevallig dat op een ander punt van zorg de kabinetten Lubbers-I en -II flinke gaten hebben laten ontstaan in de Nederlandse samenleving: de zorg-activiteiten voor zieken, zwakzinnigen, jongeren, ouderen, bejaarden en stervenden laten overal te wensen over. Gebrek aan geld en te forse bezuinigingen hebben overal de rek uit de zorg-organisaties weggehaald. Men kan de eerbied voor het leven hooghouden door geen aanpassing te willen van de bestaande euthanasie-wetgeving, maar de zorg voor het ouder wordende leven behoort natuurlijk veel eerder te beginnen, namelijk door niet de condities te laten ontstaan waaronder mensen bang worden, niet alleen voor de dood, maar ook voor allen die zich daar beroepshalve mee bezig houden. De samenhang tussen geld en zorg, of anders gezegd tussen de produktieve sector en de bijna per definitie niet- of laagproduktieve zorg-activiteiten is absoluut niet voldoende doordacht in de afgelopen periode.
| |
| |
Het werd hoog tijd voor een andere humaniteit en Lubbers heeft dit op een subtiele manier erkend door te spreken over ‘de agenda van de toekomst’. Wie schrijven deze agenda, wat komt erop en wanneer worden de eerste punten van de agenda behandeld?
Iedereen probeert op die agenda van de toekomst te komen. Terwijl de informatie over de kabinetsinformatie schaars is, melden zich dagelijks vele groepen, organisaties, geleerden en andere verontruste personen aan bij de kabinetsinformateur om de meest dringende problemen onder diens aandacht te brengen. Stapels dringende memo's, want de boodschappen die nog meegenomen moeten worden, dienen de enig overtuigende ‘Haagse’ vorm aan te nemen: kort, krachtig, kernachtig geformuleerd en liefst alles op één velletje. Meeregeren per memo. Misschien is dit niet eens zo'n slechte manier om de stille periode die nu ontstaan is rond de formatie, nuttig door te brengen. Stel dat u gevraagd zou worden kort en krachtig de belangrijkste onderwerpen te formuleren, die naar uw mening per se op de agenda van de toekomst thuishoren, welke onderwerpen zou u dan kiezen? Begin uw eigen formatiespel door die agenda op te vullen: de agenda van de toekomst wordt vandaag geschreven.
De idee om per memo het nageslacht te herinneren aan de goede dingen van deze tijd is niet nieuw. De Italiaanse schrijver Italo Calvino was in 1985 door de Harvard University uitgenodigd om een aantal lezingen te houden. Hij gaf die lezingen de vorm van Six memo's for the next millennium, want Calvino schatte de toekomst met opzet nogal ruim: vijftig generaties lang, tot het jaar 3000. Zijn opzet was kernachtig te formuleren wat er naar zijn mening in de toekomstige cultuur dringend moest worden bewaard en ook weer moest worden overgedragen aan volgende generaties. Waarden die in onze tijd en onze cultuur al behoorlijk bedreigd worden, zouden zo ‘meegenomen’ kunnen worden over het jaar 2000 heen. De gedachte om de toekomst niet al krap uit te meten is stimulerend. Bij de agenda van de toekomst gaat het niet alleen om de komende twee jaar, zelfs niet om de komende zeven jaar of om het laatste decennium van deze eeuw, maar gaat het inderdaad om die vaag omschreven generaties na ons. In dit opzicht komt Calvino's zorg om het cultuurbehoud prachtig overeen met de zorg om het langdurige natuurbehoud.
