harde kern van de armoede. Hoe gaat het in Nederland? Volgens gegevens van het ministerie van Sociale Zaken moeten er in Nederland 635000 personen rondkomen van één minimum-inkomen per huishouden. Het bestaansniveau van deze groep is recentelijk verschillende keren onder de aandacht van de politiek gebracht.
Ten eerste was er het protest van de directeuren van gemeentelijke sociale diensten tegen de maatregelen van de regering in juli j.l. Zij baseerden zich onder andere op het rapport Minima zonder marge. Wanneer uitvoerende ambtenaren, die veel dichter bij de werkelijkheid staan dan de landelijke beslissers, ernstig overwegen hun taak bij de uitvoering van democratisch genomen wettelijke maatregelen niet of niet volledig uit te voeren, dan is er wel wat aan de hand. Hoewel ik vind dat bestuurlijke ongehoorzaamheid in vredestijd niet geoorloofd kan zijn, moet het signaal uit die hoek niet worden verwaarloosd.
Ten tweede vermeldt het recente rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau het gegeven dat langdurig werklozen, vooral boven de vijftig jaar, steeds verder weg zakken naar een niet meer aanvaardbaar bestaansniveau. Hier wordt de dreigende polarisatie van de samenleving al aangekondigd.
Ten derde heeft het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting in een nauwkeurig onderzoek van de huishoudboekjes van de minima vastgesteld, dat de echte minima maandelijks zo'n driehonderd gulden tekort komen.
Ten vierde geeft de Atlas van de Minima duidelijk aan waar het geld van de bijstandsontvangers naar toe gegaan is, namelijk naar verhoogde energielasten, waardoor er steeds minder overblijft voor andere zaken. De atlas geeft ook een opsomming van de dingen waaraan zij steeds minder kunnen besteden: vakantie, weekenduitstapjes, vervoer naar familie, kleding en schoeisel, aanschaf en reparaties van huishoudelijke apparaten, meubilering en stoffering, boeken, cadeautjes, kranten, tijdschriften, rookwaren, drank en snoep.
Ik geef dit beeld zo concreet mogelijk, zodat ieder deze situatie zelf met meer of minder ethisch beladen termen kan beoordelen. De vraag of er anno 1984 armoede heerst in Nederland, ja of nee, is niet de belangrijkste te beantwoorden vraag. Met nog meer economische tegenspoed is het niet ondenkbaar dat het welvaartspeil nog weer verder omlaag zal zakken, en in dat licht wordt het al gauw demagogisch om nu reeds de absolute armoede af te kondigen. Maar waar het vooral om gaat is dat met voortzetting van de huidige politiek ten aanzien van het minimale bestaansniveau, de werkelijke armoede en omvangrijke armoedegetto's van de jaren negentig worden geschapen. Amsterdam zal dan in 1992 echt op Los Angeles lijken met de trieste en uitzichtloze aanblik van vele gekleurde daklozen, verslaafden in nog grotere aantallen, jeugdbenden in nog grotere aantallen, criminaliteit op het niveau van Los Angeles en Chicago en kinderen die dan werkelijk zonder voedsel naar school gaan.
Door de afhankelijk makende bureaucratisering van de ‘minima’ worden de drie structurele kenmerken van de armoede voor de komende decennia in Nederland opnieuw gecreërd (ze zijn in de literatuur alom bekend, maar kennelijk niet voldoende doorgedrongen tot het bewustzijn van politici):
selectiviteit - het betreft steeds bepáálde groepen uit de samenleving, met name de gekleurde groepen en de niet- of laaggeschoolden;