of mind’. Maken én breken is, kort samengevat, het devies van deze ideologie van de nieuwe maakbaarheid.
Het verschil tussen het kabinet-Lubbers I en II is dat bij de start van het eerste kabinet-Lubbers nog iets van een oproep tot nieuw elan en vitaliteit (het no-nonsensebeleid) aanwezig was, terwijl bij de start in 1986 al meteen een autoritaire commandosfeer ontstaan is (no-sense-beleid). Hoewel de minister-president zelf in een commentaar op de Miljoenennota zei geen ideologie nodig te hebben, is deze er wel degelijk. Het is een vorm van crisismanagement, dat typisch kan gaan worden voor de nieuwe maatschappijvorm, die - in die visie - zo snel mogelijk en zonder hindernissen moet worden nagestreefd. De nieuwe samenleving valt te maken door alle registers van technologische en economische vernieuwing open te zetten. Honderdvijftig miljoen gulden voor computers in het voortgezet onderwijs? Geen probleem, meteen doen (zoals ook gedaan is in de vorige kabinetsperiode). De nieuwste, duurste en meest geavanceerde wapens? Niet nadenken, niet discussiëren, meteen beslissen. Kerncentrales? Nou ja, even de golf van publieke zorg laten wegebben en dan meteen weer verder: op naar de 21e eeuw. Nederland moet inhalen.
Maar net als bij de projectontwikkelaars en de kortzichtige ontwikkelingsconsulenten, gaat deze maakbaarheidsfilosofie, waar de oude sociaal-democratische maakbaarheidsgedachte bleekjes bij afsteekt, gepaard met een afbraakproces in de naar hún beeld en gelijkenis om te vormen maatschappelijke velden: onderwijs, welzijn, gezondheid, cultuur. Het is geen wonder, dat enkele socialisten dit model maar al te graag overnemen.
Het afbraakproces levert echter een enorm verlies aan bestaande vitaliteit en humaniteit op vele plekken in de samenleving op. Vele mensen worden gebruskeerd, gefrustreerd, gedemotiveerd en gedesoriënteerd, verward en woedend en ten slotte volledig onverschillig. Deze onverschilligheid uit zich feitelijk in alle soorten ontwijkingsgedragingen en de vanzelfsprekendheid waarmee oude normen in hun gedrag dan ook maar overboord worden gezet in de kleine dagelijkse leefwereld: kleine criminaliteit, kleine tot grotere belastingontduiking, de kantjes ervan aflopen, zorgeloosheid voor de omgeving en voor elkaar.
De nieuwe klasse krijgt inderdaad de gewenste maaksels: nu begint bijna iedereen te graaien en elkaar weg te duwen voor de volgende voordeelbrengende of nadeelvermijdende slag. Iedereen moet elkaar in elk geval een slag voor zijn en aldus verdwijnen de laatste resten solidariteit. Zowel de solidariteit onderling als de inzet en de solidariteit voor een groter geheel, samenleving geheten. Niemand is meer bereid één stapje harder te lopen. De zorgzame samenleving van de christenpolitici Deet-, Brink- en Bukman wordt effectief omgesmeed tot de naar elkaar trappende en elkaar in haast en angst vertrappende troep kleine wolven. Dit is de achterkant van het gelijk van de nieuwe maakbaarheidsfilosofie.
Mijn stellingname aan de vooravond van de Algemene Beschouwingen (1986) is niet primair sociaal-economisch, maar met opzet sociaal-cultureel: wil men de schijnbaar onafwendbare komst van een economisch en technologisch geavanceerde samenleving van de komende vijftig jaar fatsoenlijk en effectief begeleiden, dan is het absoluut noodzakelijk dat alle vitale en humane krachten, die in onze samenleving