Welke waarden wilde Calvino nu per se meenemen naar de volgende eeuwen? Hij concentreerde zich vooral op literaire waarden, maar door de prachtig geschreven teksten over de literatuur heen kan men gemakkelijk alle eigenschappen herkennen, die nodig zijn voor het behoud van een beschaafde wereld. Calvino beschrijft zes van die eigenschappen, die in een goed literair kunstwerk te vinden zijn:
1. | Lightness - de lichtheid in het bestaan, waardoor de dingen niet te zwaar genomen worden of waardoor de eigen situatie nog een beetje kan worden gerelativeerd: de fijne humor van de wandelaar die over de velden loopt en nog kan glimlachen om alle dwaasheden van de wereld. |
2. | Quickness - vaart (niet te verwarren met snelheid van de ‘snelle jongens’): een vertelling moet vaart hebben, er moet wat gebeuren; met een economie van middelen moet het grootste effect bereikt worden: de vaardige pen en de besluitvaardige hand. |
| |
| |
3. | Exactitude - precisie in de keuze van woorden en in het uitbeelden van gevoelens; heldere stijl van schrijven en denken; zeggen waar het op staat, niet eromheen draaien en voor alles een indringend beeld oproepen, dat niet door oppervlakkigheid uit elkaar valt. |
4. | Visibility - het vermogen om dingen zichtbaar te maken, met behulp van het voorstellingsvermogen verbeeldingen te maken van de werkelijkheid, nu en in de toekomst; het vermogen om de fantasie te gebruiken om de werkelijkheid beter te begrijpen. |
5. | Multiplicity - meer-zinnigheid; elke goede roman kenmerkt zich door de verschillende lagen van betekenis en symboliek; het vermogen om de werkelijkheid op verschillende manieren, liefst tegelijk, te interpreteren, of om de redelijkheid en de zin in te zien van het standpunt en het gezichtspunt van anderen. Er is altijd meer dan één mogelijkheid. |
6. | Consistency - samenhang, jezelf niet tegenspreken, beweringen op en uit elkaar laten volgen, een redenering ten volle afmaken en niet halverwege (omdat dat voordeliger is) stoppen; een betoog opbouwen. |
Volgens Calvino lopen al deze literaire waarden gevaar verpulverd te worden onder het bezwaarlijke gewicht van de moderne massacultuur. Maar ik zou nog een stapje verder willen gaan en beweren dat de door hem - juist niet in de vorm van een memo, maar in korte heldere en met vaart geschreven hoofdstukjes - opgesomde eigenschappen kunnen worden overgeplant op de cultuur in het algemeen. De opgesomde eigenschappen zijn allemaal formeel: het gaat om de goede vorm. Juist deze formele eigenschappen dreigen verloren te gaan in een cultuur, waar het vooral om ‘de kaakjes’ te doen is. Het is zelfs zeer verleidelijk deze formele eigenschappen eens over te plaatsen naar het rijk van de politiek en politici, en het politieke bedrijf te beoordelen vanuit de manier waarop politiek bedreven wordt. Calvino's eigenschappen brengen tenslotte ook kwaliteit aan in de wereld, waar kwantiteit de voornaamste aandacht naar zich toe trekt. Welke kwaliteiten zouden kunnen worden toegevoegd aan het politieke bedrijf?
In de politiek in het algemeen en bij de kabinetsformatie in het bijzonder gaat het vooral om de inhoud van beleid. ‘Harde’ afspraken moeten worden gemaakt over de controversiële punten. Bij dit spel met de macht gaat vaak maar weinig aandacht uit naar de vorm. Men vergeet de lichte toets. Omwille van de macht vergeet men de eigen principes (consistentie). Macht dooft de fantasie en verhoogt omwille van het machtsbehoud de vaagheid. Het is opmerkelijk dat een politicus die zich al lange tijd zorgen maakt om de kwaliteit van het politieke bedrijf, Hans van Mierlo, vrij snel buiten spel gezet is in dit formatiespel. De specifieke combinatie van vorm en inhoud bepaalt mede de kwaliteit van de politiek. Het crisisgevoel in politiek en cultuur, dat telkens weer wordt verwoord, zou met de verwaarlozing van de formele eigenschappen van het maatschappelijk handelen en van het politieke bedrijf - de kwaliteit, de zorg - te maken kunnen hebben.
Zolang iedereen in afwachting is van de uitkomsten van het kabinetsformatiespel, zou het een nuttige vingeroefening kunnen zijn om zelf te gaan meeformeren in de
| |
| |
vorm van memo's aan de minister-president. Een eigen formatiespel, in huiskamer of kroeg te spelen als een gezelschapsspel, waarbij de opdracht luidt:
‘Welke van de zes door Calvino benoemde culturele waarden moeten worden gekoppeld aan welk inhoudelijk probleem dat hoog op de agenda van de toekomst staat?’
Het interessante van deze ongebruikelijke formatie-opdracht is de veelheid van mogelijke antwoorden. Bij zes formele eigenschappen en zes inhoudelijke problemen zijn al zesendertig verschillende formaties mogelijk. Bij meer inhoudelijke problemen stijgt het aantal mogelijkheden. Hoe zou bijvoorbeeld de huidige (of een denkbeeldige) minister van Financiën de koppeling maken? Ik vermoed dat hij de eigenschap ‘vaart’ zou koppelen aan het probleem van het terugbrengen van het financieringstekort. Precisie aan het uitgavenbeleid van de ministeries. Zichtbaarheid aan het probleem van de inkomensverhoudingen: de verschillen moeten zichtbaarder (gemaakt) worden. Lichtheid wordt misschien wel gekoppeld aan het milieu: ‘ach, het valt wel mee, al die verhalen zijn wat overdreven.’ Meer-zinnigheid wordt toegekend aan het innen van de belastingen en de consistentie ten slotte zou kunnen worden gekoppeld aan de uitvoering van het sociaal zekerheidsstelsel. Bij wijze van voorbeeld. In plaats van mijn jaarlijkse commentaar op de Troonrede heb ik aldus dit keer eenzelfde vingeroefening gedaan, die de volgende zes memo's voor de agenda van de toekomst opleverde.
| |
Memo 1: vaart
Een van de eerste punten op de agenda is het wegwerken van de nare prop van de werkloosheid, die overgebleven is uit de daljaren 1983-1986. De werkloosheidsbestrijding wordt gekenmerkt door een driedubbele passiviteit: bij vele werkzoekenden zelf, bij bemiddelingsorganisaties en bij veel werkgevers. Iedereen wacht op iedereen. Kan deze cirkel van passiviteit niet worden doorbroken? Het belang van dit agendapunt staat buiten kijf: ongeveer 250000 langdurig werklozen willen tot diep in het jaar 2030 deel blijven uitmaken van onze samenleving. Kunnen ze zolang zonder werk blijven? Nee. Bovendien kan de samenleving hun inzet en werkkracht zeer goed gebruiken. Het is een mythe dat er geen werk meer is. Een van de achtergronden van het probleem echter is de verhouding tussen de arbeidskosten van de industriële sector en van de sectoren waar de produktiviteit minder goed gemeten en berekend kan worden. De gestandaardiseerde, op massaproduktie gerichte arbeid bepaalt de maatstaf voor loon en produktiviteit. Arme ziekenverplegers (en anderen), die zich ook rot werken, maar niet naar hun inspanning en verantwoordelijkheid betaald worden. Zou in de komende tien jaar de verhouding tussen de verschillende soorten arbeid (hoog-laag-produktief, massaal-handwerk, hooggeschoold-laaggeschoold, mechanisch-verzorgend) niet aan een drastische herziening en doordenking kunnen worden onderworpen? Is een verlaging van de arbeidskosten de weg voor het herwinnen van ongeschoolde arbeidsplekken? Of zou daartegenover een radicale individualisering van de inkomens bij een krachtig bevorderde deelname van vrouwen
| |
| |
in het arbeidsproces een betere oplossing bieden? In elk geval wordt de agenda van de toekomst in Nederland nog steeds beheerst door de vanzelfsprekendheden van eergisteren. Kunt u wat vaart brengen in de gestolde opvattingen over werk en inkomen en wilt u daadwerkelijk het gestrande schip van de werkloosheidsbestrijding weer vlot trekken?
| |
Memo 2: lichtheid
De winsten van de ondernemingen zijn heerlijk gegroeid. De top van de samenleving heeft het weer goed (hebben ze het ooit slecht gehad?). De zichtbare opvallende consumptie neemt weer flink toe. Waar ligt de grens van de menselijke vergaarzucht? Ondertussen kijken de andere inkomens naar boven: een loonexplosie dreigt, waardoor de vaart in de herkregen voorspoed weer kan gaan verdwijnen. De onderkant van de samenleving is het wachten moe. Ze hebben immers ook het verhaal van die zeven magere jaren levenslang ingeprent gekregen. Gaat inkomen nu werkelijk boven zinvol werk? Zou het niet mogelijk zijn net als in de beginjaren vijftig - de tijd van de wederopbouw - de winsten uit de gezamenlijke inspanning van velen aan te wenden voor
a. | nieuwe investeringen al dan niet samen met de overheid; |
b. | verbetering van de scholing binnen de bedrijven; |
c. | geconcentreerde scholing van werklozen die een echte baan in het vooruitzicht gesteld krijgen; |
d. | winstdelingsregelingen, per bedrijf te organiseren? |
Voordat een definitief oordeel kan worden geveld over de inkomensproblematiek zou je meer en preciezer inzicht willen hebben in de feitelijke inkomsten per leefeenheid (legale-illegale inkomsten, formele-informele samenlevingspatronen, een-, twee- of drieverdieners). Het zicht op de feitelijke inkomensstromen is zo goed als verdwenen. Tweeverdieners dienen zich aan als de nieuwe rijken, die in alle statistische overzichten tot de top doordringen (ze gaan er nog meer op vooruit dank zij de operatie Oort). Maar komt dat niet mede door het feit dat de huidige salarissen nog steeds op een gezinsinkomen gebaseerd zijn, terwijl dit keurig christelijke uitgangspunt uit de jaren vijftig door steeds meer feitelijkheden wordt achterhaald? Is hier niet iets aan te doen, omdat anders de agenda van de toekomst beheerst blijft door de vanzelfsprekendheden van eergisteren?
| |
Memo 3: precisie
In de Troonrede staat: ‘aanpassingen van produktieprocessen en consumptiepatronen zullen nodig zijn.’ Ja, precies: alle mensen willen meer, maar zouden eigenlijk minder moeten willen. Minder reizen, meer wandelen. Minder vliegen, meer vliegeren. Minder aanschaffen, meer en langer goederen benutten. Dit spel van meer en minder wordt nog steeds beheerst door de ongeremde wereld van de reclame en sinds
| |
| |
kort de commerciële televisie. Waarom precisie gekoppeld moet worden aan de consumptie is nu juist omdat de systematische vaagheid in woord en beeld van de reclameboodschappen en onbestemde verlangens van zo goed als alle burgers (bijna niemand uitgezonderd!) blijven bestieren. Als preciezer zou kunnen worden geformuleerd waarom we iets wel of niet nodig hebben, gaat veel van de overbodige aantrekkelijkheid van de moderne wereld verloren. Maar ook hier speelt de erfenis van de naoorlogse periode mee. Het beloofde geluk gemeten in kwantiteit: meer, groter, beter, sneller. Is groei niet de grondwaarde van de naoorlogse samenleving geweest? Is het werkelijk mogelijk de consumptiepatronen om te buigen in een selectieve richting? Selectieve consumptie als component van selectieve groei is prachtig, maar hoe is zo'n evenwicht te bereiken zonder een op selecte manier ingrijpende overheid?
Na zeven magere jaren vragen objectieve omstandigheden om zeven sobere jaren: mik bijvoorbeeld op het welvaartspeil van de late jaren vijftig, mik op een stationair bevolkingspeil, verhoog alle prijzen voor niet-vervangbare energie tot de werkelijke kosten voor de verbruiker en probeer zo de eerste dertig jaar van de eenentwintigste eeuw te halen. Of schrap anders de toekomst van de agenda.
| |
Memo 4: zichtbaarheid
In het verlengde van de zo benodigde precisie in de behoeftepeiling zou het kunnen helpen, wanneer de nu zo onzichtbare bedreigingen van de natuur concreet gestalte krijgen. Wat gebeurt er in onze bodem? Is de vis nog wel te eten? Welke onzichtbare wolken bedreigen de zichtbare steden? De wetenschappelijke fantasie van de natuurkundigen, biologen en ecologen kan worden aangeboord om ‘het onvoorstelbare’ voorstelbaar te maken. De causale verbondenheid van het sociaal aangemoedigde en goedgekeurde gedrag met de afvalproblematiek kan met enige moeite worden vastgesteld. De wens om een prestigieus tafelblad van tropisch hardhout aan je bezoekers te presenteren leidt in een ingewikkeld patroon van handelingsgevolgen tot het bevorderen van ontbossing. De hamburgercultuur in de winkelcentra van alle grote steden ter wereld leidt met aanwijsbare tussenstappen tot de veestapels van Latijns-Amerika, waarvoor bossen worden verbrand. De precisie in het letten op de noodzakelijkheid van behoeften en in het opmerkzaam worden voor de gevolgen van het individuele handelen, wordt bevorderd door de levendige beschrijving van de planeet aarde als een geheel. Zoals ooit het befaamde westerse arbeidsethos is ontstaan, zo zou nu een westers milieu-ethos met zijn publieke informele dwang moeten ontstaan.
Het Nationaal Milieubeleids Plan is slechts een eerste stap van een voettocht voor het milieu. Het is onwaarschijnlijk dat de consumptiepatronen in één kabinetsperiode zichtbaar zullen veranderen. Het gaat bij dit probleem om de lange adem en het vastberaden inzicht: stel een termijn voor het terugdringen van de auto: vijfentwintig procent in vijf jaar, halvering in tien jaar. Veel te weinig volgens de wetenschappelijke deskundigen, veel te veel voor de gelukkige en nuttige autobezitters. Zou een commissie zichtbaar kunnen maken dat zeven sobere jaren best gelukkige jaren kun- | |
| |
nen zijn, sterker zelfs: ergere ongelukken zouden kunnen voorkomen?
| |
Memo 5: consistentie
Consistentie is wel de laatste eigenschap die je aan de politiek kan toeschrijven. Dit is gemakkelijk te verklaren uit de pressie van groepen van burgers, die nu eens dit wensen, dan weer dat. Als fietser ergert men zich aan automobilisten, als automobilist ergert men zich aan fietsers, en zo is het ook met zoveel politieke onderwerpen: men eist meer geld voor de bestrijding van criminaliteit, maar de eigen verplichtingen jegens het juridische normbesef worden gemakkelijk vergeten. De meeste mensen zijn legalistisch ingesteld waar het het gedrag van anderen of de verplichtingen van de overheid betreft, maar zijn merkwaardigerwijs juist niet legalistisch als het het eigen gedrag jegens anderen of jegens de overheid betreft (hoe zit dat met de belastingmoraal?). Aan de precisie in het zich aan de regels houden gaat de consistentie in wereldbeeld en maatschappijbeschouwing vooraf. Zouden politieke partijen niet bij uitstek de organisaties zijn, die de consistentie zouden kunnen bevorderen door beredeneerd weerstand te bieden aan de georganiseerde druk van de burgers? Het ontbreken van burgerschap in de zin van een consistente betrokkenheid bij het wel en wee van de politieke gemeenschap is geen onderwerp dat hoog op de agenda van de toekomst prijkt, maar het bevorderen van zo'n burgerschap zou veel onderwerpen op die agenda iets gemakkelijker doen afhandelen.
| |
Memo 6: meerzinnigheid
De politiek staat bekend om de dubbelzinnigheid: nooit zeggen wat je werkelijk denkt of meent, altijd rekening houden met de mogelijke effecten op het gedrag van de kiezers of van je politieke tegenstanders. Zo'n soort dubbelzinnigheid, wat meer een aangeleerde onechtheid is, wordt niet bedoeld met de eigenschap meer-zinnigheid. Meer-zinnigheid is de erkenning van de veelvoudigheid van interpretaties en van de (voorlopige) geldigheid van die verschillende interpretaties. Interpretaties van wat ook: de grondwet, de woorden van de wet, het vraagstuk van de vrijwillige levensbeëindiging, van de koppeling van lonen en uitkeringen, van de noodzaak van commerciële televisie, etcetera. De meest concrete vorm die meer-zinnigheid als kwalitatieve eigenschap in de politiek kan krijgen is het parlementaire debat waarin alle argumenten en standpunten grondig tegen het licht worden gehouden. Partij-discipline en een vastgesnoerde binding van individuele parlementsleden aan een regeerakkoord verhinderen dat alle standpunten serieus aan bod kunnen komen. Een brede coalitie bevordert een vrijere opstelling van individuele kamerleden veel meer dan een coalitie van de helft plus een. Meer ‘vrije kwesties’ kunnen in een spannende dialoog tot parlementaire beslissingen leiden, die door deze procedure maatschappelijk gezag krijgen. Het tanende gezag van de politiek in het algemeen, is gebaat bij de beoefening van het politieke ambt in de geest van meerzinnigheid: geen mening is
| |
| |
heilig, alle meningen moeten worden gehoord en bergen een kern van redelijkheid in zich. Met dit laatste memo wordt het politieke bedrijf zelf als probleem op de agenda van de toekomst opgevoerd. Het is niet het meest urgente probleem op die agenda. Maar wel een probleem waarvan de spoedige en zelfkritische afhandeling de oplossing van veel urgentere maatschappelijke en politieke vraagstukken ten sterkste kan bevorderen. |
|